De Straf der Middelmaat
Nieuw uitzicht is geopend
VOOR GOD EN DE NATIE
WACHTEN
IS DIT WAAR?
HONDENPRAAT
wiïk
OP DE KAART IS
ALTIJD EEN WEG
ja
Si
S
Kinderhoes t
Uit het dagboek
van een
aalmoezenier
ZATERDAG 30 OCTOBER 1954
PAGINA 7
p
>4»* tl 4 fe 4
vf ,T% U "V -<
HU
W,/,
Antwoord aan
Aalmoezenier Helmer
KI
'V Sflilillllf
WANNEER ZAL ER DAN IETS VER
ANDEREN?
5 SSuï^fl
1° 'n Russisch tijdschrift stonden, nog niet
lang geleden, de volgende diepe volzinnen
te lezen: „wetenschap en godsdienst slui
ten elkaar uit als dag en nacht., de
dwaasheid van de godsdienst springt ie
dereen in het oog.. De godsdienst ont
kent voor de mens de mogelijkheid om
de wereld te kennen, daar deze gescha
pen is door God en Gods wegen onna
speurbaar zijn." Hiermede is de gods
dienst met enkele woorden van de baan.
Arme godsdienst! Of bent u het er niet
een heel klein beetje mee eens?
Kijk eens rondom u en moeten we dan
niet heggen, dat overal waar de technische
beschaving veld wint, de onkerkelijkheid
toeneemt? Neem b.v. onze industriecen
tra. Daar liggen de problemen hetzelf
de.
Hoe moeten we dit verklaren? Laten
we eerst even ingaan op het argument,
dat het communisme geeft, om de dwaas
heid van de godsdienst aan te geven. De
christenen houden, dat God de wereld
geschapen heeft. Welnu: Gods wegen zijn
onnaspeurlijk. Dus de wereld is onna
speurlijk. Voelt u, waar de fout zit? Ei
genlijk had de conclusie moeten luiden:
dus we weten niet, wat God met de we
reld voorheeft, wat zijn plannen met de
wereld zijn. Veronderstel, dat we dat eens
aannemen, dan is er nog geen bewijs £c-
leverd, dat de wetenschap en de gods
dienst elkaar uitsluiten als dag en nacht.
Al weten we Gods plannen met de we
reld vanuit ons natuurlijk verstand niet,
we hebben daarom nog wel inzicht in de
wereld. Deze ligt voor ons; deze kunnen
we exploreren en exploiteren We kunnen
algemene wetten eruit afleiden en zo tot
een wetenschap komen. Ik zie werkelijk
met de beste wil van de wereld niet in,
wat dit alles met de godsdienst te ma
ken heeft, hoe dit tegen de godsdienst
zou zijn. Iets anders zou het zijn: als
een of andere godsdienst het beoefenen
der wetenschap zou verbieden. Dit is bij
de christelijke godsdienst zeker niet het
geval. Dit alles is gemakkelijk beweerd
en zg. bewezen. Maar zo kan ik alles
bewijzen. Dan nog iets: Gods wegen zijn
onnaspeurlijk, zo staat er geschreven. We
weten dus niet met ons natuurlijk ver
stand wat God met de wereld, welke Hij
geschapen heeft, eigenlijk voorheeft. Van
de andere kant weten we dit als gelovi
ge wel, omdat God ons dat geopenbaard
heeft: alles is er voor de uitverkorenen,
opdat wij de aarde zouden bewonen en
ons er ons eeuwig geluk zouden bewer
ken. Wat heeft het communisme daarop
te zeggen? Voor een communist is er
alleen een stoffelijke wereld. Maar dan
is alles ook hiermee uitgeput. Ook de
mens is niet meer dan stof, dus niet
meer, dan wij aan een dier toe schrij
ven. Hij wordt geboren, groeit tot vol
wassenheid en sterft. Dat is dan ook weer
alles. Het menselijk leven heeft dus geen
zin, heeft geen doel. De mensen zijn er
zo maar en gaan zo maar dood. Het
heeft geen zin; niets heeft zin. Alles is
even dwaas dat meent u zeker niet, dat
is onzin. Zouden communisme en echte,
onbevooroordeelde wetenschap daarom
elkaar niet veel meer uitsluiten?
U zult natuurlijk zeggen: Het is toch
een feit, dat juist in industriegebieden
vele mensen afvallen van het geloof?
Goed, laten we dat toegeven. Maar waar
is dat aan te danken? Toch niet hieraan:
5i#ii
Op 1 en 2 November verwijdt zich
het perspectief van de gelovigen, val
len de grenzen van de wereld weg,
beleven we op een felle wijze de ge
meenschap der Heiligen, ook en juist
met diegenen, die ons zijn voorge
gaan en in Christus rusten. Nu wor
den we ons bewust van het christe
lijke leven in zijn eigenlijke uitbloei
en zijn diepste consequenties. Onze
gedachten gaan naar de hemel en
zijn heiligen, maar zo vaak nog meer
naar 't vagevuur, die toestand, waar
in misschien velen van onze vrienden
en familieleden zich bevinden. Er
wordt elk jaar op deze dag een mach
tige hulporganisatie op touw gezet,
om hier te helpen waar we kunnen
helpen. Maar het is ook goed, om
zich in deze dagen tegen de achter
grond van deze toestand, te bezinnen
over zijn eigen leven en de hoge
eisen, welke eraan gesteld worden.
Wat nu deze afgestorvenen zijn, kun
nen wij ook in de toekomst worden.
Moeten we niet zeggen, dat het vage
vuur de straf is der middelmaat, van
zovelen, die het christelijk geloof wel
beleefd hebben, maar niet met die
radicaliteit, welk God van ons vraagt,
de radicaliteit der liefde? Is het va
gevuur als het ware niet de straf
van de Liefde, welke zo vele christe-
men niet hebben beleefd in haar gan
se felheid. Christus heeft eens ge
zegd en we kennen allen zijn woor
den, die al tot cliché zijn geworden:
Ge moet de Heer uw God liefhebben
met GEHEEL uw hart, met GEHEEL
uw verstand, GEHEEL uw ziel, met
al Uw krachten. Wat het Christen
dom eist, is juist dit „ALLES" van
de mens. Een middelmatig christen
is als het ware een vierkante cirkel.
Eigenlijk sluit dit elkaar uit. De
gloed van de liefde kent geen rust,
kent geen burgerlijke tevredenheid,
maar is een kracht, welke de chris
ten almaar voortdrijft. Als ooit de
middelmaat de burgerlijkheid uit den
boze is, dan is dat in het waarach
tige christelijke leven: Dit is waar
achtig leven. En het heeft soms de
schijn, dat als er ergens middelmaat
heerst, verdovende rust, het juist is
in het Katholieke kamp. Wat zijn we
toch tevreden, als we geen brand
kasten opengemaakt hebben, andere
mensen niet naar het leven staan,
het huwelijk nogal goed beleven. We
weten dan waarachtig niet, wat we
zouden biechten. Er valt ons werkelijk
niets in. Hier is blijkbaar de norm
niet het Evangelie met zijn grootse,
heroische eisen, maar een middelma
tige bekrompen opvatting van: als
we maar niet in grote punten zondi
gen. Overal rondom ons zien we een
wereld in opstand, ervaren we de
radicaliteit van de nieuwe stromin
gen, welke de jonge mensen fasci
neren. Ik denk hier aan 't humanis
me met zijn aanhangers, aan de ge
tuigen van Jehova, aan het commu
nisme, dat zich ondanks tegenwer
king, bespotting enz. onweerstaan
baar opdringt en waarvoor velen hun
leven geven. En dan die heerlijke,
afschuwelijke rust in het Katholieke
kamp, die rust van: jongens, we zijn
er; we hebben de waarheid; we dan
ken God, dat we niet zijn zoals die
anderen. Nemen jullie het Evangelie
dan nooit eens voor je, sla je het
nooit op, tracht je nooit het nu eens
ernstig te lezen en het ernstig te
nemen? Moeten we altijd wachten,
tot het te laat is en dan aan den
lijve ondervinden in het vagevuur,
hoe ver we ten achter zijn gebleven
bij het heilige, dodelijk-ernstige ide
aal, dat de Heer ons voortdurend
voorhoudt? We verontschuldigen zo
gemakkelijk onze kleine fouten en
zeggen: die zijn ons ontsnapt, dit heb
ben we maar half-vrij willig gedaan.
Dat kan natuurlijk waar zijn, maar
ik zou u willen vragen: hebt u wel
eens hieraan gedacht: we hebben
als taak van God gekregen ons le
ven op te bouwen en te harmonise
ren en te brengen onder de christe
lijke Liefde. Op een bepaald moment
van uw leven, had u al veel verder
moeten zijn, hadden bepaalde fouten
u niet meer mogen ontsnappen, had
de gloed van de liefde veel verder
doorgedrongen moeten zijn. Goed,
men kan misschien zeggen: deze fout
is me ontsnapt; ze was slechts half
vrijwillig. Maar dat u nog niet ver
der was, dat de fout u kon ont
snappen, is een verzuim van uw kant
omdat u niet radicaal genoeg bent
geweest. Allerzielen is een dag van
christelijk medelijden en medeleven,
maar ook een dag van diepe ernst
voor u, een dag, die u herinnert aan
de radicaliteit van de liefde, van de
hoge eisen, welke aan de christenen
worden gesteld.
II.B.
Absoluut Koningschap
Het is zo gemakkelijk gecon
stateerd, dat er een scheiding
bestaat, een noodlottige scheiding
tussen geloof en leven Het wordt
met evenveel gemak geaccep
teerd. Zonder enig protest. Maar
de consequenties worden elke
dag veelvuldiger en de scheiding
groeit.
Bijzonder sterk voelen wij „de
afstand" op feestdagen als wij nu
gaan vieren: 't feest van Christus-
Koning; 't feest van Allerheiligen.
't Koningschap heeft in onze tijd
veel aan waarde verloren. Maar in
de oud-testamentische visie beteken
de het een absolute heerschappij,
waarop geen controle bestond. In de
meest absolute zin komt dit koningT
schap toe aan de Zoon van God, dia
met de Vader het onmiddellijke, op
perste en onbeperkte gezag bezit over
de gehele schepping. In meer eigen
lijke zin noemen wij Christus de Ko
ning der wereld, omdat Hij door Zijn
Menswording het Goddelijke met het
alsof Godsdienst en wetenschap elkaar
zouden uitsluiten? We kunnen in onze ka
tholieke streken industriegebieden vin
den, waar slechts een kleine percentage
onkerkelijk is; ik denk aan 't Brabantse
industrie gebied en de mijnstreek dat is
dus een feit hiertegen. En ga eens na:
waarom vallen in industriegebieden zove
len af: is dat niet om de slechte levens
omstandigheden of omgekeerd door een
zo grote luxe, dat men geen voeling
meer heeft voor culturele, geestelijke
en godsdienstige waarden? Godsdienst
eist hoogstaande mensen. Waar omwil
le van omstandigheden de mens niet kan
uitgroeien, zal het geloof kwijnen. Het
communisme leeft als het ware van de
afval producten van onze beschaving.
Maar zovele geleerden zijn immers on
godsdienstig? Hier kunnen we op ant
woorden: wat noemt u geleerden? Alleen
technici ,of ook wijsgeren enz? Als de we
reld alleen maar stof zou zijn, dan zou
zeker alleen de technicus de geleerde zijn.
Ik kan me voorstellen, dat de studie van
de exacte wetenschappen de menselijke
gezichtskring verengt zodat de mens
alleen maar getallen, en maten ziet, zo
dat hij geen oog meer heeft voor andere
dan nuttigheidswaarden. Maar dat is
een verarming. Er is nog meer: er is
het ware, het goede, het schone, het hei
lige, de godsdienst: er is behalve techniek
ook nog beschaving.
Verder wijs ik u op zovele geleerden-
en niet de geringsten welke gelovige
christenen waren zovele uitvinders, inge
nieurs, medici enz. U kent er ook velen
uit uw eigen omgeving. Het is niet zon
der diepe zin, dat de wetenschappen juist
altijd geboeid hebben in Europa en wel
gebloeid hebben onder inspiratie van de
Kerk. Juist het werelddeel, dat van chris
telijke huize is heeft een zo ontwikkelde
wetenschap op elke gebied. Dat geeft te
denken. Zo ziet u hoeveel slakken we
kunnen leggen op één argument van het
communisme. We kunnen zelfs de rollen
omdraaien en het communisme verwijten
dat het per se niet samengaat met echte
wetenschap en wijsheid.
H. B.
i Advertentie)
Bedenk,dat uit een onver
zorgde kinderhoest een
zwakke borst kan overblijven.
Beschcriv) Uw kleine met
-SIROOP»
(AKKER
„Door gebrek aan voeten komen
wij aan voetballen nooit toe", aldus
Hond een dezer nazomerse dagen,
„maar ik volg toch met zekere be
langstelling wat er in de menselijke
voetbalwereld gaande is. Wat ik eer
gisteren in de krant las over het con
flict tussen wat jullie noemen de
N.B.V.B. en de K.N.V.B. en over die
liefdadigheidswedstrijd voor de
Vluchtelingen, die de N.B.V.B. niet
mag spelen van de K.N.V.B., heeft me
ervan overtuigd, dat de voetbalmen
sen hun problemen weten op te
trekken tot een niveau, waarop ze
dieper betekenis en perspectief krij
gen. Als ik op deze gedachte nog
even mag doorkwispelen: er is klaar
blijkelijk geld nodig voor de nood van
millioenen mensen, 'n Aantal knapen
wil 'n gedeelte van dat geld bij
elkaar trappen, 'n Aantal andere
knapen zegt: nee, dat zal niet gebeu
ren want wij zijn hier de enigen, die
officieel tegen een bal mogen trap
pen! Daar heb je dan 't conflict, dat
natuurlijk nooit door mensen kan
worden opgelost, zolang ze de kwestie
„officieel trappelt of helemaal niet
trappen" belangrijker achten dan de
kwestie-„vluchtelingen helpen of la-
om 't nu maar 'ns hele
maal "in menselijke woorden te
zeggen.
Er is heb ik bedacht, eigenlijk 'n
u, „a nodig, om uit de ïm-
verstandige Daarom kom ik met
passé te geraken. Daarom
».r, 1 L...
de N.B.V-B. en de K.n.v.d
op 't voetbalveld uitvechten in
eerlijke wedstrijd, waarvan e
brengst ten goede komt aan de v u
telingen. De wedstrijdleiding moe
dan in poten worden gegeven aan een
neutrale hond (ik wil mezelf niet °P
dringen), die als scheidsrechter kan
zorgen dat 't conflict alléén in het
voetballen wordt uitgevochten. Pro
pagandistisch kan het van waarde
zijn een hond als arbiter aan te kon
digen. Dat trekt altijd mensen, zoals
mensen altijd honden aantrekken.
Het zal 'n pittige wedstrijd worden,
duizenden zullen ervan genieten en
millioenen zullen er door geholpen
worden. Het zal de N.B. en de K.N.
van de V.B. dichter bij elkaar bren
gen- Het zal tot resultaat hebben, dat
door 't simpele optreden van 'n hond
de mensen minder honds tegenover
elkaar staan
In het Juni-nummer van G-3 heb ik
indertijd betwijfeld of er zomaar een
oplossing kan worden gegeven voor het
probleem van de futloosheid die heerst
bij de werkers in een modern grootbe
drijf en die m.i. wordt veroorzaakt door
de structuur van de werk-gemeenschap
Wij zien bijvoorbeeld in het leger, dat
een hardnekkige lusteloosheid zich van
de soldaat meester maakt, hoezeer de
legerleiding ook tracht aan dit euvel het
hoofd te bieden. Ik heb betoogd dat er
in het moderne grootbedrijf een aantal
invloeden werken vanuit de structuur van
het instituut, die de persoonlijke betrok
kenheid bij het werk en bij de werkers
onderling zozeer doen kwijnen, dat er een
soort geestelijke verlamming onstaat, een
soort narcose van verveling waar velen
niet meer uit kunnen komen. De wil im
mers is aangetast. Er zijn er niet wei
nigen, die zelfs geen genezing meer kun
nen willen.
Op deze pagina twee weken geleden rea
geert pater Helmer op dit artikel. Hij
betoogt, dat er voor dit probleem wel de
gelijk een oplossing bestaat, namelijk de
gemeenschaap der geheiligden. Die geeft
ons het besef dat wij ergens voor deugen.
Ik zou wensen dat pater Helmers op
lossing opging. Als ik dat moet betwijfe
len doe ik dat op de grond van een aan
tal aanwijsbare psychische remmingen in
de betrokken mensen, die een verwerke-
ling van die bewustwording van de ge
meenschap in Christus, juist belemmeren
Toen wij bij de najaarsmanoeuvres de
opdracht kregen op te rukken van stad
A naar stad B leek de oplossing van dit
vraagstuk eenvoudig. Wij bogen ons over
de kaart en zagen een weg die A met B
verbond. Maar toen wij eenmaal op weg
waren gegaan stonden we na enkele ki
lometers rijden voor een brug met een
bord erbij „opgeblazen". De oplossing i
bleek in de practijk te worden ondergra
ven door een hindernis. Nu kwam er een
andere vraag: wat is de oplossing in j
deze nieuwontstane situatie, dus: hier en
nu? Hoe krijgen wij zo vlug mogelijk de
genie hier om deze kapotte brug door
een andere te laten vervangen?
Iets dergelijks speelt'zich af, geloof ik,
wanneer wij voor de futloosheid in het
moderne grootbedrijf als oplossing geven
de gemeenschap der geheiligden. Natuur
lijk: dat is een richting. Maar voor ik
die richting kan kiezen zal ik toch eerst
de belemmeringen moeten wegnemen die
het kiezen zelf onmogelijk maken en ook
de bewustwording van een dergelijke
waarde beletten. Ik zou willen zeggen,
de oplossing van pater Helmer moest
een oplossing kunnen worden. Maar hoe?
Hoe maak ik mij nu deze waarde bewust
als ik verkeer onder de narcose van de
lusteloosheid? Is het niet pijnlijk tegen
een lamme te zeggen dat er voor hem
maar een oplossing is: lopen? Hij kan
niet lopen! En de moderne massa kan
in heel veel gevallen niet tot een andere
levenssfeer geraken, tot een ander erva
ren en ontmoeten. Het instituut waarin
hij leeft belet hem eenvoudig de richting
in te slaan die wordt aangegeven. Pres
tatie-denken en verontpersoonlijking ver
giftigen zijn geestelijke vermogens en hij
is niet meer in staat de theoretische op
lossing tot een existentiële te maken.
Mijn vraag: hoe nemen wij de belem
mering weg en het antwoord op die vraag
gaan aan de oplossing van pater Helmer
vooraf. Als het antwoord niet komt, komt
er ook geen bewustwording. Maar ik
weet geen antwoord. Ik weet wel waar
[de stad B ligt. Maar ik weet niet hoe
een brug te slaan.
FONS JANSEN.
menselijke heeft verenigd, door Zijn
Verlossing de mens de hemel binnen
leidt en zetelt aan de rechterhand
van de Vader. Christus bezit in de
meest eigenlijke zin de koningsmacht.
Alles behoort Hem toe. „Toch heeft
Hij, zolang Hij op aarde leefde er
van afgezien dit eigendomsrecht uit
te oefenen". En gelijk Hij eens het
bezit en beheer van menselijke goe
deren niet heeft geteld, zo liet Hij
deze toen en laat Hij deze ook nu nog
aan hun eigenaars over". (Ene.
„Quas primas", van Paus Pius XI).
Koning ben Ik. Daartoe ben Ik
geboren en daartoe juist in de we
reld gekomen om te getuigen voor
de waarheid. Ieder die uit de waar
heid is luistert naar Mijn stem".
(Joh. 18, 36-37)
Dit luisteren is de moeilijkheid
Er zijn vele andere dingen waar
wij naar luisteren.
Alle dagen zijn er voor de „geluk
kigen" onder ons de Beursnoteringen.
Alle dagen is er 't nieuws. De grote
actualiteit. Alle dagen worden wij
via alle grote publiciteitsmiddellen
uitgenodigd naar heel andere dingen
te luisteren. De „grote actualiteit"
heeft ons verward. De „kleine actua
liteit" van ons eigen bestaan draagt
er de sporen van.
Elke huiskamer bergt vele proble
men en moeilijkheden. Hier zijn het
de zorgen om 't dagelijks bestaan.
Alle uitgaven worden gewikt en ge
wogen en 't eindeloos gepraat over
't geld maakt de sfeer in huis zo
triest. Ginds is er de spanning tussen
ouders en kinderen. Telkens duiken
er weer nieuwe confKcten op, soms
om nietigheden, maar de explosies
zijn hevig. Elders is 't de zorg voor
de gezondheid van een van de fami
lieleden.'En alle dagen wordt 't ver
loop van het ziekte-proces uiteenge
rafeld. Zo zijn er talloze dingen, even
talloos als er huiskamers zijn. En
om vanuit deze kleine, maar zo be
langrijke werkelijkheid van 't eigen
leven te luisteren naar: „Zijn Stem"
blijkt steeds weer bijzonder moeilijk
te zijn!
Door de Blijde Boodschap is een
heel nieuw uitzicht geopend; een heel
nieuw bestaan, dat op geen enkele
manier is opgebouwd door de wereld,
of door de wetenschap of de politiek,
maar dat een nieuwe schepping is
van God zelf. Voor elk mens is een
levensdoel bestemd, dat ver en vol
ledig uitgaat boven alles wat hij zich
maar kan uitdenken. Hier op aarde
is dan de gedoopte mens al opgeno
men in een Goddelijke gemeenschap
waardoor hij deel heeft aan 't Godde
lijk leven wil. Maar nog moet hij
tv
»s*«s®s
vechten dag-in dag-uit een harde
strijd in groot onvoorwaardelijk ge
loof. Op elk moment van het leven
staat een geordend kerkelijk leven
klaar om hem de telkens zo nood
zakelijke steun te geven; via de sa
cramenten, waardoor de verlossings
kracht hem onmiddellijk toestroomt
en via de prediking waardoor de
Blijde Boodschap voortdurend in ac
tuele, levende en aan de wisselende
tijd aangepaste vorm wordt meege
deeld, krachtens Goddelijk gezag. Bij
het voortgaan van dit leven moet in
de strijdende mens de hunkering
groeien naar het einddoel, naar de
zegepraal, naar de Goddelijke ont
moeting.
Om aan dit nieuwe bestaan deelach
tig te worden, moet de mens zich
openstellen.
Wie zich open wil stellen voor de
nieuwe werkelijkheid „moet zich los
maken uit de begrensdheid van het
natuurlijke bestaan om het komende
tegemoet te gaan". (R. Guardini:
„De Heer").
„ZIJ DIE ONS VOORGINGEN"
Op het feest van Allerheiligen houdt
de Kerk ons o.a. dit fragment van
't Lucas-evangelie voor:
„Zalig zijt gij, die arm zijt, want aan
U behoort het Rijk Gods.
Zalig gij, die nu honger lijdt, want
gij zult verzadigd worden.
Zalig gij, die thans weent, want gij
zult verblijd worden.
Zalig zult gij zijn, als de mensen u
haten, als zij u verstoten en be
schimpen en uw naam verwerpen
als een schande omwille van de
Mensenzoon, verheugt u op die dag
en verblijdt u: want zie, groot is
Uw loon in de hemel".
Zij die ons voorgingen in het teken
van het Geloof hebben de nieuwe
werkelijkheid gekozen; zij hebben
zich losgemaakt van de dingen van
de wereld; zij wisten te luisteren
naar Christus' stem; zij waren uit de
waarheid
't Dagelijkse leven is vervuld van
talloze slepende kwesties, 't Lijkt
dan wel uitermate moeilijk om de zin
van Christus' woorden te verstaan.
En ondanks talloze godsdienstige ge
woonten verandert er maar weinig
aan de werkelijkheid van dit dage
lijkse leven: de gemengde verkering
blijft; de slechte verhouding tussen
ouders duurt voort; de testament
kwestie houdt families van elkaar ge
scheiden; het kwaadspreken gaat
door; de angst voor ziekte blijft haar
stempel drukken op 't gezin; de op
standigheid vindt telkens nieuwe mo
tieven; de weerzin om te gehoorza
men groeit.
Hangt dit misschien af van de ko
mende volksstemming in 't Saarland?
Of van de toelating van een souve
rein en herbewapend Duitsland tot
de West-Europese Unie en de NATO?
Of zelfs wanneer er een oorlog los
breekt tussen Oost en West? Neen,
zelfs in de oorlog, zelfs in bezet ge
bied, zelfs in schuilkelders zullen de
zelfde spanningen blijven en hetzelf
de egoïsme en de haat en de nijd en
de jalouzie. Ook in een veranderde
omgeving zal dezelfde zonde voort-
vreten: de zonde van het altijd maar
zich in beslag laten nemen door deze
wereld. Hoewel wij gelóven verlost
te zijn, gedragen wij ons als onver-
losten.
Zo is 't feest van Christus-Koning
gevolgd door Allerheiligen voor ons
als een bijzonder dringend appèl.
'n Werkelijke vernieuwing, waar
we allemaal in ons hart zo vurig op
hopen, kan alleen komen wanneer we
ons bewust worden van onze Godde-
Iijk-mooie kansen in het Koninkrijk
Gods en wanneer we de voorwaar
den accepteren, waarin alle heiligen,
ieder op zijn of haar heel oorspron
kelijke wijze, ons zijn voorgegaan.
P. Wesseling CssR.
Christus' absoluut Ko
ningschap heeft waar
schijnlijk nergens pak-
kender verbeelding ge
vonden dan in de p'aleise-
lijke basiliek van Mon-
reale Siciliëivaar de
Verlosser als Arabisch
Grootvorst vanuit de
absis de armen strekt in
een gebaar, dat het gul
den interieur, versierd
met Engelen, Heiligen en
Bijbelse taferelen, schijnt
te omvademen.
Te S. 13 October Woensdag,
Wat bezielt die jonge soldaat
Enkele dingen geregeld. Aanstonds
weer door naar M Daar lesgeven. Deze
keer zal ik het mezelf makkelijk maken
jk laat ze een vragenlijst invullen. Wé
leven immers van enquêtes en statistie-
Ken-aan-de-hand-van-enquêtes. De Statis
tieken interesseren me in dit geval min-
K r'., stuur de resultaten niet door aan
'T, aan een psychiatrische inrich-
wïï kl W1.' er zelf wat. van leren en ik
u antwoorden benutten voor een
nn ppn n gesprek naderhand. Zo heb ik
vnld er, rf pe manier twee lesuren ge-
rterhoMrienrf mles~n v'nden het nog on-
'.Hj't idee t® niet van mij
S vindingrijke aalmoezenier,
gedaan ervaringen mee heeft op-
Van een paar groepen bij wie ik on
langs deze methode heb toegepast heb
ik zeer openhsi tige en pikante reacties
ontvangen. Al zou het enige succes er
van zijn dat zc,f..eens wat meer van
dc jongens ga begrijpen, dan zou dit al
belangrijk mogen heten. Want een van de
meest voorkomende fouten van onze sa
menleving is, dat we ons niet verplaat
sen in de zieletoestand van hen met wie
we samen leven. Is dit begrijpelijk, te
excuseren is het zelden, en het minst bij
ouders, opvoeders en leidinggevenden.
Wat bezielt die jonge slungel, die voor
me zit, met zijn lange zwarte haren, uit
puilende ogen, vies snorretje en een mond
die hij niet fatsoenlijk kan sluiten. Die
sinjeur ernaast, die blijkbaar voor een
komiek doorgaat, maar die in de les
oervervelend kan doen door alsmaar de
aandacht af te leiden? Die ander met
dat wezenloze kindergezicht, die meer
slapend dan wakend door het leven stun
telt? Iedere mensenkop heeft een jeugd,
een ontwikkeling, een geschiedenis.
Je kunt je er op verscheidene manie
ren vanaf maken. Je kunt het hele stel
letje uitbukkemen, dat de ramen ervan
rinkelen. In de trant van „koppen
dicht! wie zei daar wat?" Je kunt je
opwinden om hun gebrek aan opvoeding
(wie draagt de schuld?), hun onbehou
wenheid, hun onhandigheid. Inderdaad
schijnt 20 jaar de leeftijd der onhandigen
te zijn. Je kunt ook te zoetsappig optre
den en er geestelijk onder gebukt gaan,
dat je geen begrip ontmoet, dat al je
inspanning vergeefs is, dat ze je niet
„lusten", dat je nooit populair zult wor
den Wanneer is een aalmoezenier ei
genlijk populair? Ik heb me er in het
begin nogal sappel om gemaakt, ik heb
er zelfs dwaze fratsen voor uitgehaald.
Steeds meer kwam ik tot de conclusie,
dat populariteit niet door bombarie en
krachtpatserij tot stand komt. Persoonlij
ke belangstelling en toewijding, dat is het
enige wat blijvende waardering oogst.
De priester die beweert overal de ge
vierde held te zijn, is waarschijnlijk op
weg aan populariteit te verliezen (en aan
naïviteit te winnen).
De oplossing is ongekunsteld. Datgene
wat je anders aan een vrouw had gege
ven, dat geef je nu aan ieder die je te
genkomt, met wie je een praatje maakt,
naast wie je aan tafel zit. Als wij pries
ters eens zoveel aan goed humeur en aan
aanstekelijke gulheid bezaten, dat we er
zonder enige comedie alle geestelijke mi
graine van ons zelf en anderen mee in de
kiem konden smoren! Lopen we door ons
celibaat soms gevaar aan .nslievend-
heid en doodgewone vriendelijkheid in te
boeten? „Ge moet u tot elkander getrok- I
iken gevoelen," zegt Sint Paulus. En van
Jezus staat er dat onsterflijk-mooie woord
„Hij keek hem aan, en Hij hield van hem'
Dit was niet enkel liefde met een hoofd
letter. Het was tevens de ongedwongen
hartelijkheid van een gave mens.
Als een Gabriel Marcel beweert, dat
je door het aanbieden van een sigaret,
van die meneer tegenover je in de trein
een „gij" maakt in plaats van een „hij",
dan wil daarmee niet worden gezegd,
dat we er dan zijn. Het is nog maar een
begin. In feite zal het vaak zo gaan:
voordat we iets van de diepste aspiraties,
de noden, zwakheden, kwetsbare plekken
van onze overbuur hebben ontdekt, is de
trein allang gestopt, zijn we het perron
overgedraafd en lopen in een straat met
vreemde mensen, die wij nooit een siga
ret zullen presenteren.
Terwijl menig romanschrijver, die zijn
wereld kent, zich er niet aan waagt, zijn
figuren anders dan aan de werkelijkheid
te ontlenen, uit vrees de plank mis te
slaan, zullen wij opvoeders ons verbeel
den, dat we de psyche van de jonge sol
daat hebben ontleed met enkele vage ter
men als „jachtige mens van de 20e eeuw"
„lusteloosheid", „geloofsafval".
Wat dat sigaretten uitdelen betreft, het
zou voor een aalmoezenier een koud
kunstje zijn om op deze manier zieltjes te
redden. Het kan het begin zijn van een
toenadering. Maar wanneer volgt de rest?
Geduld, misschien toch. Een keer op een
avond als je een spreekuur lang ver
geefs hebt zitten wachten en je juist je
tas wilt pakken om weer op te krassen,
komt „hij" binnen: „Kent U me niet
meer? Ik heb U bij oefening Stofwolk
ontmoet. Ik had toen met U willen spre
ken, het kwam er niet van. U was met
een jeep. U zag er vermoeid uit. U bood
nog een sigaret aan."
De maan scheen. Het was alsof ze
een strijd aanbond tegen het moder
ne prozïsche lampenschijnsel op de
verkeersweg.
We wachtten de fiets en ik
op de bus.
De eerste bus na achten zou, vol
gens het busboekje, om acht uur vijf
tien arriveren. Hoe uiterst nauwkeu
rig zijn, worden en blijven deze
tijdgidsjes, door mis- en onbekende
geniën samengesteld. Wie heeft niet
het volste vertrouwen in zo'n boekje!
Welnu dan, ik was op tijd. Zo op
tijd, dat ik moest wachten.
Nu zijn er mensen, die de wacht-
kunst niet verstaan.
Anderen, met contra-aard van eerst-
genoemden zijn door training en door
zetten zover in die edele kunst ge
vorderd, dat ze geduldig een kwar
tier of nog langer hun ongeduld
staan te bedwingen, (wat al gauw
trappelen wordt) en zelfs nog de be
leefde moed opbrengen naderhand te
beweren, dat ze er helemaal niet
lang stonden.
Maar dan die derde soort! Och le
zers zou dit niet 't slag mensen zijn,
dat steeds de zo geprezen en toch
zo moeilijk te vinden „gulden midden
weg" neemt? Hun lijken de minuten
uren toe, desondanks proberen ze,
zonder resultaat overigens, niet onge
duldig te lijken, houden dit hoogstens
twee minuten vol let wel naar hun
gevoelens een half uur en juichen
iedere tijddodende afleiding van har
te toe!
Ik zat op de fiets tegen een hek
geleund. Mijn blik werd gedwongen
die kant op te kijken, waar een paar
tje in het harde heldere lamplicht
bezig was afscheid te nemen. Ik
sloot m'n ogen, wilde niet indiscreet
zijn. Ze kusten elkaar. Luid!!
Zachtjes begon ik te neuriën; lek
seg adieu wi twee we moeten schey-
den". Ik had mijn ogen dicht. Kramp
achtig! Maar het was zo moeilijk!
O nee, niet om dat paartje maar
juist door dat krampachtige.
Ik zag me plotseling weer in de
klas zitten, 't Licht was aan en door
mijn wimpergordijntjes zat ik gefasci
neerd te kijken, naar dat wonderlijk
trillende licht, dat de klas zo onwer
kelijk en toch ook weer zo vertrouwd
maakte. Ik was het paartje verge
ten. Ik zag weer dat licht. Honderden
sterren zag ik verwazigen in dansen
de, pinkelende, lichtpuntjes, 't Was
als bij een tekening, waar de kleuren
naar de kant geleidelijk lichter uit
vloeien. Dit heldere licht spreidde
zich vibrerend doorzichtig naar alle
kanten uit. Vol schrik opende ik wijd
de ogen, zag de sterren weer als
sterren, de maan als maan en 't
lamplicht als lamplicht.
Een verbaasde en een tikje geïrri
teerde stem van een heer op leeftijd
gaf me 't gevoel over een niet opge
merkte drempel te struikelen. Licht
spottend voor mij sarcastisch
vroeg hij, of het m'n gewoonte was
mezelf met fiets te parkeren voor
andermans hekjes? En mocht hij nu
„astublieft" passeren? (met een be
klemtoonde klemtoon op het voor
laatste woord).
En dat mocht. Ik duwde me af en
reed de weg op. 't Was kwart over
acht. De bus behoorde te komen. Of
waren de goochelaars van tijden van
aankomst en vertrek toch niet onfeil
baar? Misschien was ik ongeduldig?
Ik werd ervan gevrijwaard me dit
allemaal te realiseren. Een vriende
lijke maar heel besliste stem gelastte
me af te stappen. „Er mankeert weer
iets aan juffrouw". Met mijn gedul
digste, onschuldigste, vriendelijkste
en kwasi verontwaardidgste stem
en blik vroeg ik: „Weer iets? Iets,
bedoelt u zeker".
En als een zwakke zonnestraal die
poogt de mist te doorbreken drong
de betekenis der woorden tot de
agent door. Hij uitte zelfs iets van
een excuus en maakte z'n lichtelijk
valse beschuldiging goed, door zo
lang aan het achterlicht te prutsen,
dat het warempel weer scheen ook.
Ik wachtte, terwijl ik wachtte. Op de
bekeuring en op de bus. De eerste
bleef uit, de tweede kwam. Twee
zuchten van verlichting. De mensen
stapten uit. Met koffers en actentas-
sen. Ik bleef alleen!! Meewarige blik
ken van zittende staande en lopende
buspassagiers.
Bij het licht van de lantaarn, dat
tien minuten geleden zo onbarmhar
tig 't scheidend paartje had besche
nen las ik in het nietige post-scrip-
tum: „KOM MET DE EERSTE
TREIN NA ACHTEN". Al mijn on
geduld, ergernis en zelfkennis uitte
ik hardop; „Sufferd!!!!" Hard-kort
R. Smits