Hoe jongelui hun entrée in de kazerne maken I mensen van i morgen wereld in wording BIJBELSE VROOMHEID Gewoon en vroom Jeugd en Schrift Wat hebben ze je thuis verteld? BeLfrnmqm. looMm WW - HONDENPRAAT 'f Een boek voor de hedendaagse jeugd Positivisme! Apostolisch Christen ZATERDAG 12 MAART 1955 PAGINA WÊm||pP§§j WËÊÊmmMmBMÊ De reis naar de kazerne begint telkens met een afscheid van de familie-leden ■VA- Actualiteit Eert paar indrukken Grondhouding tÊLr'ï i* 'vA' TT1 ENMAAL de boer op met dc vraag „jongens, wat liebben ze jullie thuis verteld voor je in dienst ging", kwamen we terecht bij een gezelschap legeraalmoezeniers. Eén Van hen een Brabander was direct bereid in plaats van de jon gens te antwoorden. Vader zegt: „We rekenen er op dat je er uit komt, zo je erin ge gaan bent" en voor de rest foetert bij mee over de kostbare verloren lijd en zijn belastingpenningen die in ongehoorde hoeveelheden voor bet militaire bedrijf nodig zijn. Moeder zegt: „Jongen, als je tnaar niet wordt zoals die andere soldaten!" De zussen zeggen: „Jan, je brengt geen kameraden mee, want tve vinden er lekker toch niets aan, aan die soldaten". En de broertjes? De jongeren Vragen of ze je geweer vast mogen houden als je op verlof komt, alsof je dat bij je hebt. De ouderen, de vrienden en voor al degenen die in dienst zijn geweest zijn de vertellers van het sterke ver haal, dat ofwel de dienst in de ogen Van de a.s. militair tekent als een geterroriseerd slavenlegioen ofwel als een avontuur, weliswaar ruig, maar aanlokkelijk. Die eerste indrukken zijn belangrijk. Wie veel met jongelui in aanraking komt kan weten, hoe er geïnformeerd wordt, met welk een vreemd mengel moes van spanning en verwachting de jonge knaap uitziet naar dat en- entrée in de kazerne. Gedurende die lange tijd tussen keuring en oproep moet hij het hebben van de inlich tingen en de opmerkingen uit zijn omgeving. De bovenvermelde legeraalmoe zenier typeerde die indrukken en die typering houdt meteen een goed moedige veroordeling in. Nu kan men opmerken dat moe ders die zeggen, „wordt niet zoals die andere soldaten", domme moeders zijn, maar dan verstaat men de spreker verkeerd. Hij bedoelde na tuurlijk dat er bij vele moeders, bij vele ouders de overtuiging leeft dat het soldatenmilieu zijn twijfelachtige kanten heeft, ten nadele van de mo rele kwaliteiten van hun geliefde zo nen. Ten nadele: dat is een woord dat van een zeker negativisme getuigt Negativisme is goeddeels kenmer kend voor de gedachtenwereld van en rondom de a.s. militair. Maar wat wilt U? Positivisme? Een hart vol brandend verlangen naar het veldgrijs, naar soldatenro- mantiek, naar krijgsmanseer, naar het kanon? Die tijden zijn voorbij, zo ze ooit bestaan hebben voor Nederlan- ders. Wat doen ons vliegende vanen en slaande trommen? En militaris tisch zijn we Goddank ook niet, in het algemeen dan; de enkelingen die er iets van hebben, die burgers an dere wezens vinden dan soldaten, die schieten iets geweldigs vinden, die het even geweldig vinden, met tanks overal doorheen en overheen te rij den, zijn meer belachelijk dan ge vaarlijk. Positivisme in de gedachtenwereld van de a.s. militair is: bereid zijn te ondergaan wat noodzakelijk onder gaan moet worden. Het is de positie ve wil aankweken om er het beste van te maken. Het is leren geloven dat elk milieu aan elke mens iets goeds kan verrichten. Het is het ver groten van het incasseervermogen waarop ook de bokser in training zich toelegt voor tegenslagen, tijdver lies, verveling, depersonificatie, din gen die in dienst onherroepelijk komen gaan. In zijn beste vorm is positivisme het verlangen in dienst, voor maan den uit het eigen milieu verwijderd, de verkregen zelfstandigheid waar dig te zijn, het verlangen de ont moeting met de ander (kamergeno ten, kameraden), tot een aangename en nuttige ontmoeting te maken. Eén fragment positivisme gaat bo ven dat alles nog verre uit, maar wie daarover begint is helaas zo ver gestegen boven de alledaag se realiteit, dat hij nauwelijks meer verstaan wordt. Het is het verlangen, daar de plichten van een jong Neder lands staatsburger nu eenmaal dwin gen tot de legergemeenschap, in die gemeenschap Apostolisch Chris ten te zijn! Dit is de realiteit: Al te veel jongelui komen met niet meer dan de pest in het lijf de kazerne binnen. De voorbereiding van de a.s. militairen is een voorwerp van aan houdende zorg van hen die er het be lang van inzien, aangezien er het Zuiden uitgezonderd zo goed als niets van terecht komt. En geen sterveling durft er zijn hand voor in het vuur te steken dat de katholie ke soldaten in het algemeen een verkwikkende, karakteristieke ka tholieke geloofshouding aan de dag leggen. En dan te weten dat men eerst een geloofshouding moet bezit ten om tot Apostolaat te komen waar we door Christus toe geroepen zijn. Eigenlijk is het nog veel erger en dit voor mogelijke opponenten tegen dit weinig juichende artikel er is een legioen katholieken dat niet eens weet wat een katholieke geloofs houding is! We verstaan er nl. niet onder „godsdienstplichten vervullen", han delen overeenkomstig het enorme statuut geboden en verboden dat ieder van ons te leren heeft gekregen in zijn jonge jaren, „trouwe" leden zijn van mogelijke en onmogelijke organisaties die de Roomse Gemeen schap rijk is. Wat we er dan wel onder verstaan? Vandaag daarover niet meer. We we ten trouwens niet goed hoe we het schrijven moeten. Dit is het onge veer: De houding van een katholiek die de oude stoffige geërfde inboe del heeft vervangen door nieuw en die behalve zijn hersens om naar vermogen geloofskennis te bevatten ook nog zijn hart bij de zaak heeft. Positivisme en negativisme! A.s. militairen, zielzorgers, aldegenen die iets te zeggen hebben aan die aan komende soldaten, we zijn het er toch over eens dat er veel te doen is aan positieve vorming., zonder van het krijgsbedrijf te houden. „Bijbelse Vroomheid" een boek van Prof. W. K. Grossouw over de spiri tualiteit van het Nieuwe Testament, is een boek, dat met name de heden daagse jeugd zal aanspreken. Dit blijkt ook wel hieruit, dat het de neer slag is van colleges, welke Prof. Gros souw gehouden heeft voor de univer sitaire jeugd van de Kath. Universi teit. Meer dan vroeger leeft de heden daagse mens van het Woord Gods, zo als dit neergelegd is in de H. Schrift. Getuigen hiervan zijn o.a. de verschil lende bloeiende bijbelkringen met na me onder de jeugd. Dit spreekt de geest van onze emotionele tijd ook meer aan als abstracte Theologie. De H. Schrift staat midden in het volle leven met zijn bonte veelzijdig heid en concreetheid. Wanneer in een bepaalde tijd de zekerheden gaan ver dwijnen, zoals dat nu het geval is, wanneer alles, waarop een vorige ge neratie bouwde en waardoor deze sterk stond, begint te wankelen, wanneer in deze crisis der zekerheden zelfs het vertrouwen op het menselijk verstand een schok ontvangt, dan moet de mens zich weer ergens aan vastklampen. Zo was het onder de oorlog. Het is een bekend feit, van hoeveel steun de H. Schrift is geweest voor de vele ge vangenen, die alles hadden verloren en nog slechts God hadden om op te vertrouwen en zijn Woord, dat tot ons spreekt in de Bijbel. Zo gaat het ook in deze apocalyptische tijd. De weder opleving van de zin voor Gods woord is zeker ook mede hieraan te danken. Maar men zit in de verschillende Bij belclubs met de moeilijkheid, hoe de H. Schrift nu te lezen en te verstaan. Het boek van Prof. Grossouw kan hier grote diensten bewijzen. Wat de inhoud en de keuze van de onderwerpen betreft zegt de schrijver zelf, dat deze „meer bepaald werd door het belang, dat het Nieuwe Tes tament zelf toekent aan sommige idee ën, dan door de actualiteit van deze gedachten voor onze dagen, alhoewel ook met hun levenswaarde voortdu rend rekening is gehouden". Dit is ze ker waar, maar van de andere kant mogen we ook niet vergeten, dat juist een bepaald tijdsklimaat de aandacht vestigt op belangrijke werkelijkheden juist als belangrijk van de H. Schrift, welke vroeger niet zo gezien werden. Dat wil met andere woorden zeggen, dat de keuze wel zo was, dat ze de hedendaagse mens veel te zeg gen heeft. Het boek is (nadat u zeker niet ver zuimd hebt de belangrijke inleiding te lezen) verdeeld in drie delen, waarin achtereenvolgens gehandeld wordt over de drie oudste Evangelies, de Brie ven van Paulus en het Evangelie van Johannes. In het eerste deel vind ik o.a. een hoofdstuk over God als mate loos veraf en mateloos dichtbij: onze Vader, die in de hemel is en een be langrijk hoofdstuk over het Rijk Gods, dat in de H. Schrift zo'n grote rol speelt en in het christelijk leven moest spelen. Om een en ander op te noe men uit de brieven van Paulus: Er is een hoofdstuk over het zondebesef, waarin verschillende aspecten naar voren komen, waarmede de meeste christenen niet vertrouwd zijn. Verder wijs ik op het zeer belangrijke hoofd stuk „geest en vlees", waarin talrijke misverstanden over de versterving worden opgeruimd en de versterving gezien wordt in een Bijbels perspec tief. En een enkel punt uit St. Johan nes; u vindt in het hoofdstuk over Sa cramentele tekenen een prachtige in leiding over het denken van St. Jo hannes, dat u veel licht zal geven, wanneer u zijn Evangelie ter hand neemt. Dit is iets uit het menu, dat dit rijke boek u brengt. Onnodig te zeggen, dat we dit boek aan alle jongeren van harte kunnen aanbevelen. Het is zeker waar, dat de H. Schrift iets te vertellen heeft aan iedere generatie en aan elke leeftijd. Zo is het altijd geweest. Het was altijd het i° - ir ^erk, zowel van priesters J gelovigen. Maar het kan zijn. i j Êeestelijke klimaat van een Paaide generatie meer corres pondeert aan het geestelijke klimaat van de H. Schrift dan het b.v. een vroegere generatie deed. In een tijd dat de mens zijn vertrouwen stelde op de waarde van het menselijke ver stand of dat de mens alleen maar oog had voor de prestaties van de techniek en de wetenschap, in een tpd dus van rationalisme en mate rialisme, zal de Schrift minder aan spreken dan nu. Men dacht ook veel abstracter, waarheden 6praken min der aan dan waarden. Het duister va" ysterie werd zoveel mo gelijk gevocaliseerd en de menselijke reden wilde zover het mogelrk was doordringen in het geheim. Het emo tionele was taboe. Men wilde ook zo. veel mogelijk alles in systeem bren gen desnoods door verwaarlozing van een onderdeel, dat in het geheel niet paste. Deze tijd is voorbij en vooral onze jongeren leven in een ander klimaat. Ze denken meer concreet, staan dichter bij het werkelijke leven. Ze voelen aan, dat het systeem in wel ke vorm ook geen oplossingen Kan brengen in de talrijke problemen van het leven, welke blijkbaar niet passen in een kader. Ze hebben meer aandacht voor de levende mens dan voor de dingen. En in een tijd, waar de besten zich ernstig de vraag stellen naar de zin van het leven, ziet men naar een oplossing, daar men aanvoelt, dat op aarde deze zin niet verwezenlijken is. Ze hen- ben respect voor 't Mysterie, waarop zij geen vivisectie willen plegen, maar waaraan zij zich willen overge ven. Het is aan deze jeugd vooral dat de H. Schrift aanspreekt. Hier geen geleerde en wetenschappe lijke taal, waar het hart niet mee spreekt, maar een eenvoudig getui gen van hart tot hart. Hier wordt het duidelijk, dat de christelijke leer geen „wereldbeschouwing" is, wel ke als een systeem aan de mensen wordt aangeboden, maar leven. Het is de geschiedenis van Gods vrije ingrijpen in de wereldgeschiedenis waaruit men wel een wereldbeschou wing kan afleiden, maar dat als ge heel veel meer geeft. Hier voelt de mens Gods zorg voor zijn heil, waaraan hij zich in roekeloos ver trouwen kan over geven. Hier leert hij zijn verantwoordelijkheid voor zijn medemens als een diepe en fundamentele plicht. Hier wordt hij niet geconfronteerd met ailerlei waar heden alleen, maar met de levende God zelf. die met Christus de vlees geworden zorg voor ons heil is. Hier wordt hem voortdurend gewezen op de uiteindelijke voltooiing van zijn leven, dat definitief geïnaugureerd wordt bij de tweede komst van de Heer, als er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zal komen. Het is daarom te begrijpen, dat vele jongeren meer met de H. Schrift vertrouwd willen raken. De H. Schrift waarin zij een verrassend antwoord vinden op hun rusteloos zoeken een antwoord, dat niet alleen het hoofd iets zegt, maar dat de gehele mens aanspreekt. De mens kan er van le ven en zijn leven in de moderne ge compliceerde maatschappij kan ge stalte krijgen vanuit deze kennis van Gods Woord. Daarom juichen we het boek van professor Grossouw, dat een inlei ding wil geven in de spiritualiteit van het Nieuwe Testament juist zo toe. omdat we weten dat een der gelijk boek, dat hen inleidt in de Schrift voor de jongeren brood en broodnodig was, en omdat we te vens overtuigd zijn. dat niemand beter dan de schrijver dit had kun nen doen, zowel om zijn kennis van de H. Schrift als om het kennen van het moderne klimaat en de mo derne noden. variatie op een thema De Vreemdeling L Zijn Heilspreek Er is een geweldig goed solda- tenblad, dat heet G3. We stellen ons voor da.ar samen eens wat in te lezen (Het is beslist jammer als katholieke soldaten aan dat blad voorbijgaan). Er staat hier een fragment dat we goed kunnen gebruiken ge zien ons artikel over de a.s. mili tairen en vooral gezien die op merkingen over een katholieke geloofshouding. We schrijven het over met een kanttekening 6 jaar: Zoete Jesus, ik ben Uw vriendje. 8 jaar: Lieve Heertje, geef mooi Weertje. 10 jaar: Jesus, geef dat ik groot word. 12 jaar: Jesus, ik blijf U altijd trouw, jaar: Jesus, U bent mijn Koning! jaar: Jesus, met U ben ik sterk jaar: Christus, help mij toch 14 lh 18 Jaar: Christus waar bent U? 28 30 60 20 Jaar: God, wie bent U? Jaar: God, ik ben Uw kind. jaar: God, ik wil U beminnen! jaar: God, ik wil als Christus zijn. jaar: God, mijn grote heili ge God. jaar: God, ik ben een .zondig mens. Dat is goed! Tussen het ene en het andere artikel zulk een schets van een biddend en gelo- vig mens. We mogen dit opmerken: de helft van die karakteristieken gaat op voor alle katholieken, de andere helft alleen voor hen die, bie inboedel hebben vernieuwd en er met het hart bij zijn (zie 6lders). We willen een deel van die schetsen gaan veranderen en het dan geschreven laten zijn door een jong mens uit onze dagen. Tot 18 jaar veranderen we niets. Dan mogen typeringen naast el kaar gelegd worden. 20 jaar: Christus Koning, ik zweer U trouw, ter wijl ik bier met een vlag in de rij sta. 22 jaar: God, met ons, voor bet vestigen van een Christelijke maat schappij. In het har nas, te wapen, weest ijzer en staal! 24 jaar: God, ik ben Uw kampvechter in de organisatie waar ik natuurlijk lid van ben. Goed, bloed en leven wil ik U geven. 26 jaar: God, hoe durven ze! Om U niet zo te be minnen als wij! 28 jaar: God, waarom laat U toe dat alle mensen zo lelijk tegen ons doen? 30 jaar: God, almachtig, dat komt er van, wat ziet de wereld er beroerd uit! 60 jaar: God, wat een zondige wereld, ik geloof dat dat in onze tijd tocli anders was! Op bet einde: God: God, vergeef me, mag ik bij U in de hemel komen? Natuurlijk, je hebt je best gedaan, al heb je er niet veel van begrepen Je kunt merkwaardige dingen mee maken ook in het jaar 1955. Ik kwant juist bij de gebeurtenis, welke ik nu ga verhalen, toen liet belangrijkste achter de rug was. De straatpredi- king komt er ook hier in Nederland ,hoe langer hoe meer in. Ik denk b.v. aan de Actie „plein 1955". Ik was nu zo in Amsterdam aan het wandelen, om even een luchtje te scheppen. Het weer was zoals het in Nederland vaak isvlees noch vis. Van dat echt beroerde weer, waar er geen enkele hoop in de lucht zit. Ik zag in de verte een menigte mensen samendringen. Eerst, dacht ik, dat het het Leger des Heils was, later, dat het een opstootje was, want er was meer beweging, dan bij een rustige Leger des Heils-bijeenkomst. Nu heb ik een zekere brutaliteit. W at wil je anders? Ik drong me.door de menigte heen en stond gauw vooraan. In het middelpunt van de belangstelling stond een enigszins lange man, maar heel gewoon ge kleed. En daarnaast stond iemand, die met hem aan het spreken was, een beetje moeilijk met een uit drukking op zijn gezicht alsof elk woord een wonder was. Rondom drong de menigte op in stomme ver bazing. Omdat zij gelooft Wat was het geval: de man bleek stom te zijn geweest en krankzinnig. Nu sprak hij en sprak hij zelfs ver standig. Blijkbaar iemand, die uit een krankzinnigengesticht ontvlucht was. Terwij] de Vreemdeling met zijn straat- prediking bezig was, was deze man er bij gekomen en had op alle manieren getracht Rem te storen en te hinderen en de aandacht op zich zelf af te lei den. Hij leek als bezeten. De Vreemde ling had gesproken over het Rijk van God, een Paradijs, waar we allen eens moesten komen, maar waarvoor we ook iets over moesten hebben. Zeker weer een of andere communist met zijn toekomstige heilsstaat, ofschoon er toch wel afwijkingen waren van de békende propaganda. Kort en goed: opeens was de krakzinnige rustig ge worden en kon de Vreemdeling door gaan met zijn voordracht. De menig te was hem al vergeten, toen hij op de vraag van de Vreemdeling opeens begon te spreken en te antwoorden, langzaam nog en moeilijk articulerend en naar zijn woorden zoekend. Maar hij sprak. Wat moest je daar nu van den ken. Tijdens een pauze begonnen de mensen op te dringen en opgewonden over het voorstel te praten. Hoe was dat mogelijk? Sommigen zagen de Vreemdeling met een heilige huiver aan. Anderen stonden er sceptisch te genover. Weer andere waren belust op sensatie en men zag al een of andere journalist enkele aantekeningen maken Weer anderen dachten, dat het een stunt was van de Communistische Par tij. De Vreemdeling had het toch over een Paradijs gehad, een land van beloften. Een prachtige propaganda voor een toekomstige heilsstaat. Weer andere zeiden: het kan best iets bijzon ders zijn, maar door suggestie. Er zijn wel meer van die wonderdoeners ge weest, die door suggestie dingen kon den doen, waarvan de knapste docto ren versteld zouden staan. Laat hem no,g maar eens andere dingen doen, die niet door suggestie verklaard kun nen worden. Iemand een verloren been teruggeven b.v. of een kankergeval genezen. Kijk, als hij dat kan, is het iets bijzonders. Na de pauze begon de Vreemdeling te spreken en ging Hij op hun gedach ten in. „Ik heb u gesproken over het Beloofde land, de toekomstige heils staat, maar niet een staat zonder God, neen een heilsstaat, die tegelijk 't Rijk van God is. Die heilsstaat is niet al leen iets voor de verre toekomst, een long hope, maar deze kan nu reeds beginnen, als jullie gelooft in Mij en Mijn woorden in Mij en door Mij kan deze heilsstaat nu reeds onder u te genwoordig komen. Ik heb er voor de Pauze over gesproken. Ik heb u ge zegd, dat die heilsstaat niet gereser veerd is voor enkelingen voor de kapi talisten b.v. of werkgevers of voor de middenstand, ook niet beperkt voor een bepaald ras, maar voor iedereen ook voor de armen, voor de niet-be- zitters, voor jullie, voor ieder van jul lie. Maar jullie moeten in Mij en mijn zending geloven. Deze heilsstaat is dus voor allen. Denk nu eens na. Veronder stel nu dat ik propaganda zou maken voor de heilsstaat van K. Marx voor een staat zonder en tegen God, een staat, waar het geluk eigenlijk nooit kan zijn, waar de menselijke tragiek blijft, evenals ziekte en dood, haat en misverstand, dan zou ik toch tegen mijn eigen Prediking, mijn eigen woor den ingaan. Dat zou toch te gek zijn. Ieder Rijk, dat tegen zich zelf verdeeld is zal te gronde gaan. Maar ik heb dit wonder verricht; ik heb deze gevaar lijke bezetene genezen door de kracht van God. Daarom is het wel duidelijk voor iedereen, die een beetje nadenkt dat het Rijk waar ik over sprak, niet de godloze staat van de communisten is, maar het Rijk van God, niet alleen belofte voor de toekomst, maar wer kelijkheid nu. Maar ik zou er dit aan willen toevoegen. U allen kunt toetre den tot dit Beloofde land nu al door in Mij te geloven. Maar daarmee zijn jullie er nog niet. Door dit geloof, door jullie overgave aan My, gaat de duivel uit jullie weg, zoals hij uit deze man weggegaan is. Dit is echter slechts het begin. Dat Rijk van God stelt zjjn hoge en zelfs heroische eisen, ook voor morgen en overmorgen. Je kunt er nog uitgewor pen worden en in je vorige toestand terugvallen.En dat is het ergste. De ergste zonde is de afval: want als de duivel weer terugkomt In jullie neemt hij nog zeven anderen mee: geen er ger mens dan een afvallige mens. Jul lie hebt dat kunnen zien in de film van de „Afvallige". Zo een mens wordt werkelijk een duivel, puur slecht". Meer nog dan zijn woorden, was het de Persoon van Vreemdeling, die in druk maakte: de mensen waren ge boeid en gefascineerd. Even was er een stilte, zo'n intense stilte, als er al leen kan zijn na iets heel schoons. Ik hoorde een volksvrouw naast me zeg gen: waar zou die man vandaan ko men. Zo iemand heb ik nog nooit ge zien of gehoord, het is alsof ik hele maal warm ben geworden van binnen. Zo'n jongen zou ik graag willen heb ben. Wat zal zijn moeder trots op hem zijn.De Vreemdeling had blijkbaar deze woorden gehoord. „Je hebt gelijk, zei- de hij, maar ik heb u gesproken over het Rijk van God en dat iedereen er in kan komen. Klasse of ras tellen niet mee. Mijn Moeder is gelukkig, zij be hoort tot dat Rijk, niet omdat zij mijn Moeder is, maar omdat Zij gelooft in Mij en mijn zending". Toen was het afgelopen. De Vreem deling was plotseling in de menigte on opvallend verdwenen en wij bleven nog verwonderd over dit alles napraten. H.B. Vroomheid is een van die begrip pen, die het bij ons verbruid hebben. Het smaakt ergens naar braaf en saai, en in ieder geval is het een werkelijkheid, die wij bij alle goede bedoelingen moeilijk weten te han teren in het alledaagse leven. Een avond in Amsterdam als de stroom van fietsen en trams je passeert om half zes: het feest van activiteit en energie, en de rijkdom van gedach ten en verwachtingen en gevoelens die wordt meegedragen naar huis toeWeten we bij dat alles nog raad met devoties en oefeningen? Een avond tussen jongelui op een in stuif, en gelukkig er wordt een ge bed gezegd vóór en na, maar valt het niet uit de toon? En het gesprek van de „stellen" die je ontmoet op een Zondagmiddag: wie heeft er de moed te wensen, dat Christus er ook ergens het onderwerp van wordt? Bij een fendsscmis en om Lof, bij een preek en een retraite, kan een priester toch wel het gevoel krijgen, als hij jonge gezichten ontdekt en een parmantige new look van teenagers en de nonchalante verveling opmerkt van sympathiek en charmant jong „publiek", dat de verbinding tussen altaar, de gebeden, het woord en de nerveuse, levende harten verbroken is, onherstelbaar Ik geef een paar indrukken, niet voor da show en niet als conventio nele inleiding op een betoog, maar omü?.t we het probleem moeten zien, eerlijk stellen, zoals het er concreet is in de realiteit van het dagelijkse bestaan. Grossouw spreekt van een crisis der spiritualiteit ook onder de jeugd, maar hij bedoelt het niet als een interessante these en een onder werp voor het zoveelste hete debat, maar als werkelijke crisis, dat is: als twijfel, onzekerheid, onrust, als mogelijke ondermijning en afbraak van een zich ontwikkelend leven. Crisis is een keerpunt, maar met de mogelijkheid van neergang. Wat bij dit alles opvalt is de schei ding tussen gewoon en vroom en mis schien de tegenstelling. Wel een vroom begin en einde, maar verder een gewone dag. Wel eens een vro me mis, maar verder een gewone Zondag. En dit is wel sterk in de hand gewerkt door de opvatting en de praktijk, dat de vroomheid vast zou zitten aan allerlei oefeningen en gebeden en devoties, en dan nog liefst van een soort, waarbij veel uit roepen te pas komen, vele verzuch tingen en gevoelens en een gezwol len pathos op de grens van het sen timentele. Dat is pas vroom! We weten misschien beter, maar zó ont moeten we de vroomheid, zó word+ er over gepraat en gesneerd, zó word ze ons wellicht aangeprezen en zó weten wij er geen weg mee. Laten we niet over het woord gaan twisten, maar vaststellen dat de vroomheid zoals de christelijke tradi tie die opvat, een grondhouding van ons bestaan in Christus is, die heel het leven moet dragen. Want vroom heid is toewijding; Gave van heel ons zelf aan Hem, die we ontdekt hebben als een werkelijke Ander, die ons liefheeft en buiten Wien wij niet meer kunnen. Vroomheid is liefde, maar eigenlijk de kracht van de liefde, die het klaar krijgt heel ons leven te maken tot een gave, maar eigenlijk de hartelijkheid van de lief de waardoor de levensdienst aa- Hem er niet een is van nuchtere en zakelijke berekening, maar de warm te kent van een persoonlijke inzet fijngevoelig en tactvol en royaal. Het is liefde, maar een liefde vol eer bied, die weet dat we met Hem geen onderonsje hebben en geen burschi- kose vertrouwelijkheid. Hij is de heiliger die geen compro mis duldt, maar ons leven stelt on der de laatste ernst van radicale overgave: liefde, maar ook dienst. Vroomheid vraagt heel ons leven op in de diepte, want alles en in de breedte want door de trouw van het altijd. Dan is er geen tegenstelling meer tussen gewoon en vroom er zelfs geen onderscheid, want vroom heid is de houding, die alles en allen betrekt op Hem. Vrome jeugd, kan Ook de gewone jeugd zijn onderweg T*» naar huis, op vrijersvoeten m het Vondelpark en die bij het bin nengaan van de kerk de doordeweek se en Zondagse mode niet hoeft te verwisselen voor een habijt Want Hij heeft met alles te maken en Hii neemt alles, als het maar goed is en oprecht. Toegewijde, hartelijke liefde kan nu eenmaal, tussen mensen en tussen God en ons, het hart worden van héél i^t leven. v. O. „De hondenbelasting valt er na tuurlijk weer buiten", aldus Hond, met wantrouwig oog langs de kranten-tabellen spiedend. „Belas tingsverlaging is mooi, maar er mag volgens mij geen discrimi natie in schuilgaan. Was ik mi nister van financiën, dan werden bijvoorbeeld alle honden vrijge steld van elke vorm van belasting De hond is immers in de kring der staatsburgers opgenomen als zogenaamd „huisdier" en heeft tot taak de gezelligheid des hui zes te verhogen of de veiligheid des huizes te bewaken. Beide functies dienen onbelast te kun nen worden vervuld, zonder pen ning of formulier. Op de eerste plaat6 kan de gemiddelde hond geen penning lezen en geen for mulier invullen. Door hem te belasten trekt men hem in de sfeer van het typisch menselijke wat reeds bij vele van huis uit gezonde honden tot bepaalde com plexen heeft geleid. In Zwolle heb ik een hond gekend, die zich ver beeldde een nieuw soort mens te zijn, een overgangstype, voorlo pig nog kwispelend en blaffend (tegen de belasting), doch straks ongetwijfeld staartloos rechtop lo pend en alleen maar bijtend. Een andere hond te Bergen aan Zee, wist niet beter of hij was een publicist, want in de krant had hij de nieuwe belastingtabellen fout gelezen, zodat hij achter „honden en andere huis- of trekdieren" had zien staan: „voor publicistische of anderszins .onderbetaalde ar beid 4 pet van het totaal jaarin komen minus de opcenten van de seizoenaftrek en de gehalveerde deelsom der staarttariefjes". Ik wil maar zeggen: ock een hond heeft z'n eigenaardigheden, waar mee de belasting-wetgever reke ning dient te houden. Aan erfe lijke belasting heeft een hond doorgaans genoeg. Of, om het met die overigens onuitstaanbare hond van de bovenburen te zeggen: wie zijn hond belast, belast zich zelf

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1955 | | pagina 9