Avontuur,poëzie en romantiek in Egypte witte doek BICKRPANgè/1 Waar eens Voltaire logeerde, werkt thans Bertus Aafjes ThijIUylenspieger GERARD PHILIPPE IN Geluksstaat na de dood Bertus Aafjes schreef meesterlijke reisverhalen Zeurende maag? Van Shakespeare tot de Blinde Harpenaar En HIER, dames en heren, woonde eens de goddeloze Voltaire...." Dat zegt de gids en huisbewaarder van Kasteel Hoens- broek tegen U, wanneer gij met een Kreta, schakel tussen Egypte en Griekenland De natuurlijkheid van beweging E' sm Alle gij edele doden En gij goden van de dodenstad, Luistert hoe- men deze priester lofprijst En hoe men de zuivere ziel van deze edeling roemt, Nu hij een god geworden is voor eeuwig en altoos, Nu hij verheerlijkt is in het dodenrijk. Ik heb de liederen gehoord die in de graven van vroeger staan. Ik heb gehoord hoe zij het leven op aarde verheerlijken En hoe zij het leven in de dodenstad geringschatten. Waarom handelt men zo tegen het land der eeuwigheid, Het enige waarachtige land, waarin geen vergissingen mogelijk zijn Waar men een diepe afschuw heeft van oneenigheid, Waar geen zich tegen zijn broeder keert Het is een land dat geen vijanden kent. Al onze verwanten rusten er van in den beginne. En al degenen die komen zullen, De millioenen en millioenen Zullen er rusten. En er is niet een die ooit in Egypteland achterbleef. En er is niet een die gindse plaats niet bereiken zal. bertus aafjes Cinématographe60 jaar Vijf-en-dertig pioniers „De Lumières zijn machtige toevenaarsWie is de „uilvinder van film en bioscoop? Europa was Amerika ver voor Kind van de hele werelr Keith Gilman en Marjorie Fander in Norman Wisdom-film „One good turn' Filmforum Richard Todd: citaat van de week. Onweerstaanbare charme „Vreesaanjagend scenario Fascinerende verhalen Het boek zit letterlijk vol met fasci- Regie Joris Ivenstekst Ja?i de Hartog „Ik droom al jaren van die rol" Hamlet bijna gereed Voor pleizier op reis Hans van Bergen ZATERDAG 12 FEBRUARI 1955 PAGINA 3 Zelden liebben ■wij van reis verhalen zo in tens genoten als van die, welke Bertus Aafje3 heeft gebun deld in „Mor gen bloeien de abrikozen". (Uitgave J. M. Meulenhoff, A'dam) Een der tekeningen uit „Morgen bloeien de abrikozen". WERELDNIEUWS De verrassin gen beginnen al met het stofomslag van het boek: liet is de reproductie van een gouache, voorstellend een Egyptische vrouw temidden van liet wat mens 0p aarde verricht, overdadig-rijke groen van struiken, boombladeren en palmen groen Het niet ianger van duur dan een droom van vele schakeringen en tinten. Dit ongemeen aantrekkelijke omslag Maar ajs ^et land der doden bereikt, blijkt van dc hand van de vrouw van Bertus Aafjes te zijn, mevrouw oan roept men hem toe: Welkom! Gezondheid! T. AafjesWesseling. Zij had nog nimmer getekend of geschilderd, toen zij zich bij haar man voegde, die zoals men zich herinnert als „onbezoldigd perschef" met een Nederlands lunapark naar Egypte was gegaan. Zij was direct geboeid door de prachtige kleuren van het land. „Weet je wat", stelde Aafjes voor, „ik koop een verfdoos voor je en een palet. Dan ga jij schilderen wanneer ik schrijf". Aldus gebeurde en dit was het begin van de ontwikkeling van een zeer merkwaardig talent. (Uit de eerlang te verschijnen bundel Egyptische poëzie: De Blinde Harpenaar). Van onze film-redacteur) Morgen is het precies zestig jaar ge leden, dat door de Franse scheikundigen Auguste en Louis Lumièrc patent werd genomen op hun uitvinding: het eerste practisch-bruikbare cinematografische toestel, waarmee op 22 Maart 1895 in de zalen van de „Société d'encouragcmcnt a l'industrie nationale" in Parijs de eerste besloten filmvoorstelling werd gegeven van een roeiboot, die door Auguste Lumière in het water werd geduwd en van „La Sortie des usines Lumière a Lyon-Montplaisir" (het uitgaan van de Lumière-fabriek), van welke filmpjes op 28 December 1895 de eerste openbare voor- stelling werd gegeven in de kelderver- Advertentie) Word geen maaglijder. Neem^~--~i dieping van het Grand Café op de toen nog deftige Boulevard des Capucines te Parijs, vlak bij het operagebouw. Voor de ingang van het Grand Café werd die dag een bord opgericht, dat voornamelijk de aandacht trok door het zonderlinge woord, dat er in al zijn on bekende geheimzinnigheid en onbegrijpe lijkheid op prijkte: „Cinématogrape". Daaronder stond nog iets, dat een tipje van de sluier oplichtte: het ging om een machine „a refaire la vie" een vinding van de gebroeders Louis en Aguste Lu- miere. Veel animo wekte het schreeuwerige geval aanvankelijk niet bij de Parijze- naars. Slechts 35 voorbijgangers waagden het erop, betaalden één franc en daalden achterdochtig in de kelder af om een half uur later opgewonden naar huis te hollen waar ze vrienden en buren bii eentronpnel- den om ook getuige te zijn yan het nieuwste en onbegrijpelijkste wonder van de negentiende eeuw: het bewegende beeld Het programma, dat ze gezien hadden bestond uit tien filmpjes: de twee reeds geworpen mens, die na zjjn genezing toch weer in het hospitaal belandt en er dag in, dag uit in de nabijheid van de dood leeft. (Hoe sober staat het er: „Soms zat ik tot in de eerste morgenuren bü Met enige vertedering schrijft Aafjes: een stervende, zjjn hand in mijn hand, tot „Haar verfdoos vond zij verrukkelijk, het Je polsslag was verdwenen") Dan is er stadspark vond zij verrukkelijk, het Egyp- ^et aangrijpende „avontuur van de va- tische volk vond zij verrukkelijk en ik der, die in een smartelijk lijdend Egyp- vond haar verrukkelijk". In deze gestel- tisch jongetje z\jn eigen zoontje ziet en tenis ving de ideale samenwerking tus- radeloos is als het sterft; van de man, sen dichter en tekenares aan.. dlc na een zeer lange scheiding zijn vrouw opwacht en verwelkomt. In het boek zijn verscheidene tekenin- gen opgenomen die mevrouw Aafjes in Aafjes kenschetst zijn avonturen zelf Egypte heeft gemaakt. Het zijn niet zo- als volgt: Gedurende geheel mijn twee zeer .illustraties" dan wel tekeningen en een halfjarig verblijf in Egypte heb die, los van het proza, in dezelfde sfeer verkerende in de natuur, steeds het en uit dezelfde gevoelens zijn ontstaan en gevoel gehad betrokken te zijn geraakt ter daardoor volledig op aansluiten. Zij 10jV taalde Egyptische poëzie, Engeland en Duitsland kennen ook goede uit gaven, maar in Nederland hadden wij tot nu toe iets dergelijks niet. De titel van de bundel is ontleend aan een voorstelling 0p de wand van de grafkamer van de Egyptische pries- hokje, dat bekleed was met gordijnen. Aan de voorzijde zat een kleine opening en daarachter stond een geheimzinnig apparaat opgesteld, dat door één man j werd bediend. Het licht ging uit en op het doek zag men een tekst, die aankondigde, dat het eerste beeld de Place des Cordeliers in Lyon zou laten zien. Daarop verscheen een foto van het genoemde plein. De hooggespannen verwachting van het pu bliek sloeg om in teleurstelling. Méliés schrijft daarover: „Ik was zo teleurgesteld dat ik tot mijn buurman zei: ..Moet men ons nu lastig vallen met een doodgewone toverlantaarn-projectie? Dat doe ik al tien jaar lang!" Ik had deze zin nog niet beëindigd of een paard, gespannen voor een vrachtwagen, zette zich in beweging, gevolgd door andere rijtuigen Bij dat schouwspel bleven we met open mond zit ten kijken, geslagen met stomheid en verbazing!" Een andere ooggetuige verhaalt: „Een ongelofelijke natuurgetrouwheid! Als men tegenover deze beelden zit, vraagt men zich onwillekeurig af, of het geen zins begoocheling is, of men eenvoudig slechts toeziet dan wel in deze scènes van ver bazingwekkende echtheid niet zelf mee doet. Een wagen met een galopperend paard komt regelrecht op ons toe. Een dame naast mij kwam dusdanig onder de indruk, dat zij plotseling opsprong. Zij ging pas weer zitten, toen de wagen een zwenking maakte en verdween. Wij allen hadden slechts één gedachte: de Lumières zijn machtige tovenaars!" y - - Wie mocht menen, dat de gebroeders d® ,5an>^ cv ïtriiricte to naarrij' Lumière kunnen worden beschouwd als ,La Voltige (kunstrijdster te paard), - „La pêche aux poissons rouges" (het vangen van goudvissen), „Les Forgerons (de 6meden), „Le Repas" (het maal), „Le saut a la couverture" (de sprong in de deken), „La Place des Cordeliers" „Le débarquement du congres photogra- phiques a Lvon", „La mer" (de zee), en tenslotte „Le Jardinier" (de tuinman), welk laatste komische filmpje onder de. gewijzigde titel „L'arroseur arrosé" (de sproeier besproeid) nog in 1935 te Amster dam is vertoond bij gelegenheid van het bezoek dat Louis Lumière toen aan Ne derland bracht. De allereerste voorstelling op 28 De cember 1895 droeg in zekere zin toch nog een beslpten karakter. Het was een soort generale repetitie, uitsluitend voor geno digden. Er waren enkele leden van de pers, alsmede verschillende directeuren situatie op maar ondersteunen de dich- koste van alles de drama üsche ontkno terlijke beschrijvingen van de auteur. De ping moest trachten te ontlopen. En ach- tekeningen missen raffinement, maar zij teraf gezien laat zich dit we verklaren, bezitten iets dat geen enkele academie a!f men de balans opmaakt, die hos kan geven: een onweerstaanbare en ont- P'talen, dieaanslag en o p mjn lev n een wapenende charme. Juist van de onge- !*°lera-ep'de"?i? 7 Srekenpen" kunstelde eenvoud en natuurlijkheid de- kelen maar niet te spreken zer tekeningen gaat 'n grote bekoring uit. Hoe gevoelig is de lijn, waarmee mevrouw Aafjes het Oosterse orkest je op papier heeft gezet; met hoeveel beheerste humor zijn de devoot ge sluierde vrouwtjes weergegeven! Wij zijn Bertus Aafjes dankbaar, dat hij zijn vrouw de raad gaf te gaan teke nen en schilderen. Zij heeft dit boek zeer zeker verrijkt en er is nog veel van haar te verwachten. Ook de verhalen zelf bevatten enige verrassingen. Zij zijn even poëtisch als Dat het verblijf in hospitalen een gro te invloed op Bertus Aafjes heeft uit geoefend spreekt vanzelf. Het zijn geen dodenhuizen, zegt hij en nergens heeft hij de polsslag van het leven zo drif tig horen kloppen, als in het Victoria Hospitaal te Caïro, „waar het naakte leven alleen nog maar vocht om zelfbehoud". Ook zijn instelling te genover de ziekte wijzigde zich vol komen. die, welke Aafjes schreef over zijn erva- nerenae verhalen die de aandacht ge ringen In het H Land („Vorstin onder spannen houden. Er is er bijvoorbeeld de landschappen zij getuigen evenz er gen over Soendanees Aziz, een uiterst van begrip van en eerbied voor de tra- merkwaardige figuur - advocaat, dich- dities en gewoonten van de mensen, die jerj jejder van de vrijheidsbeweging en.. Aafjes in hun gewone dagelijkse leven bonisseur van de autoscooter in het lu- gadesloeg hij bewondert hun rake zegs- naparki Qp geheimzinnige wijze leefde wijzen en bloemrijke spreuken vol levens- werme bij - nog mysterieuzer was wijsheid, en waarschuwt zelfs dat „iets zyn dood nog niet lachwekkend is, omdat het onze lachlust gaande maakt". Kan het immers Is, zo zal men zich afvragen, „Morgen niet zijn, dat niet de uitgelachene doch bloeien de abrikozen met zijn rijke en de lacher zelf lachwekkend is? (Hetgeen afwisselende inhoud dan misschien voor- tussen haakjes, niet wegneemt, dat Aaf- al het werk van een journalist? Geluk jes flonkerende diamanten van zijn fijn- kig niet! De lezer, die niet gevoelig is zinnige en gevoelige humor tussen de voor poëzie, zal dit boek niet neerleggen parels van zijn dichterlijke beschrijvings- voor beeft, zo zal het hem kunst strooit boeien. Maar de minnaar der schoonheid wachten nog extra genietingen; hij ziet Men leze bijvoorbeeld zijn kostelijke er- bet Egyptische landschap in al zijn exo- met „gidsen", die hij „De tische pracht oprijzen en bewondert met eirae plaag van Egypte" noemt, en zijn Aafjes de geheimzinnige schoonheid der verrassende verhaal over De geheim- Oosterse vrouw, zinnige scarabeeën" - een hoofdstuk, dat wii in ziin eenre een °J°torwèrkie Bertus Aafjes zou graag nog vertellen achten! meesterw over zijn andere herinneringen aan Egyp te, als daar belangstelling voor bestaat. Wat deze reisbeschrijving van de vori- Wij hopen van ganser harte, dat van ge onderscheidt, is de avontuurlijkheid „Morgen bloeien de abrikozen" spoedig ervan, bedoeld in de uitgebreidste zin nieuwe drukken nodig zijn en dat de van het woord. Dus: spectaculaire avon- schrijver dit dan zal beschouwen als een turen temidden van ernstige politieke volmondig: „Ja, graag meer! Boeken troebelen en een kwaadaardige epidemie: als deze zijn een verrijking van het leven, ziele-avonturen van een op het ziekbed H.R. (Van onze Brusselse correspondent) In 'n Brusselse schouw burg treden momenteel als gasten op de Parijse artist Frangois Périer en zijn vrouw, Marie Daems. Op de avond van de Première zag men daar een slanke jonge man "ïet fjjne trekken en le- ogen op een der uteuils plaats nemen. aHesbehalve on opgemerkt voorbij, want ht-vl6 jSte toeschouwers Hoimv ien in hem onmid- delltjk de grote Franse acteur Gerard Philippe. Dat was des te gemakke- V omdat hier sedert Te Stendha's werk kieurpPIf et noir" als in Philfrm"1 dIaait- waar- ven SorelPIpeelt h°0fdro1 we ten" wat' deze'ae?n W'3 plotseling en ap eUr z° kondigd naar BrS«p2nhg,f: doen komen? ad Waaraan zijn aanwe zigheid te danken was? werd hem tijdens de paul ze gevraagd. Heel eeuvoudig aan de" vriendschap"., ant woordde hij. „Périer en zijn vrouw ZW S<wde vrienden van mij. Ih Marie Daems nog ,na01, zien spelen. Te Parijs heb lk zo goed als geen tijd naar de schouwburg Je gaan. Vandaag moest toevallig niet optreden in het Theatre national Populaire van Jean Vilar, en ik ben even naar Brussel gekomen om Francois en Marie hier aan het werk te zien. Voil&!" Dan werd Philippe ge vraagd. welke zijn activi ste m» 2 00p der Uog" maanden waren en ook naar zon toekomst plannen werd geïnfor meerd. En men vernam, dat hij met het gezelschap van Vilar op tournée in Ca nada was geweest en ver volgens ook. na een kort oponthoud te Parijs, in Polen. Hij voegde hier aan toe. dat het optre den van 't Franse gezel schap in dat land grote indruk heeft gemaakt. „Zij zijn ginds nog niet verder dan het „realis tische theater" van het begin van deze eeuw. Zij zoeken thans naar de poëzie van het toneel". En de toekomst? Half Maart gaat het gezel schap weer op tournée: Griekenland. Yougo-Sla- vië en Tsjecho-Slowakije, met als stukken: Le Cid, Don Juan en Ruy Bias. Daarna zal de acteur Philippe gedurende enige tjjd het toneel verlaten om weer filmvedette te worden in een rolprent van René Clair en ver volgens. onder leiding van Joris Ivens, de hoofd figuur te vertolken in Thijl Uylenspiegel. de pi caresque roman van Charles de Coster. Het schrijven van de dialoog van dit werk werd toe vertrouwd aan Jan de Hartog. „Ik droom al ja ren van die rol", ver klaarde Philippe, „en ik ben gelukkig, dat het no dige kapitaal ervoor reeds bijeengebracht is". Een deel van deze filni, vooral de buitenscènes, zal in het Vlaamse land worden opgenomen. En als dit werk vol tooid is, keert de acteur weer tot het toneel terug, vermoedelijk in werken van Corneille: Nicdmède en „Le Menteur". Dat noemt men: werk voor de boeg hebben. de vierkante rechter hoektoren van kasteel Hoensbroek. En gij beseft dat er wel degelijk andere opvat tingen over Voltaire mogelijk zijn, maar gij zwijgt: de muren van de steenoude burcht noden niet *ot tegenspraak en tenslotte woonde Voltaire bier werkelijk. En wan neer gij dan later op een regen achtige Zondagmorgen bij ditzelfde kasteel aanklopt om Bertus Aafjes te bezoeken, schiet U plotseling dit woord van de gids te binnen en gij neemt U voor de dichter te vragen naar de invloed van Voltaire op bet werk van de huidige bewoner: een onzinnig voornemen! Want zo gauw zijt ge niet gezeten In een rotan stoel of gij praat met Aafjes over geheel andere dingen: over het schilderijtje van Iris, dat op de ezel staat, over het succes van Morgen Bloeien de Abrikozen en over Shakespeare's Hamlet, die weldra in een nieuwe vertaling van Aafjes het licht zal zien. En daar voor zijt ge tenslotte ook gekomen. Leg de proeven van de Shakespea- re-vertaling naast de bijna klassieke tekst van Burgersdijk en gij begrijpt meteen waarom er zo weinig mensen Shakespeare lezen in een Nederland se tekst. Let wel, er is geen haar op mijn hoofd dat er aan zou wagen te twijfelen of die goeie Burgersdijk niet een uitmuntende vertaling van Shakespeare geleverd zou hebben, maar bij eigen ervaring weet gij, le zer, evenzeer als ik dat gij niet gaar ne in Burgersdijk leest, omdat het U moeilijk valt dit correcte Neder lands alsmaar door de lezen. Deze en dergelijke overwegingen hebben er toe geleid dat Johan de Meester Ber tus Aafjes verzocht Hamlet opnieuw te vertalen ten behoeve van de Neder landse Comedie. Die vertaling is bij na gereed. „Zie je, eigenlyk is dit een ondank baar soort werk. Er gaan maanden en maanden tijd inzitten, je moet hard werken, je spant je in Shake speare opnieuw lees- en speelbaar te maken voor een modern Nederlands publiek, voor acteurs van deze tijd, maar ander werk blijft erdoor liggen werk dat ook af moet en dat zeker zo belangrijk is". Aafjes zegt het alsof hij nooit meer Shakespeare zal vertalen, maar dan neemt hij de proeven en leest er uit voor. En gij beseft dat de dichter toch drommels veel pleizier aan het werk moet hebben gehad om zulk een moderne tekst te kunnen schrij ven, een tekst die hier en daar de spitse ironie van Shakespeare zo vol komen tot haar recht doet komen, dat de oude meester van Stratford er zelf genoegen aan zou hebben be leefd. Gij zoudt citaten willen pluk ken uit deze tekst om Uw geestdrift te rechtvaardigen, maar waartoe zoudt gij anderen een verrassing ont nemen? Bovendien verschijnt deze Hamiet-vertaling bij Meulenhof en niet in deze kolommen. Dood, leven, liefde en religie (EN ander hoofdstuk van het ge sprek is de Blinde Harpenaar. Aafjes heeft in het voorbije jaar hard gewerkt aan een grote bundel oude Egyptische poëzie, die eveneens binnen niet al te lange tijd zal ver schijnen. „Ze zijn die burdel in Amsterdam al aan het maken. In Frankrijk be staat een prachtige editie van ver- Ier begeleidt op zijn instrument zijn liederen over leven en dood, over liefde en religie bij het begrafenis- feest van de gestorven priester. Blin de harpspelers hadden vaker zulk een taak bij ae begrafenissen van Egyptische nobelen, maar de voor stellingen van deze barden zijn zeld zaam. Dat de zanger van de oude Egyp tische poëzie werd voorgesteld als een blinde vindt zijn oorzaak in een barbaars gebruik, dat van veel vroe ger dateert en dat voorschreef dat iemand beter kon zingen, een beter poëet zou zijn als hij blind was. In de hoogstaande Egyptische bescha ving kwam het niet meer voor, dat zangers blind werden gemaakt, maar in de traditie leefde de blinde harpenaar voort. In mijn nieuwe bun del zijn ook vier afdelingen terug te vinden: de verzen over de dood, over het leven, de liefde en de religie. Het wordt een groot boek. De verzen van de bundel zijn natuurlijk njet alle teksten van de wanden van grafka mers, ik heb ook teksten gebruikt van oude papyri, teksten die zijn overgenomen van potscherven, en overgeleverde gsdichten". „Voor het eindj van dit jaar ga ik naar Kreta. Ik vind het heerljjk ein delijk eens op reis te kunnen gaan voor mijn genoegen. Ik heb natuur lijk al eerder grotere of kleinere rei zen gemaakt en daarom zal het en kelen natuurlijk wel vreemd voorko men dat ik van het ministerie van O.K. en W. een reisbeurs heb gekre gen voor mijn essays over de expe rimentele poëzie. Maar ik ben er juist zo blij mee omdat ik nu eens voor mijzelf op reis kan gaan. Vroe ger moest ik hierheen en daarheen, naar Egypte, naar Marokko, naar Frankrijk en ik heb er nooit de tijd gehad om eens goed voor mijzelf rond te k(jken. De krant wachtte op rep '--res. Maar deze keer ga ik dan naar Kreta, helemaal alleen voor mezelf. Ik ben in oude cultuur landen geweest en nu verkies ik een eiland, dat een schakel is geweest tussen de oude Egyptische wereld en de beschaving van Griekenland". De dichter vergezelt U vanuit zijn hoge torenkamer langs het antieke trappenhuis naar beneden. Op het voorplein van kasteel Hoensbroek neemt hij afscheid van U. Gij maakt een opmerking dat hij hier toch wel prinsheerlijk woont met zijn gezin. „Jawel, zegt hij, wij wonen hier goed. Dit kasteel is een ideale plaats om te werken". Gij gaat naar huis en onwillekeu rig komen U opnieuw de woorden voor de geest, die de gids van kas teel Hoensbroek tot zijn gasten spreekt: „Dames en heren, hier in deze torenkamer leefde eens de god deloze Voltaire!" De man, die er thans woont en werkt, glimlacht daarover en werkt, vandaag aan een Egyptisch dodenlied, morgen aan een gebed van een priester uit het oude Egypte en over een jaar wel licht aan 'n boek over de Kretenzers! Hans Berghuis. Keith Gilman uit Wales en Marjorie Fendereen kleurlingetje uit het Londense East Endspelen samen in „One good turn", de tweede film komedie met Norman Wisdom. van vermakelijkheidsondernemingen, on der wie de later beroemd geworden film tovenaar Georges Méliès, toen nog eige naar van het variété-theater „Robert Houdin" Twintig jaar later heeft Méliès zijn ge waarwordingen gedurende deze eerste voorstelling op schrift gezet. Ook Henri de Parville, een wetenschappelijk schrij ver, heeft zijn ervaringen in de bioscoop aan het papier toevertrouwd, zodat we thans over vrij betrouwbare gegevens beschikken betreffende de indrukken van de eerste bioscoopbezoekers. Deze waren gezeten op stoelen, die in rijen tegenover een rechthoekig scherm waren geplaatst. Achter hen stond een de „uitvinders" van de bioscoop, vergist zich. Die eer eisen de Amerikanen voor zich op. Op de ochtend van 14 April 1894 wachtten de gebroeders Alfred en Ber tram Tate vol ongeduld op tien machines, die Edison in hun „Kinetoscope Parlor" een verbouwde schoenwinkel op Broad way in New York zou installeren. De zending arriveerde om twaalf uur 's mid dags en pas om één uur des nachts kon den ze hun zaak weer sluiten om einde lijk iets te gaan eten. Ze waren toen 120 dollar rijker; de eerste recette in de geschiedenis van de bioscoop. Met de „uitvinding" van de film is het al net eender gegaan. Reeds in 1800 wa ren geleerden aan het experimenteren met toestellen, waarmee bewegende fi guren in beeld konden worden gebracht en achtereenvolgens zagen de Periphano- scoop, de Zoëtroop, de Zoöpraxiscoop en Marey's „fotografisch geweer", dat twaalf opnamen per seconde kon maken, het licht. Pas in 1894 slaagde George East man, de stichter van de Kodak-fabrieken, erin buigzame filmstroken te maken en in hetzelfde jaar voltooide Edison zijn Kinetoscoop. Deze apparatuur bestond uit een kijkkast, door middel waarvan slechts één persoon tegelijk de „levende" beel den kon gadeslaan. De gebroeders Lu mière slaagden er in, zulk een beeld via een projectie-apparaat op een wand te vertonen, waardoor een groter aantal per sonen kon meegenieten. Het gevolg van al deze ongeveer gelijk tijdig gedane vindingen is, dat vrijwel ieder land van enige betekenis de uit vinding van de film voor zich opeist. De meeste Amerikanen nemen aan, dat Edison de „movies" schiep en dat Grif fith de eerste grote speelfilm Birth of a nation") maakte. Onder hen is er min stens één briljante uitzondering: Mr Ce cil B. De Mille, die onlangs deze eer voor zichzelf opeiste. Maar een feit is, dat er reeds jaren voordat de Milles „The Squaw Man" in 1914 de naam Hollywood voor het eerst bekend maakte en voor dat de Birth of a nation" van Grif fith in 1915 de film nieuwe waardigheid verleende, in Engeland, Frankrijk en Ita lië speelfilms waren gemaakt. Zelfs Aus tralië had een primitieve, maar hoogst winstgevende „Kelly Gang' in negen ac- ten geproduceerd. Maar de meest onder nemende pioniers op het gebied van de super-films waren de Italianen. Zij schon ken de wereld „De Odyssee", De „Val van Troje", „Faust, „De Drie Musketiers, „De Val van Rome", „Cabira" en „Quo Vadis? in lange jaren van koortsach tig experimenteren, toen Amerika's lang ste en voornaamste bijdrage tot de film kunst alleen nog maar „Buffalo Bill" was. De Engelsen huldigen William Priese- Greene als de eerste, die een commer cieel bruikbare filmcamera produceerde en patenteerde naar principes, die thans nog gelden. Natuurlijk zijn er ook een Duitser en een Rus, die de film hebben „uitgevon den". Maar de film Is geen kind van een be paalde natie en geen enkele uitvinder kan er zich naar waarheid op beroemen haar vader te zijn. Zij is een kind van de hele wereld en haar vader is de men selijke ontdekkingsgeest, die onder alle volken zijn scheppend werk verricht. Er is niets, dat aan een spel zulk een charme geeft als de natuurlijkheid, de ongekunsteldheid. Spelen is uitbeel den. Het uitbeelden van een andere werkelijkheid. En de grote kunst zit 'm hierin: deze andere Werkelijkheid zo zuiver mogeliik, zo natuurlijk mogelijk weer te geven. Wij moeten kunnen ge loven in de werkelijkheid, die ons op de planken wordt voorgetoverd. En in de?e werkelijkheid kunnen wij alleen geloven, als niets ons stoot, niets ons geweld aandoet, als er geen enkele wan klank valt. De voorstelling moet gaaf zijn. Gaaf, zuiver, dit wil zeggen: na tuurlijk. En dit geldt niet alleen voor de spreekwijze, waar wij de vorige keer over geschreven hebben, maar ook voor de beweging. De beweging en de hou ding en het gebaar. Wij weten dikwijls geen weg met on ze houding. We staan als stijve poppen op de planken. Onze gebaren lijken op die van Jan Klaassen uit de poppen kast. Ik heb eens een meisje zien spelen in Schiedam. Ze was zestien jaar oud en speelde de hoofdrol in een dramatisch spel over Maria Goretti. Ze stond voor het eerst op de planken. Ze was dus nog niet in het minst getraind. Ze was een zeer schuchter kind. En de regis seur heeft zich tijdens de repetities niet de minste moeite gegeven om haar over die schuchterheid heen le helpen. Haar gebaren waren uiterst sober, bij na beangstigend klein. Het effect was subliem. De zaal kon in haar geloven. In haar nog kinderlijke onervarenheid en eenvoud gaf zij zo een aannemelijk beeld van de kleine heilige, dat de re censent, van de Maasbode-pers enthou siast na de afloop van de voorstelling tegen mij zei: „Ik heb nog nooit kun nen geloven in een heilige op de plan ken, maar nu heb ik er geep moment, aan getwijfeld." Enige dagen later zag ik een voor stelling van dit zelfde spel in een stad in Brabant. Een geroutineerde actrice speelde de rol van de kleine heilige. Ze deed het met duizend maal zoveel toneeltalent als bovenbeschreven meis je. Ze bewoog zich over het toneel met de soepelheid van een hinde en haar gebaren waren tot in de kleinste on derdelen bestudeerd geraffineerd en haar stem klonk als een kinderklokje in de open wei, maar geen nuchtere toeschouwer, die in haar geloven kon, al deed ze het overgrote aantal niet- nuchtere toeschouwers zakdoeken vol schreien. De critiék bestempelde hier hetzelfde stuk eenvoudig tot een draak. Of het stuk werkelijk een draak was. wil ik in het midden laten. Maar dat hetzelfde spel in Schiedam door de cri tiék bestempeld werd als een subliem spel en in de Brabantse stad als een draak, dat geeft toch wel te denken. M. i. speelt hier de vertolking door beide hoofdrolspeelsters een grote rol. De critici zien een stuk en lezen het over 't algemeen niet. Wat is hier nu de strekking van? Het meisje uit Schiedam heeft een hoofdrol gespeeld, terwijl zij misschien amper in aanmerking komt om in een toneelge zelschap als werkend lid te worden op genomen. Zij was ook niet van dat ge zelschap. Ze was enkel maar gevraagd om die rol te spelen. De regisseur ken de haar toevallig, kon niemand anders vinden voor die rol en zag plotseling in haar zijn kans. Een hele waag van die regisseur, maar hij voelde en wist precies wat voor persoon hij voor die rol nodig had. Juist haar onervaren heid, haar schuchterheid, haar bedeesd heid, haar grote eenvoud had hij no dig. En hij wist. dat hij daar niets aan veranderen mocht. Hij deed het ook niet. Zoals zij was, zo moest zij spelen. Zo kon zij op een zeer natuur lijke wijze een aannemelijk en diep ont roerend beeld geven van de kleine hei lige. O. het was inderdaad wat beang stigend, toen het doek openging en daar de hoofdrolvertolkster stond., aarzelend., een beetje bang., schuch ter en zich klein voelend op het grote toneel en voor die volle zaal., amper een gebaar durvende maken. Wat moest daarvan terecht komen? Zq be angstigend als het daar in het begin was, zo veel belovend was het in die Brabantse stad, waar het toneel ons on middellijk het zich van haar kwalitei ten bewuste niets vrezende actrice't.ie te zien gaf. En hoe komt het dat het spel van deze laatste tot een debacle voerde? Alle natuurlijkheid ontbrak haar. Haar spel was tè beredeneerd, tè geraffineerd, tè gekunsteld. Men kon in haar niet geloven. Ze was overal net een tikje te overdreven. Ze legde het accent er te dik bovenop. Ze wil de er te veel uithalen. Tè mooi spe len. Te mooi willen spelen is dikwijls een fout van velen van ons. We dikken dan alles even wat aan. We gaan dan niet alleen onnatuurlijk spreken maar ons ook onnatuurlijk bewegen. Onze hou ding is overdreven luchtig, soepel, vrii. Wij zullen wel eens laten zien. hoe thuis wij zijn op het toneel. Onze gebaren zijn druk en veelvuldig. Onze mimiek sterk geaccentueerd. Ja zelfs zijn er on der ons, die met hun ogen gaan rol len en schitteren. Dit alles streeft het doel voorbij. Te drukke gebaren on derstrepen niets meer en een gebaar dient alleen ter onderstreping. Te druk ke bewegelijkheid is niet bij te houden voor de toeschouwer. Overdreven mi miek is alleen maar belachelijk. Draai ende en rollende ogen verwekken er gernis en doen denken aan hysterie. Al dergelijke dingen leiden de aandacht af van het spel: richten slechts de aandacht op de persoon, die zich uit slooft en schitteren wil. Een grote een voud en soberheid komt slechts de na tuurlijkheid ten goede. Maar we moeten natuurlijk wel vrij kunnen zijn op het toneel. Bovenge schetst meisje, dat zo subliem de rol van Maria Goretti vertolkte, zal hoogst waarschijnlijk voor geen enkele andere rol geschikt zijn. Het zal waarschijnlijk de eerste en laatste keer geweest zijn, dat zij op de planken heeft gestaan. Tenzij zij zich nog anders ontwikkelt. Vrijer wordt. Hoe moet men zich deze vrijheid van beweging veroveren? Door veel oefenen. Vooral oefenen in gezel schap van en met anderen. Op deze manier leert men zijn schuchterheid overwinnen. Van de ene kant is er dus een grote vrijheid vereist, maar van de andere kant moet men ook over een grote db- sis soberheid en eenvoud beschikken. Men moet zich weten te beheersen. Zijn bewegingen en gebaren en mi miek moet men in bedwang hebben. Het is niet IK, die op het toneel moet komen te staan, maar DIE ANDER, die men uit moet beelden. En hieTvoor is naast een veelvuldige oefening, een bestudering van het karakter nodig van die ander, een inleving in zijn menta liteit, een eenworden met zijn persoon. Als ons goed voor ogenstaat, wie wij uitbeelden moeten, dan volgen de ge baren en de houding en de mimiek als een vanzelfsprekend iets. En dan pas zal onze beweging op en over het to neel NATUURLIJK zijn. In „One good turn", de tweede Pine- wood-komedie met Norman Wisdom, spe len twee kinderen een belangrijke rol. Het zijn Keith Gilman de zoon van een mijnwerker uit Wales en Marjorie Fen der. een kleurlingetje uit het East End in Londen. Beiden zijn zeven jaar en beiden zijn „ontdekt" door Margaret Thompson, die ook Vincent Winter voor „The Kidnappers" vond. Keith met zijn mopneus hield eerst niet van filmen, tot zijn eerste dag in de stu dio. Toen wilde hij in elke scène optre den. Marjorie kwam toen ze twee jaar was met haar ouders uit Jamaica naar Lon den. Miss Thompson ontmoette haar voor het eerst, na een bezoek aan een Missie club. „Zodra ik haar zag", aldus Miss Thompson, „wist ik. dat zij het meisje was. dat ik nodig had. Ze is intelligent en levendig, met een tikje pathos". Het jongste nummer van „Filmforum" bevat uitvoerige besprekingen van „Caro- sello Napolitano", die wordt gekwalifi ceerd als „de Italiaanse film op z'n best", van „Madame de....", „Romeo en Julia" en „Odyseus". Dc redactie komt nog eens terug op de film „Maarten Luther" en ruimt een plaatsje in aan een inge zonden artikel, waarin de schrijver zich er over beklaagt, dat bij de bespreking van deze film in eerste instantie te weinig aandacht is besteed aan deze film als „vormdaad op celluloid". Henri Sandberg wijdt een beschouwing aan het succes van de Franse films, terwijl H. Wielek de aandacht vestigt op een door dr Peters samengestelde expo sitie in de open lucht, die van 15 tot 28 Februari aan het Frederiksplein te Amsterdam wordt gehouden. Door middel van 22 in vitrines opgestelde borden wordt de belangstellende voorbijganger getoond, wat eigenlijk „film" is. Goed ge kozen foto's en korte teksten vertellen een en ander omtrent de taak van de filmregisseur en de hem ter beschikkking staande middelen. Later zal deze serie ook in andere gemeenten, voornamelijk in schoolgebouwen een plaats vinden. H. Wielek opent ook een serie artikelen onder de titel „Film en volksopvoeding", een combinatie, die vijftig jaar geleden nog belachelijk aandeed. Piet van der Ham bespreekt een bevredigend systeem, door middel waarvan magnetisch geluid ook op een 8 mm film kan worden aan gebracht, terwijl A. van Domburg zijn vertaling van dr Ludwig Berger's „De Onzichtbare Film" voortzet. Voorts bevat het als altijd lezenswaar dige filmtijdschrift een aantal korte be sprekingen van onlangs hier te lande in vertoning gekomen films.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1955 | | pagina 5