Hoe jongelui hun entrée
in de kazerne maken
I
mensen
van i
morgen
wereld
in
wording
BIJBELSE VROOMHEID
Gewoon en vroom
Jeugd en Schrift
Wat hebben ze je thuis verteld?
BeLfrnmqm.
looMm
WW -
HONDENPRAAT
'f
Een boek voor de
hedendaagse jeugd
Positivisme!
Apostolisch Christen
ZATERDAG 12 MAART 1955
PAGINA
WÊm||pP§§j
WËÊÊmmMmBMÊ
De reis naar de kazerne begint
telkens met een afscheid van de
familie-leden
■VA-
Actualiteit
Eert paar indrukken
Grondhouding
tÊLr'ï i* 'vA'
TT1 ENMAAL de boer op met dc
vraag „jongens, wat liebben ze
jullie thuis verteld voor je in dienst
ging", kwamen we terecht bij een
gezelschap legeraalmoezeniers. Eén
Van hen een Brabander was
direct bereid in plaats van de jon
gens te antwoorden.
Vader zegt: „We rekenen er op
dat je er uit komt, zo je erin ge
gaan bent" en voor de rest foetert
bij mee over de kostbare verloren
lijd en zijn belastingpenningen die
in ongehoorde hoeveelheden voor
bet militaire bedrijf nodig zijn.
Moeder zegt: „Jongen, als je
tnaar niet wordt zoals die andere
soldaten!"
De zussen zeggen: „Jan, je
brengt geen kameraden mee, want
tve vinden er lekker toch niets aan,
aan die soldaten".
En de broertjes? De jongeren
Vragen of ze je geweer vast mogen
houden als je op verlof komt, alsof
je dat bij je hebt.
De ouderen, de vrienden en voor
al degenen die in dienst zijn geweest
zijn de vertellers van het sterke ver
haal, dat ofwel de dienst in de ogen
Van de a.s. militair tekent als een
geterroriseerd slavenlegioen ofwel
als een avontuur, weliswaar ruig,
maar aanlokkelijk.
Die eerste indrukken zijn belangrijk.
Wie veel met jongelui in aanraking
komt kan weten, hoe er geïnformeerd
wordt, met welk een vreemd mengel
moes van spanning en verwachting
de jonge knaap uitziet naar dat en-
entrée in de kazerne. Gedurende die
lange tijd tussen keuring en oproep
moet hij het hebben van de inlich
tingen en de opmerkingen uit zijn
omgeving.
De bovenvermelde legeraalmoe
zenier typeerde die indrukken en
die typering houdt meteen een goed
moedige veroordeling in.
Nu kan men opmerken dat moe
ders die zeggen, „wordt niet zoals die
andere soldaten", domme moeders
zijn, maar dan verstaat men de
spreker verkeerd. Hij bedoelde na
tuurlijk dat er bij vele moeders, bij
vele ouders de overtuiging leeft dat
het soldatenmilieu zijn twijfelachtige
kanten heeft, ten nadele van de mo
rele kwaliteiten van hun geliefde zo
nen.
Ten nadele: dat is een woord dat
van een zeker negativisme getuigt
Negativisme is goeddeels kenmer
kend voor de gedachtenwereld van
en rondom de a.s. militair.
Maar wat wilt U? Positivisme?
Een hart vol brandend verlangen
naar het veldgrijs, naar soldatenro-
mantiek, naar krijgsmanseer, naar
het kanon? Die tijden zijn voorbij, zo
ze ooit bestaan hebben voor Nederlan-
ders. Wat doen ons vliegende vanen
en slaande trommen? En militaris
tisch zijn we Goddank ook niet, in
het algemeen dan; de enkelingen die
er iets van hebben, die burgers an
dere wezens vinden dan soldaten, die
schieten iets geweldigs vinden, die
het even geweldig vinden, met tanks
overal doorheen en overheen te rij
den, zijn meer belachelijk dan ge
vaarlijk.
Positivisme in de gedachtenwereld
van de a.s. militair is: bereid zijn
te ondergaan wat noodzakelijk onder
gaan moet worden. Het is de positie
ve wil aankweken om er het beste
van te maken. Het is leren geloven
dat elk milieu aan elke mens iets
goeds kan verrichten. Het is het ver
groten van het incasseervermogen
waarop ook de bokser in training zich
toelegt voor tegenslagen, tijdver
lies, verveling, depersonificatie, din
gen die in dienst onherroepelijk
komen gaan.
In zijn beste vorm is positivisme
het verlangen in dienst, voor maan
den uit het eigen milieu verwijderd,
de verkregen zelfstandigheid waar
dig te zijn, het verlangen de ont
moeting met de ander (kamergeno
ten, kameraden), tot een aangename
en nuttige ontmoeting te maken.
Eén fragment positivisme gaat bo
ven dat alles nog verre uit, maar
wie daarover begint is helaas
zo ver gestegen boven de alledaag
se realiteit, dat hij nauwelijks meer
verstaan wordt. Het is het verlangen,
daar de plichten van een jong Neder
lands staatsburger nu eenmaal dwin
gen tot de legergemeenschap, in
die gemeenschap Apostolisch Chris
ten te zijn! Dit is de realiteit: Al te
veel jongelui komen met niet meer
dan de pest in het lijf de kazerne
binnen. De voorbereiding van de a.s.
militairen is een voorwerp van aan
houdende zorg van hen die er het be
lang van inzien, aangezien er het
Zuiden uitgezonderd zo goed als
niets van terecht komt. En geen
sterveling durft er zijn hand voor
in het vuur te steken dat de katholie
ke soldaten in het algemeen een
verkwikkende, karakteristieke ka
tholieke geloofshouding aan de dag
leggen. En dan te weten dat men
eerst een geloofshouding moet bezit
ten om tot Apostolaat te komen
waar we door Christus toe geroepen
zijn.
Eigenlijk is het nog veel erger
en dit voor mogelijke opponenten
tegen dit weinig juichende artikel
er is een legioen katholieken dat niet
eens weet wat een katholieke geloofs
houding is!
We verstaan er nl. niet onder
„godsdienstplichten vervullen", han
delen overeenkomstig het enorme
statuut geboden en verboden dat
ieder van ons te leren heeft gekregen
in zijn jonge jaren, „trouwe" leden
zijn van mogelijke en onmogelijke
organisaties die de Roomse Gemeen
schap rijk is.
Wat we er dan wel onder verstaan?
Vandaag daarover niet meer. We we
ten trouwens niet goed hoe we het
schrijven moeten. Dit is het onge
veer: De houding van een katholiek
die de oude stoffige geërfde inboe
del heeft vervangen door nieuw en
die behalve zijn hersens om naar
vermogen geloofskennis te bevatten
ook nog zijn hart bij de zaak heeft.
Positivisme en negativisme! A.s.
militairen, zielzorgers, aldegenen die
iets te zeggen hebben aan die aan
komende soldaten, we zijn het er
toch over eens dat er veel te doen is
aan positieve vorming., zonder van
het krijgsbedrijf te houden.
„Bijbelse Vroomheid" een boek van
Prof. W. K. Grossouw over de spiri
tualiteit van het Nieuwe Testament,
is een boek, dat met name de heden
daagse jeugd zal aanspreken. Dit
blijkt ook wel hieruit, dat het de neer
slag is van colleges, welke Prof. Gros
souw gehouden heeft voor de univer
sitaire jeugd van de Kath. Universi
teit. Meer dan vroeger leeft de heden
daagse mens van het Woord Gods, zo
als dit neergelegd is in de H. Schrift.
Getuigen hiervan zijn o.a. de verschil
lende bloeiende bijbelkringen met na
me onder de jeugd. Dit spreekt de
geest van onze emotionele tijd ook
meer aan als abstracte Theologie.
De H. Schrift staat midden in het
volle leven met zijn bonte veelzijdig
heid en concreetheid. Wanneer in een
bepaalde tijd de zekerheden gaan ver
dwijnen, zoals dat nu het geval is,
wanneer alles, waarop een vorige ge
neratie bouwde en waardoor deze sterk
stond, begint te wankelen, wanneer in
deze crisis der zekerheden zelfs het
vertrouwen op het menselijk verstand
een schok ontvangt, dan moet de mens
zich weer ergens aan vastklampen.
Zo was het onder de oorlog. Het is
een bekend feit, van hoeveel steun de
H. Schrift is geweest voor de vele ge
vangenen, die alles hadden verloren
en nog slechts God hadden om op te
vertrouwen en zijn Woord, dat tot ons
spreekt in de Bijbel. Zo gaat het ook
in deze apocalyptische tijd. De weder
opleving van de zin voor Gods woord
is zeker ook mede hieraan te danken.
Maar men zit in de verschillende Bij
belclubs met de moeilijkheid, hoe de
H. Schrift nu te lezen en te verstaan.
Het boek van Prof. Grossouw kan hier
grote diensten bewijzen.
Wat de inhoud en de keuze van de
onderwerpen betreft zegt de schrijver
zelf, dat deze „meer bepaald werd
door het belang, dat het Nieuwe Tes
tament zelf toekent aan sommige idee
ën, dan door de actualiteit van deze
gedachten voor onze dagen, alhoewel
ook met hun levenswaarde voortdu
rend rekening is gehouden". Dit is ze
ker waar, maar van de andere kant
mogen we ook niet vergeten, dat juist
een bepaald tijdsklimaat de aandacht
vestigt op belangrijke werkelijkheden
juist als belangrijk van de H.
Schrift, welke vroeger niet zo gezien
werden. Dat wil met andere woorden
zeggen, dat de keuze wel zo was, dat
ze de hedendaagse mens veel te zeg
gen heeft.
Het boek is (nadat u zeker niet ver
zuimd hebt de belangrijke inleiding te
lezen) verdeeld in drie delen, waarin
achtereenvolgens gehandeld wordt over
de drie oudste Evangelies, de Brie
ven van Paulus en het Evangelie van
Johannes. In het eerste deel vind ik
o.a. een hoofdstuk over God als mate
loos veraf en mateloos dichtbij: onze
Vader, die in de hemel is en een be
langrijk hoofdstuk over het Rijk Gods,
dat in de H. Schrift zo'n grote rol
speelt en in het christelijk leven moest
spelen. Om een en ander op te noe
men uit de brieven van Paulus: Er
is een hoofdstuk over het zondebesef,
waarin verschillende aspecten naar
voren komen, waarmede de meeste
christenen niet vertrouwd zijn. Verder
wijs ik op het zeer belangrijke hoofd
stuk „geest en vlees", waarin talrijke
misverstanden over de versterving
worden opgeruimd en de versterving
gezien wordt in een Bijbels perspec
tief. En een enkel punt uit St. Johan
nes; u vindt in het hoofdstuk over Sa
cramentele tekenen een prachtige in
leiding over het denken van St. Jo
hannes, dat u veel licht zal geven,
wanneer u zijn Evangelie ter hand
neemt.
Dit is iets uit het menu, dat dit rijke
boek u brengt. Onnodig te zeggen, dat
we dit boek aan alle jongeren van
harte kunnen aanbevelen.
Het is zeker waar, dat de H. Schrift
iets te vertellen heeft aan iedere
generatie en aan elke leeftijd. Zo is
het altijd geweest. Het was altijd het
i° - ir ^erk, zowel van priesters
J gelovigen. Maar het kan zijn.
i j Êeestelijke klimaat van een
Paaide generatie meer corres
pondeert aan het geestelijke klimaat
van de H. Schrift dan het b.v. een
vroegere generatie deed. In een tijd
dat de mens zijn vertrouwen stelde
op de waarde van het menselijke ver
stand of dat de mens alleen maar
oog had voor de prestaties van de
techniek en de wetenschap, in een
tpd dus van rationalisme en mate
rialisme, zal de Schrift minder aan
spreken dan nu. Men dacht ook veel
abstracter, waarheden 6praken min
der aan dan waarden. Het duister
va" ysterie werd zoveel mo
gelijk gevocaliseerd en de menselijke
reden wilde zover het mogelrk was
doordringen in het geheim. Het emo
tionele was taboe. Men wilde ook zo.
veel mogelijk alles in systeem bren
gen desnoods door verwaarlozing
van een onderdeel, dat in het geheel
niet paste.
Deze tijd is voorbij en vooral onze
jongeren leven in een ander klimaat.
Ze denken meer concreet, staan
dichter bij het werkelijke leven. Ze
voelen aan, dat het systeem in wel
ke vorm ook geen oplossingen Kan
brengen in de talrijke problemen
van het leven, welke blijkbaar niet
passen in een kader. Ze hebben
meer aandacht voor de levende mens
dan voor de dingen. En in een tijd,
waar de besten zich ernstig de vraag
stellen naar de zin van het leven,
ziet men naar een oplossing, daar
men aanvoelt, dat op aarde deze
zin niet verwezenlijken is. Ze hen-
ben respect voor 't Mysterie, waarop
zij geen vivisectie willen plegen,
maar waaraan zij zich willen overge
ven. Het is aan deze jeugd vooral
dat de H. Schrift aanspreekt. Hier
geen geleerde en wetenschappe
lijke taal, waar het hart niet mee
spreekt, maar een eenvoudig getui
gen van hart tot hart. Hier wordt
het duidelijk, dat de christelijke leer
geen „wereldbeschouwing" is, wel
ke als een systeem aan de mensen
wordt aangeboden, maar leven. Het
is de geschiedenis van Gods vrije
ingrijpen in de wereldgeschiedenis
waaruit men wel een wereldbeschou
wing kan afleiden, maar dat als ge
heel veel meer geeft. Hier voelt
de mens Gods zorg voor zijn heil,
waaraan hij zich in roekeloos ver
trouwen kan over geven. Hier leert
hij zijn verantwoordelijkheid voor
zijn medemens als een diepe en
fundamentele plicht. Hier wordt hij
niet geconfronteerd met ailerlei waar
heden alleen, maar met de levende
God zelf. die met Christus de vlees
geworden zorg voor ons heil is. Hier
wordt hem voortdurend gewezen op
de uiteindelijke voltooiing van zijn
leven, dat definitief geïnaugureerd
wordt bij de tweede komst van de
Heer, als er een nieuwe hemel en
een nieuwe aarde zal komen.
Het is daarom te begrijpen, dat
vele jongeren meer met de H. Schrift
vertrouwd willen raken. De H. Schrift
waarin zij een verrassend antwoord
vinden op hun rusteloos zoeken een
antwoord, dat niet alleen het hoofd
iets zegt, maar dat de gehele mens
aanspreekt. De mens kan er van le
ven en zijn leven in de moderne ge
compliceerde maatschappij kan ge
stalte krijgen vanuit deze kennis van
Gods Woord.
Daarom juichen we het boek van
professor Grossouw, dat een inlei
ding wil geven in de spiritualiteit
van het Nieuwe Testament juist zo
toe. omdat we weten dat een der
gelijk boek, dat hen inleidt in de
Schrift voor de jongeren brood en
broodnodig was, en omdat we te
vens overtuigd zijn. dat niemand
beter dan de schrijver dit had kun
nen doen, zowel om zijn kennis van
de H. Schrift als om het kennen
van het moderne klimaat en de mo
derne noden.
variatie op een thema
De Vreemdeling L Zijn Heilspreek
Er is een geweldig goed solda-
tenblad, dat heet G3. We stellen
ons voor da.ar samen eens wat
in te lezen (Het is beslist jammer
als katholieke soldaten aan dat
blad voorbijgaan).
Er staat hier een fragment dat
we goed kunnen gebruiken ge
zien ons artikel over de a.s. mili
tairen en vooral gezien die op
merkingen over een katholieke
geloofshouding.
We schrijven het over met een
kanttekening
6 jaar: Zoete Jesus, ik ben
Uw vriendje.
8 jaar: Lieve Heertje, geef
mooi Weertje.
10 jaar: Jesus, geef dat ik
groot word.
12 jaar: Jesus, ik blijf U
altijd trouw,
jaar: Jesus, U bent mijn
Koning!
jaar: Jesus, met U ben ik
sterk
jaar: Christus, help mij
toch
14
lh
18
Jaar: Christus waar bent U?
28
30
60
20
Jaar: God, wie bent U?
Jaar: God, ik ben Uw kind.
jaar: God, ik wil U
beminnen!
jaar: God, ik wil als
Christus zijn.
jaar: God, mijn grote heili
ge God.
jaar: God, ik ben een
.zondig mens.
Dat is goed! Tussen het ene
en het andere artikel zulk een
schets van een biddend en gelo-
vig mens.
We mogen dit opmerken: de
helft van die karakteristieken
gaat op voor alle katholieken, de
andere helft alleen voor hen die,
bie inboedel hebben vernieuwd
en er met het hart bij zijn (zie
6lders).
We willen een deel van die
schetsen gaan veranderen en het
dan geschreven laten zijn door
een jong mens uit onze dagen.
Tot 18 jaar veranderen we niets.
Dan mogen typeringen naast el
kaar gelegd worden.
20 jaar: Christus Koning, ik
zweer U trouw, ter
wijl ik bier met een
vlag in de rij sta.
22 jaar: God, met ons, voor
bet vestigen van een
Christelijke maat
schappij. In het har
nas, te wapen, weest
ijzer en staal!
24 jaar: God, ik ben Uw
kampvechter in de
organisatie waar ik
natuurlijk lid van
ben. Goed, bloed en
leven wil ik U geven.
26 jaar: God, hoe durven ze!
Om U niet zo te be
minnen als wij!
28 jaar: God, waarom laat U
toe dat alle mensen
zo lelijk tegen ons
doen?
30 jaar: God, almachtig, dat
komt er van, wat ziet
de wereld er beroerd
uit!
60 jaar: God, wat een zondige
wereld, ik geloof dat
dat in onze tijd tocli
anders was!
Op bet
einde:
God:
God, vergeef me, mag
ik bij U in de hemel
komen?
Natuurlijk, je hebt je
best gedaan, al heb
je er niet veel van
begrepen
Je kunt merkwaardige dingen mee
maken ook in het jaar 1955. Ik kwant
juist bij de gebeurtenis, welke ik nu
ga verhalen, toen liet belangrijkste
achter de rug was. De straatpredi-
king komt er ook hier in Nederland
,hoe langer hoe meer in. Ik denk b.v.
aan de Actie „plein 1955". Ik was nu
zo in Amsterdam aan het wandelen,
om even een luchtje te scheppen. Het
weer was zoals het in Nederland
vaak isvlees noch vis. Van dat
echt beroerde weer, waar er geen
enkele hoop in de lucht zit. Ik zag
in de verte een menigte mensen
samendringen. Eerst, dacht ik, dat
het het Leger des Heils was, later,
dat het een opstootje was, want er
was meer beweging, dan bij een
rustige Leger des Heils-bijeenkomst.
Nu heb ik een zekere brutaliteit.
W at wil je anders? Ik drong me.door
de menigte heen en stond gauw
vooraan. In het middelpunt van de
belangstelling stond een enigszins
lange man, maar heel gewoon ge
kleed. En daarnaast stond iemand,
die met hem aan het spreken was,
een beetje moeilijk met een uit
drukking op zijn gezicht alsof elk
woord een wonder was. Rondom
drong de menigte op in stomme ver
bazing.
Omdat zij gelooft
Wat was het geval: de man bleek
stom te zijn geweest en krankzinnig.
Nu sprak hij en sprak hij zelfs ver
standig. Blijkbaar iemand, die uit een
krankzinnigengesticht ontvlucht was.
Terwij] de Vreemdeling met zijn straat-
prediking bezig was, was deze man er
bij gekomen en had op alle manieren
getracht Rem te storen en te hinderen
en de aandacht op zich zelf af te lei
den. Hij leek als bezeten. De Vreemde
ling had gesproken over het Rijk van
God, een Paradijs, waar we allen eens
moesten komen, maar waarvoor we
ook iets over moesten hebben. Zeker
weer een of andere communist met
zijn toekomstige heilsstaat, ofschoon
er toch wel afwijkingen waren van de
békende propaganda. Kort en goed:
opeens was de krakzinnige rustig ge
worden en kon de Vreemdeling door
gaan met zijn voordracht. De menig
te was hem al vergeten, toen hij op
de vraag van de Vreemdeling opeens
begon te spreken en te antwoorden,
langzaam nog en moeilijk articulerend
en naar zijn woorden zoekend. Maar hij
sprak. Wat moest je daar nu van den
ken. Tijdens een pauze begonnen de
mensen op te dringen en opgewonden
over het voorstel te praten. Hoe was
dat mogelijk? Sommigen zagen de
Vreemdeling met een heilige huiver
aan. Anderen stonden er sceptisch te
genover. Weer andere waren belust op
sensatie en men zag al een of andere
journalist enkele aantekeningen maken
Weer anderen dachten, dat het een
stunt was van de Communistische Par
tij. De Vreemdeling had het toch
over een Paradijs gehad, een land van
beloften. Een prachtige propaganda
voor een toekomstige heilsstaat. Weer
andere zeiden: het kan best iets bijzon
ders zijn, maar door suggestie. Er zijn
wel meer van die wonderdoeners ge
weest, die door suggestie dingen kon
den doen, waarvan de knapste docto
ren versteld zouden staan. Laat hem
no,g maar eens andere dingen doen,
die niet door suggestie verklaard kun
nen worden. Iemand een verloren been
teruggeven b.v. of een kankergeval
genezen. Kijk, als hij dat kan, is het
iets bijzonders.
Na de pauze begon de Vreemdeling
te spreken en ging Hij op hun gedach
ten in. „Ik heb u gesproken over het
Beloofde land, de toekomstige heils
staat, maar niet een staat zonder God,
neen een heilsstaat, die tegelijk 't Rijk
van God is. Die heilsstaat is niet al
leen iets voor de verre toekomst, een
long hope, maar deze kan nu reeds
beginnen, als jullie gelooft in Mij en
Mijn woorden in Mij en door Mij kan
deze heilsstaat nu reeds onder u te
genwoordig komen. Ik heb er voor de
Pauze over gesproken. Ik heb u ge
zegd, dat die heilsstaat niet gereser
veerd is voor enkelingen voor de kapi
talisten b.v. of werkgevers of voor de
middenstand, ook niet beperkt voor
een bepaald ras, maar voor iedereen
ook voor de armen, voor de niet-be-
zitters, voor jullie, voor ieder van jul
lie. Maar jullie moeten in Mij en mijn
zending geloven. Deze heilsstaat is dus
voor allen. Denk nu eens na. Veronder
stel nu dat ik propaganda zou maken
voor de heilsstaat van K. Marx voor
een staat zonder en tegen God, een
staat, waar het geluk eigenlijk nooit
kan zijn, waar de menselijke tragiek
blijft, evenals ziekte en dood, haat en
misverstand, dan zou ik toch tegen
mijn eigen Prediking, mijn eigen woor
den ingaan. Dat zou toch te gek zijn.
Ieder Rijk, dat tegen zich zelf verdeeld
is zal te gronde gaan. Maar ik heb dit
wonder verricht; ik heb deze gevaar
lijke bezetene genezen door de kracht
van God. Daarom is het wel duidelijk
voor iedereen, die een beetje nadenkt
dat het Rijk waar ik over sprak, niet
de godloze staat van de communisten
is, maar het Rijk van God, niet alleen
belofte voor de toekomst, maar wer
kelijkheid nu. Maar ik zou er dit aan
willen toevoegen. U allen kunt toetre
den tot dit Beloofde land nu al door
in Mij te geloven. Maar daarmee zijn
jullie er nog niet.
Door dit geloof, door jullie overgave
aan My, gaat de duivel uit jullie weg,
zoals hij uit deze man weggegaan is.
Dit is echter slechts het begin. Dat
Rijk van God stelt zjjn hoge en zelfs
heroische eisen, ook voor morgen en
overmorgen. Je kunt er nog uitgewor
pen worden en in je vorige toestand
terugvallen.En dat is het ergste. De
ergste zonde is de afval: want als de
duivel weer terugkomt In jullie neemt
hij nog zeven anderen mee: geen er
ger mens dan een afvallige mens. Jul
lie hebt dat kunnen zien in de film van
de „Afvallige". Zo een mens wordt
werkelijk een duivel, puur slecht".
Meer nog dan zijn woorden, was het
de Persoon van Vreemdeling, die in
druk maakte: de mensen waren ge
boeid en gefascineerd. Even was er
een stilte, zo'n intense stilte, als er al
leen kan zijn na iets heel schoons. Ik
hoorde een volksvrouw naast me zeg
gen: waar zou die man vandaan ko
men. Zo iemand heb ik nog nooit ge
zien of gehoord, het is alsof ik hele
maal warm ben geworden van binnen.
Zo'n jongen zou ik graag willen heb
ben. Wat zal zijn moeder trots op hem
zijn.De Vreemdeling had blijkbaar deze
woorden gehoord. „Je hebt gelijk, zei-
de hij, maar ik heb u gesproken over
het Rijk van God en dat iedereen er
in kan komen. Klasse of ras tellen niet
mee. Mijn Moeder is gelukkig, zij be
hoort tot dat Rijk, niet omdat zij mijn
Moeder is, maar omdat Zij gelooft in
Mij en mijn zending".
Toen was het afgelopen. De Vreem
deling was plotseling in de menigte on
opvallend verdwenen en wij bleven nog
verwonderd over dit alles napraten.
H.B.
Vroomheid is een van die begrip
pen, die het bij ons verbruid hebben.
Het smaakt ergens naar braaf en
saai, en in ieder geval is het een
werkelijkheid, die wij bij alle goede
bedoelingen moeilijk weten te han
teren in het alledaagse leven. Een
avond in Amsterdam als de stroom
van fietsen en trams je passeert om
half zes: het feest van activiteit en
energie, en de rijkdom van gedach
ten en verwachtingen en gevoelens
die wordt meegedragen naar huis
toeWeten we bij dat alles nog
raad met devoties en oefeningen?
Een avond tussen jongelui op een in
stuif, en gelukkig er wordt een ge
bed gezegd vóór en na, maar valt
het niet uit de toon? En het gesprek
van de „stellen" die je ontmoet op
een Zondagmiddag: wie heeft er de
moed te wensen, dat Christus er ook
ergens het onderwerp van wordt?
Bij een fendsscmis en om Lof, bij
een preek en een retraite, kan een
priester toch wel het gevoel krijgen,
als hij jonge gezichten ontdekt en een
parmantige new look van teenagers
en de nonchalante verveling opmerkt
van sympathiek en charmant jong
„publiek", dat de verbinding tussen
altaar, de gebeden, het woord en de
nerveuse, levende harten verbroken
is, onherstelbaar
Ik geef een paar indrukken, niet
voor da show en niet als conventio
nele inleiding op een betoog, maar
omü?.t we het probleem moeten zien,
eerlijk stellen, zoals het er concreet
is in de realiteit van het dagelijkse
bestaan. Grossouw spreekt van een
crisis der spiritualiteit ook onder de
jeugd, maar hij bedoelt het niet als
een interessante these en een onder
werp voor het zoveelste hete debat,
maar als werkelijke crisis, dat is:
als twijfel, onzekerheid, onrust, als
mogelijke ondermijning en afbraak
van een zich ontwikkelend leven.
Crisis is een keerpunt, maar met de
mogelijkheid van neergang.
Wat bij dit alles opvalt is de schei
ding tussen gewoon en vroom en mis
schien de tegenstelling. Wel een
vroom begin en einde, maar verder
een gewone dag. Wel eens een vro
me mis, maar verder een gewone
Zondag. En dit is wel sterk in de
hand gewerkt door de opvatting en
de praktijk, dat de vroomheid vast
zou zitten aan allerlei oefeningen en
gebeden en devoties, en dan nog
liefst van een soort, waarbij veel uit
roepen te pas komen, vele verzuch
tingen en gevoelens en een gezwol
len pathos op de grens van het sen
timentele. Dat is pas vroom! We
weten misschien beter, maar zó ont
moeten we de vroomheid, zó word+
er over gepraat en gesneerd, zó
word ze ons wellicht aangeprezen
en zó weten wij er geen weg mee.
Laten we niet over het woord gaan
twisten, maar vaststellen dat de
vroomheid zoals de christelijke tradi
tie die opvat, een grondhouding van
ons bestaan in Christus is, die heel
het leven moet dragen. Want vroom
heid is toewijding; Gave van heel
ons zelf aan Hem, die we ontdekt
hebben als een werkelijke Ander, die
ons liefheeft en buiten Wien wij niet
meer kunnen. Vroomheid is liefde,
maar eigenlijk de kracht van de
liefde, die het klaar krijgt heel ons
leven te maken tot een gave, maar
eigenlijk de hartelijkheid van de lief
de waardoor de levensdienst aa-
Hem er niet een is van nuchtere en
zakelijke berekening, maar de warm
te kent van een persoonlijke inzet
fijngevoelig en tactvol en royaal. Het
is liefde, maar een liefde vol eer
bied, die weet dat we met Hem geen
onderonsje hebben en geen burschi-
kose vertrouwelijkheid.
Hij is de heiliger die geen compro
mis duldt, maar ons leven stelt on
der de laatste ernst van radicale
overgave: liefde, maar ook dienst.
Vroomheid vraagt heel ons leven op
in de diepte, want alles en in de
breedte want door de trouw van het
altijd. Dan is er geen tegenstelling
meer tussen gewoon en vroom er
zelfs geen onderscheid, want vroom
heid is de houding, die alles en allen
betrekt op Hem. Vrome jeugd, kan
Ook de gewone jeugd zijn onderweg
T*» naar huis, op vrijersvoeten
m het Vondelpark en die bij het bin
nengaan van de kerk de doordeweek
se en Zondagse mode niet hoeft te
verwisselen voor een habijt Want Hij
heeft met alles te maken en Hii
neemt alles, als het maar goed is en
oprecht. Toegewijde, hartelijke liefde
kan nu eenmaal, tussen mensen en
tussen God en ons, het hart worden
van héél i^t leven.
v. O.
„De hondenbelasting valt er na
tuurlijk weer buiten", aldus Hond,
met wantrouwig oog langs de
kranten-tabellen spiedend. „Belas
tingsverlaging is mooi, maar er
mag volgens mij geen discrimi
natie in schuilgaan. Was ik mi
nister van financiën, dan werden
bijvoorbeeld alle honden vrijge
steld van elke vorm van belasting
De hond is immers in de kring
der staatsburgers opgenomen als
zogenaamd „huisdier" en heeft
tot taak de gezelligheid des hui
zes te verhogen of de veiligheid
des huizes te bewaken. Beide
functies dienen onbelast te kun
nen worden vervuld, zonder pen
ning of formulier. Op de eerste
plaat6 kan de gemiddelde hond
geen penning lezen en geen for
mulier invullen. Door hem te
belasten trekt men hem in de
sfeer van het typisch menselijke
wat reeds bij vele van huis uit
gezonde honden tot bepaalde com
plexen heeft geleid. In Zwolle heb
ik een hond gekend, die zich ver
beeldde een nieuw soort mens te
zijn, een overgangstype, voorlo
pig nog kwispelend en blaffend
(tegen de belasting), doch straks
ongetwijfeld staartloos rechtop lo
pend en alleen maar bijtend. Een
andere hond te Bergen aan Zee,
wist niet beter of hij was een
publicist, want in de krant had hij
de nieuwe belastingtabellen fout
gelezen, zodat hij achter „honden
en andere huis- of trekdieren" had
zien staan: „voor publicistische
of anderszins .onderbetaalde ar
beid 4 pet van het totaal jaarin
komen minus de opcenten van de
seizoenaftrek en de gehalveerde
deelsom der staarttariefjes". Ik
wil maar zeggen: ock een hond
heeft z'n eigenaardigheden, waar
mee de belasting-wetgever reke
ning dient te houden. Aan erfe
lijke belasting heeft een hond
doorgaans genoeg. Of, om het met
die overigens onuitstaanbare hond
van de bovenburen te zeggen:
wie zijn hond belast, belast zich
zelf