De Straf der Middelmaat Nieuw uitzicht is geopend VOOR GOD EN DE NATIE WACHTEN IS DIT WAAR? HONDENPRAAT wiïk OP DE KAART IS ALTIJD EEN WEG ja Si S Kinderhoes t Uit het dagboek van een aalmoezenier ZATERDAG 30 OCTOBER 1954 PAGINA 7 p >4»* tl 4 fe 4 vf ,T% U "V -< HU W,/, Antwoord aan Aalmoezenier Helmer KI 'V Sflilillllf WANNEER ZAL ER DAN IETS VER ANDEREN? 5 SSuï^fl 1° 'n Russisch tijdschrift stonden, nog niet lang geleden, de volgende diepe volzinnen te lezen: „wetenschap en godsdienst slui ten elkaar uit als dag en nacht., de dwaasheid van de godsdienst springt ie dereen in het oog.. De godsdienst ont kent voor de mens de mogelijkheid om de wereld te kennen, daar deze gescha pen is door God en Gods wegen onna speurbaar zijn." Hiermede is de gods dienst met enkele woorden van de baan. Arme godsdienst! Of bent u het er niet een heel klein beetje mee eens? Kijk eens rondom u en moeten we dan niet heggen, dat overal waar de technische beschaving veld wint, de onkerkelijkheid toeneemt? Neem b.v. onze industriecen tra. Daar liggen de problemen hetzelf de. Hoe moeten we dit verklaren? Laten we eerst even ingaan op het argument, dat het communisme geeft, om de dwaas heid van de godsdienst aan te geven. De christenen houden, dat God de wereld geschapen heeft. Welnu: Gods wegen zijn onnaspeurlijk. Dus de wereld is onna speurlijk. Voelt u, waar de fout zit? Ei genlijk had de conclusie moeten luiden: dus we weten niet, wat God met de we reld voorheeft, wat zijn plannen met de wereld zijn. Veronderstel, dat we dat eens aannemen, dan is er nog geen bewijs £c- leverd, dat de wetenschap en de gods dienst elkaar uitsluiten als dag en nacht. Al weten we Gods plannen met de we reld vanuit ons natuurlijk verstand niet, we hebben daarom nog wel inzicht in de wereld. Deze ligt voor ons; deze kunnen we exploreren en exploiteren We kunnen algemene wetten eruit afleiden en zo tot een wetenschap komen. Ik zie werkelijk met de beste wil van de wereld niet in, wat dit alles met de godsdienst te ma ken heeft, hoe dit tegen de godsdienst zou zijn. Iets anders zou het zijn: als een of andere godsdienst het beoefenen der wetenschap zou verbieden. Dit is bij de christelijke godsdienst zeker niet het geval. Dit alles is gemakkelijk beweerd en zg. bewezen. Maar zo kan ik alles bewijzen. Dan nog iets: Gods wegen zijn onnaspeurlijk, zo staat er geschreven. We weten dus niet met ons natuurlijk ver stand wat God met de wereld, welke Hij geschapen heeft, eigenlijk voorheeft. Van de andere kant weten we dit als gelovi ge wel, omdat God ons dat geopenbaard heeft: alles is er voor de uitverkorenen, opdat wij de aarde zouden bewonen en ons er ons eeuwig geluk zouden bewer ken. Wat heeft het communisme daarop te zeggen? Voor een communist is er alleen een stoffelijke wereld. Maar dan is alles ook hiermee uitgeput. Ook de mens is niet meer dan stof, dus niet meer, dan wij aan een dier toe schrij ven. Hij wordt geboren, groeit tot vol wassenheid en sterft. Dat is dan ook weer alles. Het menselijk leven heeft dus geen zin, heeft geen doel. De mensen zijn er zo maar en gaan zo maar dood. Het heeft geen zin; niets heeft zin. Alles is even dwaas dat meent u zeker niet, dat is onzin. Zouden communisme en echte, onbevooroordeelde wetenschap daarom elkaar niet veel meer uitsluiten? U zult natuurlijk zeggen: Het is toch een feit, dat juist in industriegebieden vele mensen afvallen van het geloof? Goed, laten we dat toegeven. Maar waar is dat aan te danken? Toch niet hieraan: 5i#ii Op 1 en 2 November verwijdt zich het perspectief van de gelovigen, val len de grenzen van de wereld weg, beleven we op een felle wijze de ge meenschap der Heiligen, ook en juist met diegenen, die ons zijn voorge gaan en in Christus rusten. Nu wor den we ons bewust van het christe lijke leven in zijn eigenlijke uitbloei en zijn diepste consequenties. Onze gedachten gaan naar de hemel en zijn heiligen, maar zo vaak nog meer naar 't vagevuur, die toestand, waar in misschien velen van onze vrienden en familieleden zich bevinden. Er wordt elk jaar op deze dag een mach tige hulporganisatie op touw gezet, om hier te helpen waar we kunnen helpen. Maar het is ook goed, om zich in deze dagen tegen de achter grond van deze toestand, te bezinnen over zijn eigen leven en de hoge eisen, welke eraan gesteld worden. Wat nu deze afgestorvenen zijn, kun nen wij ook in de toekomst worden. Moeten we niet zeggen, dat het vage vuur de straf is der middelmaat, van zovelen, die het christelijk geloof wel beleefd hebben, maar niet met die radicaliteit, welk God van ons vraagt, de radicaliteit der liefde? Is het va gevuur als het ware niet de straf van de Liefde, welke zo vele christe- men niet hebben beleefd in haar gan se felheid. Christus heeft eens ge zegd en we kennen allen zijn woor den, die al tot cliché zijn geworden: Ge moet de Heer uw God liefhebben met GEHEEL uw hart, met GEHEEL uw verstand, GEHEEL uw ziel, met al Uw krachten. Wat het Christen dom eist, is juist dit „ALLES" van de mens. Een middelmatig christen is als het ware een vierkante cirkel. Eigenlijk sluit dit elkaar uit. De gloed van de liefde kent geen rust, kent geen burgerlijke tevredenheid, maar is een kracht, welke de chris ten almaar voortdrijft. Als ooit de middelmaat de burgerlijkheid uit den boze is, dan is dat in het waarach tige christelijke leven: Dit is waar achtig leven. En het heeft soms de schijn, dat als er ergens middelmaat heerst, verdovende rust, het juist is in het Katholieke kamp. Wat zijn we toch tevreden, als we geen brand kasten opengemaakt hebben, andere mensen niet naar het leven staan, het huwelijk nogal goed beleven. We weten dan waarachtig niet, wat we zouden biechten. Er valt ons werkelijk niets in. Hier is blijkbaar de norm niet het Evangelie met zijn grootse, heroische eisen, maar een middelma tige bekrompen opvatting van: als we maar niet in grote punten zondi gen. Overal rondom ons zien we een wereld in opstand, ervaren we de radicaliteit van de nieuwe stromin gen, welke de jonge mensen fasci neren. Ik denk hier aan 't humanis me met zijn aanhangers, aan de ge tuigen van Jehova, aan het commu nisme, dat zich ondanks tegenwer king, bespotting enz. onweerstaan baar opdringt en waarvoor velen hun leven geven. En dan die heerlijke, afschuwelijke rust in het Katholieke kamp, die rust van: jongens, we zijn er; we hebben de waarheid; we dan ken God, dat we niet zijn zoals die anderen. Nemen jullie het Evangelie dan nooit eens voor je, sla je het nooit op, tracht je nooit het nu eens ernstig te lezen en het ernstig te nemen? Moeten we altijd wachten, tot het te laat is en dan aan den lijve ondervinden in het vagevuur, hoe ver we ten achter zijn gebleven bij het heilige, dodelijk-ernstige ide aal, dat de Heer ons voortdurend voorhoudt? We verontschuldigen zo gemakkelijk onze kleine fouten en zeggen: die zijn ons ontsnapt, dit heb ben we maar half-vrij willig gedaan. Dat kan natuurlijk waar zijn, maar ik zou u willen vragen: hebt u wel eens hieraan gedacht: we hebben als taak van God gekregen ons le ven op te bouwen en te harmonise ren en te brengen onder de christe lijke Liefde. Op een bepaald moment van uw leven, had u al veel verder moeten zijn, hadden bepaalde fouten u niet meer mogen ontsnappen, had de gloed van de liefde veel verder doorgedrongen moeten zijn. Goed, men kan misschien zeggen: deze fout is me ontsnapt; ze was slechts half vrijwillig. Maar dat u nog niet ver der was, dat de fout u kon ont snappen, is een verzuim van uw kant omdat u niet radicaal genoeg bent geweest. Allerzielen is een dag van christelijk medelijden en medeleven, maar ook een dag van diepe ernst voor u, een dag, die u herinnert aan de radicaliteit van de liefde, van de hoge eisen, welke aan de christenen worden gesteld. II.B. Absoluut Koningschap Het is zo gemakkelijk gecon stateerd, dat er een scheiding bestaat, een noodlottige scheiding tussen geloof en leven Het wordt met evenveel gemak geaccep teerd. Zonder enig protest. Maar de consequenties worden elke dag veelvuldiger en de scheiding groeit. Bijzonder sterk voelen wij „de afstand" op feestdagen als wij nu gaan vieren: 't feest van Christus- Koning; 't feest van Allerheiligen. 't Koningschap heeft in onze tijd veel aan waarde verloren. Maar in de oud-testamentische visie beteken de het een absolute heerschappij, waarop geen controle bestond. In de meest absolute zin komt dit koningT schap toe aan de Zoon van God, dia met de Vader het onmiddellijke, op perste en onbeperkte gezag bezit over de gehele schepping. In meer eigen lijke zin noemen wij Christus de Ko ning der wereld, omdat Hij door Zijn Menswording het Goddelijke met het alsof Godsdienst en wetenschap elkaar zouden uitsluiten? We kunnen in onze ka tholieke streken industriegebieden vin den, waar slechts een kleine percentage onkerkelijk is; ik denk aan 't Brabantse industrie gebied en de mijnstreek dat is dus een feit hiertegen. En ga eens na: waarom vallen in industriegebieden zove len af: is dat niet om de slechte levens omstandigheden of omgekeerd door een zo grote luxe, dat men geen voeling meer heeft voor culturele, geestelijke en godsdienstige waarden? Godsdienst eist hoogstaande mensen. Waar omwil le van omstandigheden de mens niet kan uitgroeien, zal het geloof kwijnen. Het communisme leeft als het ware van de afval producten van onze beschaving. Maar zovele geleerden zijn immers on godsdienstig? Hier kunnen we op ant woorden: wat noemt u geleerden? Alleen technici ,of ook wijsgeren enz? Als de we reld alleen maar stof zou zijn, dan zou zeker alleen de technicus de geleerde zijn. Ik kan me voorstellen, dat de studie van de exacte wetenschappen de menselijke gezichtskring verengt zodat de mens alleen maar getallen, en maten ziet, zo dat hij geen oog meer heeft voor andere dan nuttigheidswaarden. Maar dat is een verarming. Er is nog meer: er is het ware, het goede, het schone, het hei lige, de godsdienst: er is behalve techniek ook nog beschaving. Verder wijs ik u op zovele geleerden- en niet de geringsten welke gelovige christenen waren zovele uitvinders, inge nieurs, medici enz. U kent er ook velen uit uw eigen omgeving. Het is niet zon der diepe zin, dat de wetenschappen juist altijd geboeid hebben in Europa en wel gebloeid hebben onder inspiratie van de Kerk. Juist het werelddeel, dat van chris telijke huize is heeft een zo ontwikkelde wetenschap op elke gebied. Dat geeft te denken. Zo ziet u hoeveel slakken we kunnen leggen op één argument van het communisme. We kunnen zelfs de rollen omdraaien en het communisme verwijten dat het per se niet samengaat met echte wetenschap en wijsheid. H. B. i Advertentie) Bedenk,dat uit een onver zorgde kinderhoest een zwakke borst kan overblijven. Beschcriv) Uw kleine met -SIROOP» (AKKER „Door gebrek aan voeten komen wij aan voetballen nooit toe", aldus Hond een dezer nazomerse dagen, „maar ik volg toch met zekere be langstelling wat er in de menselijke voetbalwereld gaande is. Wat ik eer gisteren in de krant las over het con flict tussen wat jullie noemen de N.B.V.B. en de K.N.V.B. en over die liefdadigheidswedstrijd voor de Vluchtelingen, die de N.B.V.B. niet mag spelen van de K.N.V.B., heeft me ervan overtuigd, dat de voetbalmen sen hun problemen weten op te trekken tot een niveau, waarop ze dieper betekenis en perspectief krij gen. Als ik op deze gedachte nog even mag doorkwispelen: er is klaar blijkelijk geld nodig voor de nood van millioenen mensen, 'n Aantal knapen wil 'n gedeelte van dat geld bij elkaar trappen, 'n Aantal andere knapen zegt: nee, dat zal niet gebeu ren want wij zijn hier de enigen, die officieel tegen een bal mogen trap pen! Daar heb je dan 't conflict, dat natuurlijk nooit door mensen kan worden opgelost, zolang ze de kwestie „officieel trappelt of helemaal niet trappen" belangrijker achten dan de kwestie-„vluchtelingen helpen of la- om 't nu maar 'ns hele maal "in menselijke woorden te zeggen. Er is heb ik bedacht, eigenlijk 'n u, „a nodig, om uit de ïm- verstandige Daarom kom ik met passé te geraken. Daarom ».r, 1 L... de N.B.V-B. en de K.n.v.d op 't voetbalveld uitvechten in eerlijke wedstrijd, waarvan e brengst ten goede komt aan de v u telingen. De wedstrijdleiding moe dan in poten worden gegeven aan een neutrale hond (ik wil mezelf niet °P dringen), die als scheidsrechter kan zorgen dat 't conflict alléén in het voetballen wordt uitgevochten. Pro pagandistisch kan het van waarde zijn een hond als arbiter aan te kon digen. Dat trekt altijd mensen, zoals mensen altijd honden aantrekken. Het zal 'n pittige wedstrijd worden, duizenden zullen ervan genieten en millioenen zullen er door geholpen worden. Het zal de N.B. en de K.N. van de V.B. dichter bij elkaar bren gen- Het zal tot resultaat hebben, dat door 't simpele optreden van 'n hond de mensen minder honds tegenover elkaar staan In het Juni-nummer van G-3 heb ik indertijd betwijfeld of er zomaar een oplossing kan worden gegeven voor het probleem van de futloosheid die heerst bij de werkers in een modern grootbe drijf en die m.i. wordt veroorzaakt door de structuur van de werk-gemeenschap Wij zien bijvoorbeeld in het leger, dat een hardnekkige lusteloosheid zich van de soldaat meester maakt, hoezeer de legerleiding ook tracht aan dit euvel het hoofd te bieden. Ik heb betoogd dat er in het moderne grootbedrijf een aantal invloeden werken vanuit de structuur van het instituut, die de persoonlijke betrok kenheid bij het werk en bij de werkers onderling zozeer doen kwijnen, dat er een soort geestelijke verlamming onstaat, een soort narcose van verveling waar velen niet meer uit kunnen komen. De wil im mers is aangetast. Er zijn er niet wei nigen, die zelfs geen genezing meer kun nen willen. Op deze pagina twee weken geleden rea geert pater Helmer op dit artikel. Hij betoogt, dat er voor dit probleem wel de gelijk een oplossing bestaat, namelijk de gemeenschaap der geheiligden. Die geeft ons het besef dat wij ergens voor deugen. Ik zou wensen dat pater Helmers op lossing opging. Als ik dat moet betwijfe len doe ik dat op de grond van een aan tal aanwijsbare psychische remmingen in de betrokken mensen, die een verwerke- ling van die bewustwording van de ge meenschap in Christus, juist belemmeren Toen wij bij de najaarsmanoeuvres de opdracht kregen op te rukken van stad A naar stad B leek de oplossing van dit vraagstuk eenvoudig. Wij bogen ons over de kaart en zagen een weg die A met B verbond. Maar toen wij eenmaal op weg waren gegaan stonden we na enkele ki lometers rijden voor een brug met een bord erbij „opgeblazen". De oplossing i bleek in de practijk te worden ondergra ven door een hindernis. Nu kwam er een andere vraag: wat is de oplossing in j deze nieuwontstane situatie, dus: hier en nu? Hoe krijgen wij zo vlug mogelijk de genie hier om deze kapotte brug door een andere te laten vervangen? Iets dergelijks speelt'zich af, geloof ik, wanneer wij voor de futloosheid in het moderne grootbedrijf als oplossing geven de gemeenschap der geheiligden. Natuur lijk: dat is een richting. Maar voor ik die richting kan kiezen zal ik toch eerst de belemmeringen moeten wegnemen die het kiezen zelf onmogelijk maken en ook de bewustwording van een dergelijke waarde beletten. Ik zou willen zeggen, de oplossing van pater Helmer moest een oplossing kunnen worden. Maar hoe? Hoe maak ik mij nu deze waarde bewust als ik verkeer onder de narcose van de lusteloosheid? Is het niet pijnlijk tegen een lamme te zeggen dat er voor hem maar een oplossing is: lopen? Hij kan niet lopen! En de moderne massa kan in heel veel gevallen niet tot een andere levenssfeer geraken, tot een ander erva ren en ontmoeten. Het instituut waarin hij leeft belet hem eenvoudig de richting in te slaan die wordt aangegeven. Pres tatie-denken en verontpersoonlijking ver giftigen zijn geestelijke vermogens en hij is niet meer in staat de theoretische op lossing tot een existentiële te maken. Mijn vraag: hoe nemen wij de belem mering weg en het antwoord op die vraag gaan aan de oplossing van pater Helmer vooraf. Als het antwoord niet komt, komt er ook geen bewustwording. Maar ik weet geen antwoord. Ik weet wel waar [de stad B ligt. Maar ik weet niet hoe een brug te slaan. FONS JANSEN. menselijke heeft verenigd, door Zijn Verlossing de mens de hemel binnen leidt en zetelt aan de rechterhand van de Vader. Christus bezit in de meest eigenlijke zin de koningsmacht. Alles behoort Hem toe. „Toch heeft Hij, zolang Hij op aarde leefde er van afgezien dit eigendomsrecht uit te oefenen". En gelijk Hij eens het bezit en beheer van menselijke goe deren niet heeft geteld, zo liet Hij deze toen en laat Hij deze ook nu nog aan hun eigenaars over". (Ene. „Quas primas", van Paus Pius XI). Koning ben Ik. Daartoe ben Ik geboren en daartoe juist in de we reld gekomen om te getuigen voor de waarheid. Ieder die uit de waar heid is luistert naar Mijn stem". (Joh. 18, 36-37) Dit luisteren is de moeilijkheid Er zijn vele andere dingen waar wij naar luisteren. Alle dagen zijn er voor de „geluk kigen" onder ons de Beursnoteringen. Alle dagen is er 't nieuws. De grote actualiteit. Alle dagen worden wij via alle grote publiciteitsmiddellen uitgenodigd naar heel andere dingen te luisteren. De „grote actualiteit" heeft ons verward. De „kleine actua liteit" van ons eigen bestaan draagt er de sporen van. Elke huiskamer bergt vele proble men en moeilijkheden. Hier zijn het de zorgen om 't dagelijks bestaan. Alle uitgaven worden gewikt en ge wogen en 't eindeloos gepraat over 't geld maakt de sfeer in huis zo triest. Ginds is er de spanning tussen ouders en kinderen. Telkens duiken er weer nieuwe confKcten op, soms om nietigheden, maar de explosies zijn hevig. Elders is 't de zorg voor de gezondheid van een van de fami lieleden.'En alle dagen wordt 't ver loop van het ziekte-proces uiteenge rafeld. Zo zijn er talloze dingen, even talloos als er huiskamers zijn. En om vanuit deze kleine, maar zo be langrijke werkelijkheid van 't eigen leven te luisteren naar: „Zijn Stem" blijkt steeds weer bijzonder moeilijk te zijn! Door de Blijde Boodschap is een heel nieuw uitzicht geopend; een heel nieuw bestaan, dat op geen enkele manier is opgebouwd door de wereld, of door de wetenschap of de politiek, maar dat een nieuwe schepping is van God zelf. Voor elk mens is een levensdoel bestemd, dat ver en vol ledig uitgaat boven alles wat hij zich maar kan uitdenken. Hier op aarde is dan de gedoopte mens al opgeno men in een Goddelijke gemeenschap waardoor hij deel heeft aan 't Godde lijk leven wil. Maar nog moet hij tv »s*«s®s vechten dag-in dag-uit een harde strijd in groot onvoorwaardelijk ge loof. Op elk moment van het leven staat een geordend kerkelijk leven klaar om hem de telkens zo nood zakelijke steun te geven; via de sa cramenten, waardoor de verlossings kracht hem onmiddellijk toestroomt en via de prediking waardoor de Blijde Boodschap voortdurend in ac tuele, levende en aan de wisselende tijd aangepaste vorm wordt meege deeld, krachtens Goddelijk gezag. Bij het voortgaan van dit leven moet in de strijdende mens de hunkering groeien naar het einddoel, naar de zegepraal, naar de Goddelijke ont moeting. Om aan dit nieuwe bestaan deelach tig te worden, moet de mens zich openstellen. Wie zich open wil stellen voor de nieuwe werkelijkheid „moet zich los maken uit de begrensdheid van het natuurlijke bestaan om het komende tegemoet te gaan". (R. Guardini: „De Heer"). „ZIJ DIE ONS VOORGINGEN" Op het feest van Allerheiligen houdt de Kerk ons o.a. dit fragment van 't Lucas-evangelie voor: „Zalig zijt gij, die arm zijt, want aan U behoort het Rijk Gods. Zalig gij, die nu honger lijdt, want gij zult verzadigd worden. Zalig gij, die thans weent, want gij zult verblijd worden. Zalig zult gij zijn, als de mensen u haten, als zij u verstoten en be schimpen en uw naam verwerpen als een schande omwille van de Mensenzoon, verheugt u op die dag en verblijdt u: want zie, groot is Uw loon in de hemel". Zij die ons voorgingen in het teken van het Geloof hebben de nieuwe werkelijkheid gekozen; zij hebben zich losgemaakt van de dingen van de wereld; zij wisten te luisteren naar Christus' stem; zij waren uit de waarheid 't Dagelijkse leven is vervuld van talloze slepende kwesties, 't Lijkt dan wel uitermate moeilijk om de zin van Christus' woorden te verstaan. En ondanks talloze godsdienstige ge woonten verandert er maar weinig aan de werkelijkheid van dit dage lijkse leven: de gemengde verkering blijft; de slechte verhouding tussen ouders duurt voort; de testament kwestie houdt families van elkaar ge scheiden; het kwaadspreken gaat door; de angst voor ziekte blijft haar stempel drukken op 't gezin; de op standigheid vindt telkens nieuwe mo tieven; de weerzin om te gehoorza men groeit. Hangt dit misschien af van de ko mende volksstemming in 't Saarland? Of van de toelating van een souve rein en herbewapend Duitsland tot de West-Europese Unie en de NATO? Of zelfs wanneer er een oorlog los breekt tussen Oost en West? Neen, zelfs in de oorlog, zelfs in bezet ge bied, zelfs in schuilkelders zullen de zelfde spanningen blijven en hetzelf de egoïsme en de haat en de nijd en de jalouzie. Ook in een veranderde omgeving zal dezelfde zonde voort- vreten: de zonde van het altijd maar zich in beslag laten nemen door deze wereld. Hoewel wij gelóven verlost te zijn, gedragen wij ons als onver- losten. Zo is 't feest van Christus-Koning gevolgd door Allerheiligen voor ons als een bijzonder dringend appèl. 'n Werkelijke vernieuwing, waar we allemaal in ons hart zo vurig op hopen, kan alleen komen wanneer we ons bewust worden van onze Godde- Iijk-mooie kansen in het Koninkrijk Gods en wanneer we de voorwaar den accepteren, waarin alle heiligen, ieder op zijn of haar heel oorspron kelijke wijze, ons zijn voorgegaan. P. Wesseling CssR. Christus' absoluut Ko ningschap heeft waar schijnlijk nergens pak- kender verbeelding ge vonden dan in de p'aleise- lijke basiliek van Mon- reale Siciliëivaar de Verlosser als Arabisch Grootvorst vanuit de absis de armen strekt in een gebaar, dat het gul den interieur, versierd met Engelen, Heiligen en Bijbelse taferelen, schijnt te omvademen. Te S. 13 October Woensdag, Wat bezielt die jonge soldaat Enkele dingen geregeld. Aanstonds weer door naar M Daar lesgeven. Deze keer zal ik het mezelf makkelijk maken jk laat ze een vragenlijst invullen. Wé leven immers van enquêtes en statistie- Ken-aan-de-hand-van-enquêtes. De Statis tieken interesseren me in dit geval min- K r'., stuur de resultaten niet door aan 'T, aan een psychiatrische inrich- wïï kl W1.' er zelf wat. van leren en ik u antwoorden benutten voor een nn ppn n gesprek naderhand. Zo heb ik vnld er, rf pe manier twee lesuren ge- rterhoMrienrf mles~n v'nden het nog on- '.Hj't idee t® niet van mij S vindingrijke aalmoezenier, gedaan ervaringen mee heeft op- Van een paar groepen bij wie ik on langs deze methode heb toegepast heb ik zeer openhsi tige en pikante reacties ontvangen. Al zou het enige succes er van zijn dat zc,f..eens wat meer van dc jongens ga begrijpen, dan zou dit al belangrijk mogen heten. Want een van de meest voorkomende fouten van onze sa menleving is, dat we ons niet verplaat sen in de zieletoestand van hen met wie we samen leven. Is dit begrijpelijk, te excuseren is het zelden, en het minst bij ouders, opvoeders en leidinggevenden. Wat bezielt die jonge slungel, die voor me zit, met zijn lange zwarte haren, uit puilende ogen, vies snorretje en een mond die hij niet fatsoenlijk kan sluiten. Die sinjeur ernaast, die blijkbaar voor een komiek doorgaat, maar die in de les oervervelend kan doen door alsmaar de aandacht af te leiden? Die ander met dat wezenloze kindergezicht, die meer slapend dan wakend door het leven stun telt? Iedere mensenkop heeft een jeugd, een ontwikkeling, een geschiedenis. Je kunt je er op verscheidene manie ren vanaf maken. Je kunt het hele stel letje uitbukkemen, dat de ramen ervan rinkelen. In de trant van „koppen dicht! wie zei daar wat?" Je kunt je opwinden om hun gebrek aan opvoeding (wie draagt de schuld?), hun onbehou wenheid, hun onhandigheid. Inderdaad schijnt 20 jaar de leeftijd der onhandigen te zijn. Je kunt ook te zoetsappig optre den en er geestelijk onder gebukt gaan, dat je geen begrip ontmoet, dat al je inspanning vergeefs is, dat ze je niet „lusten", dat je nooit populair zult wor den Wanneer is een aalmoezenier ei genlijk populair? Ik heb me er in het begin nogal sappel om gemaakt, ik heb er zelfs dwaze fratsen voor uitgehaald. Steeds meer kwam ik tot de conclusie, dat populariteit niet door bombarie en krachtpatserij tot stand komt. Persoonlij ke belangstelling en toewijding, dat is het enige wat blijvende waardering oogst. De priester die beweert overal de ge vierde held te zijn, is waarschijnlijk op weg aan populariteit te verliezen (en aan naïviteit te winnen). De oplossing is ongekunsteld. Datgene wat je anders aan een vrouw had gege ven, dat geef je nu aan ieder die je te genkomt, met wie je een praatje maakt, naast wie je aan tafel zit. Als wij pries ters eens zoveel aan goed humeur en aan aanstekelijke gulheid bezaten, dat we er zonder enige comedie alle geestelijke mi graine van ons zelf en anderen mee in de kiem konden smoren! Lopen we door ons celibaat soms gevaar aan .nslievend- heid en doodgewone vriendelijkheid in te boeten? „Ge moet u tot elkander getrok- I iken gevoelen," zegt Sint Paulus. En van Jezus staat er dat onsterflijk-mooie woord „Hij keek hem aan, en Hij hield van hem' Dit was niet enkel liefde met een hoofd letter. Het was tevens de ongedwongen hartelijkheid van een gave mens. Als een Gabriel Marcel beweert, dat je door het aanbieden van een sigaret, van die meneer tegenover je in de trein een „gij" maakt in plaats van een „hij", dan wil daarmee niet worden gezegd, dat we er dan zijn. Het is nog maar een begin. In feite zal het vaak zo gaan: voordat we iets van de diepste aspiraties, de noden, zwakheden, kwetsbare plekken van onze overbuur hebben ontdekt, is de trein allang gestopt, zijn we het perron overgedraafd en lopen in een straat met vreemde mensen, die wij nooit een siga ret zullen presenteren. Terwijl menig romanschrijver, die zijn wereld kent, zich er niet aan waagt, zijn figuren anders dan aan de werkelijkheid te ontlenen, uit vrees de plank mis te slaan, zullen wij opvoeders ons verbeel den, dat we de psyche van de jonge sol daat hebben ontleed met enkele vage ter men als „jachtige mens van de 20e eeuw" „lusteloosheid", „geloofsafval". Wat dat sigaretten uitdelen betreft, het zou voor een aalmoezenier een koud kunstje zijn om op deze manier zieltjes te redden. Het kan het begin zijn van een toenadering. Maar wanneer volgt de rest? Geduld, misschien toch. Een keer op een avond als je een spreekuur lang ver geefs hebt zitten wachten en je juist je tas wilt pakken om weer op te krassen, komt „hij" binnen: „Kent U me niet meer? Ik heb U bij oefening Stofwolk ontmoet. Ik had toen met U willen spre ken, het kwam er niet van. U was met een jeep. U zag er vermoeid uit. U bood nog een sigaret aan." De maan scheen. Het was alsof ze een strijd aanbond tegen het moder ne prozïsche lampenschijnsel op de verkeersweg. We wachtten de fiets en ik op de bus. De eerste bus na achten zou, vol gens het busboekje, om acht uur vijf tien arriveren. Hoe uiterst nauwkeu rig zijn, worden en blijven deze tijdgidsjes, door mis- en onbekende geniën samengesteld. Wie heeft niet het volste vertrouwen in zo'n boekje! Welnu dan, ik was op tijd. Zo op tijd, dat ik moest wachten. Nu zijn er mensen, die de wacht- kunst niet verstaan. Anderen, met contra-aard van eerst- genoemden zijn door training en door zetten zover in die edele kunst ge vorderd, dat ze geduldig een kwar tier of nog langer hun ongeduld staan te bedwingen, (wat al gauw trappelen wordt) en zelfs nog de be leefde moed opbrengen naderhand te beweren, dat ze er helemaal niet lang stonden. Maar dan die derde soort! Och le zers zou dit niet 't slag mensen zijn, dat steeds de zo geprezen en toch zo moeilijk te vinden „gulden midden weg" neemt? Hun lijken de minuten uren toe, desondanks proberen ze, zonder resultaat overigens, niet onge duldig te lijken, houden dit hoogstens twee minuten vol let wel naar hun gevoelens een half uur en juichen iedere tijddodende afleiding van har te toe! Ik zat op de fiets tegen een hek geleund. Mijn blik werd gedwongen die kant op te kijken, waar een paar tje in het harde heldere lamplicht bezig was afscheid te nemen. Ik sloot m'n ogen, wilde niet indiscreet zijn. Ze kusten elkaar. Luid!! Zachtjes begon ik te neuriën; lek seg adieu wi twee we moeten schey- den". Ik had mijn ogen dicht. Kramp achtig! Maar het was zo moeilijk! O nee, niet om dat paartje maar juist door dat krampachtige. Ik zag me plotseling weer in de klas zitten, 't Licht was aan en door mijn wimpergordijntjes zat ik gefasci neerd te kijken, naar dat wonderlijk trillende licht, dat de klas zo onwer kelijk en toch ook weer zo vertrouwd maakte. Ik was het paartje verge ten. Ik zag weer dat licht. Honderden sterren zag ik verwazigen in dansen de, pinkelende, lichtpuntjes, 't Was als bij een tekening, waar de kleuren naar de kant geleidelijk lichter uit vloeien. Dit heldere licht spreidde zich vibrerend doorzichtig naar alle kanten uit. Vol schrik opende ik wijd de ogen, zag de sterren weer als sterren, de maan als maan en 't lamplicht als lamplicht. Een verbaasde en een tikje geïrri teerde stem van een heer op leeftijd gaf me 't gevoel over een niet opge merkte drempel te struikelen. Licht spottend voor mij sarcastisch vroeg hij, of het m'n gewoonte was mezelf met fiets te parkeren voor andermans hekjes? En mocht hij nu „astublieft" passeren? (met een be klemtoonde klemtoon op het voor laatste woord). En dat mocht. Ik duwde me af en reed de weg op. 't Was kwart over acht. De bus behoorde te komen. Of waren de goochelaars van tijden van aankomst en vertrek toch niet onfeil baar? Misschien was ik ongeduldig? Ik werd ervan gevrijwaard me dit allemaal te realiseren. Een vriende lijke maar heel besliste stem gelastte me af te stappen. „Er mankeert weer iets aan juffrouw". Met mijn gedul digste, onschuldigste, vriendelijkste en kwasi verontwaardidgste stem en blik vroeg ik: „Weer iets? Iets, bedoelt u zeker". En als een zwakke zonnestraal die poogt de mist te doorbreken drong de betekenis der woorden tot de agent door. Hij uitte zelfs iets van een excuus en maakte z'n lichtelijk valse beschuldiging goed, door zo lang aan het achterlicht te prutsen, dat het warempel weer scheen ook. Ik wachtte, terwijl ik wachtte. Op de bekeuring en op de bus. De eerste bleef uit, de tweede kwam. Twee zuchten van verlichting. De mensen stapten uit. Met koffers en actentas- sen. Ik bleef alleen!! Meewarige blik ken van zittende staande en lopende buspassagiers. Bij het licht van de lantaarn, dat tien minuten geleden zo onbarmhar tig 't scheidend paartje had besche nen las ik in het nietige post-scrip- tum: „KOM MET DE EERSTE TREIN NA ACHTEN". Al mijn on geduld, ergernis en zelfkennis uitte ik hardop; „Sufferd!!!!" Hard-kort R. Smits

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1954 | | pagina 7