Noord-Brabant vraagt de aandacht y zL I I m I: 1n_üJHyp 1 mjaté m m m m m imtRQft V0DR3011G HET SCHONE EILAND P BEUQJV IN OUD I PLAAT VAN DE WEEK S4LË i 11 i, M Viertallen- en parenbridge mwF' fm mi ONZE KERST-WEDKAMP i «s Bil»1 Hf1* w pp Bridgerubriek li ■J8LS a Nederland en mr. Wi Aanpassing aan nieuwe omstandigheden rC "A JP pUP Ippi fp§ De Nederlanders op Formosa Wat wij er vonden? Dominee Hambroek en de Chinese piraat Coxinga K ai Bekroond opstel le Prijs tekenwerk in de leeftijdsgroep 12-14 ZATERDAG 5 FEBRUARI 1955 PAGINA 6 J 3. 28x17 en op 23—28, 4. 32—23, 21x41. 4. 46x37 waarna op 19x28 (E) kan volgen 6 26—21,' 16x27. 7. 39—34, 12x21. 8. 25—20, 14X25. 9. 3832, 27X38 met 10, de vernie tigende slag van 43 naar 5, terwijl op zw. 18X29 wit nu een nog fraaiere damzet kan uitvoeren met 6. 2621, 16X27. 7. 4944!, 12X21. 8. 25—20, 14X25. 9. 38—32, 27X40 en 10. 45X1, 13—19. 11. 1—45 gedw., 2—7. 12. 45X1, 19—23. 13. 1X20, en wit wint door ovefmacht. Men controlere thans zelf de andere mogelijkheden als 40 op 46 staat. ip 'm& WMMü ii rt a W f| R 8 W pff wÊk P. overkamp. iÉH Hl §H ttH M lm n wk 01 ïïjjS Hl Wk -jS ggj! HP fi> /M ajjg 'Wf/ 'Wh ^'wi- pp xp' y/y y-, m z >,MIJN INGEWAND ONTROERT, MIJN LEDEN BEVEN AL, WANNEER IK MAAR BEDENK, FORMOSA'S RAMP EN VAL!". CORRESPONDENTIE-A ORES: POSTBUS 8, HILVERSUM Het afgezaagde zoeken naar contrasten in een bepaalde landstreek een al te ge liefkoosde bezigheid van vacantiegangers moet in de provincie Noord-Brabant wel binnen de kortste keren uitlopen op een oververzadigd uitrusten bij de resultaten. Naast pastorale idylles, compleet met waterput, hooischelven en wrakke boer derijtjes, naast de herfstige melancholie van veengrond en moerasland, onthult zich er 'n koudere klaarte dan in menige stad boven de rivieren en dat dikwijls on verwacht en soms aan de rand van een natuurreservaat de rationele geordend heid van de moderne groot-industrie. Alleen het verschijnsel natuurreservaat zegt al genoeg omtrent het overschrijden van „The point of no return" in Brabants ontwikkeling van agrarisch naar industrieel bekken' Kan het bewust-menselijke schep pen, het domineren van het artificiële in een gebied zich wel scherper tekenen en tegelijkertijd ironiseren, dan in de kunst matige handhaving van „ongerepte" natuur? En is er wel een verschijnsel te vinden, dat duidelijker schetst hoe een contrast zijn eigen kleur even sterk aan een wisselwerking als aan de tegenge steldheid zelf dankt? Waar contrasten zijn is een navrante botsing van invloeden. Brabant is vol van deze botsingen. Achter tegengestelde verschijnselen, doemt telkens, niet nood zakelijk, maar wel historisch verklaar baar, de menselijke gesteldheid op, waar uit zij plegen te worden gehanteerd Groot-industrie wekt nog steeds bijge dachten aan kapitalisme, klassestrijd en ontmenselijking. Het leven op het platte land lijkt gebed in de wereldwijde arm van een diep geloofsleven, van een sim pele maar hechte levensbeschouwing, van een veilige beslotenheid in vertrouwde ge meenschappen en overheersend persoon lijke betrekkingen. Deze gedachtenkoppe- hngen hebben in het algemeen wel een fundament in de gegeven werkelijkheid Gevaarlijk zijn ze alleen wanneer een fatalistische opvatting in die werkelijk heid ook de enige mogelijkheid gaat zien. Met name wanneer het industrialisatie proces in Brabant zou worden uitgelegd als een onvermijdelijke fase niet alleen naar meer materiële welvaart, maar ook naar ontkerstening, een verloren gaan van de geestelijke waarden, waarop de bevol king van deze provincie tot dusverre haar bestaan liet stoelen. Zeggen, dat er gevaren dreigen be tekent echter al een uiting, die met fata lisme niet is te verenigen. En in Noord- Brabant wordt het gevaar gezien. In het complex van tegenstellingen wordt aller eerst het contrast tussen technische voor uitgang en geestesontwikkeling in het oog gehouden. Er mag overtuiging zijn in de diepte, vooral in het plattelands-milieu ontbreekt vaak de breedte. De in een ge meenschappelijke overtuiging gevoede geest is dikwijls minder op discussie en weerbaarheid, dan op beleving ingesteld, minder strijdbaar dan practiserend. En in een steeds sneller tempo wordt de beslotenheid der plattelandsgemeenten doorbroken. De mobilisatie van 19141918 en de verwarrende gebeurtenissen uit de tweede Wereldoorlog konden nog als in termezzi worden gezien, als tijdelijke bressen in de vertrouwde heiningen. Maar het groeiende geboorte-overschot maakt een hand over hand toenemende indus trialisatie van Brabant onvermijdelijk en legt de provincie wagenwijd open voor de wereld, dus voor vreemde invloeden, waarop de geestelijke weerbaarheid zich maar nauwelijks heeft kunnen inschieten. Met name de zogenaamde ontwikkelings gebieden als Cuyk, Uden en Rucphen be leven een industriële ontwikkeling die met een markante import van leidende werkkrachten gepaard gaat- Hun domine rende positie beperkt zich bepaald niet alleen tot het bedrijfsleven en hun inzich- ten op cultureel, religieus en politiek ter rein kunnen al heel gemakkelijk in onver teerde vorm een geestelijke indigestie ver oorzaken bij de arbeiders uit de streek. Nieuwe begrippen over vrije tijd, de be steding daarvan, over arbeid en amuse ment dringen zich op en vragen om een bewust standpunt-kiezen. De vlotheid van het stedelijk leven en al de schijn van hogere beschaving hebben doorgaans een overrompelende aantrekkelijkheid voor platte-landsbewoners en tasten, zoals de ervaring leert, dikwijls op vitale punten hun cultuur aan, zonder er iets gelijk waardigs voor terug te geven. Het mach tige proces van welvaartsverzorging in die gebieden is tot dusverre te weinig ver gezeld gegaan van adequate maatregelen op cultureel, geestelijk en sociaal terrein. Daarmee kan het proces in zijn eenzijdig heid tot materialisme leiden, tot versplin tering van de in hun onzakelijkheid broze persoonlijke betrekkingen en tot afstom ping van het door de eeuwen gegroeide gemeenschapsbewustzijn. Al bestaat er een weliswaar jonge, maar toch duidelijke tegenstelling tussen stad en platteland in het Brabantse, muta tis mutandis en in zwakkere vorm dient zich het vraagstuk van geestelijke weer baarheid, van materiële en geestelijke, culturele en sociale aanpassing aan de zich snel wijzigende maatschappelijke omstandigheden ook in de steden aan. Ook daar grijpt de industrie machtig om zich heen en vraagt een nieuwe wereld om een nieuwe totale houding, geboren uit het eigen karakter van het Brabantse volk. De taak van de Brabantse Commissie van de K.V.P-, een commissie die blijkens de samenstelling niet alleen voor, maar ook van Brabant is en dus zich in geen enkel opzicht rnet voogdij gaat bezighouden, zal zich, zien wij het goed, op deze weerbaar heid en aanpassingsmogelijkheden hebben te concentreren- ttt* W -~n) t/tf --Ox y..-.vX-.v.ïy<X-; .•a ids mm'! wm mm ssm r No. 2043. 5 Februari 1955 Redacteur: G. J. A. VAN DAM, Vossiusstraat 18b, Amsterdam-Zuid Alle correspondentie aan dit adres. Bij vragen om inlichtingen s.v.p. postzegel voor antwoord insluiten. OPLOSSINGEN No. 3023. (B. Springer). Wit 19, 29 (33A), 38 (42 of 32, want op 44 slaat wit 48 en verder als in A), 7, 8 wint! Op zw. A. 44, wit 48, 38, 8, 7 (18). Op 17 zou zijn gevolgd wit 2 en 19! Wit, na 18, 2 (23, anders volgt 19), 11 (29, op 6 wint 33), 39 (7, op 6 wint nu 50, (34) en 44), 6 (33, want anders wint wit 1), 1 (11), 6 wint. Een charmant vraag stukje, waarbij een geestig moment is het ontstaan door de typische stand: zw. 1, 3, wit 7 en 8. Fraai is ook de slagkeuze in deze constructie verwerkt. No. 3024. (B. Springer). Wit 9 (13 gedw.), 32, 9, 33, 3, 49 (3530), 44 (35), 4540 en wint door 49 of 39. Wit 1. 20—14 is niet als bij-opl. te beschouwen, omdat na 1520 25X14 en 31—37 wit nog lang geen winst heeft. No. 3025. (B. Springer). Zoals gemeld behoorde schijf 32 op 31 te staan. Wit kan hier geen schijfwinst afdwingen door di rect 29—24, want dan antwoordt zw. met 18—23. Wit kan echter wel schijfwinst af dwingen door direct te spelen 4540!, 35X44, 49X40, dreigt 29—23. Op zw. 19—24, 29X20, 14X25 volgt nu weer 28—23 .en 33 X35. En op zw. 30—35 volgt de fraaie slagzet door 3127, 2924, 3934, 50X39!', (48X22), 23X10, 36—31, 38—32, en 33X4 wint. No. 3026. (B. Springer). Wit verlokt zw. met 4741 tot de foutieve lokzet 23 29. Wit loopt schijnbaar in de val (om de dam op 5, welke slagzet zwart nog de langste verdediging kan geven. Plaatsen we schijf 40 in de beginstand op 46, dan lijkt zwart nog meer direct ..mat" gezet na 1. 31—27, 11—16 gedw. 2. 33—28!! Men ga dit maar eens na. Speelt zwart nu bijv. 17—22, dan volgt Maartoch kan zwart zich dan redden, men onderzoeke maar eens var. D. (711 j Zo nauw luistert de constructie van dit soort practische vraagstukken! En men bezie dan eens hoe wit's spelkansen wor den als in de diagramstand 40 op 36 zou staan. Waarom gaat dat ook niet? No. 3030. (v. Dam). Het grote nut van spelstudies is ook weer gebleken uit deze stand Als men deze stand in een wed strijdpartij zou tegenkomen zal het reeds niet meevallen de beste spelgang te vin den. Maar ook thans, met alle tijd het vraagstuk rustig te bestuderen, blijken zelfs verschillende oplossers nog op een dwaalspoor te zijn gekomen. Een sprekend voorbeeld van de moeilijkheid van het damspel! Wit's beste spel is 1. 2924, zw. ad libitum 2. X24, zw. ad lib. 3. X24 (dreigt 24—19. 37—31, 38—33, 33X4). Zwar' kan dit trachten te pareren en heeft daar toe 17—22 of 14—19. Speelt zw. 14—1.9 dan wint wit door 3. 2420! (A). Zw. 15X24 4. 27—22!!, 18X27 (B). 5. 36—31, 27X36. 6. 47—41. 36X47. 7. 38—33 47X29. 8. 32—28. Schaakredacteur P. A. KOETSHEID, Huize St. Bernardus, Sassenheim. (Zaterdag 5 Februari 1955) schijfwinst te nemen) door 39—33, waarna 23x41- g 34xl 41_47 gedw. 10 39—33 zwart meent te triomferen door 1924, - - 30X17, 11X31, 33X24 en doorbraak naar dam met 31—36. Thans blijkt echter dat wit nog wat verder heeft gekeken en dat zwart uiteindelijk in de val is gelopen, want wit wint nu door de verrassende damzet 37—31! 26 X28, 25—20, 38—33 en 24X4! No. 3027. (Van Dam). Een waterval bewerking, waarin opzettelijk de B.O. aangebracht zijn om onze oplossers waak zaam te houden voor andere mogelijk heden. De winst is 4136 (of 37), 39X19, 1813!, 24 X22, waarna het waterval-thema begint met 13X11, 16X18, gevolgd door 21X5, 5—46, 36—31, 46X6 w. De B.O. is niet 38—32, 39X19, 41—36, 45X23, 18X29!, 24X33, 36—31, 15X24, 44—40, 7X18 en 21X5, want dit wint niet. Wel echter 1. 3832, 39X19, 20—14, 45X23, 18X20, 7X18A, 21X23, gevolgd door 14X5. En op A. zw. 15X24, 14x5. 7x18, 21x14 wint. Een andere B.O. is (na de aangekondigde verplaatsing van 37 naar 36), wit 41—37, 39X19, 38—33, 45X23, en nu wint 18X29 wel, zw. 7X18, en 21X5. No. 3028. (Van Dam). Wit 28—23! (14X34), 23X3 (wit hier 29X49 is remise door zw. 19X28!, 46X25 en 36—41). Na 23X3 moet zw. slaan 34X23 en dan slaat wit 3XiBü, waarmede vermoedelijk een nieuwe eind spel-motiefstand is ontstaan. De sterkste zet voor zwart lijkt nu 3641 (A), maar dan slaat wit 46X32!, waarna wit op 4450 wint door 1823 en op 4449 door 1827. Speelt zwart bij A. 4450 dan wit 336 en wint; speelt zw. A. 4449 dan wint ver rassend 18—31!, 36X27, 33—38!! No. 3029. (Van Dam). Wit speelt eerst 31—27, zwart dwingende tot 11—16. Daarna verlokt hij met 2. 33—28 zwart tot het nemen van een schijfwinst door 17—22 (A, B, C, D), wit is nu gedwongen te slaan 3. 28X17, zw. dan 23—28, 32X23, 21X41 en het lijkt dat zwart nu altijd een schijf wint, hoe wit ook slaat. Dit is echter een misrekening van zwart, want wit slaat 47X36, waarna op 18X29 (E) volgt 6. 21, 20, 39—34 en dam op 1, terwijl op zw. E. 19X28 zou zijn gevolgd 6. 21. 7. 37. 8. 20. 9. 38—32 en als tiende zet dam op 5 met winst. Het merkwaardige van deze stand is, dat wit in feite altijd gewonnen spel krijgt, want ook bij de andere mogelijkheden van zwart, volgt een slagzet o£ minstens schijf winst. Op zw. A. 15—20 wint wit door 28—23, 17, 30, 29, 1, 36 enz. Op zw. B. 23—29, volgt wit 20, 2822, 5, enz. Op zw. C. 24—29, wint wit 39—33 (29—34 of 40X29, 2822, 17, 33, 1, 36 enz. En op zw. D. 7—11 47x29, waarmede ten tweeden male een zwarte op veld 29 sneuvelt en wit met 11 1X34 een voordelig eindspel heeft met vermoedelijke winst. Op zw. B. 17X28 wint wit door 5. 25—20, 24X15. 6. 34—29. 23X43. 7. 32X1, 43X41. 8. 1X23 enz. Indien zwart zou hebben gespeeld als derde zet 1722 dan wint wit verrassend door 4. 34—29!, 22X33. 5. 39X10, 15X4. 6. 29—23, 18X20 en 7. 25X1. Wit mocht daarentegen bij A niet spelen: 27—22, want dan zou wel winst volgen op 17X28 door 3429; en op 18X27 door 38—33 en 25X1, maar zwart zou zich dan redden door éérst 19X30 te slaan, waarna op wit's 4843 (of?), zwart natuurlijk niet slaat 17X28 (wegens 3429) maar 18X27 en dan kan wit geen slagzet meer uitvoeren. In de diagramstand mocht 36 niet op 41 staan omdat wit dan onmid dellijk een damzet kan uitvoeren met 1. 32—28, zw. ad lib. 2. 29—24, 20X38. 3. 39—33 zw. X32. 4. 48X39!, zw. 38X29 en wit 34X), 3238 gedw. 6. 3731, 26X37, 7. 41X43 en wit gaat winnen. Overigens kom ik op dii vraagstuk nog nader terug. VOOR ONZE LADDERWEDSTRIJD Problemen uit de Sleutelstad Ook in Leiden wonen enige goede pro- blemisten. Zeer bekend, ook bij onze lezers is de' heer P. v. d. Kwartel, die bestuurs lid is van de KRING VOOR DAMPRO. BLEMATIEK.. Hieronder volgen enige staaltjes van hun kunnen. De oplossin gen van deze vraagstukken worden gaarne tot uiterlijk 15 Jan. tegemoet ge zien aan het boven deze rubriek vermei de adres. No. 3051 P. v. d. Kwartel DE PROBLEMEN VAN DEZE WEEK Deze keer hebben we nogal 'n verschei denheid, nl. een twee-, een drie- en een vierzet Onder onze lezers zijn er stellig wel enkele, die zich niet door 'n meer- zet laten afschrikken vooral, omdat 7234 zo'n aantrekkelijke opstelling heeft. Is het bord zo vol gepropt met stukken dan kan dit iemand wel eens de ambitie ont nemen. Wij zijn benieuwd wie ons wel de oplossing zal zenden. PROBLEEMOPLOSSINGEN. No. 7225. J. v. Dijk t. Opl. 1. Thl dreiging 2. Tillel. Geschiedt 1. Tal. dan pareert zwart door 1. c6c5. No. 7226. P. A. Koetsheid. Opl. 1- Te8, Dd6: 2. Pc6t, Dc6:tt 1-Rbl 2. Pc2f, Rc2:tt 1Rc4, 2. Pb5t, Rb5:tt- Beide problemen werden goed opgelost door: P. M. Bekker, R'dam; J. Dickhaut, Nijmegen; mr C. J. Goudsmit, Schevenin- gen; A J. Hooft van Huysduynen, Oos terhout; Paul Raschdorf, Hannover; G. G. Smit, Schiedam; C. v. d. Weide, R'dam. No- 7225. door C. A. v. Arnhem, R'dam; J. K. Blom, R'dam; mr dr R. Bromberg, Roermond. No. 7226 door P. Pyls, Maasbracht. CORRESPONDENTIE P. v. E. te W. Het spijt ons U te moe ten opmerken, dat van uw vijf oplossin gen er niet een goed is. U begint zeker eerst kort met U in deze kunst, te be kwamen. Laat dan drïe of meerzetten voorlopig rusten, de sprong wordt anders zo groot- No. 7233. A. P. EERKES. Ie prijs „Die schwalbe" 1953 II. Mat in drie zetten. No. 7234. J. breumer, le prijs „Die schwalbe" 1953 II. Mat in vier zetten. No. 3052 P. v. d. Kwartel 77$/ v7$/. Y/Atf/ Stand: Zw. 6—9, 13, 14, 18, 19, 23, 26, 30, 31, 34, 35. Wit 16, 17, 20, 22, 27, 28, 32, 36, 39, 4245, 49. W. sp. en w. (1ste publicatie) //M' No. 7235. 4e prijs Die Schwalbe (2) 1953 Mat in twee zetten. Wit: Kh8, Da4, Te6-h4, Re5-g8, Pa5-g2; Zwart: Kd5, Tc2, Re8. Pd4-f5; c5. Oplossingen over drie weken. Deze gelieve men ons voor Woensdag 23 Februari toe te zenden 'VXM S 20SK ^5? faff/. Stand: Zw. 7—9, 12, 13, 15—18, 22, 30, 32, 37. Wit 19—21, 24, 26, 29, 31, 33, 35, 40, 42, volgt' wit" 20, 27—22!, 3833, 39-34, met 48, 50. Wit speelt en wint (1ste publicatie}. Bij het spelen van een viertallenwed- strijd wordt de oorspronkelijke vorm van het bridgespel, het robberspel, het meeste benaderd. In robberbridge moet men al tijd safe spelen en slechts één doel voor ogen houden, het winnen van het eind- contract. Het al of niet maken van over slagen is daarbij volkomen onbelangrijk. Ook in viertallenwedstrijden telt het ma ken van één of meer overslagen nauwe lijks en in de regel doet men er daar goed aan nooit het contract voor bet maken van een overslag in de waagschaal te stel len. Heel apders is dat bij parenwedst-ijden. Heeft men een veilig 3 SA-contract, doch is er een redelijke mogelijkheid om op een overslag te spelpn dan moet men zulks niet nalaten. Immers hebben andere paren die overslag eruit gehaald (of van de te genpartij cadeau gekregen!) dan verkrijgt men een slechte score Want als b.v 4 paren erin geslaagd zijn 4 SA te maken (kwetsbaar 630 ounten) dan komt u met 600 ónder al die 4 paren aan Een treffend voorbeeld van het verschil tussen de afwikkeling van een spel in een viertallen- of parenwedstrijd is het onder staande: A V 7 3 Q V 6 3 O A H 10 2 *94 10 8 5 N B 9 8 W O 9 5 4 A H 6 3 B 9 6 4 9 7 5 4 2 O B 6 V 10 8 H 2 9AH1» O V 8 7 3 B 7 5 2 Het bieden was zeer eenvoudig Noord opende met 1 ruiten, Oost paste Zuid bood 2 Sans-atout, waarop Noord er 3 SA van maakte. West speelde klaveren 3 voor. wat voor NZ de onaangenaamste uitkomst was. Zo dra Zuid aan slag komt kan hij tien sla gen nemen, doch éérst zal hij moe'en af wachten wat OW in klaveren kunnen klaarmaken. De eerste slag werd door Oost genomen met klaverenvrouw en toen Oost in slag 2 Klaveren 10 naspeelde, had Zuid geen Baldeus „llha Formosa!". ,.Het Schone Eiland!". Zo hebben de Portugese zeevaarders liet eiland genoemd, dat, meer dan enig ander, op liet ogenlilik de lielangstclling van de hele wereld gaande houdt. Dc Chinezen noemen liet „Taiwan" „Terassen-kust!". Onder de hand hebben we al twee landen vermeld, die rond het „Schone Eiland" activiteiten ontwikkelden: Portugal en China. We zouden daaraan kunnen toevoegen: Nederland en Japan. We beperken ons tot ons eigen land. „Kraak-porselein", aldus P. de Zeeuw in een zeer verdienstelijke stu die „heeft ons aan Formosa ge holpen". Kraakporselein het tere, fijne, Chinese porselein, dat op Por tugal's logge „kraken" (handelssche pen) naar Europa werd vervoerd. Eén dezer „caraques" viel niemand min der dan de grote Heemskerck juist ja, de man van de Overwintering op Nova Zembla in handen. De buit bracht te Amsterdam 'n slordige drie- en-half millioen op. Voor die tijd een enorm bedrag. „Als wij al zoveel aan dat porselein verdienen, hoeveel te meer dan de Portugezen, die de al leenhandel van het kostbare goedje hebben"dachten de vaderlandse kooplieden. En dadelijk probeerden ze met de Chinezen in aanraking te ko men. Maar dat liep niet erg vlot. Onze schepen mochten geen haven der Chinezen binnen. Ze hadden van de Portugezen blijkbaar de buik al meer dan vol. En dan nog wat van die Westerlingen erbij? Nooit van z'n leven. „Eerst China uit en dan kunnen we onderhandelen"— beloofde de Chinees de Hollanders, die alvast één der Pescadores" bezet hielden. Best!"— vond Jan Pietersz-Coen. We gaan Uw Visserseilanden verla ten, en vestigen ons op Formosa, wat geeft China om Formosa? Immers niets! Daar gaan we dan praten". En zo landden we in 1624 op „het Schone Eiland"— onder goedkeuring van China. Er werd een fort ge bouwd „Zeelandia" op 'n eiland je onder de kust. Dat moest Coen's mannen eventueel beveiligen tegen China enJapan, want de Japan- nees wenste ook 'n vinger in de For- mosaanse pap te houden hetgeen hem aardig lukte! Totde Keizer al zijn onderdanen op straffe des doods naar het moederland terugriep (1635). Van toen af waren de Neder landers vrijwel alleen de baas. Grote rijkdommen. Suiker en rijst, huiden en vis, jaarlijks honderddui zend hertevellen en 'n geestrijke drank, bereid van door vrouwen ge kauwde en uitgespuwde, warme rijst- proppen, die volgens de beschrijving, „een schoonen, stereken, lieflijcken en smaeckelijcken dranc" opleverden. De mensen uit die tijd waren blijkbaar niet erg kieskeurig uitgevallen. De jeugd had er bijzondere eerbied voor de ouderdom. „Wanneer een oude aan een jonge iets gelastte" stelt De Zeeuw „had de laatste het hart niet te weigeren, al ware het ook, dat hij drie, vier mijlen ver een boodschap moest halen". De Formosanen stonden, godsdien stig, onder leiding van priesteressen, „inibs". Dezen hadden nog nooit iets van het Evangelie gehoord, evenmin als de koppensnellers, die harten en hoofden van hun slachtoffers voor hun hutten lieten bengelen. Doden stonden jaren boven aarde, met een schaal water nevens hen. In dat water kwam de ziel zich elke nacht rein wassen van haar zonden. Protestantse zende lingen twijfelden er niet aan „of het Christelijk geloof zou door de inboor lingen aangenomen worden, ja, op Formosa kan de heerlijkste gemeente van gans Indië verrijzen". Onder de ze verdienstelijke predikanten heeft vooral Antonius Hambroek bekendheid verworven. Als jongen werkte de Chinees Co xinga in de kleermakerij van Hans Putmans, de Nederlandse gouverneur. Hij gaf overal zijn ogen goed de kost en dat waren pientere, schrandere ogen. Het gelukte hem van het eiland te „vluchten" naar zijn vader, toen onderkoning ener Chinese provincie, tegenover Formosa gelegen. Het duurde niet lang, of Putmans' duvelstoejager werd daarginds zoveel als onderkoning. Door China's keizer in het nauw gebracht, week hij uit naar zee en begon, als 'n Chinese Watergeus, rooftochten op touw te zetten. De Geuzen hadden het op Tessel als steunpunt voorzien Coxinga op., „het Schone Eiland". Daar was hij maar al te goed bekend. Gouverneur was toen een Zweed, een zekere Frederik Coyett. Deze schrandere magistraat had Coxinga en zijn kornuiten aanstonds door en ver zocht om hulptroepen uit Batavia. Dit verzoek werd beschouwd als door vrees te zijn ingegeven en gouver neur Johan Maetsuycker tilde er niet zwaar aan. De hulpvloot arriveer detoen Coxinga reeds met 25.000 man was geland. Hij stak zijn „Geu zen" in een „lichte zijde rocq en een paer Chinese laersen", maar operette vrijbuiters waren het allesbehalve. Een Hollander, die ze ontmoetten, maakten ze 'n kopje kleiner en voer den zijn hoofd als een zegeteken mee. Gevangenen werden aan het kruis ge hangen; hun marteldood duurde soms enkele dagen; vrouwen noch kinderen werden gespaard. Ook dominee Hambroek geraakte in Coxinga's handen. Hem gelastte de zeerover bij Coyett de overgave van het Fort „Zeelandia" te gaan beplei ten. „Belooft Ge mij, dat Ge terug zult komen?" vroeg hij de predikant. „Ik beloof het" luidde het duidelijke antwoord. Het vaderland en het Evangelie eis ten evenwel iets anders van hem. Hij bezwoer de bezetting van het fort standvastig te blijven tot het uiterste „zonder ooit zo ver te vervallen we gens overgave des kasteeels in onder handeling te treden". Zegde zijn twee gehuwde dochters binnen het fort „den laatsten adieu" en keerde naar de vrijbuiter terug. Zijn belofte was hem heilig! De Chinezen onthoofdden hem, met zijn zoon; zijn vrouw en een dochter werden Coxinga's slavinnen. De le Februari 1662 moest de held haftige bezetting van „Zeelandia" zich overgeven. Met vliegende vaandels en slaande trom scheepte zij zich in voor Batavia. Eerste prijs in de leeftijdsgroep 12li jaar. VMt op alle cm alk uolWe?» enkele moeite om het contract te maken; hij kon nl. de Klaveren 10 duiken. Zou West nu Klaverenheer overnemen, dan maakt Zuid altijd nog de Klaverenboer. Laat West de Oostspeler de Klaveren 10 houden, dan kan het spel nooit down als Oost nóg een Klavertje heeft, daar West dan niet meer dan 4 Klaveren gehad kan hebben en het spel gemaakt wordt doordat maximaal 4 slagen in die kleur verloren kunnen gaan. Zowel in robber- ais in viertallenbridge zal Zuid dus de Klaveren 10 van West moeten duiken, daar hij hieidoor zekere winst verkrijgt. Veronderstellen wij nu eens, dat Zuid dit spel in een parenwedstrijd te spelen krijgt. In de tweede slag kan Zuid uitrekenen, dat West vermoedelijk ónder Aas-Heer is uitgekomen. Zuid weet, dat hij 10 slagen heeft zodra hij aan slag komt en dat aan vele andere tafels waar dit spel in het eenvoudige contract van 3 SA geboden zal zijn, de Westspelers vermoedelijk niet allen met een kleine zullen zijn uitge komen. Hetgeen' betekent, dat vele Zuids 4 Sans-atout gemaakt zullen hebben, het geen weer betekent dat ónze Zuid er oo r op spelen moet eventueel 4 Sans-atout te maken! Heeft Oost 3 Klaveren, dan zullen OW ais Zuid de Klaveren 10 laat lonen altijd 4 slagen maken een slechte scoie voor NZ. Daar West met 3 is uitgekomen en Zuid zelf de 2 heeft, is het waarschijn lijk, dat West slechts vier Klaveren heeft. Daarom moet Zuid in dit geval de 10 wél met de Boer dekken, in de hoop dat Oost óók de 8 heeft en de kleur nu blokkeert. Inderdaad is dat het geval; West kan Heer maken, doch als hij het Aas naspeelt wordt de 7 van Zuid hóóg, omdat de 8 van Oost onder het Aas valt. En speelt West een kleine na, dan kan Oost de 8 wel maken doch niet méér. 7,uid maakt dan toch 4 SA Zou West uitgekomen zijn van A H 8 6 3. dan gaat Zuid down als hij Boer op de 10 speelt. In feite is het dekken van 10 met* Boer dus een slechte speel wijze. welke niettemin in een parenwed strijd gevolgd moet worden. MIMIR. Hieronder volgt het opstel van Leo van Grunsven, 14 jaar; Heerenweg 301, Heerlerhei; Heerlen. Het ver kreeg de eerste prijs in de leeftijds groep: 1214 jaar. DE SCHAATSENRIJDER Het is vorst. De enkele geluiden, die door de vroege wandelaars worden ge maakt, trillen, hard en schel, door de grijze lucht, die ais een grauw geverf de stalen koepel de ruimte omgeeft, om daarna tegen de kleurloze huizen complexen te botsen en kapot te siaan tegen de muren. De wind voert de brokken met zich mee. Achter de wind aan loopt een man. Hij heeft een scherpe neus, die als een puntige rots uit zijn plat gezicht springt. Die neus is door kou met een paars rode kleur getint en onder die neus hangt een druppel, die in de bleke zonnestralen schittert als een prisma De man lacht, want hij is blij. Hij is blij, omdat de lucht grijs is en omdat de kou zijn oren doet tin telen en omdat het vriest. Maar de man is vooral blij, omdat er ijs is. Het ijs, dat door de kou van water tot die harde, blanke korst is gewor den. En de man lijkt het, alsof hel ijs het water wil beschermen tegen die kou door er zijn gladde mantel over uit te spreiden. Datzelfde ijs, waarop de man zijn hartstocht uit kan leven door met har de, vaste slagen in een razend tempo erover heen te vliegen, of door zich met de harde wind mee te laten drij ven. De man peinst, dat alles in deze ,zijn" wereld, hard is: het ijs, de wind, de schaatsen onder hem en ook hij zelf. En de man lacht. Nu niet, omdat hij verheugd is over het ijs, maar omdat hij zichzelf bespot met zijn diepzinnigheid. Maar hij ver valt weer in zijn gepeins en hij ziet zich als een blanke vogel over het ijs schieten. En hij gaat nog rechter lopen. Want hij is zich bewust van zijn kracht en de snelheid, die hij op het Üs kan ontwikkelen. De man loopt lang en hij gaat steeds sneller en sneller lopen om aan die drang naar kracht en snelheid, die bij het 'Zien van het ijs in hem is opge komen, te voldoen. En eindelijk komt hij bij 't ijs. 7ijn handen binden de schaatsen on der en zijn lichaam voelt zich reeds op het ijs. En dan staat de man op het ijs. Even staat hij doodstil, alsof hij dat geluk tot in elke vezel van zijn lichaam wil laten doordringen. En dan schiet hij weg.Ais hij 's avonds naar huis loopt is hij ver moeid en blij. De tekening werd gemaakt door Diny Prinssen, Bosveldweg 2, 's Her togenbosch. Zij werd beoordeeld Diny niet maar de tekening als: „Mooi van sfeer gevoelig en: evenwichtig". Het is bij wedstrijden als deze geen gebruik, dat het ingezonden werk wordt teruggestuurd. Daar is, gezien de honderden inzendingen, geen be ginnen aan. In een heel enkel geval is de tekenaar van deze, in de jour nalistiek algemeen-gevolgde stelregel, even afgeweken, maar in het alge meen biedt hij zijn verontschuldiging aan, dat hij aan verzoeken van deze aard onmogelijk kan voldoen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1955 | | pagina 6