Schone dingen uit de Franse schilderkunst lil®.: TENTOONSTELLING WW Nogmaals 19e eeuws realisme Antiek SPEELGOED Kunsthandel Nieuwenhuizen- Segaar exposeert AANWINST Raymond Brulez, MarnixHugo Claus Kroniek der Zuid nederlandse letteren J7 -"■»* ZATERDAG 22 JANUARI 1955 "T—-■—r-'r-™' In het Haags Gemeentemuseum ivordt een tentoonstelling Spon en spel in de oudheid" ingericht. Een der interessantste stukken op de expositie is een stuk speel goed uit de 7de eeuw voor Chris tus uit Griekenland. Het is een ezel, beladen met enkele water kruiken waartussen een pop zit. Aan de ezel zijn wieltjes be vestigd. lil GO CLAUS ...zoals velen haar op het toneel zagen Geen come back wandelde. Muziek en literatuur Terwijl de expositie van Pieter Scheen, die wij vorige week be spraken, ons de fijnere zijden van de Nederlandse schilderkunst in de negentiende eeuw laat zien, toont een flinke steenworp verderop de kunsthandel Nieuwenhuizen Segaar in de Anna Paulownastraat schone dingen uit de Franse schil derkunst van diezelfde eeuw. En hier vallen ook dezelfde overeen komsten op tussen romantiek en impressionisme, zich vertonend in een realisme dat voor heide stro mingen de diepere continuë onder grond is geweest. Reeds voor Goethe en Jean Jac ques Rousseau waren de onder scheiden begrippen „gevoel" en „natuur" niet te scheiden. Het ver schijnsel van Courbet's puur realis me midden in de tijd der romantiek, is daarom toch niet zo raadselach tig als het lange tijd de kunsthisto rici geleken heeft. En zeker is het met zonderlinger dan dat in onze dagen het realisme van Millet die even echt boer was als de mensen me hij penseelde, want hij werkte s morgens op het land en schilder de s middags - zonder meer als pu re romantiek ervaren wordt. Zoals allen de Barbizonners als roman tici ervaren en zoals wij zelfs de fijne realist Corot als een romanti cus zien, al hebben dezen niets van die hinderlijk-litterair opgelegde vroomheids-pose van de overigens volkomen oprechte Millet. Wij begrijpen niet zoveel meer van de bewondering die Monet en de zij nen voor Puvis de Chavannes koes terden, tenminste als wij bepeinzen hoe weinig zij moesten hebben van Seurat's neoïmpressionisme. Maar de ontwikkeling van Mauet uit de in vloedssfeer van Delacroix en Cour bet naar die van Monet, evenals het feerrijk doekje van Sisley, cn een merkwaardig stuk van Théodore Rousseau, die de eignlijke stichter der Barbizon-school is geweest. Een schildering van 'n Zuid-Frans heuveldorp door Berthe Morissot, de schoonzuster van Mauet, vormt door haar warm coloriet en picturale op bouw een tegenstelling met het smal le en hoge landschapje door Henri Harpignies, met fijn-,,gepenseel- tekende" en in zachte, fijne grijzen tegen een blauwe lucht vol glanzen de wolkjes geschilderde bomen, langs de weg die naar zee voert. Tot nu toe heb ik toch nog enkel landschappen vernoemd. Ik kan er nog een noemen: dat van Antoine Vollon, fris-natuurlijk. Maar van de ze schilder is bijna de helft der ge toonde collectie: en wel een hele zaal vol stillevens met fruit, tinnen kannen, groenten en bloemen. Welk een ras-schilder was die Vollon. Ris keer het, dat een modernling U ka- rikatureert als een ouderwetse doek- jes-beruiker: het is een ge not om die kloeke temperament volle, rake en emotionele toets van vlakbij te bezien, fonkelend van kleur in hun zware gammen. Dit zijn ook de beide stillevens van Fouace waard, de kleur is er petil- lanter nog, de toets iets bedachtza mer uitgesmeed. Hij is veel minder magistraal en minder zwaar, min der recht-op-de-man-af dan Vollon, maar met zijn zilveren bekertje, zijn champagnefles, zijn kaasstolp, en zijn perzikjes wint hij het van de rui sende zangen van Vollon in pare lende poezie. Naast deze twee zijn de getoonde stilleventjes van Bonvin en zelfs- dat van Philippe Rousseau beduidend minder. Brillant, vurig, is het pa neeltje - niet groter dan een ansicht kaart - van Dian. Het dromerig sfu- mato van Fautin Latour ontmoet men in diens kleine, zeer fijn geco- loreerde schilderijtje: „La toilette de Vénus". Van de felle hekelaar Jean Louis Forain is er een snel en raak gedane penseeltekening in O.I. Inkt; bewonderenswaardig is de por- tretkop van een oude vrouw - het zou zijn moeder kunnen zijn - van Ribot; zeer kundig en zeker diens kleine studies naar een slager in wit te jas en met witt baret. En zelfs zo'n weinig opvallend doek je als de schipbreuk van Eugène Isabey munt nog uit door schilder lij ke vaart. Waarmee ten besdluite -maar gezegd wil zijn, dat ook deze bezienswaardige expositie van een Haagse kunsthandel tot in haar on aanzienlijkste deel genietelijk blijft. K.S. V:-i iv V vfe .vf*:-': .::.vLS, .v.-ïv. VLAMINGEN op de KORTE BAAN realisme van Degas, dat nog puur der was dan dat van Courbet maar dat minstens coloristisch wezenlijk een vrucht van het impressionisme is, tonen allerduidelijkst aan, dat de grote continuante van de negentien de eeuw het realisme is geweest en dat het impressionisme rechtstreeks uit de grote beeldende kunst-tra ditie is voortgekomen. En het is al leszins merkwaardig - om nog even °P Seurat terug te komen en ook een figuur als Cézanne niet te verge en - te bedenken dat ook de mo- °erne experimentele en abstracte conseqUenUe van die traditie zijn. stillevens. Maar laat ons niet te ver afdwa len van ons eigenlijk onderwerp. Wa ren landschappen bij Scheen de hoofdschotel, bij Nieuwcnhuysen-Se- gaar zijn het stillevens, liet zijn niet direct de meest befaamde namen uit het negentiende eeuwsc Frankrijk welke men er in hoofdzaak ontmoet. Al is er een kleine pastel van Degas bij, een fijn-gccolorecrd cn atmos- Dezer dagen wist het Aartsbisschoppelijk Museum een kostbaar Madonnabeeld uit de kunsthandel te verwer ven. Het is algemeen bekend, dat in de ver zameling vooral de middeleeuwen goed vertegenwoordigd zijn. De nog bescheiden col lectie baruk-sculpturcn heeft nu door deze aan winst aan belangrijk heid aanzienlijk gewon nen. Dit lindenhouten beeld is geheel en al gaaf in de oude poly chromie bewaard. Ma ria's charmant gedra peerde kleed is van een violetachtige tint, waaroverheen de wijds gedrapeerde tweedelige mantel in rood en blauw een fraaie con trastwerking te zien geeft. De kleuren ac centueren op gelukkige wijze het élan en fees telijk karakter, die de sculptuur op zich reeds bezit. Bijna zeker is dit stuk in de laatste de- cennia der zeventiende eeuw in een Antwerps atelier ontstaan. De nieuwe aanwinst is te bezichtigen in de Bo- venkapel van het Aartsbisschoppelijk Museum in het Cen- traalmuseumgebouw te Utrecht. Men krijgt de indruk dat de novelle en het'korte verhaal ook eindelijk bij ons in ruimer kring waardering vin den. Ondernemende uitgevers brengen althans, gemakkelijker dan vroeger, af zonderlijke en gebundelde verhalen op de markt en, moet men veronderstellen, aan de man. Toch durf ik betwijfelen of een ver haal als ,,De Laatste Verzoeking van Antonius" (Atlantis-Reeks, Stols), dat in 1932 voor het eerst verscheen, zou herdrukt zijn, indien het niet de signa tuur droeg van de inmiddels befaamd geworden Raymond Brulez. Wel her kent men hier zonder moeite de fijn verslepen pen (vooral in de natuur- notities) van de latere memorist, maar het geval is toch te cerebraal van opzet en te schematisch van uitwerking om als zelfstandig kunstwerk te bevredigen. Het geschrift ontleent zijn belang dan ook hoofdzakelijk aan de levenshouding die het onthult, een levenshouding welke op te vatten is als een modern existentialistisch humanisme, zonder dat men dit begrip een bepaald anti-chris telijke strekking zou mogen toekennen. De Antonius van Brulez is ongetwijfeld een sympathieke figuur, eer nog een gnosticus dan een sceptisch denker, en misschien moet men de ontwikkeling van de schrijver wel hierin zoeken, dat deze verhoudingen zich bij hem in de loop der jaren hebben omgekeerd. Waaruit bestaat de „laatste verzoeking" van de filosoferende eenzaat Antonius? Vreemd genoeg, uit een huwelijksaan zoek, hem gedaan door een schoonheids koningin. Maar Antonius, die zijn eer ste jeugd achter zich heeft en tot de jaren der wijsheid gekomen is, wijst het af. De lezer begrijpt intussen dat dit slechts de anecdotische oppervlakte is van het verhaal, hetwelk overigens voor al uit gesprekken bestaat. Antonius' eigenlijke verzoeking is het volstrekte nihilisme, dat de doelloosheid van alle streven predikt. Ook aan deze verzoe king. die op zelfvernietiging zou uit draaien, weerstaat hij. De dagtaak is hem heilig en voldoende"; dat is zijn filosofie en wellicht ook nog die van de schrijver zelf, °P dit ogenblik. Wat de dag meebrengt Een ander (eigenlijk het eerste) deel tje van de Atlantis-reeks is Wat de Dag meebrengt, onder welke titel Marnix Gijsen drie korte verhalen bijeenbracht, qua inhoud echte niemandalletjes, waarbij het dus geheel aankomt op een bepaalde visie en het stilistisch ver mogen. Op dit kleine vlak ziet men deze dingen als 't ware onder een ver grootglas, en dan moet ik zeggen dat Gijsen hier, vergeleken bij verschillen de andere Noord- en Zuidnederlandse schrijvers van „kort proza", een nogal zwakke indruk maakt. Zijn geestigheid lijkt soms wat gezocht, gestoffeerd als zij wordt met oude grapjes en histo rische anecdootjes, welke eenieder die enige lectuur heeft bekend moeten zijn. Het meest geslaagd is m. i. het tweede verhaal, waar de lome atmosfeer van de stad New York bij zomeravond met enkele trekken is weergegeven en de geestigheid met een scheut zelfironie wordt" gekruid. Het luttele voorval van de aankoop van een fles wijn bij een Italiaanse meester inhet vak wordt hier uitgewerkt tot een kleine levens episode Is het werkje artistiek niet zeer overtuigend, het brengt Gijsen mis schien toch nader tot zijn lezers, als wandelaar, winkelaar en clubbezoeker in New York. Natuurgetrouw Veel belangrijker dan dit snipperwerk zijner oudere collega's lijken mij de dertig prozastukken, die de thans 25- jarige Hugo Claus bundelde onder de quasi-conventionele titel Natuurge trouw (De Bezige Bij). Het „natuurge trouwe" zit hier misschien alleen in de toon, die speels en luchtig blijft, of het onderwerp nu ernstig of onernstig, vro lijk of dramatisch is. Met de werkelijk heid hebben deze verhalen en boutades al zeer weinig te maken; men voelt zich afwisselend in een min of meer beang stigende droom, in een gangsterfilm, in een moderne onderwereld (met Kafka op de achtergrond) of op een of ander melancholisch eiland, maar steeds: in ballingschap. Humor, weemoed en cy- nisme geven deze fantastiek een typisch Clausiaanse onheilstint. De meeste de zer stukken blijven fragmentarisch en zijn dikwijls niet meer dan flarden van indrukken, vage weerspiegelingen van gedachten of gewaarwordingen. Toch laten zij geen twijfel aan het authen tieke levensgevoel van de moderne „outcast", de nieuwste belichaming van de „poète maudit" die Hugo Claus is. Toegerust rnet een uiterst suptiel op merkingsvermogen leeft hij aan de zelf kant der maatschappij niettemin soms dicht bij het wezen der dingen. Ik zei het reeds dat men hier geen .gewone werkelijkheid en dus ook geen verha len in gebruikelijke trant aantreft ;zo- wel fantasieloze als critisch ongeschool de lezers zullen het boekje ,dat niet voor hen bestemd is, niet kunnen waar deren. Maar degenen die in weerwil van de dikwijls abjecte atmosfeer in het werk van deze zeer begaafde .ion gel ing een lotsbestel hebben onderkend, zullen er wellicht een ontwikkeling in zien naar een meer humane kunst. En dat is altijd winst. J. ROELAND VERMEER (Advertentie) DIRVEN liind hoven WIEGERSMA Utrecht VAN OUDE KUNST EN ANTIQUITEITEN van 14 tot 31 Januari in (lo ROTTERDAMSE KUNSTKRING, Witte de Withstraat 35, Rotterdam ELSE MAUHS Op 25 Januari wordt Else Mauhs, onze eerste actrice die op die gedenkwaar dige Woensdagavond, 7 Maart 1934 van Theo Mann-Bouwmeester de befaamde toneelring ten geschenke kreeg, zeventig jaar. Voor velen is zij een legende, maar ook voor zeer velen nog de actrice, die in naar talloze creaties haar publiek wist te boeien en vast te houden in de ban van haar groot kunstenaarschap. Zij woont aan het Roelof Hartplein in een flat, waar zij hunker naar wat die echter niet naar- binnenstraalt omdat de ligging daaryooi en ene Else Mauhs is in haar leven altijd hard voor zichzelf geweest. Zij heeft zich volledig gegeven. Tijdens een voorstelling viel zij flauw, maar zij herstelde zich en het was of een ander dan zij onder de zware last van de rol was bezweken. Zij speelde door. Principieel en wars van elk ge marchandeer en getransigneer heeft zij de zware tijd van de bezetting ge dragen en verdragen. Maar zij eist ook, dat haar opvolg ster volledig waardig zal zijn de Bouwmeesterring te dragen. Het zal iemand zijn, waarvoor men artistiek beschouwd alle respect kan hebben, zon, verlaten. Vele en aan het male ongeschikt is. Maar toch wil zij Amsterdam niet goede herinneringen bewaart zij aan Haarlem, Rotterdam en oo Haagse publiek, ofschoon de Residentie haar nooit als woonooi J - gelokt heeft, maar Amsterdam heeft haar gepakt en vast geho J zitten tegenover haar, juist nadat zij enigszins hersteld is van een haar bi.i voortduring kwelt. ELSE MAUHS vertelt ons een en ander over haar herinneringen. Zij put uit 'n arsenaal van vele mooie en onvergetelijke momenten in haar kunstenaarsbestaan. Maar zij maakt ons ook enigszins deelgenote van haar opvattingen over de tijd, waarin wij thans leven. Haar zwak ke gestel belet haar om vaak des avonds naar de schouwburg te gaan, maar zij is verre van 'n vereenzaam de vrouw, die zich opsluit in de burcht van haar eigen verleden. Zij observeert de wereld om haar heen en beoordeelt die naar eigen inzich ten, die getuigen van 'n grote stijl en e°n intens gevoel voor hoffelijkheid tp grandezza, eigenschappen die men egenwoordig pas vindt na een naar- liiJt speurtocht door een Gereld, die zelfrelpectergr0Ving Van geVOel eP Ti,.. Laatste optreden |,aaag<jn ^aar iets te vertellen over haar laatste optreden enige Uf sti4Rr?5e? ter tegenheid van het zestigjarig 1bestaan van de Am sterdamse "Stadsschouwburg „Hebt U de tweede avond'gezien?" Wij moeten dit ontkennen, omdat wij de eerste avond slechts in de zaa) aanwezig waren. „Dat is jammer, zegt zij, „want die tweede avond nad ik het gevoel dat ik weer spelen kon Ik was toen minder nerveus, want U begrijpt wat het voor me betekende om weer na zestien jaar op het toneel te staan. Het publiek heelt geroepen kom terug, kom terug. Maar ik kan de sfeer van tegenwoordig niet meer aan." Else Mauhs is van mening, dat zij niet past in het hypermoderne kleed. „Ik doe mijn best om de moderne kunstuitingen te begrijpen, maar als ik U vertel, dat Rilke mijn lievelings dichter is, dan begrijpt U me wel." Kort voor het uitbreken van de Tweede 'Wereldoorlog vertrok zij naar Laren om zich daar te laten opereren. Maar de oorlog zette een streep door dit voornemen. De Duit sers hebben haar van alles geboden, als zij wilde optreden. Maar lidmaat schap van de Kulturkammer was een noodzakelijke voorwaarde. Zij weigerde. Zij dook onder toen dat nodig was. Ik kan U gerust zeggen, dat de oorlog mij lichamelijk en geestelijk oeknauwd heeft. Al pratende komen wij op Tennes see William's ^Streetcar named de sire" Het heeft mij get i of fen. hr loopt een psychologische draad door het geheel. Vrij gecompliceerd, maar daardoor zo boeiend.' Twintig jaar geleden speelde zij in Capek's „Mikropoulos", dat toen al zeer modern was. Pirandello s „Zo als je me ziet" was ook vrij gecom- plicccrd. „Al die rimpels, die ik heb zijn niet voor niets gekomen. Ik zeg altijd dat zijn al mijn rollen." Half werk kent Else Mauhs niet. Zij heeft zich steeds voor de volle honderd procent gegeven en het is wonderbaarlijk, dat deze tere en frêle vrouw zulk een groot repertoire heeft staan op haar naam. „Theo Mann Bouwmeester heef' mij eens gezegd, als ik zo speelde al. jij dan had ik het geen tien jaar volgehouden. Daarop heb ik haar ge antwoord: „lieve Theo, niet iedereen is even groot als jij". Om toch die volheid van je volledige inzet tc suggereren is uiterst moeilijk. In hei gewone leven kan je comedie spelen: op het toneel niet want het voetlichi legt je innerlijk bloot. Je geeft dar éen röntgenopname van je eiger innerlijk." Dat woord van Theo Mann wa naar aanleiding van L'Aiglon. „Ik ben en blijf voor het grote pu bliek Het Adelaarsjong. Sommige' hebben verwacht, dat ik nog eens ir deze rol op het toneel zou verschij nen." Else Mauhs is ervan overtuigd, da een kunstenaar volledig eerlijk moe zijn ten opzichte van de rol, di wordt uitgebeeld, maar ook volledl zuiver ten opzichte van zichzelf. D kunst is een wijding, die men, even min als de religie, van zich af ka: werpen, „Ik heb nog de tijd Wij komen te praten over de to neelring, die zij draagt. „U hebt die ring gekregen voor uv spel in De Vorstelijke Emigranten? „Ja, maar hij was eigenlijk bedoek voor „De Dokter beveelt", een blij spel dat ik speelde samen met Jac ques Reule en Cor Ruys." „En een eventuele opvolgster?" „Och, ik heb nog de tijd. Mevrouw Mann •as tachtig toen zij mij de ring overdroeg." ..zoals de 70-jarige dezer dage Amsterdam door de sneeuw maar ook iemand, die zich waardig heeft gedragen én die onbesmet haar kunst heeft gediend. „Gelooft U ook dat vooral de kun stenaar in deze tijd van gereglemen teerd beleid inzake de kunst slechts in een individualisme redding kan vinden om niet geheel genivelleerd te worden?" „Ja. Ik ben te individualistisch en daarom misschien ongeschikt voor het moderne toneel." Else Mauhs leeft vol herinneringen. Zij wil graag nog eens iets moois zien, „waar je kapot van bent". Literatuur en de muziek, waar voor zij aanvankelijk werd opgeleid, boeien haar thans volledig. Zij heeft veel voor de radio opgetreden en heeft dit graag gedaan. Louis Cou perus was een vriend van haar. Frans Meijnsen en Arthur Schnitzier heeft zij ook persoonlijk gekend. „Zeer beminnelijke mensen. Coupe rus zei me, dat ik met zijn stuk „Eline Vere" mocht doen wat ik wilde. Veel andere auteurs zijn al woedend als je een woord uit de tekst vergeet." Stanislawski heeft zij persoonlijk gezien. „Ik heb van zijn ensemble „De Drie Zusters" gezien en „Oom Wanja" en bewaar daar een heerlijke herinne ring aan. Ik heb trouwens de Russen liever gespeeld dan b.v. Ibsen. „Nora" heeft mij nooit geheel be vredigd. Het is te kil. In tegenstel ling tot „De blauwe vogel van het Geluk" van Maeterlinck. Ik was toen 43 jaar, maar later vernam ik dat toeschouwers discussieerden over mijn leeftijd en die toen maar op 17 stelden. Een Italiaanse actrice schreef me na de voorstelling, die zij in Den Haag had bijgewoond: „U suggereer de dat een kind kan toneelspelen en ik heb U woord voor woord verstaan, hoewel ik geen Nederlands ken." Else Mauhs praat met enthousias me. Zij is nog steeds gegrepen door de kunstdrift. Met belangstelling ziet zij om zich heen. Zij observeert en beoordeelt. Haar lichamelijke toestand staat haar geen optreden meer toe. Het reizen en trekken zou haar te ver moeiend zijn. Maar deze zeventig jarige vrouw, die de eerste actrice van ons land blijft, roept wakker een tijd waarin zij met Verkade triom- pheerde. En een herinnering aan haar spel is een criterium, waarnaar men het tegenwoordige toneel kan meten. Dit blijft. Haar kunst is niet vergaan I

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1955 | | pagina 5