Het persoonlijkesleutel tot vele dingen
Het Volkslied zing ik het liefst voor mezelf alleen"
MONUMENT VOOR DE EEND
Geen militante
anti-kerkelijkheid
in Oostenrijk
ZATEBDAG 20 NOVEMBER 1954
PAGINA
(Van onze Weense correspondent)
Wie van Wenen uit zijn blik laat gaan over de landen, die vroeger
deel hebben uitgemaakt van de OostenrijksHongaarse dubbel
monarchie, moet erkennen, dat de Katholieke Kerk in Oostenrijk
een bevoorrechte positie inneemt, welke gunstig afsteekt bij die
in de landen van de oude broedervolken. Overal langs de grenzen
heersen vervolging en gevangenschap en de Kerk ligt in boeien. In
Oostenrijk echter is Zij vrij en kan Zij zich ongehinderd ontplooien.
Naluur en bovennatuur
Het gehoor pakken!
Anima naturaliter Christiana
Dierlijk alarm in bommen-nacht
10 Jaar geleden maren
de sirenes in Freiburg
uitgevallen
Vertedering
rond de
„Arend"
Curiositeiten
■&#*HKÓM**
DE OOSTENRIJKER WIL TOEGESPROKEN WORDEN
Maar ook tegenover het in tweeën ge-
deelde Duitsland met zijn zware vluch
telingenzorg en tegenover Frankrijk en
Italië, met hun ernstige communistische
dus atheïstische, infiltratie, staat de
Kerk in Oostenrijk in het voordeel. De
Sovjet-bezetting is een les, die hier al
te zeer voor zichzelf spreekt, zodat hier
practisch geen communisten zijn. En
zelfs de socialisten zijn thans, misschien
wel daarom, anders dan voor 1938. Zij
zijn, mag men welhaast zeggen, mensen,
die veel geleerd hebben, zo zij al niet
bekeerd zijn. Voor 1938 stonden zij met
hun onzalige ,,Austro-marxisme" uiterst
links, thans hebben zij om een spre
kend voorbeeld te geven hun frac
tieleden in het parlement volkomen vrij
gelaten hoe te stemmen over het voor
stel om het feest van Maria's Onbevlek
te Ontvangenis tot officiële feestdag te
Proclameren. Van enige militante anti
kerkelijkheid kan binnen de rood-wit-
rode grenspalen van Oostenrijk op het
ogenblik dan ook niet gesproken worden.
Het gaat in dit voorbeeld weliswaar
om een feestdag, maar men mag daar
niet de conclusie uit trekken, dat de
socialisten alleen maar voor ogen stond
een vrije dag méér voor hun kiezers te
aanvaarden. Het betekent in feite een
zich buigen voor de diepere behoeften
van de Oostenrijkse bevolking, die, on
danks alle invasies van aan de Kerk
vijandige machten de aanleiding tot fees
telijkheden vindt in,het religieuze. Het
is voor de Oostenrijkers een natuurlijke
zaak hun feesten te verbinden aan de
dankbaarheid jegens de Schepper, Die
hun zo'n bijzonder mooi land geschonken
heeft. Op de prachtigste plekjes van
't verrukkelijke Oostenrijkse landschap
vindt men dan ook kleine kapelletjes
of bedevaartskerken en het door bergen
omgeven Mariazell is het druk bezochte
heiligdom van de Magna Mater Austriae
de Grote Moeder van Oostenrijk. De Sa
cramentsprocessie is nog altijd een feest,
dat de sfeer van het platteland ademt;
zelfs de straten van de grote steden schij
nen dan met haar versiering van kleine
berkenstammen een poging te doen om de
weg naar de natuur terug te vinden.
Het Wiener Opernhaus, sym
bool van Oostenrijks
musische adel.
aan alle kinderen, wier ouders zulks
wensen én dat is de overgrote meer
derheid godsdienstonderwijs gegeven,
door en onder toezicht van kerkelijke
autoriteiten. Over de resultaten van dit
onderricht zijn de meningen verdeeld.
De zuiver katholieke scholen echter, die
hier op een eeuwenlange en eervolle
traditie terug kunnen zien en die door
eerbiedwaardige orden als die van de
Benedictijnen en de Jezuieten worden
geleid, zijn overvol en kunnen alle aan
vragen niet opnemen, ofschoon dit on
derwijs aanzienlijke financiële offers van
de ouders vraagt. Hier wordt de katho
lieke elite van het land gevormd. En de
grote belangstelling voor deze scholen
vindt haar enige reden in het feit, dat
hier het godsdienstonderricht geen vak
is al de andere, maar dat de godsdien
stige vorming het gehele onderwijs door
dringt. Hier worden de jonge mensen
door het Christendom werkelijk „toege
sproken", het „zegt hun iets". En zij
luisteren want de Oostenrijker is naar
zijn wezen gekeerd naar het katholicis
me. Hij heeft, zoals een buitenlander eens
schreef een „anima naturaliter Chris
tiana"
Zoals iedereen, die zich zeker voelt
van zijn bezit, maakt ook de Oostenrijker
van zijn katholicisme vaak te weinig op
hef. Hij houdt niet van het „grote ge
baar", want dat ligt hem niet. In het
keizerlijke Oostenrijk heeft eens iemand
gezegd: „Het volkslied (de aangrijpende
Haydn-hymne) zing ik het liefst voor
mezelf alleen". En hoe waren de Oos
tenrijkers hun vorstenhuis niet toege
daan? zij die de monarchie nog hebben
gekend, zijn het voor het grootste deel
nog steeds! Hoezeer een Oostenrijker
een bepaalde zaak ter harte gaat ziet
men pas goed, wanneer zij door buiten
staanders wordt aangevallen. Het is on
mogelijk om hem die zaak dan met ge
weld te ontnemen. De nazi's en de com
munisten hebben dal moeten ervaren,
voor alles op kerkelijk terrein. Want de
Oostenrijker weet, dat de Kerk een stuk
van hemzelf is, een goed, waaraan hij
niet door twijfels gekweld blijft vasthou
den.
De Stelansdom, waarbij iedere Wener
zijn hart betrokken voelt, werd met de
hulp van alle Oostenrijkers weer in zjjn
oude glans hersteld. Alle „Lander" heb
ben daaraan meegewerkt. Stiermarken
gaf het portaal, Tirol de wapen vensters,
Vorarlberg de communiebank. Hier gold
het iets, dat iedereen aanging. Overi
gens mag het dan wel voorkomen, dat
de Oostenrijker te weinig uiting geeft
aan wat hij voelt en wat hem beweegt.
Zoals het ook in families kan voorkomen
dat men elkaar liever maar niet al te
vaak verzekert, hoe na men elkaar in
werkelykheid staat.
Verleden en heden in Spoorwegmuseum
De Oostenrijker is en dat verklaart
veel van zijn eigenaardigheden een
bijzonder natuurlijk mens, di% veel vreug
de beleeft aan wat zijn zinnen streelt.
Hij is, om het wat wetenschappelijker
te zeggen, emotioneel en visueel inge
steld. Dat leidt (of verleidt hem soms
tot springerige reacties en tot inconse
quenties en wie hem daarop betrapt,
steekt een vermanende wijsvinger om
hoog en zegt: „Kijk, zo zijn ze nu!"
„Nee, luidt het antwoord, zo zijn ze ook
Het valt nu eenmaal wat moeilijk de
Oostenrijkers in een keurig georgani
seerde gemeenschap samen te brengen,
zelfs wanneer zij met het doel ervan
volkomen instemmen. De Caritas-orga-
nisatie weet daar alles van: zij heeft bij
haar collectes en inzamelingen vaak be
klagenswaardig bescheiden successen te
boeken. En waarom? Zij wendt zich toch
met voor haar klemmende zorgen tot
het gehele katholiek Oostenrijkse volk?
Dat zelfde volk laat daarentegen rij
kelijk en zonder ophouden een stroom
van goede gaven vloeien voor de katho
lieke hulpactie SOS, dat voor ieder van
haar meest dringende noodgevallen af
zonderlijk om steun vraagt in de pers
en voor de radio. Het is duidelijk te con
stateren: hoe dringender een bepaalde
misstand hulp vereist, des te meer
wordt gegeven. Maar niet tengevolge
van de een of andere „categorische im
peratief", maar op grond van subjectief
gevoeld medelijden, dat als het ware
de brug slaat naar degenen, die in nood
verkeren.
De collectes in de kerken geven niet
zelden, en zelfs in rijke parochies zeer
karige opbrengsten te zien: een oogst
van kleine munten, meestal één-gro-
schenstukken, waarvan de koopkracht
nauwelijks kan worden vastgesteld. De
reden is ook hier weer dezelfde: men
beschouwt het als een onpersoonlijke
aangelegenheid en men grijpt dan maar,
een beetje geërgerd over de hinderlijke
storing, op goed geluk naar een muntje,
dat dan meestal bijzonder gering in
waarde blijkt te zijn. Maar dezelfde kerk
ganger vindt bij het naar buiten gaan
het beeld van de in geheel Oostenrijk
hoog vereerde H.Thaddeus op zijn weg,
die hem tot milddadigheid maant. En
even vanzelfsprekend vindt hij thans een
geldstuk van een veel zwaarder kaliber.
Zo is het nu eenmaal met de Oosten
rijker: hij wil „toegesproken" worden
wil hij zijn hart openstellen. In dit land
is het persoonlijke de sleutel tot vele
dingen. Veel predikanten klagen er te
recht over, dat de oplettendheid bij het
verkondigen van het Woord Gods zo ge
ring is onder hun toehoorders. Maar
voor de kanselredenaars, die hun gehoor
weten te pakken en die het gevoelige
punt weten te raken, waar de zielen, om
zo te zeggen, beginnen te vibreren, zijn
de kerken te klein. En deze behoeven
hun gelovigen geenszins naar de mond
te praten. Ook de vermaning en het ver
wijt aanvaardt de Oostenrijker gewillig
mits men hem ook daarbij „toespreekt"
en hij zich persoonlijk getroffen voelt.
De Oostenrijker heeft veel van de le
venskunst van zijn levenslustige, men
zou kunnen zeggen: wereldse, en in ieder
geval musische adel overgenomen. De
Oostenrijkse katholiek zingt veel liever
de een-voudige kerkliederen van Schu
bert, dan dat hij zware boeken over me-
taphysica doorvorst. Tegenover een niet
te tellen aantal „diep gevoelde" werken
op het gebied van de kerkmuziek staat
een naar verhouding bescheiden aantal
diepdoordachte religieuze literatuur. Het
gedrukte woord komt hier pas na het
gesprokene en pas na de klank. Want
het neemt zijn weg van het hoofd naar
het hart en niet van het oor.
In de scholen van Oostenrijk* wordt
(Van onze redacteur
Als een toneeldecor sluit het
oude Maliebaanstation de Joan v.
Oldenbarneveltstraat af. Julia, zo
lijkt het, zou de neo-klassieke
boogvensters boven de luifel kun
nen openslaan om met Romeo
intimiteiten te wisselen, ware het
niet dat de huizen* de bomen en
de modder rondom het witgeschil
derde gevnltje zo onmiskenbaar
Hollands zijn en ware het niet dat
de op vier witte, pilasters rustende
luifel het opschrift „Spoorweg
museum" zo in opvallend grote
reclameletters draagt.
Dit voormalige stationsgebouw
bezit geen gevel-klok. Dat tekent
de situatie. Het is het enige station
ter wereld waar je zonder gejaagd
heid binnenkomt. In de hal geen
krantenkiosk en geen loketten
maar, onder hun stolp, een reeks
oude locomotiefmodellen, Langs
de wanden geen dienstregelingen,
maar een galerij van ex-direc
teuren in olieverf, tevreden neer
ziend op de verouderde pronk
stukken in hun glazen remise. Op
Toen vier jaar geleden Bondskan
selier dr. Konrad Adenauer 75 jaar
werd, liepen de Bonnse journalisten
in de gebruikelijke felicitatie-parade
met twee vette eenden. Die boden
zij de kanselier aan voor zijn verjaar-
dagsmaal. Hoevele „Enten" hebben
zij nadien de onbestreden chef der
Westduitse politiek in hun kranten
nog aangeboden? In geen andere
hoofdstad zijn in de inmiddels ver
streken vier jaren zovele officiële
dementis opgesteld als in Bonn.
De „Ente" is in de Duitse
perswereld een even bekende
verschijning als onze „Canard".
Er zijn al vele theorieën opgesteld
over de herkomst van deze benaming
voor journalistieke onbetrouwbaar
heid. In Freiburg in Breisgau, de
vriendelijke hoofdstad van het Zwar
te Woud, hebben de eenden van het
stedelijke park het hunne gedaan om
duidelijk te maken, dat hun soort er
onschuldig aan is. De eenden van
Freiburg zijn de meest betrouwbare
berichtgevers gebleken, die de stad
genoten aan het vroege einde van
het Duizendjarig Rijk gebleven wa
ren In het holst van een zwarte nacht
in het sombere najaar 1944 fladder-
den zij angstig uit de vijvers van het
stadspark op en maakten een zo hels
gesnater, dat de bewoners der stad
uit hun slaap werden gewekt en op
de vlucht gingen. De eenden hadden,
toen de broze door mensenhand ge
maakte alarmeringsdiensten al lang
in ontreddering waren, voor de enige
bommennacht gewaarschuwd, die
Freiburg in de laatste oorlog moest
doormaken- De mensen redden zich,
de wakende vogels vonden de dood
in de hel, waarin een deel der stad
veranderd werd. Dat is, op 27
November, tien jaar geleden. Thans
orijkt en vermaant in het stadspark
van Freiburg een stenen eend, het
enige monument dat bij ons weten
u'gens ter wereld voor een eend is
opgesteld. De bestuurders der stad
hebben vorig jaar de beeldhouwer
Richard Bampi opdracht gegeven
dit beeld te maken. Zij wilden daar
mee de stedelingen herinneren aan
de enge grenzen van het menselijk
kunnen, in vergelijking met de onvat
bare krachten van Gods natuurschep-
ping. „Het schepsel Gods klaagt aan
en vermaant", zo staat in het monu
ment gebeiteld. Het armelijke ver
steende schepsel reikt nu in het
stadspark ten hemel, zoals de spitse
toren der Freiburgse dom in het hart
der ouder en door vele oorlogen over
spoelde stad. De mensen hebben bloe
men aan zijn voet gezaaid en die
zijn weelderig en kleurig opgescho
ten, evenals de nieuwe winkelstraten.
Daar heerst weer een bont leven van
vergetende mensen, die van hier uit
in zomer en winter uitzwermen naai
de donkere hellingen van het Zwarte
Woud. Of de boodschap van het ar
me, vernietigde schepsel Gods ver
staan is en de mensen de grenzen van
hun weten en kunnen begrijpen? Nog
voordat de puinen uit het verwoeste
stadsdeel van Freiburg waren weg
gedragen legde men er, voor het oog
van de Franse soldaten, die weer
eens opnieuw hier garnizoen hadden
gevestigd, een verse goudlaag over de
woorden, die op het hoofdgebouw dei-
universiteit geschreven staan:„Dem
ewigen Deutschtum".
Ook de simpele geschiedenis van de
eend van Freiburg heeft de trots der
mensen niet gebroken. Zelfs niet in
deze stad, waar men toch juist in
deze dagen nog weer eens nieuwe
aanleiding vindt om erover te pie
keren, wat er in het jongste verle
den zoal in naam van ..das ewige
Deutschtum" bedreven is. Freiburg
was de eerste open stad in Duits
land, die in Mei 1940 met bommen
werd besproeid. Toentertijd was dal
voor de heer Goebbels een aanleiding
om vergelding te eisen. Thans heefi
de regering van Baden-Wuerttem
berg aan het Instituut voor Ge
schiedkunde in Muenchen verzocht
te willen onderzoeken wie voor hel
bombardement der stad en voor de
57 slachtoffers verantwoordelijk is:
Hitler of de Britse luchtmacht. Het
gerucht is nooit verstomd, dat de
nationaal-socialisten deze eerste gro
te luchtaanval op de burgerbevol
king zouden hebben in scene gezet
alleen maar om zich een „Ente" te
kunnen verschaffen, dié in hun op
ruiende campagne te pas kwam.
het perron geen Dieselelectrische
met schokkende flanken maar dn
brave „Arend", het antieke loco-
motiefje met „Diligence", „char
a bancs" en „waggon", aan zijn
staart, nauwkeurig nagebouwd
naar de eerste trein die ooit in
Nederland heeft gelopen.
Vanuit de hal kan de bezoeker
twee kanten uit. Links bevindt zich
de moderne vleugel waar het knip
perend seinlicht en het zachte gon
zen van speelgoedtreinen over het
electriseh baanvak oude hartstoch
ten wakker roept, rechts het histo
risch gedeelte met prenten, maquet
tes en curiositeiten. Heden en ver
leden. Een duidelijke indeling, zou
men zeggen. Maar zie nu eens in de
oudhedenvleugel een van die Engel
se prenten uit de oertijd van de
trein.
„Past and present'?
„Past and present" staat er onder.
Op de voorgrond een brokje rustie
ke vredigheid. Kippen, die zich on
bekommerd bewegen tussen een
veelzijdige menagerie van huisdie
ren. Een paard bijna slapend van
verveling. Een hooibergje. En dat
alles bijeengepenseeld op een mals
stukje gras. Ziedaar het verleden. In
de verte raast het monster van de
moderne tijd. „Hoor hem eens gon
zen, gonzen en bonzen" zong een iet
wat oubollige dichter van dit trein
tje, dat het met zijn ranke wielen,
zijn hoge schoorsteen en zijn vrien
delijke kleuren moeilijk maakt het
als modern monster te zien. Past
and present? Vredige kippen en
vadsige paarden kun je nu ook nog
zien. Maar terwijl het „verleden"
van de prent zijn geldigheid hield
is het „heden" verrukkelijk antiek
geworden; het razende monster
anno 1839 werd allang tot museum
stuk.
Dat verschuiven van verleden en
heden moet ir F. Q. den Hollander
te denken geven, nu énige weken
geleden de moderne vleugel van het
Spoorwegmuseum gereed is geko
men. Hoelang blijft deze vleugel,
waar je rondom de getrouwe ma
quette van ir Schelling's station te
Leiden een miniatuurdiesel wissels
ziet nemen alsof het automatische
beveiligingssysteem de eenvoudig
ste zaak ter wereld is, hoe lang blijft
deze afdeling modern? Wanneer
zullen de trotse modellen van he
dendaagse of toekomstige treinstel
len naar de antieke vleugel verwe
zen worden?
Karakter!
En dit is een vraag die elke be
zoeker van dit bijzonder aardige
museum zich stelt zal een latere
tijd de zilveren rupsen die nu door
het Hollandse landschap glijden,
met evenveel warmte en vertede
ring bezien als wij naar die dappere
„Arend" onder de perronkap kij
ken?
Die oudste treinen hadden toch
nog iets, denkt men dan, dat het
gladde materiaal van nu totaal mist.
Noem het persoonlijkheid, noem het
schilderachtige naïviteit jlesnoods,
maar er was karakter in die antieke
spoorwagens. Zie de Britse ladies en
gentlemen met crinoline en hoge
hoed opgepakt in coupés die er als
rijdende bonbondozen uitzien. En
bekijk daarnaast de Belgische ma
nier van reizen: met de parasolletjes
op en vrolijk pratend in open bol
derwagens. Het geeft allebei iets
eigens en het is zeker bezienswaar
diger dan het huidige reizen. Op tal
van prenten, door de heer Henri As-
selberghs met veel speurzin en op
vallend goede smaak voor het mu
seum verzameld, ziet men zulke
tafreeltjes uit de vroegste geschie
denis van de IJzeren Spoorweg. Van
een donkere romantiek is bijvoor
beeld het cirkelronde prentje waar
op een treinongeluk omstreeks 1840
is uitgeheeld. De keurig omgevallen
wagens links en rechts van de onge
deerde rails zouden aan gederail
leerd speelgoed doen denken, als
niet de onweerslucht, de engheid
van de bergpas en de her en der
verspreide gekwetsten een sinistere
ondertoon aan het werkstuk gaven.
Schilders en tekenaars hielden
zich vroeger veel met de dingen van
de Spoorwegen bezig. Openings
plechtigheden, bruggen, treinmodel-
len en vrijwel alle stations uit de
oudste treinhistorie vindt men langs
de wanden van het museum. Ook
bij de stations treft overigens het
karakteristieke en het menselijke
van de overigens vaak foei-lelijke
bouwsels: in Rotterdtam in de vorm
van een Brits kasteel, in Arnhem
als een witgepleisterd buitengoed,
in Amsterdam als een schouwburg.
Bestond het museum uitsluitend
uit prenten,het zou reeds de moeite
van een bezoek lonen. Maar er zijn
nog bijzondere en fantastische din
gen te zien. Een collecte op kleine
schaal en in exotische houtsoorten
gereconstrueerde spoorbruggen:
draai- hef- schuif- en ophaalbrug
gen die werkelijk hebben bestaan en
die, in miniatuurvorm bewaard, een
der glansstukken van het museum
vormen. Voorts een antieke „sein-
kamer" waar een gewezen seiner u
haarfijn de gecompliceerdheid van
het oude veiligheidssysteem ver
klaart, een reeks curiositeiten die
bewijzen hoeveel indruk het ver
schijnen van de IJzeren Spoorweg
in het midden der vorige eeuw wel
maakte. Op asbakken, tabaksdozen,
meubelbeslag, pijpekoppen en zelfs
op koekplanken schilderden, sneden
of graveerden onze voorouders mo
tieven uit het spoorwezen (uiter
aard meestal loco-motieven). Geen
inktpot of sigarenstandaard was
voor deze .gewoonte veilig. En zelfs
als men 's avonds rond de tafel zat,
spookte de spoorweg door de hoof
den tijdens het ganzebordspel, dat
natuurlijk spoorweg-spel heette en
waarmee de ongelukkige dobbelaar
niet „in de put" of in de gevangenis,
maar „in de hole des ongeluks" of
„op het verkeerde spoor" geraakte.
Wij verlaten nu de antieke vleu
gel, met nog een laatste weemoedige
blik op de rij petten van stations
chefs en hoeden van overwegwach-
teressen, op de collectie spoorkaar
tjes „plaatsbriefjes" zei men
vroeger contröletangen, om in de
moderne afdeling even het jongetje
te zijn die een spoortrein met rails
gekregen heeft. Want laat u niets
wijsmaken. Zo zijn alle mannen. Is
het niet opmerkelijk dat hier vrij
wel nooit een jongetje komt zonder
zijn vader? „Och, hij vindt het zo
leuk, weet u", zeggen die vaders dan
met een neerbuigend en gul glim
lachje.
Zak-editie van het nieuwe Leidse
station in het Spoorwegmuseum.
f