Noord-Brabant vraagt de aandacht
y
zL
I I m I:
1n_üJHyp
1 mjaté
m m m m m
imtRQft
V0DR3011G
HET SCHONE EILAND P
BEUQJV
IN OUD
I
PLAAT VAN DE WEEK
S4LË i 11 i, M
Viertallen- en parenbridge
mwF'
fm
mi
ONZE KERST-WEDKAMP
i «s
Bil»1
Hf1*
w pp
Bridgerubriek
li ■J8LS a
Nederland en
mr.
Wi
Aanpassing
aan nieuwe
omstandigheden
rC "A
JP
pUP Ippi fp§
De Nederlanders op
Formosa
Wat wij er vonden?
Dominee Hambroek
en de Chinese piraat
Coxinga
K
ai Bekroond opstel
le Prijs tekenwerk in
de leeftijdsgroep 12-14
ZATERDAG 5 FEBRUARI 1955
PAGINA 6
J
3. 28x17 en op 23—28, 4. 32—23, 21x41. 4.
46x37 waarna op 19x28 (E) kan volgen 6
26—21,' 16x27. 7. 39—34, 12x21. 8. 25—20,
14X25. 9. 3832, 27X38 met 10, de vernie
tigende slag van 43 naar 5, terwijl op zw.
18X29 wit nu een nog fraaiere damzet kan
uitvoeren met 6. 2621, 16X27. 7. 4944!,
12X21. 8. 25—20, 14X25. 9. 38—32, 27X40 en
10. 45X1, 13—19. 11. 1—45 gedw., 2—7. 12.
45X1, 19—23. 13. 1X20, en wit wint door
ovefmacht. Men controlere thans zelf de
andere mogelijkheden als 40 op 46 staat.
ip 'm&
WMMü
ii
rt a W
f| R 8
W pff
wÊk
P. overkamp.
iÉH Hl §H ttH M
lm n
wk
01 ïïjjS Hl Wk
-jS ggj! HP fi>
/M ajjg 'Wf/ 'Wh ^'wi-
pp xp' y/y y-,
m
z
>,MIJN INGEWAND ONTROERT,
MIJN LEDEN BEVEN AL,
WANNEER IK MAAR BEDENK,
FORMOSA'S RAMP EN VAL!".
CORRESPONDENTIE-A ORES:
POSTBUS 8, HILVERSUM
Het afgezaagde zoeken naar contrasten in
een bepaalde landstreek een al te ge
liefkoosde bezigheid van vacantiegangers
moet in de provincie Noord-Brabant wel
binnen de kortste keren uitlopen op een
oververzadigd uitrusten bij de resultaten.
Naast pastorale idylles, compleet met
waterput, hooischelven en wrakke boer
derijtjes, naast de herfstige melancholie
van veengrond en moerasland, onthult zich
er 'n koudere klaarte dan in menige stad
boven de rivieren en dat dikwijls on
verwacht en soms aan de rand van een
natuurreservaat de rationele geordend
heid van de moderne groot-industrie.
Alleen het verschijnsel natuurreservaat
zegt al genoeg omtrent het overschrijden
van „The point of no return" in Brabants
ontwikkeling van agrarisch naar industrieel
bekken' Kan het bewust-menselijke schep
pen, het domineren van het artificiële in
een gebied zich wel scherper tekenen en
tegelijkertijd ironiseren, dan in de kunst
matige handhaving van „ongerepte"
natuur? En is er wel een verschijnsel te
vinden, dat duidelijker schetst hoe een
contrast zijn eigen kleur even sterk aan
een wisselwerking als aan de tegenge
steldheid zelf dankt?
Waar contrasten zijn is een navrante
botsing van invloeden. Brabant is vol
van deze botsingen. Achter tegengestelde
verschijnselen, doemt telkens, niet nood
zakelijk, maar wel historisch verklaar
baar, de menselijke gesteldheid op, waar
uit zij plegen te worden gehanteerd
Groot-industrie wekt nog steeds bijge
dachten aan kapitalisme, klassestrijd en
ontmenselijking. Het leven op het platte
land lijkt gebed in de wereldwijde arm
van een diep geloofsleven, van een sim
pele maar hechte levensbeschouwing, van
een veilige beslotenheid in vertrouwde ge
meenschappen en overheersend persoon
lijke betrekkingen. Deze gedachtenkoppe-
hngen hebben in het algemeen wel een
fundament in de gegeven werkelijkheid
Gevaarlijk zijn ze alleen wanneer een
fatalistische opvatting in die werkelijk
heid ook de enige mogelijkheid gaat zien.
Met name wanneer het industrialisatie
proces in Brabant zou worden uitgelegd
als een onvermijdelijke fase niet alleen
naar meer materiële welvaart, maar ook
naar ontkerstening, een verloren gaan van
de geestelijke waarden, waarop de bevol
king van deze provincie tot dusverre haar
bestaan liet stoelen.
Zeggen, dat er gevaren dreigen be
tekent echter al een uiting, die met fata
lisme niet is te verenigen. En in Noord-
Brabant wordt het gevaar gezien. In het
complex van tegenstellingen wordt aller
eerst het contrast tussen technische voor
uitgang en geestesontwikkeling in het oog
gehouden. Er mag overtuiging zijn in de
diepte, vooral in het plattelands-milieu
ontbreekt vaak de breedte. De in een ge
meenschappelijke overtuiging gevoede
geest is dikwijls minder op discussie en
weerbaarheid, dan op beleving ingesteld,
minder strijdbaar dan practiserend.
En in een steeds sneller tempo wordt de
beslotenheid der plattelandsgemeenten
doorbroken. De mobilisatie van 19141918
en de verwarrende gebeurtenissen uit de
tweede Wereldoorlog konden nog als in
termezzi worden gezien, als tijdelijke
bressen in de vertrouwde heiningen. Maar
het groeiende geboorte-overschot maakt
een hand over hand toenemende indus
trialisatie van Brabant onvermijdelijk en
legt de provincie wagenwijd open voor de
wereld, dus voor vreemde invloeden,
waarop de geestelijke weerbaarheid zich
maar nauwelijks heeft kunnen inschieten.
Met name de zogenaamde ontwikkelings
gebieden als Cuyk, Uden en Rucphen be
leven een industriële ontwikkeling die
met een markante import van leidende
werkkrachten gepaard gaat- Hun domine
rende positie beperkt zich bepaald niet
alleen tot het bedrijfsleven en hun inzich-
ten op cultureel, religieus en politiek ter
rein kunnen al heel gemakkelijk in onver
teerde vorm een geestelijke indigestie ver
oorzaken bij de arbeiders uit de streek.
Nieuwe begrippen over vrije tijd, de be
steding daarvan, over arbeid en amuse
ment dringen zich op en vragen om een
bewust standpunt-kiezen. De vlotheid van
het stedelijk leven en al de schijn van
hogere beschaving hebben doorgaans een
overrompelende aantrekkelijkheid voor
platte-landsbewoners en tasten, zoals de
ervaring leert, dikwijls op vitale punten
hun cultuur aan, zonder er iets gelijk
waardigs voor terug te geven. Het mach
tige proces van welvaartsverzorging in die
gebieden is tot dusverre te weinig ver
gezeld gegaan van adequate maatregelen
op cultureel, geestelijk en sociaal terrein.
Daarmee kan het proces in zijn eenzijdig
heid tot materialisme leiden, tot versplin
tering van de in hun onzakelijkheid broze
persoonlijke betrekkingen en tot afstom
ping van het door de eeuwen gegroeide
gemeenschapsbewustzijn.
Al bestaat er een weliswaar jonge,
maar toch duidelijke tegenstelling tussen
stad en platteland in het Brabantse, muta
tis mutandis en in zwakkere vorm dient
zich het vraagstuk van geestelijke weer
baarheid, van materiële en geestelijke,
culturele en sociale aanpassing aan de
zich snel wijzigende maatschappelijke
omstandigheden ook in de steden aan. Ook
daar grijpt de industrie machtig om zich
heen en vraagt een nieuwe wereld om een
nieuwe totale houding, geboren uit het
eigen karakter van het Brabantse volk.
De taak van de Brabantse Commissie van
de K.V.P-, een commissie die blijkens de
samenstelling niet alleen voor, maar ook
van Brabant is en dus zich in geen enkel
opzicht rnet voogdij gaat bezighouden, zal
zich, zien wij het goed, op deze weerbaar
heid en aanpassingsmogelijkheden hebben
te concentreren-
ttt* W -~n)
t/tf --Ox y..-.vX-.v.ïy<X-;
.•a ids mm'! wm mm ssm
r
No. 2043. 5 Februari 1955
Redacteur: G. J. A. VAN DAM,
Vossiusstraat 18b, Amsterdam-Zuid
Alle correspondentie aan dit adres. Bij
vragen om inlichtingen s.v.p. postzegel
voor antwoord insluiten.
OPLOSSINGEN
No. 3023. (B. Springer). Wit 19, 29 (33A),
38 (42 of 32, want op 44 slaat wit 48 en
verder als in A), 7, 8 wint! Op zw. A. 44,
wit 48, 38, 8, 7 (18). Op 17 zou zijn gevolgd
wit 2 en 19! Wit, na 18, 2 (23, anders volgt
19), 11 (29, op 6 wint 33), 39 (7, op 6 wint
nu 50, (34) en 44), 6 (33, want anders wint
wit 1), 1 (11), 6 wint. Een charmant vraag
stukje, waarbij een geestig moment is het
ontstaan door de typische stand: zw. 1, 3,
wit 7 en 8. Fraai is ook de slagkeuze in
deze constructie verwerkt.
No. 3024. (B. Springer). Wit 9 (13 gedw.),
32, 9, 33, 3, 49 (3530), 44 (35), 4540 en
wint door 49 of 39. Wit 1. 20—14 is niet als
bij-opl. te beschouwen, omdat na 1520
25X14 en 31—37 wit nog lang geen winst
heeft.
No. 3025. (B. Springer). Zoals gemeld
behoorde schijf 32 op 31 te staan. Wit kan
hier geen schijfwinst afdwingen door di
rect 29—24, want dan antwoordt zw. met
18—23. Wit kan echter wel schijfwinst af
dwingen door direct te spelen 4540!,
35X44, 49X40, dreigt 29—23. Op zw. 19—24,
29X20, 14X25 volgt nu weer 28—23 .en
33 X35. En op zw. 30—35 volgt de fraaie
slagzet door 3127, 2924, 3934, 50X39!',
(48X22), 23X10, 36—31, 38—32, en 33X4
wint.
No. 3026. (B. Springer). Wit verlokt zw.
met 4741 tot de foutieve lokzet 23 29.
Wit loopt schijnbaar in de val (om de
dam op 5, welke slagzet zwart nog de
langste verdediging kan geven. Plaatsen
we schijf 40 in de beginstand op 46, dan
lijkt zwart nog meer direct ..mat" gezet
na 1. 31—27, 11—16 gedw. 2. 33—28!! Men
ga dit maar eens na.
Speelt zwart nu bijv. 17—22, dan volgt
Maartoch kan zwart zich dan redden,
men onderzoeke maar eens var. D. (711 j
Zo nauw luistert de constructie van dit
soort practische vraagstukken! En men
bezie dan eens hoe wit's spelkansen wor
den als in de diagramstand 40 op 36 zou
staan. Waarom gaat dat ook niet?
No. 3030. (v. Dam). Het grote nut van
spelstudies is ook weer gebleken uit deze
stand Als men deze stand in een wed
strijdpartij zou tegenkomen zal het reeds
niet meevallen de beste spelgang te vin
den. Maar ook thans, met alle tijd het
vraagstuk rustig te bestuderen, blijken
zelfs verschillende oplossers nog op een
dwaalspoor te zijn gekomen. Een sprekend
voorbeeld van de moeilijkheid van het
damspel! Wit's beste spel is 1. 2924, zw.
ad libitum 2. X24, zw. ad lib. 3. X24
(dreigt 24—19. 37—31, 38—33, 33X4). Zwar'
kan dit trachten te pareren en heeft daar
toe 17—22 of 14—19. Speelt zw. 14—1.9 dan
wint wit door 3. 2420! (A). Zw. 15X24
4. 27—22!!, 18X27 (B). 5. 36—31, 27X36. 6.
47—41. 36X47. 7. 38—33 47X29. 8. 32—28.
Schaakredacteur P. A. KOETSHEID,
Huize St. Bernardus, Sassenheim.
(Zaterdag 5 Februari 1955)
schijfwinst te nemen) door 39—33, waarna 23x41- g 34xl 41_47 gedw. 10 39—33
zwart meent te triomferen door 1924, - -
30X17, 11X31, 33X24 en doorbraak naar
dam met 31—36. Thans blijkt echter dat
wit nog wat verder heeft gekeken en dat
zwart uiteindelijk in de val is gelopen,
want wit wint nu door de verrassende
damzet 37—31! 26 X28, 25—20, 38—33 en
24X4!
No. 3027. (Van Dam). Een waterval
bewerking, waarin opzettelijk de B.O.
aangebracht zijn om onze oplossers waak
zaam te houden voor andere mogelijk
heden. De winst is 4136 (of 37), 39X19,
1813!, 24 X22, waarna het waterval-thema
begint met 13X11, 16X18, gevolgd door
21X5, 5—46, 36—31, 46X6 w. De B.O. is
niet 38—32, 39X19, 41—36, 45X23, 18X29!,
24X33, 36—31, 15X24, 44—40, 7X18 en 21X5,
want dit wint niet. Wel echter 1. 3832,
39X19, 20—14, 45X23, 18X20, 7X18A, 21X23,
gevolgd door 14X5. En op A. zw. 15X24,
14x5. 7x18, 21x14 wint. Een andere B.O.
is (na de aangekondigde verplaatsing van
37 naar 36), wit 41—37, 39X19, 38—33,
45X23, en nu wint 18X29 wel, zw. 7X18,
en 21X5.
No. 3028. (Van Dam). Wit 28—23! (14X34),
23X3 (wit hier 29X49 is remise door zw.
19X28!, 46X25 en 36—41). Na 23X3 moet
zw. slaan 34X23 en dan slaat wit 3XiBü,
waarmede vermoedelijk een nieuwe eind
spel-motiefstand is ontstaan. De sterkste
zet voor zwart lijkt nu 3641 (A), maar
dan slaat wit 46X32!, waarna wit op 4450
wint door 1823 en op 4449 door 1827.
Speelt zwart bij A. 4450 dan wit 336 en
wint; speelt zw. A. 4449 dan wint ver
rassend 18—31!, 36X27, 33—38!!
No. 3029. (Van Dam). Wit speelt eerst
31—27, zwart dwingende tot 11—16. Daarna
verlokt hij met 2. 33—28 zwart tot het
nemen van een schijfwinst door 17—22
(A, B, C, D), wit is nu gedwongen te slaan
3. 28X17, zw. dan 23—28, 32X23, 21X41 en
het lijkt dat zwart nu altijd een schijf
wint, hoe wit ook slaat. Dit is echter een
misrekening van zwart, want wit slaat
47X36, waarna op 18X29 (E) volgt 6. 21,
20, 39—34 en dam op 1, terwijl op zw. E.
19X28 zou zijn gevolgd 6. 21. 7. 37. 8. 20.
9. 38—32 en als tiende zet dam op 5 met
winst.
Het merkwaardige van deze stand is,
dat wit in feite altijd gewonnen spel krijgt,
want ook bij de andere mogelijkheden van
zwart, volgt een slagzet o£ minstens schijf
winst. Op zw. A. 15—20 wint wit door
28—23, 17, 30, 29, 1, 36 enz. Op zw. B. 23—29,
volgt wit 20, 2822, 5, enz. Op zw. C.
24—29, wint wit 39—33 (29—34 of 40X29,
2822, 17, 33, 1, 36 enz. En op zw. D. 7—11
47x29, waarmede ten tweeden male een
zwarte op veld 29 sneuvelt en wit met 11
1X34 een voordelig eindspel heeft met
vermoedelijke winst. Op zw. B. 17X28
wint wit door 5. 25—20, 24X15. 6. 34—29.
23X43. 7. 32X1, 43X41. 8. 1X23 enz. Indien
zwart zou hebben gespeeld als derde zet
1722 dan wint wit verrassend door 4.
34—29!, 22X33. 5. 39X10, 15X4. 6. 29—23,
18X20 en 7. 25X1. Wit mocht daarentegen
bij A niet spelen: 27—22, want dan zou wel
winst volgen op 17X28 door 3429; en op
18X27 door 38—33 en 25X1, maar zwart
zou zich dan redden door éérst 19X30 te
slaan, waarna op wit's 4843 (of?), zwart
natuurlijk niet slaat 17X28 (wegens 3429)
maar 18X27 en dan kan wit geen slagzet
meer uitvoeren. In de diagramstand mocht
36 niet op 41 staan omdat wit dan onmid
dellijk een damzet kan uitvoeren met 1.
32—28, zw. ad lib. 2. 29—24, 20X38. 3. 39—33
zw. X32. 4. 48X39!, zw. 38X29 en wit 34X),
3238 gedw. 6. 3731, 26X37, 7. 41X43 en
wit gaat winnen. Overigens kom ik op dii
vraagstuk nog nader terug.
VOOR ONZE LADDERWEDSTRIJD
Problemen uit de Sleutelstad
Ook in Leiden wonen enige goede pro-
blemisten. Zeer bekend, ook bij onze lezers
is de' heer P. v. d. Kwartel, die bestuurs
lid is van de KRING VOOR DAMPRO.
BLEMATIEK.. Hieronder volgen enige
staaltjes van hun kunnen. De oplossin
gen van deze vraagstukken worden
gaarne tot uiterlijk 15 Jan. tegemoet ge
zien aan het boven deze rubriek vermei
de adres.
No. 3051
P. v. d. Kwartel
DE PROBLEMEN VAN DEZE WEEK
Deze keer hebben we nogal 'n verschei
denheid, nl. een twee-, een drie- en een
vierzet Onder onze lezers zijn er stellig
wel enkele, die zich niet door 'n meer-
zet laten afschrikken vooral, omdat 7234
zo'n aantrekkelijke opstelling heeft. Is
het bord zo vol gepropt met stukken dan
kan dit iemand wel eens de ambitie ont
nemen. Wij zijn benieuwd wie ons wel de
oplossing zal zenden.
PROBLEEMOPLOSSINGEN.
No. 7225. J. v. Dijk t. Opl. 1. Thl
dreiging 2. Tillel. Geschiedt 1. Tal.
dan pareert zwart door 1. c6c5.
No. 7226. P. A. Koetsheid. Opl. 1- Te8,
Dd6: 2. Pc6t, Dc6:tt 1-Rbl 2. Pc2f,
Rc2:tt 1Rc4, 2. Pb5t, Rb5:tt-
Beide problemen werden goed opgelost
door: P. M. Bekker, R'dam; J. Dickhaut,
Nijmegen; mr C. J. Goudsmit, Schevenin-
gen; A J. Hooft van Huysduynen, Oos
terhout; Paul Raschdorf, Hannover;
G. G. Smit, Schiedam; C. v. d. Weide,
R'dam.
No- 7225. door C. A. v. Arnhem, R'dam;
J. K. Blom, R'dam; mr dr R. Bromberg,
Roermond.
No. 7226 door P. Pyls, Maasbracht.
CORRESPONDENTIE
P. v. E. te W. Het spijt ons U te moe
ten opmerken, dat van uw vijf oplossin
gen er niet een goed is. U begint zeker
eerst kort met U in deze kunst, te be
kwamen. Laat dan drïe of meerzetten
voorlopig rusten, de sprong wordt anders
zo groot-
No. 7233.
A. P. EERKES.
Ie prijs „Die schwalbe" 1953 II.
Mat in drie zetten.
No. 7234.
J. breumer,
le prijs „Die schwalbe" 1953 II.
Mat in vier zetten.
No. 3052
P. v. d. Kwartel
77$/ v7$/. Y/Atf/
Stand: Zw. 6—9, 13, 14, 18, 19, 23, 26, 30,
31, 34, 35. Wit 16, 17, 20, 22, 27, 28, 32, 36,
39, 4245, 49. W. sp. en w. (1ste publicatie)
//M'
No. 7235.
4e prijs Die Schwalbe (2) 1953
Mat in twee zetten.
Wit: Kh8, Da4, Te6-h4, Re5-g8, Pa5-g2;
Zwart: Kd5, Tc2, Re8. Pd4-f5; c5.
Oplossingen over drie weken.
Deze gelieve men ons voor Woensdag
23 Februari toe te zenden
'VXM S 20SK
^5? faff/.
Stand: Zw. 7—9, 12, 13, 15—18, 22, 30, 32,
37. Wit 19—21, 24, 26, 29, 31, 33, 35, 40, 42,
volgt' wit" 20, 27—22!, 3833, 39-34, met 48, 50. Wit speelt en wint (1ste publicatie}.
Bij het spelen van een viertallenwed-
strijd wordt de oorspronkelijke vorm van
het bridgespel, het robberspel, het meeste
benaderd. In robberbridge moet men al
tijd safe spelen en slechts één doel voor
ogen houden, het winnen van het eind-
contract. Het al of niet maken van over
slagen is daarbij volkomen onbelangrijk.
Ook in viertallenwedstrijden telt het ma
ken van één of meer overslagen nauwe
lijks en in de regel doet men er daar goed
aan nooit het contract voor bet maken
van een overslag in de waagschaal te stel
len.
Heel apders is dat bij parenwedst-ijden.
Heeft men een veilig 3 SA-contract, doch
is er een redelijke mogelijkheid om op een
overslag te spelpn dan moet men zulks
niet nalaten. Immers hebben andere paren
die overslag eruit gehaald (of van de te
genpartij cadeau gekregen!) dan verkrijgt
men een slechte score Want als b.v 4
paren erin geslaagd zijn 4 SA te maken
(kwetsbaar 630 ounten) dan komt u
met 600 ónder al die 4 paren aan
Een treffend voorbeeld van het verschil
tussen de afwikkeling van een spel in een
viertallen- of parenwedstrijd is het onder
staande:
A V 7 3
Q V 6 3
O A H 10 2
*94
10 8 5
N
B 9 8
W
O
9 5 4
A H 6 3
B 9 6 4
9 7 5 4 2
O B 6
V 10 8
H 2
9AH1»
O V 8 7 3
B 7 5 2
Het bieden was zeer eenvoudig Noord
opende met 1 ruiten, Oost paste Zuid bood
2 Sans-atout, waarop Noord er 3 SA van
maakte.
West speelde klaveren 3 voor. wat voor
NZ de onaangenaamste uitkomst was. Zo
dra Zuid aan slag komt kan hij tien sla
gen nemen, doch éérst zal hij moe'en af
wachten wat OW in klaveren kunnen
klaarmaken.
De eerste slag werd door Oost genomen
met klaverenvrouw en toen Oost in slag
2 Klaveren 10 naspeelde, had Zuid geen
Baldeus
„llha Formosa!".
,.Het Schone Eiland!".
Zo hebben de Portugese zeevaarders liet eiland genoemd, dat, meer
dan enig ander, op liet ogenlilik de lielangstclling van de hele wereld
gaande houdt. Dc Chinezen noemen liet „Taiwan" „Terassen-kust!".
Onder de hand hebben we al twee landen vermeld, die rond het
„Schone Eiland" activiteiten ontwikkelden: Portugal en China. We
zouden daaraan kunnen toevoegen: Nederland en Japan. We beperken
ons tot ons eigen land.
„Kraak-porselein", aldus P. de
Zeeuw in een zeer verdienstelijke stu
die „heeft ons aan Formosa ge
holpen". Kraakporselein het tere,
fijne, Chinese porselein, dat op Por
tugal's logge „kraken" (handelssche
pen) naar Europa werd vervoerd. Eén
dezer „caraques" viel niemand min
der dan de grote Heemskerck juist
ja, de man van de Overwintering op
Nova Zembla in handen. De buit
bracht te Amsterdam 'n slordige drie-
en-half millioen op. Voor die tijd een
enorm bedrag. „Als wij al zoveel aan
dat porselein verdienen, hoeveel te
meer dan de Portugezen, die de al
leenhandel van het kostbare goedje
hebben"dachten de vaderlandse
kooplieden. En dadelijk probeerden ze
met de Chinezen in aanraking te ko
men. Maar dat liep niet erg vlot.
Onze schepen mochten geen haven
der Chinezen binnen. Ze hadden van
de Portugezen blijkbaar de buik al
meer dan vol. En dan nog wat van
die Westerlingen erbij? Nooit van z'n
leven.
„Eerst China uit en dan kunnen we
onderhandelen"— beloofde de Chinees
de Hollanders, die alvast één der
Pescadores" bezet hielden.
Best!"— vond Jan Pietersz-Coen.
We gaan Uw Visserseilanden verla
ten, en vestigen ons op Formosa, wat
geeft China om Formosa? Immers
niets! Daar gaan we dan praten".
En zo landden we in 1624 op „het
Schone Eiland"— onder goedkeuring
van China. Er werd een fort ge
bouwd „Zeelandia" op 'n eiland
je onder de kust. Dat moest Coen's
mannen eventueel beveiligen tegen
China enJapan, want de Japan-
nees wenste ook 'n vinger in de For-
mosaanse pap te houden hetgeen
hem aardig lukte! Totde Keizer
al zijn onderdanen op straffe des
doods naar het moederland terugriep
(1635). Van toen af waren de Neder
landers vrijwel alleen de baas.
Grote rijkdommen. Suiker en rijst,
huiden en vis, jaarlijks honderddui
zend hertevellen en 'n geestrijke
drank, bereid van door vrouwen ge
kauwde en uitgespuwde, warme rijst-
proppen, die volgens de beschrijving,
„een schoonen, stereken, lieflijcken en
smaeckelijcken dranc" opleverden. De
mensen uit die tijd waren blijkbaar
niet erg kieskeurig uitgevallen.
De jeugd had er bijzondere eerbied
voor de ouderdom. „Wanneer een
oude aan een jonge iets gelastte"
stelt De Zeeuw „had de laatste
het hart niet te weigeren, al ware
het ook, dat hij drie, vier mijlen ver
een boodschap moest halen".
De Formosanen stonden, godsdien
stig, onder leiding van priesteressen,
„inibs". Dezen hadden nog nooit iets
van het Evangelie gehoord, evenmin
als de koppensnellers, die harten en
hoofden van hun slachtoffers voor hun
hutten lieten bengelen. Doden stonden
jaren boven aarde, met een schaal
water nevens hen. In dat water kwam
de ziel zich elke nacht rein wassen
van haar zonden. Protestantse zende
lingen twijfelden er niet aan „of het
Christelijk geloof zou door de inboor
lingen aangenomen worden, ja, op
Formosa kan de heerlijkste gemeente
van gans Indië verrijzen". Onder de
ze verdienstelijke predikanten heeft
vooral Antonius Hambroek bekendheid
verworven.
Als jongen werkte de Chinees Co
xinga in de kleermakerij van Hans
Putmans, de Nederlandse gouverneur.
Hij gaf overal zijn ogen goed de kost
en dat waren pientere, schrandere
ogen. Het gelukte hem van het eiland
te „vluchten" naar zijn vader, toen
onderkoning ener Chinese provincie,
tegenover Formosa gelegen.
Het duurde niet lang, of Putmans'
duvelstoejager werd daarginds zoveel
als onderkoning. Door China's keizer
in het nauw gebracht, week hij uit
naar zee en begon, als 'n Chinese
Watergeus, rooftochten op touw te
zetten. De Geuzen hadden het op Tessel
als steunpunt voorzien Coxinga op.,
„het Schone Eiland". Daar was hij
maar al te goed bekend.
Gouverneur was toen een Zweed,
een zekere Frederik Coyett. Deze
schrandere magistraat had Coxinga en
zijn kornuiten aanstonds door en ver
zocht om hulptroepen uit Batavia. Dit
verzoek werd beschouwd als door
vrees te zijn ingegeven en gouver
neur Johan Maetsuycker tilde er niet
zwaar aan. De hulpvloot arriveer
detoen Coxinga reeds met 25.000
man was geland. Hij stak zijn „Geu
zen" in een „lichte zijde rocq en een
paer Chinese laersen", maar operette
vrijbuiters waren het allesbehalve.
Een Hollander, die ze ontmoetten,
maakten ze 'n kopje kleiner en voer
den zijn hoofd als een zegeteken mee.
Gevangenen werden aan het kruis ge
hangen; hun marteldood duurde soms
enkele dagen; vrouwen noch kinderen
werden gespaard.
Ook dominee Hambroek geraakte in
Coxinga's handen. Hem gelastte de
zeerover bij Coyett de overgave van
het Fort „Zeelandia" te gaan beplei
ten.
„Belooft Ge mij, dat Ge terug zult
komen?" vroeg hij de predikant. „Ik
beloof het" luidde het duidelijke
antwoord.
Het vaderland en het Evangelie eis
ten evenwel iets anders van hem. Hij
bezwoer de bezetting van het fort
standvastig te blijven tot het uiterste
„zonder ooit zo ver te vervallen we
gens overgave des kasteeels in onder
handeling te treden". Zegde zijn twee
gehuwde dochters binnen het fort
„den laatsten adieu" en keerde
naar de vrijbuiter terug. Zijn belofte
was hem heilig!
De Chinezen onthoofdden hem, met
zijn zoon; zijn vrouw en een dochter
werden Coxinga's slavinnen.
De le Februari 1662 moest de held
haftige bezetting van „Zeelandia" zich
overgeven. Met vliegende vaandels en
slaande trom scheepte zij zich in voor
Batavia.
Eerste prijs in de leeftijdsgroep
12li jaar.
VMt
op alle cm alk uolWe?»
enkele moeite om het contract te maken;
hij kon nl. de Klaveren 10 duiken. Zou
West nu Klaverenheer overnemen, dan
maakt Zuid altijd nog de Klaverenboer.
Laat West de Oostspeler de Klaveren 10
houden, dan kan het spel nooit down als
Oost nóg een Klavertje heeft, daar West
dan niet meer dan 4 Klaveren gehad kan
hebben en het spel gemaakt wordt doordat
maximaal 4 slagen in die kleur verloren
kunnen gaan.
Zowel in robber- ais in viertallenbridge
zal Zuid dus de Klaveren 10 van West
moeten duiken, daar hij hieidoor zekere
winst verkrijgt.
Veronderstellen wij nu eens, dat Zuid
dit spel in een parenwedstrijd te spelen
krijgt.
In de tweede slag kan Zuid uitrekenen,
dat West vermoedelijk ónder Aas-Heer
is uitgekomen. Zuid weet, dat hij 10 slagen
heeft zodra hij aan slag komt en dat aan
vele andere tafels waar dit spel in het
eenvoudige contract van 3 SA geboden
zal zijn, de Westspelers vermoedelijk niet
allen met een kleine zullen zijn uitge
komen. Hetgeen' betekent, dat vele Zuids
4 Sans-atout gemaakt zullen hebben, het
geen weer betekent dat ónze Zuid er oo r
op spelen moet eventueel 4 Sans-atout te
maken!
Heeft Oost 3 Klaveren, dan zullen OW
ais Zuid de Klaveren 10 laat lonen altijd
4 slagen maken een slechte scoie
voor NZ.
Daar West met 3 is uitgekomen en
Zuid zelf de 2 heeft, is het waarschijn
lijk, dat West slechts vier Klaveren heeft.
Daarom moet Zuid in dit geval de 10
wél met de Boer dekken, in de hoop
dat Oost óók de 8 heeft en de kleur nu
blokkeert. Inderdaad is dat het geval;
West kan Heer maken, doch als hij
het Aas naspeelt wordt de 7 van Zuid
hóóg, omdat de 8 van Oost onder het
Aas valt. En speelt West een kleine na,
dan kan Oost de 8 wel maken doch niet
méér. 7,uid maakt dan toch 4 SA
Zou West uitgekomen zijn van A H
8 6 3. dan gaat Zuid down als hij Boer
op de 10 speelt. In feite is het dekken van
10 met* Boer dus een slechte speel
wijze. welke niettemin in een parenwed
strijd gevolgd moet worden.
MIMIR.
Hieronder volgt het opstel van Leo
van Grunsven, 14 jaar; Heerenweg
301, Heerlerhei; Heerlen. Het ver
kreeg de eerste prijs in de leeftijds
groep: 1214 jaar.
DE SCHAATSENRIJDER
Het is vorst. De enkele geluiden, die
door de vroege wandelaars worden ge
maakt, trillen, hard en schel, door de
grijze lucht, die ais een grauw geverf
de stalen koepel de ruimte omgeeft,
om daarna tegen de kleurloze huizen
complexen te botsen en kapot te siaan
tegen de muren.
De wind voert de brokken met zich
mee.
Achter de wind aan loopt een man.
Hij heeft een scherpe neus, die als
een puntige rots uit zijn plat gezicht
springt.
Die neus is door kou met een paars
rode kleur getint en onder die neus
hangt een druppel, die in de bleke
zonnestralen schittert als een prisma
De man lacht, want hij is blij.
Hij is blij, omdat de lucht grijs is
en omdat de kou zijn oren doet tin
telen en omdat het vriest.
Maar de man is vooral blij, omdat
er ijs is.
Het ijs, dat door de kou van water
tot die harde, blanke korst is gewor
den. En de man lijkt het, alsof hel
ijs het water wil beschermen tegen
die kou door er zijn gladde mantel
over uit te spreiden.
Datzelfde ijs, waarop de man zijn
hartstocht uit kan leven door met har
de, vaste slagen in een razend tempo
erover heen te vliegen, of door zich
met de harde wind mee te laten drij
ven. De man peinst, dat alles in deze
,zijn" wereld, hard is: het ijs, de wind,
de schaatsen onder hem en ook hij
zelf. En de man lacht.
Nu niet, omdat hij verheugd is over
het ijs, maar omdat hij zichzelf bespot
met zijn diepzinnigheid. Maar hij ver
valt weer in zijn gepeins en hij ziet
zich als een blanke vogel over het
ijs schieten. En hij gaat nog rechter
lopen. Want hij is zich bewust van
zijn kracht en de snelheid, die hij op
het Üs kan ontwikkelen.
De man loopt lang en hij gaat steeds
sneller en sneller lopen om aan die
drang naar kracht en snelheid, die bij
het 'Zien van het ijs in hem is opge
komen, te voldoen. En eindelijk komt
hij bij 't ijs.
7ijn handen binden de schaatsen on
der en zijn lichaam voelt zich reeds
op het ijs. En dan staat de man op
het ijs. Even staat hij doodstil, alsof
hij dat geluk tot in elke vezel van
zijn lichaam wil laten doordringen.
En dan schiet hij weg.Ais hij
's avonds naar huis loopt is hij ver
moeid en blij.
De tekening werd gemaakt door
Diny Prinssen, Bosveldweg 2, 's Her
togenbosch. Zij werd beoordeeld
Diny niet maar de tekening als:
„Mooi van sfeer gevoelig en:
evenwichtig".
Het is bij wedstrijden als deze geen
gebruik, dat het ingezonden werk
wordt teruggestuurd. Daar is, gezien
de honderden inzendingen, geen be
ginnen aan. In een heel enkel geval
is de tekenaar van deze, in de jour
nalistiek algemeen-gevolgde stelregel,
even afgeweken, maar in het alge
meen biedt hij zijn verontschuldiging
aan, dat hij aan verzoeken van deze
aard onmogelijk kan voldoen.