Avontuur,poëzie en romantiek
in Egypte
witte doek
BICKRPANgè/1
Waar eens Voltaire logeerde,
werkt thans Bertus Aafjes
ThijIUylenspieger
GERARD PHILIPPE IN
Geluksstaat
na de dood
Bertus Aafjes schreef meesterlijke
reisverhalen
Zeurende maag?
Van Shakespeare tot de Blinde Harpenaar
En HIER, dames en heren,
woonde eens de goddeloze
Voltaire...." Dat zegt de gids en
huisbewaarder van Kasteel Hoens-
broek tegen U, wanneer gij met een
Kreta, schakel
tussen Egypte
en Griekenland
De natuurlijkheid van beweging
E'
sm
Alle gij edele doden
En gij goden van de dodenstad,
Luistert hoe- men deze priester lofprijst
En hoe men de zuivere ziel van deze edeling roemt,
Nu hij een god geworden is voor eeuwig en altoos,
Nu hij verheerlijkt is in het dodenrijk.
Ik heb de liederen gehoord die in de graven van vroeger staan.
Ik heb gehoord hoe zij het leven op aarde verheerlijken
En hoe zij het leven in de dodenstad geringschatten.
Waarom handelt men zo tegen het land der eeuwigheid,
Het enige waarachtige land, waarin geen vergissingen mogelijk zijn
Waar men een diepe afschuw heeft van oneenigheid,
Waar geen zich tegen zijn broeder keert
Het is een land dat geen vijanden kent.
Al onze verwanten rusten er van in den beginne.
En al degenen die komen zullen,
De millioenen en millioenen
Zullen er rusten.
En er is niet een die ooit in Egypteland achterbleef.
En er is niet een die gindse plaats niet bereiken zal.
bertus aafjes
Cinématographe60 jaar Vijf-en-dertig pioniers „De
Lumières zijn machtige toevenaarsWie is de „uilvinder
van film en bioscoop? Europa was Amerika ver voor
Kind van de hele werelr Keith Gilman en Marjorie Fander
in Norman Wisdom-film „One good turn' Filmforum
Richard Todd: citaat van de week.
Onweerstaanbare
charme
„Vreesaanjagend scenario
Fascinerende verhalen
Het boek zit letterlijk vol met fasci-
Regie Joris Ivenstekst Ja?i de Hartog
„Ik droom al jaren
van die rol"
Hamlet bijna gereed
Voor pleizier op reis
Hans van Bergen
ZATERDAG 12 FEBRUARI 1955
PAGINA 3
Zelden liebben
■wij van reis
verhalen zo in
tens genoten als
van die, welke
Bertus Aafje3
heeft gebun
deld in „Mor
gen bloeien de
abrikozen".
(Uitgave J. M.
Meulenhoff,
A'dam)
Een der tekeningen uit „Morgen bloeien de abrikozen".
WERELDNIEUWS
De verrassin
gen beginnen al met het stofomslag van het boek: liet is de reproductie
van een gouache, voorstellend een Egyptische vrouw temidden van liet wat mens 0p aarde verricht,
overdadig-rijke groen van struiken, boombladeren en palmen groen Het niet ianger van duur dan een droom
van vele schakeringen en tinten. Dit ongemeen aantrekkelijke omslag Maar ajs ^et land der doden bereikt,
blijkt van dc hand van de vrouw van Bertus Aafjes te zijn, mevrouw oan roept men hem toe: Welkom! Gezondheid!
T. AafjesWesseling. Zij had nog nimmer getekend of geschilderd, toen
zij zich bij haar man voegde, die zoals men zich herinnert als
„onbezoldigd perschef" met een Nederlands lunapark naar Egypte was
gegaan. Zij was direct geboeid door de prachtige kleuren van het land.
„Weet je wat", stelde Aafjes voor, „ik koop een verfdoos voor je en
een palet. Dan ga jij schilderen wanneer ik schrijf". Aldus gebeurde en
dit was het begin van de ontwikkeling van een zeer merkwaardig talent.
(Uit de eerlang te verschijnen bundel Egyptische
poëzie: De Blinde Harpenaar).
Van onze film-redacteur)
Morgen is het precies zestig jaar ge
leden, dat door de Franse scheikundigen
Auguste en Louis Lumièrc patent werd
genomen op hun uitvinding: het eerste
practisch-bruikbare cinematografische
toestel, waarmee op 22 Maart 1895 in de
zalen van de „Société d'encouragcmcnt
a l'industrie nationale" in Parijs de eerste
besloten filmvoorstelling werd gegeven
van een roeiboot, die door Auguste
Lumière in het water werd geduwd en
van „La Sortie des usines Lumière a
Lyon-Montplaisir" (het uitgaan van de
Lumière-fabriek), van welke filmpjes op
28 December 1895 de eerste openbare voor-
stelling werd gegeven in de kelderver-
Advertentie)
Word geen maaglijder. Neem^~--~i
dieping van het Grand Café op de toen
nog deftige Boulevard des Capucines te
Parijs, vlak bij het operagebouw.
Voor de ingang van het Grand Café
werd die dag een bord opgericht, dat
voornamelijk de aandacht trok door het
zonderlinge woord, dat er in al zijn on
bekende geheimzinnigheid en onbegrijpe
lijkheid op prijkte: „Cinématogrape".
Daaronder stond nog iets, dat een tipje
van de sluier oplichtte: het ging om een
machine „a refaire la vie" een vinding
van de gebroeders Louis en Aguste Lu-
miere.
Veel animo wekte het schreeuwerige
geval aanvankelijk niet bij de Parijze-
naars. Slechts 35 voorbijgangers waagden
het erop, betaalden één franc en daalden
achterdochtig in de kelder af om een half
uur later opgewonden naar huis te hollen
waar ze vrienden en buren bii eentronpnel-
den om ook getuige te zijn yan het
nieuwste en onbegrijpelijkste wonder van
de negentiende eeuw: het bewegende
beeld
Het programma, dat ze gezien hadden
bestond uit tien filmpjes: de twee reeds
geworpen mens, die na zjjn genezing toch
weer in het hospitaal belandt en er dag
in, dag uit in de nabijheid van de dood
leeft. (Hoe sober staat het er: „Soms
zat ik tot in de eerste morgenuren bü
Met enige vertedering schrijft Aafjes: een stervende, zjjn hand in mijn hand, tot
„Haar verfdoos vond zij verrukkelijk, het Je polsslag was verdwenen") Dan is er
stadspark vond zij verrukkelijk, het Egyp- ^et aangrijpende „avontuur van de va-
tische volk vond zij verrukkelijk en ik der, die in een smartelijk lijdend Egyp-
vond haar verrukkelijk". In deze gestel- tisch jongetje z\jn eigen zoontje ziet en
tenis ving de ideale samenwerking tus- radeloos is als het sterft; van de man,
sen dichter en tekenares aan.. dlc na een zeer lange scheiding zijn
vrouw opwacht en verwelkomt.
In het boek zijn verscheidene tekenin-
gen opgenomen die mevrouw Aafjes in Aafjes kenschetst zijn avonturen zelf
Egypte heeft gemaakt. Het zijn niet zo- als volgt: Gedurende geheel mijn twee
zeer .illustraties" dan wel tekeningen en een halfjarig verblijf in Egypte heb
die, los van het proza, in dezelfde sfeer verkerende in de natuur, steeds het
en uit dezelfde gevoelens zijn ontstaan en gevoel gehad betrokken te zijn geraakt
ter daardoor volledig op aansluiten. Zij 10jV
taalde Egyptische poëzie, Engeland
en Duitsland kennen ook goede uit
gaven, maar in Nederland hadden
wij tot nu toe iets dergelijks niet. De
titel van de bundel is ontleend aan
een voorstelling 0p de wand van de
grafkamer van de Egyptische pries-
hokje, dat bekleed was met gordijnen.
Aan de voorzijde zat een kleine opening
en daarachter stond een geheimzinnig
apparaat opgesteld, dat door één man
j werd bediend.
Het licht ging uit en op het doek zag
men een tekst, die aankondigde, dat het
eerste beeld de Place des Cordeliers in
Lyon zou laten zien. Daarop verscheen
een foto van het genoemde plein. De
hooggespannen verwachting van het pu
bliek sloeg om in teleurstelling. Méliés
schrijft daarover: „Ik was zo teleurgesteld
dat ik tot mijn buurman zei: ..Moet men
ons nu lastig vallen met een doodgewone
toverlantaarn-projectie? Dat doe ik al
tien jaar lang!" Ik had deze zin nog niet
beëindigd of een paard, gespannen voor
een vrachtwagen, zette zich in beweging,
gevolgd door andere rijtuigen Bij dat
schouwspel bleven we met open mond zit
ten kijken, geslagen met stomheid en
verbazing!"
Een andere ooggetuige verhaalt: „Een
ongelofelijke natuurgetrouwheid! Als men
tegenover deze beelden zit, vraagt men
zich onwillekeurig af, of het geen zins
begoocheling is, of men eenvoudig slechts
toeziet dan wel in deze scènes van ver
bazingwekkende echtheid niet zelf mee
doet. Een wagen met een galopperend
paard komt regelrecht op ons toe. Een
dame naast mij kwam dusdanig onder
de indruk, dat zij plotseling opsprong.
Zij ging pas weer zitten, toen de wagen
een zwenking maakte en verdween. Wij
allen hadden slechts één gedachte: de
Lumières zijn machtige tovenaars!"
y - - Wie mocht menen, dat de gebroeders
d® ,5an>^ cv ïtriiricte to naarrij' Lumière kunnen worden beschouwd als
,La Voltige (kunstrijdster te paard), -
„La pêche aux poissons rouges" (het
vangen van goudvissen), „Les Forgerons
(de 6meden), „Le Repas" (het maal),
„Le saut a la couverture" (de sprong
in de deken), „La Place des Cordeliers"
„Le débarquement du congres photogra-
phiques a Lvon", „La mer" (de zee), en
tenslotte „Le Jardinier" (de tuinman),
welk laatste komische filmpje onder de.
gewijzigde titel „L'arroseur arrosé" (de
sproeier besproeid) nog in 1935 te Amster
dam is vertoond bij gelegenheid van het
bezoek dat Louis Lumière toen aan Ne
derland bracht.
De allereerste voorstelling op 28 De
cember 1895 droeg in zekere zin toch nog
een beslpten karakter. Het was een soort
generale repetitie, uitsluitend voor geno
digden. Er waren enkele leden van de
pers, alsmede verschillende directeuren
situatie op maar ondersteunen de dich- koste van alles de drama üsche ontkno
terlijke beschrijvingen van de auteur. De ping moest trachten te ontlopen. En ach-
tekeningen missen raffinement, maar zij teraf gezien laat zich dit we verklaren,
bezitten iets dat geen enkele academie a!f men de balans opmaakt, die hos
kan geven: een onweerstaanbare en ont- P'talen, dieaanslag en o p mjn lev n een
wapenende charme. Juist van de onge- !*°lera-ep'de"?i? 7 Srekenpen"
kunstelde eenvoud en natuurlijkheid de- kelen maar niet te spreken
zer tekeningen gaat 'n grote bekoring uit.
Hoe gevoelig is de lijn, waarmee
mevrouw Aafjes het Oosterse orkest
je op papier heeft gezet; met hoeveel
beheerste humor zijn de devoot ge
sluierde vrouwtjes weergegeven! Wij
zijn Bertus Aafjes dankbaar, dat hij
zijn vrouw de raad gaf te gaan teke
nen en schilderen. Zij heeft dit boek
zeer zeker verrijkt en er is nog veel
van haar te verwachten.
Ook de verhalen zelf bevatten enige
verrassingen. Zij zijn even poëtisch als
Dat het verblijf in hospitalen een gro
te invloed op Bertus Aafjes heeft uit
geoefend spreekt vanzelf. Het zijn geen
dodenhuizen, zegt hij en nergens heeft
hij de polsslag van het leven zo drif
tig horen kloppen, als in het Victoria
Hospitaal te Caïro, „waar het naakte
leven alleen nog maar vocht om
zelfbehoud". Ook zijn instelling te
genover de ziekte wijzigde zich vol
komen.
die, welke Aafjes schreef over zijn erva- nerenae verhalen die de aandacht ge
ringen In het H Land („Vorstin onder spannen houden. Er is er bijvoorbeeld
de landschappen zij getuigen evenz er gen over Soendanees Aziz, een uiterst
van begrip van en eerbied voor de tra- merkwaardige figuur - advocaat, dich-
dities en gewoonten van de mensen, die jerj jejder van de vrijheidsbeweging en..
Aafjes in hun gewone dagelijkse leven bonisseur van de autoscooter in het lu-
gadesloeg hij bewondert hun rake zegs- naparki Qp geheimzinnige wijze leefde
wijzen en bloemrijke spreuken vol levens- werme bij - nog mysterieuzer was
wijsheid, en waarschuwt zelfs dat „iets zyn dood
nog niet lachwekkend is, omdat het onze
lachlust gaande maakt". Kan het immers Is, zo zal men zich afvragen, „Morgen
niet zijn, dat niet de uitgelachene doch bloeien de abrikozen met zijn rijke en
de lacher zelf lachwekkend is? (Hetgeen afwisselende inhoud dan misschien voor-
tussen haakjes, niet wegneemt, dat Aaf- al het werk van een journalist? Geluk
jes flonkerende diamanten van zijn fijn- kig niet! De lezer, die niet gevoelig is
zinnige en gevoelige humor tussen de voor poëzie, zal dit boek niet neerleggen
parels van zijn dichterlijke beschrijvings- voor beeft, zo zal het hem
kunst strooit boeien. Maar de minnaar der schoonheid
wachten nog extra genietingen; hij ziet
Men leze bijvoorbeeld zijn kostelijke er- bet Egyptische landschap in al zijn exo-
met „gidsen", die hij „De tische pracht oprijzen en bewondert met
eirae plaag van Egypte" noemt, en zijn Aafjes de geheimzinnige schoonheid der
verrassende verhaal over De geheim- Oosterse vrouw,
zinnige scarabeeën" - een hoofdstuk, dat
wii in ziin eenre een °J°torwèrkie Bertus Aafjes zou graag nog vertellen
achten! meesterw over zijn andere herinneringen aan Egyp
te, als daar belangstelling voor bestaat.
Wat deze reisbeschrijving van de vori- Wij hopen van ganser harte, dat van
ge onderscheidt, is de avontuurlijkheid „Morgen bloeien de abrikozen" spoedig
ervan, bedoeld in de uitgebreidste zin nieuwe drukken nodig zijn en dat de
van het woord. Dus: spectaculaire avon- schrijver dit dan zal beschouwen als een
turen temidden van ernstige politieke volmondig: „Ja, graag meer! Boeken
troebelen en een kwaadaardige epidemie: als deze zijn een verrijking van het leven,
ziele-avonturen van een op het ziekbed H.R.
(Van onze Brusselse
correspondent)
In 'n Brusselse schouw
burg treden momenteel
als gasten op de Parijse
artist Frangois Périer en
zijn vrouw, Marie Daems.
Op de avond van de
Première zag men daar
een slanke jonge man
"ïet fjjne trekken en le-
ogen op een der
uteuils plaats nemen.
aHesbehalve on
opgemerkt voorbij, want
ht-vl6 jSte toeschouwers
Hoimv ien in hem onmid-
delltjk de grote Franse
acteur Gerard Philippe.
Dat was des te gemakke-
V omdat hier sedert
Te Stendha's werk
kieurpPIf et noir" als
in Philfrm"1 dIaait- waar-
ven SorelPIpeelt h°0fdro1
we ten" wat' deze'ae?n W'3
plotseling en ap eUr z°
kondigd naar BrS«p2nhg,f:
doen komen? ad
Waaraan zijn aanwe
zigheid te danken was?
werd hem tijdens de paul
ze gevraagd.
Heel eeuvoudig aan
de" vriendschap"., ant
woordde hij. „Périer en
zijn vrouw ZW S<wde
vrienden van mij. Ih
Marie Daems nog ,na01,
zien spelen. Te Parijs heb
lk zo goed als geen tijd
naar de schouwburg
Je gaan. Vandaag moest
toevallig niet optreden
in het Theatre national
Populaire van Jean Vilar,
en ik ben even naar
Brussel gekomen om
Francois en Marie hier
aan het werk te zien.
Voil&!"
Dan werd Philippe ge
vraagd. welke zijn activi
ste m» 2 00p der Uog"
maanden waren en
ook naar zon toekomst
plannen werd geïnfor
meerd.
En men vernam, dat hij
met het gezelschap van
Vilar op tournée in Ca
nada was geweest en ver
volgens ook. na een kort
oponthoud te Parijs, in
Polen. Hij voegde hier
aan toe. dat het optre
den van 't Franse gezel
schap in dat land grote
indruk heeft gemaakt.
„Zij zijn ginds nog niet
verder dan het „realis
tische theater" van het
begin van deze eeuw. Zij
zoeken thans naar de
poëzie van het toneel".
En de toekomst? Half
Maart gaat het gezel
schap weer op tournée:
Griekenland. Yougo-Sla-
vië en Tsjecho-Slowakije,
met als stukken: Le Cid,
Don Juan en Ruy Bias.
Daarna zal de acteur
Philippe gedurende enige
tjjd het toneel verlaten
om weer filmvedette te
worden in een rolprent
van René Clair en ver
volgens. onder leiding
van Joris Ivens, de hoofd
figuur te vertolken in
Thijl Uylenspiegel. de pi
caresque roman van
Charles de Coster. Het
schrijven van de dialoog
van dit werk werd toe
vertrouwd aan Jan de
Hartog. „Ik droom al ja
ren van die rol", ver
klaarde Philippe, „en ik
ben gelukkig, dat het no
dige kapitaal ervoor reeds
bijeengebracht is". Een
deel van deze filni, vooral
de buitenscènes, zal in
het Vlaamse land worden
opgenomen.
En als dit werk vol
tooid is, keert de acteur
weer tot het toneel terug,
vermoedelijk in werken
van Corneille: Nicdmède
en „Le Menteur".
Dat noemt men: werk
voor de boeg hebben.
de vierkante rechter hoektoren van
kasteel Hoensbroek. En gij beseft
dat er wel degelijk andere opvat
tingen over Voltaire mogelijk zijn,
maar gij zwijgt: de muren van de
steenoude burcht noden niet *ot
tegenspraak en tenslotte woonde
Voltaire bier werkelijk. En wan
neer gij dan later op een regen
achtige Zondagmorgen bij ditzelfde
kasteel aanklopt om Bertus Aafjes
te bezoeken, schiet U plotseling dit
woord van de gids te binnen en gij
neemt U voor de dichter te vragen
naar de invloed van Voltaire op
bet werk van de huidige bewoner:
een onzinnig voornemen!
Want zo gauw zijt ge niet gezeten
In een rotan stoel of gij praat met
Aafjes over geheel andere dingen:
over het schilderijtje van Iris, dat
op de ezel staat, over het succes
van Morgen Bloeien de Abrikozen
en over Shakespeare's Hamlet, die
weldra in een nieuwe vertaling van
Aafjes het licht zal zien. En daar
voor zijt ge tenslotte ook gekomen.
Leg de proeven van de Shakespea-
re-vertaling naast de bijna klassieke
tekst van Burgersdijk en gij begrijpt
meteen waarom er zo weinig mensen
Shakespeare lezen in een Nederland
se tekst. Let wel, er is geen haar
op mijn hoofd dat er aan zou wagen
te twijfelen of die goeie Burgersdijk
niet een uitmuntende vertaling van
Shakespeare geleverd zou hebben,
maar bij eigen ervaring weet gij, le
zer, evenzeer als ik dat gij niet gaar
ne in Burgersdijk leest, omdat het
U moeilijk valt dit correcte Neder
lands alsmaar door de lezen. Deze
en dergelijke overwegingen hebben er
toe geleid dat Johan de Meester Ber
tus Aafjes verzocht Hamlet opnieuw
te vertalen ten behoeve van de Neder
landse Comedie. Die vertaling is bij
na gereed.
„Zie je, eigenlyk is dit een ondank
baar soort werk. Er gaan maanden
en maanden tijd inzitten, je moet
hard werken, je spant je in Shake
speare opnieuw lees- en speelbaar te
maken voor een modern Nederlands
publiek, voor acteurs van deze tijd,
maar ander werk blijft erdoor liggen
werk dat ook af moet en dat zeker
zo belangrijk is".
Aafjes zegt het alsof hij nooit meer
Shakespeare zal vertalen, maar dan
neemt hij de proeven en leest er uit
voor. En gij beseft dat de dichter
toch drommels veel pleizier aan het
werk moet hebben gehad om zulk
een moderne tekst te kunnen schrij
ven, een tekst die hier en daar de
spitse ironie van Shakespeare zo vol
komen tot haar recht doet komen,
dat de oude meester van Stratford
er zelf genoegen aan zou hebben be
leefd. Gij zoudt citaten willen pluk
ken uit deze tekst om Uw geestdrift
te rechtvaardigen, maar waartoe
zoudt gij anderen een verrassing ont
nemen? Bovendien verschijnt deze
Hamiet-vertaling bij Meulenhof en
niet in deze kolommen.
Dood, leven, liefde
en religie
(EN ander hoofdstuk van het ge
sprek is de Blinde Harpenaar.
Aafjes heeft in het voorbije jaar
hard gewerkt aan een grote bundel
oude Egyptische poëzie, die eveneens
binnen niet al te lange tijd zal ver
schijnen.
„Ze zijn die burdel in Amsterdam
al aan het maken. In Frankrijk be
staat een prachtige editie van ver-
Ier begeleidt op zijn instrument zijn
liederen over leven en dood, over
liefde en religie bij het begrafenis-
feest van de gestorven priester. Blin
de harpspelers hadden vaker zulk
een taak bij ae begrafenissen van
Egyptische nobelen, maar de voor
stellingen van deze barden zijn zeld
zaam.
Dat de zanger van de oude Egyp
tische poëzie werd voorgesteld als
een blinde vindt zijn oorzaak in een
barbaars gebruik, dat van veel vroe
ger dateert en dat voorschreef dat
iemand beter kon zingen, een beter
poëet zou zijn als hij blind was. In
de hoogstaande Egyptische bescha
ving kwam het niet meer voor, dat
zangers blind werden gemaakt,
maar in de traditie leefde de blinde
harpenaar voort. In mijn nieuwe bun
del zijn ook vier afdelingen terug te
vinden: de verzen over de dood, over
het leven, de liefde en de religie. Het
wordt een groot boek. De verzen van
de bundel zijn natuurlijk njet alle
teksten van de wanden van grafka
mers, ik heb ook teksten gebruikt
van oude papyri, teksten die zijn
overgenomen van potscherven, en
overgeleverde gsdichten".
„Voor het eindj van dit jaar ga ik
naar Kreta. Ik vind het heerljjk ein
delijk eens op reis te kunnen gaan
voor mijn genoegen. Ik heb natuur
lijk al eerder grotere of kleinere rei
zen gemaakt en daarom zal het en
kelen natuurlijk wel vreemd voorko
men dat ik van het ministerie van
O.K. en W. een reisbeurs heb gekre
gen voor mijn essays over de expe
rimentele poëzie. Maar ik ben er
juist zo blij mee omdat ik nu eens
voor mijzelf op reis kan gaan. Vroe
ger moest ik hierheen en daarheen,
naar Egypte, naar Marokko, naar
Frankrijk en ik heb er nooit de tijd
gehad om eens goed voor mijzelf
rond te k(jken. De krant wachtte op
rep '--res. Maar deze keer ga ik
dan naar Kreta, helemaal alleen
voor mezelf. Ik ben in oude cultuur
landen geweest en nu verkies ik een
eiland, dat een schakel is geweest
tussen de oude Egyptische wereld en
de beschaving van Griekenland".
De dichter vergezelt U vanuit zijn
hoge torenkamer langs het antieke
trappenhuis naar beneden. Op het
voorplein van kasteel Hoensbroek
neemt hij afscheid van U. Gij maakt
een opmerking dat hij hier toch wel
prinsheerlijk woont met zijn gezin.
„Jawel, zegt hij, wij wonen hier
goed. Dit kasteel is een ideale plaats
om te werken".
Gij gaat naar huis en onwillekeu
rig komen U opnieuw de woorden
voor de geest, die de gids van kas
teel Hoensbroek tot zijn gasten
spreekt: „Dames en heren, hier in
deze torenkamer leefde eens de god
deloze Voltaire!" De man, die er
thans woont en werkt, glimlacht
daarover en werkt, vandaag aan een
Egyptisch dodenlied, morgen aan
een gebed van een priester uit het
oude Egypte en over een jaar wel
licht aan 'n boek over de Kretenzers!
Hans Berghuis.
Keith Gilman uit Wales en Marjorie
Fendereen kleurlingetje uit het
Londense East Endspelen samen in
„One good turn", de tweede film
komedie met Norman Wisdom.
van vermakelijkheidsondernemingen, on
der wie de later beroemd geworden film
tovenaar Georges Méliès, toen nog eige
naar van het variété-theater „Robert
Houdin"
Twintig jaar later heeft Méliès zijn ge
waarwordingen gedurende deze eerste
voorstelling op schrift gezet. Ook Henri
de Parville, een wetenschappelijk schrij
ver, heeft zijn ervaringen in de bioscoop
aan het papier toevertrouwd, zodat
we thans over vrij betrouwbare gegevens
beschikken betreffende de indrukken van
de eerste bioscoopbezoekers.
Deze waren gezeten op stoelen, die in
rijen tegenover een rechthoekig scherm
waren geplaatst. Achter hen stond een
de „uitvinders" van de bioscoop, vergist
zich. Die eer eisen de Amerikanen voor
zich op. Op de ochtend van 14 April 1894
wachtten de gebroeders Alfred en Ber
tram Tate vol ongeduld op tien machines,
die Edison in hun „Kinetoscope Parlor"
een verbouwde schoenwinkel op Broad
way in New York zou installeren. De
zending arriveerde om twaalf uur 's mid
dags en pas om één uur des nachts kon
den ze hun zaak weer sluiten om einde
lijk iets te gaan eten. Ze waren toen
120 dollar rijker; de eerste recette in de
geschiedenis van de bioscoop.
Met de „uitvinding" van de film is het
al net eender gegaan. Reeds in 1800 wa
ren geleerden aan het experimenteren
met toestellen, waarmee bewegende fi
guren in beeld konden worden gebracht
en achtereenvolgens zagen de Periphano-
scoop, de Zoëtroop, de Zoöpraxiscoop en
Marey's „fotografisch geweer", dat twaalf
opnamen per seconde kon maken, het
licht. Pas in 1894 slaagde George East
man, de stichter van de Kodak-fabrieken,
erin buigzame filmstroken te maken en
in hetzelfde jaar voltooide Edison zijn
Kinetoscoop. Deze apparatuur bestond uit
een kijkkast, door middel waarvan slechts
één persoon tegelijk de „levende" beel
den kon gadeslaan. De gebroeders Lu
mière slaagden er in, zulk een beeld via
een projectie-apparaat op een wand te
vertonen, waardoor een groter aantal per
sonen kon meegenieten.
Het gevolg van al deze ongeveer gelijk
tijdig gedane vindingen is, dat vrijwel
ieder land van enige betekenis de uit
vinding van de film voor zich opeist.
De meeste Amerikanen nemen aan, dat
Edison de „movies" schiep en dat Grif
fith de eerste grote speelfilm Birth of
a nation") maakte. Onder hen is er min
stens één briljante uitzondering: Mr Ce
cil B. De Mille, die onlangs deze eer
voor zichzelf opeiste. Maar een feit is,
dat er reeds jaren voordat de Milles „The
Squaw Man" in 1914 de naam Hollywood
voor het eerst bekend maakte en voor
dat de Birth of a nation" van Grif
fith in 1915 de film nieuwe waardigheid
verleende, in Engeland, Frankrijk en Ita
lië speelfilms waren gemaakt. Zelfs Aus
tralië had een primitieve, maar hoogst
winstgevende „Kelly Gang' in negen ac-
ten geproduceerd. Maar de meest onder
nemende pioniers op het gebied van de
super-films waren de Italianen. Zij schon
ken de wereld „De Odyssee", De „Val van
Troje", „Faust, „De Drie Musketiers,
„De Val van Rome", „Cabira" en „Quo
Vadis? in lange jaren van koortsach
tig experimenteren, toen Amerika's lang
ste en voornaamste bijdrage tot de film
kunst alleen nog maar „Buffalo Bill"
was.
De Engelsen huldigen William Priese-
Greene als de eerste, die een commer
cieel bruikbare filmcamera produceerde
en patenteerde naar principes, die thans
nog gelden.
Natuurlijk zijn er ook een Duitser en
een Rus, die de film hebben „uitgevon
den".
Maar de film Is geen kind van een be
paalde natie en geen enkele uitvinder
kan er zich naar waarheid op beroemen
haar vader te zijn. Zij is een kind van
de hele wereld en haar vader is de men
selijke ontdekkingsgeest, die onder alle
volken zijn scheppend werk verricht.
Er is niets, dat aan een spel zulk
een charme geeft als de natuurlijkheid,
de ongekunsteldheid. Spelen is uitbeel
den. Het uitbeelden van een andere
werkelijkheid. En de grote kunst zit 'm
hierin: deze andere Werkelijkheid zo
zuiver mogeliik, zo natuurlijk mogelijk
weer te geven. Wij moeten kunnen ge
loven in de werkelijkheid, die ons op
de planken wordt voorgetoverd. En in
de?e werkelijkheid kunnen wij alleen
geloven, als niets ons stoot, niets ons
geweld aandoet, als er geen enkele wan
klank valt. De voorstelling moet gaaf
zijn. Gaaf, zuiver, dit wil zeggen: na
tuurlijk. En dit geldt niet alleen voor
de spreekwijze, waar wij de vorige keer
over geschreven hebben, maar ook voor
de beweging. De beweging en de hou
ding en het gebaar.
Wij weten dikwijls geen weg met on
ze houding. We staan als stijve poppen
op de planken. Onze gebaren lijken op
die van Jan Klaassen uit de poppen
kast.
Ik heb eens een meisje zien spelen in
Schiedam. Ze was zestien jaar oud en
speelde de hoofdrol in een dramatisch
spel over Maria Goretti. Ze stond voor
het eerst op de planken. Ze was dus
nog niet in het minst getraind. Ze was
een zeer schuchter kind. En de regis
seur heeft zich tijdens de repetities niet
de minste moeite gegeven om haar
over die schuchterheid heen le helpen.
Haar gebaren waren uiterst sober, bij
na beangstigend klein. Het effect was
subliem. De zaal kon in haar geloven.
In haar nog kinderlijke onervarenheid
en eenvoud gaf zij zo een aannemelijk
beeld van de kleine heilige, dat de re
censent, van de Maasbode-pers enthou
siast na de afloop van de voorstelling
tegen mij zei: „Ik heb nog nooit kun
nen geloven in een heilige op de plan
ken, maar nu heb ik er geep moment,
aan getwijfeld."
Enige dagen later zag ik een voor
stelling van dit zelfde spel in een stad
in Brabant. Een geroutineerde actrice
speelde de rol van de kleine heilige.
Ze deed het met duizend maal zoveel
toneeltalent als bovenbeschreven meis
je. Ze bewoog zich over het toneel met
de soepelheid van een hinde en haar
gebaren waren tot in de kleinste on
derdelen bestudeerd geraffineerd en
haar stem klonk als een kinderklokje
in de open wei, maar geen nuchtere
toeschouwer, die in haar geloven kon,
al deed ze het overgrote aantal niet-
nuchtere toeschouwers zakdoeken vol
schreien. De critiék bestempelde hier
hetzelfde stuk eenvoudig tot een draak.
Of het stuk werkelijk een draak was.
wil ik in het midden laten. Maar dat
hetzelfde spel in Schiedam door de cri
tiék bestempeld werd als een subliem
spel en in de Brabantse stad als een
draak, dat geeft toch wel te denken.
M. i. speelt hier de vertolking door
beide hoofdrolspeelsters een grote rol.
De critici zien een stuk en lezen het
over 't algemeen niet.
Wat is hier nu de strekking van? Het
meisje uit Schiedam heeft een hoofdrol
gespeeld, terwijl zij misschien amper in
aanmerking komt om in een toneelge
zelschap als werkend lid te worden op
genomen. Zij was ook niet van dat ge
zelschap. Ze was enkel maar gevraagd
om die rol te spelen. De regisseur ken
de haar toevallig, kon niemand anders
vinden voor die rol en zag plotseling
in haar zijn kans. Een hele waag van
die regisseur, maar hij voelde en wist
precies wat voor persoon hij voor die
rol nodig had. Juist haar onervaren
heid, haar schuchterheid, haar bedeesd
heid, haar grote eenvoud had hij no
dig. En hij wist. dat hij daar niets
aan veranderen mocht. Hij deed het
ook niet. Zoals zij was, zo moest zij
spelen. Zo kon zij op een zeer natuur
lijke wijze een aannemelijk en diep ont
roerend beeld geven van de kleine hei
lige. O. het was inderdaad wat beang
stigend, toen het doek openging en
daar de hoofdrolvertolkster stond.,
aarzelend., een beetje bang., schuch
ter en zich klein voelend op het grote
toneel en voor die volle zaal., amper
een gebaar durvende maken. Wat
moest daarvan terecht komen? Zq be
angstigend als het daar in het begin
was, zo veel belovend was het in die
Brabantse stad, waar het toneel ons on
middellijk het zich van haar kwalitei
ten bewuste niets vrezende actrice't.ie
te zien gaf. En hoe komt het dat het
spel van deze laatste tot een debacle
voerde? Alle natuurlijkheid ontbrak
haar. Haar spel was tè beredeneerd, tè
geraffineerd, tè gekunsteld. Men kon
in haar niet geloven. Ze was overal
net een tikje te overdreven. Ze legde
het accent er te dik bovenop. Ze wil
de er te veel uithalen. Tè mooi spe
len.
Te mooi willen spelen is dikwijls een
fout van velen van ons. We dikken dan
alles even wat aan. We gaan dan niet
alleen onnatuurlijk spreken maar ons
ook onnatuurlijk bewegen. Onze hou
ding is overdreven luchtig, soepel, vrii.
Wij zullen wel eens laten zien. hoe thuis
wij zijn op het toneel. Onze gebaren
zijn druk en veelvuldig. Onze mimiek
sterk geaccentueerd. Ja zelfs zijn er on
der ons, die met hun ogen gaan rol
len en schitteren. Dit alles streeft het
doel voorbij. Te drukke gebaren on
derstrepen niets meer en een gebaar
dient alleen ter onderstreping. Te druk
ke bewegelijkheid is niet bij te houden
voor de toeschouwer. Overdreven mi
miek is alleen maar belachelijk. Draai
ende en rollende ogen verwekken er
gernis en doen denken aan hysterie.
Al dergelijke dingen leiden de aandacht
af van het spel: richten slechts de
aandacht op de persoon, die zich uit
slooft en schitteren wil. Een grote een
voud en soberheid komt slechts de na
tuurlijkheid ten goede.
Maar we moeten natuurlijk wel vrij
kunnen zijn op het toneel. Bovenge
schetst meisje, dat zo subliem de rol
van Maria Goretti vertolkte, zal hoogst
waarschijnlijk voor geen enkele andere
rol geschikt zijn. Het zal waarschijnlijk
de eerste en laatste keer geweest zijn,
dat zij op de planken heeft gestaan.
Tenzij zij zich nog anders ontwikkelt.
Vrijer wordt. Hoe moet men zich deze
vrijheid van beweging veroveren? Door
veel oefenen. Vooral oefenen in gezel
schap van en met anderen. Op deze
manier leert men zijn schuchterheid
overwinnen.
Van de ene kant is er dus een grote
vrijheid vereist, maar van de andere
kant moet men ook over een grote db-
sis soberheid en eenvoud beschikken.
Men moet zich weten te beheersen.
Zijn bewegingen en gebaren en mi
miek moet men in bedwang hebben.
Het is niet IK, die op het toneel moet
komen te staan, maar DIE ANDER,
die men uit moet beelden. En hieTvoor
is naast een veelvuldige oefening, een
bestudering van het karakter nodig van
die ander, een inleving in zijn menta
liteit, een eenworden met zijn persoon.
Als ons goed voor ogenstaat, wie wij
uitbeelden moeten, dan volgen de ge
baren en de houding en de mimiek als
een vanzelfsprekend iets. En dan pas
zal onze beweging op en over het to
neel NATUURLIJK zijn.
In „One good turn", de tweede Pine-
wood-komedie met Norman Wisdom, spe
len twee kinderen een belangrijke rol.
Het zijn Keith Gilman de zoon van een
mijnwerker uit Wales en Marjorie Fen
der. een kleurlingetje uit het East End
in Londen. Beiden zijn zeven jaar en
beiden zijn „ontdekt" door Margaret
Thompson, die ook Vincent Winter voor
„The Kidnappers" vond.
Keith met zijn mopneus hield eerst niet
van filmen, tot zijn eerste dag in de stu
dio. Toen wilde hij in elke scène optre
den.
Marjorie kwam toen ze twee jaar was
met haar ouders uit Jamaica naar Lon
den. Miss Thompson ontmoette haar voor
het eerst, na een bezoek aan een Missie
club. „Zodra ik haar zag", aldus Miss
Thompson, „wist ik. dat zij het meisje
was. dat ik nodig had. Ze is intelligent
en levendig, met een tikje pathos".
Het jongste nummer van „Filmforum"
bevat uitvoerige besprekingen van „Caro-
sello Napolitano", die wordt gekwalifi
ceerd als „de Italiaanse film op z'n best",
van „Madame de....", „Romeo en Julia"
en „Odyseus". Dc redactie komt nog
eens terug op de film „Maarten Luther"
en ruimt een plaatsje in aan een inge
zonden artikel, waarin de schrijver zich
er over beklaagt, dat bij de bespreking
van deze film in eerste instantie te weinig
aandacht is besteed aan deze film als
„vormdaad op celluloid".
Henri Sandberg wijdt een beschouwing
aan het succes van de Franse films,
terwijl H. Wielek de aandacht vestigt op
een door dr Peters samengestelde expo
sitie in de open lucht, die van 15 tot
28 Februari aan het Frederiksplein te
Amsterdam wordt gehouden. Door middel
van 22 in vitrines opgestelde borden
wordt de belangstellende voorbijganger
getoond, wat eigenlijk „film" is. Goed ge
kozen foto's en korte teksten vertellen
een en ander omtrent de taak van de
filmregisseur en de hem ter beschikkking
staande middelen. Later zal deze serie
ook in andere gemeenten, voornamelijk
in schoolgebouwen een plaats vinden.
H. Wielek opent ook een serie artikelen
onder de titel „Film en volksopvoeding",
een combinatie, die vijftig jaar geleden
nog belachelijk aandeed. Piet van der
Ham bespreekt een bevredigend systeem,
door middel waarvan magnetisch geluid
ook op een 8 mm film kan worden aan
gebracht, terwijl A. van Domburg zijn
vertaling van dr Ludwig Berger's „De
Onzichtbare Film" voortzet.
Voorts bevat het als altijd lezenswaar
dige filmtijdschrift een aantal korte be
sprekingen van onlangs hier te lande in
vertoning gekomen films.