Geen heerlijk avondje voor saboteurs
m
De goed-heilig man tegen een ongebruikelijk décor
geplaatst door Martin W. Duyzings
ZATERDAG 4 DECEMBER 1934
PAGINA
'mm*.
TOEN KOVACS de Hongaar in
Biak arriveerde, regende het.
Het was een van die buien. De
regen kwam, een egaalbruine
wolk, uit zee. Als men met lome
passen door de broei-hitte in de
richting van de kleine haven liep,
waar krijsend een hijskraan de
roestige restanten van een voor
malige Amerikaanse legerdump
in de giftig geurende ruimten van
een gore Japanse vrachtvaarder
laadde, kon men zien hoe, enige
mijlen voor de kust, de regen de
zo vertrouwde contouren van het
eiland Japen reeds verstikten.
Tien minuten later, terwijl men
in het postkantoortje doende was
een telegram naar Fak-Fak te
verzenden, vielen' daar al de
eerste druppels met scherpe, vin
nige echo's op de Nissenhut. Dan
vluchtte men, nog vóór de bui
zich in alle tropische hevigheid
ontladen zou, ijlings naar de toko
van Huh-Lin, de tandeloze Chi
nees. Daar hoorde men (zoals
men er altijd alles hoorde)dat
de Catalina-vliegboot van de
Marine een half uur tevoren on-
verrichterzake van een tocht
naar de Wisselmeren, diep in
Centraal Nieuw-Guinea, was te
ruggekeerd. Er hing daar een
verzameling bijzonder wilde on-
weders, en de gezagvoerder van
de Cat een merkwaardig be
daarde Limburger van wie men
zei, dat hij héél de eindeloze
Nieuw.-Guinea bloemkool vol
maakt uit zijn blote hoofd en des
gewenst zonder assistentie van
een gediplomeerd navigator 2e
klasse kon opdreunen had te
midden van de duistere wolken
massa's de smalle, verraderlijke
kloof die zeventienhonderd meter
hoog naar de oertijd en de Wis
selmeren leidt, niet kunnen vin
den. Het gebeurde niet dikwijls
dat de Cat, met heel zijn logge
belly vol levensmiddelen, bijlen,
post en insectenpoeder ten be
hoeve van een handvol gouverne
mentsambtenaren en wat in de
moerassen vergeten missionaris
sen, er niet door kwam. De
marine-vliegers die daar op de
basis Biak met twee stokoude
Catalina's omsprongen alsof zij
nog nimmer vernomen hadden,
dat 'n Cat al lang niet meer het
absolute summum op het gebied
der aërodynamica vertegenwoor
digt, waren niet bepaald van het
kinderachtige genre. En als zij,
zoals die morgen toen Kovacs de
Hongaar in Biak arriveerde, de
kloof waarachter een verschrik
kelijk moeras en een donkere
mysterieuze Papoea-wereld ver
borgen liggen, niet vinden kon
den, dan moest er wel bijzonder
zwaar weer hangen boven Cen
traal Nieuw-Guinea, en dan keek
men ook in Biak, waar men drie
weken aan één stuk had zitten
dromen van eindelijk-weer-eens-
een-regenbui, niet zonder belang
stelling naar de lucht.
Sis
dig af, van eindeloze verveling.
i. A
Sinf
angrijke dingen te doen
i:-u;;
,fli Huh Wij ontmoetten elkaar elke middag
„Twee uurrr bui rregen. aan de lunch, behalve als eenmaal
Lln. Vken Per week de Connie uit Manilla
De regen viel toen al met baxxe kwam, dan waren we er eerder. Een
uit riP lucht Verderop in de richting week tevoren hadden wij twee boei-
van het bos, waar de Papoea's in onhPnulli-
dienst van de Ballast Maatschappij
een voormalige
het voormalige
druk bezig waren,
landingsbaan van
Amerikaanse vliegveld weer aan de
jungle te ontworstelen, lag het werk
nu stil. In de toko van Huh-Lin luis
terde men peinzend naar de regen.
Toen werd het geraas van de regen
overstemd door de dreun van vier
machtige vliegtuigmotoren. Er was
geen Nederlander op Biak of hij
stond iedere week een keer enkele
seconden met een scheut heimwee
naar het geluid van die vier ,Con-
stellation-motoren te luisteren. De
K.L..M-Connie kwam van Manilla.
Doch nauwelijks twee etmalen te
voren had hij nog op Schiphol ge
staan: in een snééuwbui wellicht;
het was nu 2 December.
„Die weeerreld is klein, yessir
zei Huh-Lin.
Hij zei dat iedere week, zoals heel
Biak het zei als de Connie uit Neder-
land voor enkele uren neerstreek op
die ene ruwe landingsbaan welke ze
op het eiland nog van de krijgsbe
drijven hadden overgehouden. En
stellig bedoelde ook Huh-Lin het ge-
gendeel. Wie eenmaal, 's avonds
laat. als de hitte een mens tot hoog
in de heuvels van Biak achtervolgt,
onder het rieten afdak van de Ne
derlandse club met een glas lauw
bier in de hand dromerig in een wolk
vuurvliegjes heeft zitten staren - de
jungle rondom -, hij laat zich niet
'om de tuin leiden met een K.L.M.-
dienstregeling. Holland is een énd!
Helemaal aan het andere eind van de
wereld En inderdaad: inderdaad
misschien lopen ze daar nu, kraag
Tp, te huiveren in een sneeuwbui..
ende uren over volslagen onbenulli
ge dingen zitten kouten met een Wa-
geningse prof. die naar Canberra
moest om daar in landbouwzaken te
adviseren en die voor het overige,
naar hij ongevraagd en met nadruk
meldde, geen heil meer zag in de
P. v. d. A. en het Nederlands elftal-
Doch ditmaal vloog die Connie ken
nelijk uitsluitend ten gerieve van het
buitenland en lieten wij ons, teleur
gesteld en ongeïnteresseerd wegzak
ken in een der stoelen aan de lees~
tafel. Men zat nooit veel aan de
leestafel in het K.L.M.-hotel in Biak.
Te Roller had het allemaal best be
doeld. Telkens als er een Connie
uit Sydney of Manilla op de runway
neerstreek, voerde men de leestafel
met enige actuele lectuur, doch hoe
wel iemand een bordje had gezet
met de woorden „Alles wat op deze
tafel ligt, is alleen maar om te lé
zen!!", hielden „Time" en de „Sa
turday Evening Post" het op die
leestafel nooit langer dan een uur,
verdwenen ook de kranten op bijzon
der listige wijze en vond men er
's avonds zoals gewoonlijk niets an
ders dan een stokoud exemplaar van
de „Straits Times" uit Singapore,
een missiekalender uit den jare 1951
en een Australische prijscourant in
zake kunstmest en vol-automatische
dorsmachines.
Van der Mast nam de „Straits
Times", wij kenden de voorpagina
onderhand van buiten..: „500 rebels
arrested in Northern Sumatra..";
en een schielijk overleden politie
agent in Casablanca; en een torna
do in Florida; en..
heerst 'naar hij onmiddellijk ontdekt,
in Nieuw Guinea niet alleen 'n zalig
gebrek aan vliegtuigen, doch boven
dien een ver-vooroorlogse overvloed
aan tijd. Diensvolgens is het met
het vliegrooster der binnenlandse
luchtlijnen wel zo geregeld, dat de
vreemdeling die in Biak uit de Con
nie stapt, enige etmalen achtereen
de gelegenheid krijgt, de plaatse
lijke bezienswaardigheden volop te
bezichtigen alvorens hij, met vijftig
nieuwe kennissen, een maag vol ki
nine en een schromelijk tekort aan
slaap, tenslotte naar zijn plaats van
bestemming verder reist.
De „nieuwe" kwam met kleine,
driftige stappen naar de leestafel.
Hij ging zitten, vouwde zijn handen
zorgvuldig, rond zijn baard alsof hij
vreesde dat de mieren die toen al
bezig waren, het K.L.M.-hotel te ver
overen, er in zouden klimmen, keek
ons aan met die twee vurige kool
tjes van ogen en sprak vervolgens
het verlossende woord:
„Kovacs!. uit Bangkok".
Toen pompten wij hem gretig leeg.
Hij kwam uit Hongarije. Dat wil zeg
gen: zijn ouders. Hij zelf was in Cai
ro geboren, twee-en-zestig jaar ge
leden. Neen, hij had de Engelse na-
HET LIEP TEGEN TWAALVEN
toen ik in het nieuwe K.L.M.-hotel
aan de rand van de runway, terug-
koerde. Het regende toen niet meer.
Een dorre bries veegde opnieuw de
kernei schoon. De zon stond dam-
Pend in de enorme regenplassen voor
hotel en binnen zoemden, als
slee<Is, de ventilatoren. Men kwam
aar steeds weer als men ginds,
.het eind van de runway b« de
Marine-i00dsen, de Connie tankte en
Ie Roller, de voormalige K.L.M.-
gezagvoerder, die nu als vertegen
woordiger van de maatschappij m
piak zit, de passagiers en de crew
intussen koest hield met een koele
ei) enige gespierde verhalen
aangaande de bétere dagen van wel
eer toen een K.L.M.-gezagvoerder
nog vuile handen kreeg en je aan
gaande de avonturen van iedere Ba-
tavia-vlucht met recht een brief naar
huis kon schrijven. Men trof onder
de altijd wat dof doende menigte
die daar wachtte, soms wel eens een
oude bekende, doch die dag was het
niet veel raars. Een stel hardnekkig
geeuwende Australiërs die naar de
baai van Biak zaten te staren alsof
het 't goudvissenvijvertje in hun
eigen achtertuintje was. Drie volop
zvvijgende Jappen die wol gingen ko-
pen in Melbourne. Een ietwat gede
valueerde Engelse balletgroep mei
®en °hverholen neiging tot bleek
zucht en piat gehakte schoenen. En
,E'M.-captain bleek dezelfde blo-
zende doch zwijgzame Zuid-Afri-
kaander die met, zijn wissel-beman-
"lnA-u ,al weken achtereen hier
nüla vi m: SydneyBiakMa-
avice-versa.
V')
■vvY
Een bezoek aan Doc in de bouwval
lige schuur dewelke men in Biak
het ziekenhuis noemde. Een rit door
de marine-basis. Twintig minuten
griezelen in de zogeheten „Jappen-
grot" waarin destijds naar schatting
twee duizend Japanse krijgers le
vend zijn verbrand met Noord-Ame
rikaanse vliegtuigbenzine van een
hoog octaangehalte. Een praatje met
de pastoor die niet alleen zijn baard
doch bovendien een mateloze levens
wijsheid uit China heeft meegebracht
Een borrel bij Te Roller
Toen, tegen etenstijd, Van der
Mast de „nieuwe" uit zijn wrakke
Landrover laadde, zag zijn tropenkle-
dij er al lang zo smetteloos niet
meer uit. Heel even vreesden wij,
dat Kovacs op het punt stond om,
bek-af, gewoon maar afscheid te
nemen on vervolgens vroegtijdig ter
kooi te gaan. Wij vingen hem nog
net. Doe draaide die avond een smal
film in de soos. Wij kenden die film
onderhand van meter tot meter. Doe
had haar, telkens als er een vreemde
ling op Biak strandde, al zo dik
wijls afgedraaid. Eerst naar voor,
en dan naar achteren. Na de twaalfde
kéer konden we zelfs over die achter
uit hollende Papoea's niet meer grin
niken. Doch als er een nieuwe was,
voor 'n paar dagen in Biak, dreven
we niettemin onze jeeps steevast een
avond omhoog langs het zanderige
pad naar de soos. De film van Doe
hoorde bij het ritueel. Isthvan Ko
vacs zou aan dat ritueel evenmin
ontkomen
DE FILM VAN DOC duurde, als
ik mij wel herinner, vier rolletjes.
Het terugdraaien en de duistere nuk
ken van het agglomeraat meegere
kend, kwam dat neer op ruim ander
half uur. In de witte lichtbundel van
het projectie-apparaat tuimelden
wild de muskieten en de hitte was
alom en onverdraaglijk, en Doe ver
droeg opnieuw zonder morren alle
hoongelach, en Isthvan Kovacs zat
met een verrassende, stille eerbied
maar naar die film te staren alsof
het wérkelijk een kunstwerk was.
„Nee", zei Doe later, „ik knoei
maar zo'n beetje, maar 'n vent met
gevoel voor film zou hier op dit eiland
de film van zijn leven kunnen schie
ten".
Isthvan Kovacs over andere dingen
dan over smalfilms, eilanden van
de Geelvinkbaai en de kust-Papoeas
te praten. Kovacs ontpopte zich als
een aangename causeur. Als hij
sprak, hield zijn linkerhand zich
voortdurend koesterend vast aan zijn
lange, grijze baard en het was alsof
hij daarmee de aandacht zijner toe
hoorders wilde afleiden van dat hoog
rode kale hoofd. Doch hij hield ons
bezig tot half twee, toen sloten ze
in de bar de bierkranen en begon Te
Roller opnieuw te geeuwen.
„Half twee", zei Kovacs.
„Jawel", zei Te Roller, „en thuis,
in Holland, is het nog niet eens
3 December".
„Nog twee nachtjes slapen", zei
Doe lusteloos, „dan is het heerlijk
avondje weer gekomen".
„We moesten.begon Te Roller,
met plotseling iets vinnigs in zijn
ogen.
„Ja", zei Doe geestdriftig, „eigen
lijk moesten we dit jaar dat heerlijk
avondje eens.."
„Kovacs!!", zei Van der Mast,
„met een échte baard! Sinterklaas
voor alle lieve kindertjes van Biak!
Man, jij mag hier niet weg voor
6 December!"
gens warm voor liep, dan duldde hij
geen tegenspraak. En dus organi
seerden wij vrolijk verder. Wij orga
niseerden een bezoek aan de plaat
selijke school. Wij organiseerden een
Sinterklaas-seance ten gerieve van
de Marine en wij verzuimden ge
makshalve Ishtvan Kovancs te mel
den, dat de mariniers er twee weken
tevoren in geslaagd waren, een Ne
derlands cabaret-gezelschap van het
hogere genre dat van een tussenlan
ding op Biak gebruik maakte om het
Marinekamp wat te verpozen, met
een serie onbeleefde interrupties zo
volledig van de kook te brengen,
dat de voorstelling tenslotte in
een zelden vertoonde spraakverwar
ring derailleerde. En wij organi
seerden tenslotte voor later op de
avond een oud-Hollandse pakjesre
gen ten behoeve van de volwassen
geheten leden der Nederlandse kolo
nie, te houden in de grote eetzaal
van het K.L.M.-hotel.
„Hoe laat'?', vroeg Kovacs toen
wij hem op de morgen van de vijfde
December op de hoogte stelden van
de details betreffende de oud-Holland
se pakjesregen.
„Om negen", zei Van der Mast,
„tot elf uur op zijn laatst, dan mag
je die mijter afzetten".
En toen zei Isthvan Kovacs iets
verschrikkelijks. Isthvan Kovacs zei
ronduit: „Neen".
's Middags voor de school konden
we hem hebben en later ook nog
voor de mariniers maar niet voor
die oud-Hollandse pakjesregen.
Er viel na zijn woorden een tome
loos diepe stilte. Van der Mast stond
Kovacs een halve minuut aan te sta
ren alsof hij nog twijfelde tussen
een jio-jitsu-greep of gewoon maar
een oud-Hollands pak slaag. Toen
ontdooide gelukkig het gelaat van de
Amsterdammer.
„Jammer", zei hij dan, „wérke
lijk jammer. Het had zo'n aardig
feestje kunnen worden. Sinterklaas
in ons midden. Op het heerlijk avond
je. Met een echte pakjesregen.."
„Het spijt mij werkelijk", zei Ko
vacs, „maar ik heb vanavond werk
te dben. Enige belangrijke brieven".
„Jammer", zei Van der Mast nog
derd keiharde Hollanders met z'n
allen één wonderlijke seconde lang
domweg en stil alleen maar aan
thuis en aan het vaderland en aan
de goede dagen van weleer te den
ken.
Het was, naar men zei, een bij
zonder geslaagde avond en zelfs
Kovacs zat, omringd door de drie
oorspronkelijke Zwarte Pieten moe
en voluit transpirerend doch tevre
den achter in de Landrover toen wij
om kwart over negen voor het K.L.M.
hotel stopten.
Ik herinner mij die scène voor
het K.L.M.-hotel nog best.
„Wel"zei de Sint, terwijl hij
dat kale hoofd eindelijk ontworstel
de aan de knellende greep van de
mijter.
„Goed werk", zei Van der Mast.
„Wel.zei de Sint en ik kreeg
het merkwaardige gevoel dat hij op
eens niet naar een koele dronk noch
bovendien naar een asperientje
smachtte, „dan ga ik maar eens
naar mijn kamer, 'n Hoop werk te
doen. Brieven en zo. Wat hoofdpijn
bovendien. De heren willen mij wel
exuseren".
„Jawel", zei Van der Mast,
„straks".
Toen namen de drie oorspronke
lijke Zwarte Pieten de goede Sint
in een greep die rondweg uit het
oerwoud stamde, plantte Van der
Mast de mijter weer op het hoog
rood geworden kale hoofd van de
Hongaar en hielden we tot ver na
elven een, in alle opzichten onver
getelijke oud-Hollandse pakjesavond
met 'n Sint die door zijn eigen Zwar
te Pieten aan zijn troon vastgekluis-
terd en die, als hij wel eens sprak,
alleen maar onwellevende dingen
zei.
EN ZO, BESTE KINDEREN,
kwam het dan, dat de twee prauwen
van de Indonesische marine die op
het afgesproken tijdstip, om half
tien precies, die avond tot onder de
kust van Biak slopen, vergeefs
wachtten op de lichtsignalen welke
hun uit een kamer van het K.L.M.-
hotel met een ouderwetse code-lamp
gegeven zouden worden. Het verging
„Brandhout", zei Van der jy[ast.
Hij was nog jong. .Hij was in Biak
voor een bouwmaatschappij, be
taalden dat knap en er was in heel
Nieuw Guinea niet zoveel comfort
als in <jat nieuwe K.L.M.-hotel, maar
ie niet op je tellen lette, ging
■ie niettemin met een lichaam vol ma
laria
naar huis, of botte je eenvou
+i»> 7ei Van der Mast.
„Brandhout! /tl T„(uvf.n r.
En toen pas zagen wij Isthvan Ko
vacs.
ISTHVAN KOVACS kwam mNe
Oostelijke hotelvleugel m kaal
teloos tropenpak, een el, oog_
hoofd, twee guitig glundere.
jes en een volle, onwaarschijnlijk
golvende baard. Hij was niet gi<
Isthvan Kovacs, doch hij hep y
de zaal met een air alsof hij daai-
net, tijdens het douchen, niet alleen
drie kwart van het aandelenpakket
der K.L.M.doch bovendien alle in
de Geelvinkbaai voorradige riffen en
eilanden tegen contante betaling had
overgenomen.
„Er is", meldde ik Van der Mast,
„een nieuwe".
Van der Mast keerde zich om, met
een ruk. Het gebeurt een enkele
maal, dat de Connie een passagier
in Biak achterlaat en dat is dan al
tijd voor Biak een gebeurtenis. Hij
moet, de vreemdeling, dan stellig
wel naar Hollandia, of naar Sorong
of misschien zelfs helemaal naar het
Zuiden, naar Merauke, doch er
tionaliteit, maar had acht jaar lang
in Soerabaja gezeten, tot 1940 toe.
Toen h#d hij de Jappen voelen
aankomen, naar hij zei, en vervol
gens had hij gezworven. Brisbane,
Geelong, Londen in de laatste oor
logsjaren, Singapore na de capitula
tie, en dan Bangkok. Toen, een half
uur later, die Zuid-Afrikaan zijn Con
nie weer van de runway omhoog trok
en de dreun der motoren wegstierf
boven de Geelvinkbaai, wisten wij,
dat Kovacs een dochter had die in
Amerika woonde; en halverwege de
lunch liet hij ons de foto van wijlen
zijn echtgenote - een Nederlandse -,
zien -; en nog voor de middaghitte
0ns tenslotte naar onze kamers en
de air-conditioning dreef, hadden
wij Isthvan Kovacs de Hongaar al
overgehaald tot het afwerken van
het gebruikelijke programma: géén
„nieuwe" in Biak, die aan het pro
gramma ontkomt.
Later, die dag, werkten wij met
goed geveinsde geestdrift dat pro
gramma af. Handjes geven met Van
Gent, het Hoofd Plaatselijk Bestuur-
Van dat ogenblik af werd het een
onbedaarlijke saaie avond. Wij za
ten in een wijde kring rond Isthvan
Kovacs en wij dronken lusteloos aan
ons bier en wij hadden gedacht, dat
Te Roller dat verhaal wel weer zou
gaan vertellen van de Oostenrijkse
Baron die in Karachi in het ver
keerde vliegtuig stapte, maar Te
Roller kwam niet eens aan het woord.
Doe en Kovacs bleven maar dreinen
over die film. Doe kende héél het
eiland en hij kon er - wat waar is,
is waar - boeiend van vertellen en
net toen we dachten, dat het nu on
derhand hoog tijd werd, dat de heer
Kovacs zijn tol aan Biak betaalde
door ons te melden wat er voor en
achter de coulissen van de stad
Bangkok allemaal gaande is. net toen
begon Doe op verzoek van onze gast
die film over dat ellendige eiland
Biak opnieuw af te draaien: al die
vier rolletjes!., en om de haverklap
stopte Doe het projectie-apparaat.
Dan stelde Kovacs de Hongaar vele
vragen aangaande het eiland, en bé
ter dan al het andere herinner ik mij
nog van die avond hoe zorgvuldig
hij zijn Nederlands sprak. Langzaam
eri nadrukkelijk, met niets dat aan
de puszta en zijn voorvaderen her
innerde. Het klonk meer naar Soe
rabaja dan naar Budapest en er zijn
niet véél voormalige Hongaren die
met een dergelijk accent op Biak te
recht komen.
Enfin: het werd toch half een. Doe
pakte zijn spullen in en Te Roller
geeuwde zoals alleen oUd-vierban-
ders van de K.L.M. na een ong-
breideld saaide avond geeuwen kun
nen en toen ik met Van der Mast
in de Landrover omlaag reed naar
het vliegveld, had hij voor de vreem
deling slechts één woord:
„Waar-de-loos!.
Van der Mast kwam uit Amster
dam. Hij kon, als hij wilde, Willem
Parelachtig praten. Doch toen wij
later in de lounge van het K.L.M.-
hotel nog een afzakkertje dronken
met drie ingenieurs van de Shell die
de volgende morgen naar Hollandia
jouden vliegen, viel er eindelijk met
Isthvan Kovacs geloofde blijkbaar
niet in Sinterklaas. Het duurde tot
ver over tweeën alvorens wij hem er
van overtuigd hadden, dat alle blan
ke kindertjes op Biak (het waren er
welgeteld zeven, in die dagen) al ja
renlang op de komst van de goedhei
ligman hadden zitten wachten, en
dat hij een misdaad aan de jonge
mensheid zou begaan als hij ons
voor 6 December zou verlaten. Te
gen die tijd had Te Roller overigens
al ontdekt, dat Kovacs helemaal niet
naar Hollandia of naar Solong
of naar Mantekwari hoefde, doch dat
hij alleen maar in Biak was afge
stapt op doorreis naar Sydney, om
dat hij met alle geweld ons eiland
wilde leren kennen.
Toen gaf Isthvan Kovacs zich ge
wonnen. Ik herinner mij nog, dat hij
wat haastig afscheid nam.
„Nooit vertoond!" zei Van der
Mast, „op Biak, of allplaces! Een
Hongaarse Sinterklaas! Zo maar uit
de lucht gevallen! Met een -ech-te
baard!
Wij organiseerden dat met de bit
tere geestdrift waarmee men in oor
den als Biak, helemaal aan het an
dere eind van de wereld met geen
andere afleiding dan de stokoude
films van Doe en de grotendeels
reeds gebarsten grammofoonplaten
collectie van het K.L.M.-hotel, alles
aangrijpt dat slechts enige afwisse
ling in het toonloze, bloedhete leven
van alledag te beloven schijnt.
Drie dagen achtereen nam de or
ganisatie van het Eerste Na-Oorlog-
se Sint Nieolaasfeest Op Het Eiland
Biak ons zo volledig in beslag, dat
wij Kovacs voornamelijk aan zijn
eigen lot moesten overlaten. Kovacs
kraste maar heen en weer over het
eiland met de jeep van Doe en hij
gedroeg zich als een botanicus die
op zoek naar een afgezaagde boter
bloem een prae-historische orchidee
is tegengekomen en als wij hem op
gezette tijdens verslag uitbrachten
van onze vorderingen met de organi
satie van 't Sint Nieolaasfeest waar
aan wij, als zijnde geboren en geto
gen kindervrienden, onze allerbeste
krachten wijdden, deed hij verstrooid
en beloonde hij ons met niet meer
dan een vage glimlach.
„Onze Sint", zei Van der Mast,
„is helaas geen kindervriend". Dat
was de volgende avond laat. Wij had
den Kovacs de mijter laten passen
die men, naar aanwijzingen van de
aalmoezenier, in de werkplaatsen
van de Koninklijke Marine speciaal
op maat vervaardigd had, doch er
had geen enthousiasme geblonken
in de kleine donkere oogjes van de
vreemdeling en voor het overige
had hij getracht, de helft van het
door ons opgestelde programma
voor het komende heerlijke avondje
te schrappen.
eens. Toen liet hij Kovacs gaan. De
Hongaar was te kort op Biak om te
kunnen weten, dat Van der Mast er
niet van hield als onwillige vreemde
lingen onze zo zorgvuldig opgebouw
de organisaties in de war schopten
„Ik ben", zei Kovacs, „te oud voor
al die drukte". Doch wij lieten hem
niet meer uit onze handen.
„Onzin", zei Van der Mast, „het
kost je vier uur op z'n hoogst, je
moet wat over hebben voor de kin
deren van de besten onzer pioniers".
Kovacs zweeg. Van der Mast mat
ruim een meter negentig, en hij had
handen als roeispanen en als hij er-
ISTHVAN KOVACS SPEELDE het
allemaal voorbeeldig, ik moet dat
toegeven. Hij reed met- Van der Mast
en drie volkomen oorspronkelijke
Zwarte Pieten in de Landrover naar
de school, waar alle kindertjes in
koor: „Welkom Goedheilig man, rie
pen" en hij maakte de smetteloos
witte handschoenen die wij van Van
Gent, het H.P.B. geleend hadden,
roetzwart toen hij drie, vier Papoea-
jongetjes achtereen over hun kroes
kop aaide, en toen zongen de kinder
tjes een liedje in het Maleis ter ere
van de Sint en vervolgens smeten
de volkomen oorspronkelijke Zwarte
Pieten al het snoepgoed dat wij in
de toko van Huh-Lin, de ellendige
Chinees, tegen woekerprijzen hadden
kunnen kopen, royaal en grondig door
de twee klaslokalen-, en Isthvan Ko
vacs wiens mijter achteraf bezien
wat klemde, verdroeg dat alles met
een milde, wijze gelatenheid.
Hij verdroeg nog méér, Isthvan
Kovacs.
Toen wij het Marinekamp binnen
reden, hoorden wij in de enorme Nis
senhut die daar als recreatieruimte
dient, reeds het wild geraas der
mariniers. Toen struikelde, bij het
binnenkomen, de Sint achtereenvol
gens over een oorspronkelijke Zwarte
Piet en een zijner onwennige gewa
den, zongen de mariniers: „Hoe
huppelt mijn baardje het dek op en
neer" en moest Van der Mast met
ruwe uitroepen de Sint een weg banen
tot op het podium. De Sint bracht
het niettemin nog tot een toespraak
en kampcommandant zei in aanslui
ting daarop enige stichtende woor
den en toen zaten daar een paar hon-
die twee prauwen niet zo best. Een
half uur lang kruisten' twee-en-twin-
tig tot de tanden gewapende sabo
teurs en onruststokers voor de bran
ding. Toen landden zij, bij gebrek
aan aanwijzingen en signalen, een
voudig maar in het wilde weg. Het
werd voor die twee-en-twintig sabo
teurs en onruststokers geen heerlijk
avondje, hoewel het tijdens het vuur
gevecht dat onmiddellijk op de lan
ding volgde, aan wild geraas waar
achtig niet ontbrak. De schoten ver
rasten ons midden in de oud-Holland
se pakjesregen en waarom de Sint
er toen pas in slaagde, met boven
menselijke kracht zich van zijn beide
Zwarte Pieten te ontdoen en in ga
lop naar zijn kamer in de Ooste
lijke vleugel te rennen, hebben wij
later pas begrepen.
Slechts enkele minuten later was
heel het hotel vol marine. Zij rende
dwars door de oud-Hollandse pak
jesregen naar de Oostelijke vleu
gel. Daar verraste zij de Sint terwijl
hij bezig was, in allerijl nog enige
documenten te verbranden.
Diezelfde nacht nog, nog voor men,
zoals gebruikelijk, in Djakarta alles
begon te ontkennen, viel Isthvan Ko
vacs door de mand. Het bleek, dat
hij gewoon maar Piet de Boer heette.
Men had hem op Biak gedropt om
die landing voor te bereiden. De kin
dertjes op Biak hebben dat nooit
vernomen. Zij geloven nog altijd in
Sinterklaas. En daarvoor zijn wij
Piet de Boer dan toch wel dankbaar.