55.000 Nieuwelingen per jaar <,rIr ZWAAR KARWEI l 1 PROPHEET of BEDRIEGER? HpfprifiM HONDENPRAAT DE VREEMDELING mm m Toilet-maken De vermeerdering der broden De tocht der armen Y^'r' "IN Sterke verhalen m 4e Zondag van de Vasten Hoe liet gebeurde ZATERDAG 19 MAART 1955 PAGINA 7 VANDALISME is 'n vreemd soort kwaad. Het wordt meestal bedreven door lieden die nauwelijks met beschaving zijn ,,angehaucht". Zo herinne ren we ons als de dag van gisteren het gedrag van som mige jongelui bij keuring en opkomst. Onder de ruimten waar de militaire keuring werd verricht (het was in een oud Stadhuis) werd nog wel eens getrouwd. Toen de open koets met het bruidspaar de poort uitreed, smeet daar één van de lieve jongetjes die ter keuring was verschenen en in staat van razernij verkeerde over de vrijheid die ze hem gingen ontnemen voor een maand of 18, twee conservenblikken vo met as, peukjes en lucifers in Het vuile wolkje dreef over de witte tule en over 't zwarte pak Vreemd zijn zulke gewaarwor dingen. Noemt men dat niet af reageren? In de trein die ons voerde naar de plaats van op komst zagen we een andere manier van afreageren. Nie mand voelde zich prettig. De meesten zaten een beetje voor zich uit te kijken met een si garet of leuterden wat onbe langrijks. Enkelen echter steeg de machteloosheid zo naar het hoofd dat ze de lampen uit de bajonetfittingen trokken (het was natuurlijk een oud gam mel stuk trein) en bij een over weg het glaswerk op de kop pen van een groepje wachtende brave burgers kapot smeten Van ongelukken hebben we nooit gehoordgelukkig. Waarmee we maar zeggen willen dat vaudalisme een reden kan hebben. We begin nen iets te begrijpen van woe dende menigten die de boel kort en klein slaan, van legers die op het keerpunt in de krijg tot ongehoorde vernielingen overgaan enz. enz. Het is overigens kenmer kend voor het gevoel van span ning en onbehagen waarmede zovele jongemensen hun sol datenleven aanvangen. Dan nog een mooi verhaal van een oud sergeant-majoor. Vandaag de dag wordt met een vriendelijk toespraakje de re- cruut ingelijfd. Terloops wordt hem meegedeeld dat hij onder de krijgstucht staat. Zelfs de minister spreekt een vriende lijk woordje (zie elders). Dat moest je vroeger horen. De enige die nog zo'n beetje aan het krijgsbedrijf geloofde was de commandant, de biggen grapjasten ermee. En dat zal waarschijnlijk wel de reden zijn waarom er geen tientallen zijn flauw gevallen van ellende bij het aanhoren van de speech van ontvangst van de com mandant. Ge moet U dat voorstellen, burgerjongens, nooit met een geweer of iets dergelijks in aanraking geweest, onwennig in burgerpakjes nog, rond het spreekgestoelte van de com mandant. En deze, om maar meteen duidelijk te maken hoe de zaken stonden, voorlezend van een document: Hij, die zich schuldig maakt aan (volgde een vreselijke vorm van ongehoorzaamheid) wordt gestraft met de kogel! Hij die, (iets als deser tie) de kogel! Hij, die (iets van ver laad) de kogel! Het middenstuk was door gaans onverstaanbaar, maar vervaarlijk donderden de ^oorden „dé kogel" over de hoofden van het pas opgeko men volkje. Prettige kennismaking lijkt °hs dat. De tijden waren er ?iet naar, maar vandaag zou je toch een beroerte schrik- als onschuldig jongmaatje! HET WELKOM mm i Vergelijking tijdens een mobilisatieoefe ning. Ook het comfort, dat de kazerne de dienstplich tigen geeft is weggevallen. Voor wie ben ik in dienst? y r v/ s*>x. 1/// XN Broodvermenigvuldiging (Joh. VI, 1—15) Minister van Defensie als werkgever in Elk jiuir zijn liet er 80.000, die in aanmerking komen 0111 de waclit 0111 ons huis te betrekken; 80.000 jonge mensen die in eerste instantie de zware laak zouden moeten waar maken liet Vaderland zijn vrijheid en zelfstandigheid te verzekeren. Doch er gebeurt nog wel iets voor het zover is. Duizenden sneuvelen al bij de militaire keuring, want het noodlot wil dat alleen met gezonde mensen het land te verdedigen is. oorts vallen af zij die zich voorbereiden op een geestelijk ambt en (tijdelijk) de jongelui die om een of andere reden uitstel van eerste oefeningen hebben gekregen. In elk geval Z. E. Staf houdt er plusminus 55000 per jaar over die 18 tot 22 maanden bij hem in de kost komen tegen vrij hoge verplichtingen. 81 pet daarvan vindt zijn weg naar de Landmacht; 10 pet naar de Marine en 9 pet gaat naar de Luchtmacht. Dat de vergelijking Staf met een werkgever in het* groot zo -vreemd nog niet is, moge blijken uit de lie felijke woorden waarmede hij de eer ste pagina vult in het speciale 01 gaan „Ter zee, te land en in de lucht" dat ieder jongmens ,die „de klos" is, krijgt uitgereikt. De dienstplicht gaat u binnen af zienbare t(jd voor de duur van vele maanden uit de n zovertrouwde omgeving weg roepen. Voor lange re tijd gaat u liet ouderlijk huis, de vertrouwde plekje met de ve le jeugdherinneringen verlaten om uw gehele persoon in te zetten voor de vervulling van uw mi litaire diensttijd. Ik begrijp heel goed, dat het voor velen van u min of meer bezwaarlijk zal zijn u gedurende deze tijd los te ma ken van uw werk of studie, aan gezien vaak juist in de dienstplich tige leeftijd het fundament van uw toekomstige carrière wordt gelegd. Doch is het u allen genoegzaam bekend, waarom het Nederlandse volk een beroep op zijn zonen moet doen zich gedurende een aantal maanden los te maken van het nor- mele burgerleven. De geschiedenis van de laatste 20 jaar heeft ons allen geleerd, dat willen wij in een onafhankelijk Ne derland ons eigen vrije leven lei den, wij in staat moeten zijn, die vrijheid te verdedigen. Hiervoor is nodig, dat wij gczamelijk de handen in elkaar slaan en daartoe moet een beroep op uw medewerking wor den gedaan. Hoewel u dan ongetwij feld een offer brengt voor uw Va derland en uw landgenoten, staat daartegenover ook een positieve winst voor u zelf, n.I. een grote levenservaring en de wetenschap, dat Nederland, mits eensgezind, tot grote dingen in staat is. Wij van onze kant zullen trachten u een goede tijd te bezorgen. Als u bjj dit alles uw goede wil toont, ben ik ervan overtuigd dat u op uw militaire diensttijd met veel ge noegen en voldoening zult terug zien. (w.g.) De Minister van Oorlog en Marine. Cyr enen-zang Z. E. als lokkende cyrene dus, zangerig, vol charme, zoet gevoisd zich richtend tot een menigte jonge mensen die er over het algemeen helemaal niets voor voelen. Deze brief is een voortreffelijk geheel. Iedereen kan er uitspeuren dat, praatjes of geen praatjes, iedereen moet komen en toch weet de schrij ver er ergens de term „een beroep op uw medewerking" in te verwer ken. Bijzonder geslaagd is de laatste manoeuvre: „Wij van onze kant De werkgever in het groot legt het contract voor en vermeldt aan het einde wat de gestrikte van hem te verwachten heeft, in het midden la tend wat dat is „een goede tijd" en nadrukkelijk op voorwaarde dat de goede wil getoond wordt. We vin den het toch een leuke brief! Het komt dus allemaal hierop neer: ,,Doen wat er gezegd wordt of de bak in". Nu moeten we oppassen met een schildering van het leger in puur kleur. De katholieke jongeren organisaties hebben in onderlinge samenwerking een werkmap uitge geven die moet dienen als leidraad voor bijeenkomsten ter voorbereiding van a.s. dienstplichtigen. Men spare ons voor een uiteenzetting hoe al die organisaties zijn overkoepeld of ondergebracht in beraden, dat zit veel moeilijker in elkaar dan de Uni lever. In die werkmap zit een vergelij kend overzicht tussen het militaire milieu en bijv. de fabriek, de winkel enz. Het is merkwaardig toe te zien lieid (en dat is dc fabriek) zal in het leger „het graadje lager" met groter gemak nemen dan de vrij buiter bijv. de jonge kunstenaar. Wie kameraden, sirenes, prikklok ken en bazen gewend is, brengt het er in het leger het beste vanaf, dat is een algemene ervaring van onze zegslieden. De verschillen zijn uiter aard de gelijke Ieeftjjden in het le ger en dc duur van de samenwer king die in het leger voor dag cn nacht cn in de fabriek van 85 uur duurt. Is het doel in de fabriek pro ductiewinst, dat in het leger is voor waardelijk (ais er oorlog komt). Vergelijk het boerenmilieu. Geen enkele boerenzoon zal schrikken van de aanpak in het tijdperk der eerste oefeningen. Op de boerderij heeft hij geleerd hard te werken. Wêm m•mtm ,/r De karwei, die van de jonge' mannen gevraagd wordt gedurerr de 18 tot 22 maanden is een zwa re karwei. En geen weldenkend mens ontkomt aan de vraag: „waarom in Godsnaam?" Zelf voelen we het als een teleurstel lende gewaarwording, dat je er zo moeilijk uitkomt uit dat vraag stuk met duizend grijnzende fa cetten: oorlog en vrede; aanval en verzet; geweld en liefde; dood en leven. Er zijn twee vormen hoe parellel vaak die milieus lopen. M.a.w. het is hoogst onredelijk het militaire milieu zo zwart als roet te schilderen, onvergelijkbaar met welk maatschappelijk milieu ook. Vergelijk en dat is een belang rijke vergelijking de fabriek met het leger, het leger dat een machtig contingent jonge fabrieksarbeiders opneemt. Het soort van mensen is in beide gemeenschappen hetzelfde: alle levensopvattingen, vogels van di verse pluimage. De samenwerking is bij beiden een kunstmatige ge meenschap met een sterke vorm van ondergeschiktheid. Dat laatste is het piepende scharnier van het leger. Wie zich in het maatschappelijk le ven gewend gemaakt heeft met een vrij strenge vorm van ondergcschikt- Ook de gezagskwestie raakt hem minder warn ten pattelande heerst ook een vrij sterk gezag. Veel moei lijker zal hij jje(. hebben tussen de kameraden, want de gesloten dorps gemeenschap en de nog veel meer gesloten familiegemeenschap op de boerderij zijn niet te vergelijken met de soldatengemeenschap. En hoe zal hij de openheid en de ruimte missen! Bij aldien is het hoogst interessant de vergelijkingen te trekken tussen de milieus waarin de burgerknaap leefde en werkte en het legermilieu. Een weinig nauwgezetheid daarbij zal uitwijzen waarom bepaalde groepen het gemakkelijker rooien dan andere Het is hier misschien de plaats een opmerking te maken over een heel kleine schare: de jonge, piepjonge kunstenaars. De dienstplicht kan niet anders dan zeer zwaar voor hen val- len. Wat wij er in onmiddellijke om geving van hebben meegemaakt is triest te noemen. Het hyperindividuele dat hen kenmerkt en dat noodzake lijk behouden moet blijven kan niet anders dan geweld lijden onder de gemeenschapstucht die nu eenmaal de levensvoorwaarde van een leger is. In ander verband mogen we er nog op terug komen. van troost en berusting, ondanks al die Godonterende, liederlijke, satanische waterstofbom-experi menten. De nederige erkenning van ons aller onmacht dit vraag stuk op te lossen en de terugtocht naar een individueel handelen als Jan de Soldaat, die in zijn kleine hoekje van het grote geheel zijn best doet om gewoon goed zijn plichtje te doen, zonder te vra gen. Fraai lijkt het niet; dit schou derophalen en toch geloven we, dat een deemoedig schouderopha len in het aangezicht van de Gro te Heer van alle dingen, over on ze onmacht in feite de oplossing is. Zó kan de soldaat binnen zijn eigen kleine gezichtskring zijn taak plausibel maken. En we schrijven weer een fraaie blad zijde over uit het soldatenblad G 3. Voor de man die thuis de me ter komt opnemen, die zelf een gezin heeft met vijf kinderen en iedere avond de stuipen op het lijf gejaagd krijgt met oor logsberichten uit zijn avond blad. Voor de jongen in de kano, die wil gaan studeren in tech niek als-ie groot is. Zijn vader zegt: „als er geen oorlog komt" Als een soort troost voegt hij er aan toe: „maar ja, dan is het met ons allemaal gedaan". Voor de oude juffrouw, die el ke morgen om negen uur vóór in de kerk zit en heel hard het weesgegroet nabidt omdat ze stökdoof is. Ze heeft nooit iemand kwaad gedaan. Wat wil len ze haar aandoen met hun atoombommen? Voor het mannetje in de ijs- tent, die in de vorige oorlog zijn hele gezin heeft verloren bij een bombardement. Moet er niet iets gebeuren om deze man te beschermen? Voor het meisje, dat centen ophaalt in de draaimolen op de kermis. Haar leven draait le venloos door op eenzelfde me lodie. Maar ergens heeft ze een verlammende angst. Als het nu maar vrede blijft Voor mijn oom, die postzegels verzamelt en zegt, dat het nog tien jaar duurt voor hij alles heeft geordend wat hij tot nog toe heeft gespaard. Is het een offer waard hem die tien jaar te gunnen? Voor mijn vader en mijn moe der, voor mijn meisje, dat nog veel van de toekomst verwacht. A- - (AAA v-.: Voor mijn kinderen, voor mijn vrouw, voor mijn vrienden, voor mijn volk en voor alle mensen van' alle volkeren. Er is tfen jaar geen oorlog geweest in onze directe omge ving. Had ik mijn ouders, mijn meisje en mijn vriend nog ge had zonder dat duizenden enke le maanden van hun leven had den opgeofferd voor hen? Opkomen is een kwestie van ge- dagzeggen en in de trein stappen naar de garnizoenstad, een zelf de kwestie voor jonge fabrieksar beiders, boerenzonen, studenten, kappersbedienden en H.B.S.-abi- turiënten. Wie zal het heil en het nut uiteindelijk anders uitmaken dan God alleen. Jij moet denken aan die juffrouw, aan die oom met zijn postzegels, aan het Va derland, waarin de collectieve, in alle oprechtheid en eerlijkheid ge stelde eis luidt: „bewaak ons erf" De een zal nauwelijks iets te ver duren hebben, de ander veel, maar voor allemaal is winst te boeken, omdat niemand ook maar één uur voor niets leeft, tenzij hij zijn plicht verzaakt. Jezus ging naar de andere kant van het meer van Galilea. De menigte volgde Hem, omdat zij de wonderbare genezingen van nabij wilden zien. Bo ven op een heuvel gekomen, zette Jezus zich met zijn leerlingen neer. Het was toen lente, even voor Pasen. Je zus zag die menigte mensen en zeide aan Philippus: „Waar moeten we toch het brood vandaan halen, om al die mensen te voeden?" Hij zeide dat, om hem op de proef te stellen, want Hij wist goed, wat Hij zou gaan doen. En Philippus antwoordde Hem: „Men heeft wel een forfuin nodig, om ieder een stukje te geven". Op dat ogenblik zeide Andreas, de broeder van Petrus „Er is hier wel een jongen, die vijf broden en een paar visjes bij zich heeft. Maar wat is dat voor zovelen? „Zegt hun, dat zij gaan zitten", zeide Jezus. Er was daar juist veel gras. Zij gingen zitten en men telde onge veer een vijfduizend man. Toen nam Jezus de broden, bad het voorgeschre ven gebed voor de maaltijd en liet de broden zo maar uitdelen, zoals ook de vissen. Allen die daar aanwezig waren, konden zoveel eten als ze wil den. Na het einde van de maaltijd, zeide Jezus tot zijn leerlingen: „Men mag niets verloren laten gaan. Brengt dus wat erover is, bij elkaar. Zij de den het en het waren nog twaalf gro te korven vol, terwijl er in het be gin slechts 5 broden waren. Voor een dergelijk wonder stonden de mensen stom verbaasd: „Er is nu geen twij fel meer aan, zeide men, die man is door God gezonden. Hij is de Redder der wereld". Jesus begreep, dat die mensen Hem mee wilden nemen, om Hem koning te maken; toen vluchtte Hij in het gebergte alleen. „Nu heb ik dan eindelijk eens een voetbalwedstrijd voor de te levisie gezien", aldus Hond op de bewuste Maandagmorgen, „maar wat ik er persoonlijk van heb over gehouden, is een flinke kater. Nau welijks had ik me op het haard- matje uitgestrekt, de kop opgehe ven naar het witte glas, of het begon in m'n ogen te trillen. Eerst moest ik over een misverstand heen, want op een of andere ma nier was ik daar gaan liggen met de gedachten, dat er een zitting van de tweede kamer zou worden uitgezonden. Ik verbaasde me dus aanvankelijk enigszins over de kleding van de heren en over hun nogal dartele bewegingen, die me niet duidelijk genoeg in over eenstemming leken met de taak waarvoor zij waren gekozen. Ook slaagde ik er niet in dc subtiele verhouding te ontdekken tussen het nerveus en driftig op en neer hollen van twee en twintig opge wonden mannen en de weloverwo gen bevordering van 's lands be lang. Maar al vrij spoedig werd ik door de verslaggever uit de droom geholpen en raakte in de ban van het boeiende sportevene ment, waarvan op hetzelfde mo ment tienduizenden mét mij de meelevende getuigen waren. Ach ter mij zat een meps, die voort durend vertelde, wat er straks met de bal zou gebeuren, terwijl zich links van mij een jongeman had neergevlijd, die regelmatig uiteenzette wat er zojuist met de bal had moeten gebeuren. Tegelij kertijd vuurde een juffrouw ach ter in de kamer ons zonder ophou den aan, om Abe Lenstra goed in de gaten te houden. De stem van de verslaggever werkte in dit ge heel soms bijzonder storend. Een keer trapte een oud ventje, dat even de kamer moest verlaten, de draad uit het stopcontact, wat tot gevolg had dat scheidsrechter en spelers allen tegelijk van het veld waren gevaagd. Een minuut later waren ze weer terug en speelden verder alsof er geen onderbreking was geweest. De eigenlijke kern van het spel heb ik niet begrepen. Maar m'n baas zei vanmorgen, dat „onze jongens" dat ook niet be grepen hadden Hoe liet begon, liet begon op de Dam. De lente was in aantocht en het was een van die picttige dagen, dat men zich echt behagelijk ging voelen. Overal zag men volk: slenterende mannen, moeders met kinderwagens, die zich in de zon koesterden. Vóór het paleis stonden mensen samengegroept rondom de Vreemdeling. Deze was weer bezig met een van de redevoeringen over het toekomstige Paradijs. Zoals gewoonlijk vond hij een aandachtig gehoor. Maar ook, zoals gewoonlijk, behoorden de meesten tot de arbeiders en armen. Ilct leek wel een communistische meeting, zoals zijn beloften geleken op het aards Paradijs van de communistische heilstaat, ofschoon er toch wel vesrehil was. In deze staat geen kerkvervolging, maar God de eer zou de heerser zijn. Hoe het kwam wist niemand, maar in een minimum van tijd stond het plein vóór het paleis vol met mensen. Het leek of de achterbuurten van Amsterdam plotseling leeg gelopen waren, of overal het parool geklonken had: kom naar de Dam. En ze kwamen. Enkele politie-agenten begonnen al die richting uit te kijken met bedenke lijke blikken. Dit kon zo niet lang doorgaan: je behoefde nu niet onmiddellijk aan een opstand te denken, als je mensen op een grote hoop bij elkaar zag, maar je moest toch ook voorzichtig zijn. Het was daarbij ook geen gezicht voor de vele toeristen, die al begonnen binnen 'e stromen en die een verkeerde indruk van Amsterdam zouden krijgen: alsof het een stad van alleen maar bedelaars was. Het doorslaggevende was, dat de steeds groeiende menigte het verkeer begon te hinderen. Nee, er moest ingegrepen worden. Een agent werkte zich door de massa mensen heen, en maakte de Vreemdeling er op attent, dat het werkelijk zo niet meer ging. Zo kwamen er moeilijkheden van. De Vreemdeling begreep het: „we gaan ergens naar buiten de stad, waar er meer plaats is, en waar we niemand hinderen". Zo begon de uittocht der armen en cenvoudigen. Mensen, die ook hun ver langens en dromen hadden in hun le ven, dromen, welke echter nooit uit kwamen, dromen, welke ze toen vast gelegd hadden in een toekomstige heilsstaat. Was anders het leven nog wel te leven? En nu kwam deze Vreemdeling en sprak hun van die gelukkige toekomst, zonder dat er iets in zijn woorden was van de hard heid en de verbitterdheid van een com munistische propaganda met haar haat tegen God, haar wreedheid en onderdrukking van de vrijheid. De tocht der armen! Er was al een nieu we geest onder die mensen gekomen. Zie je die oude man daar, die galant In een primitieve goedheid verschil lende kinderen onder zijn hoede neemt 1 het land, waar God alleen de heerser len gaven dan weer hun brood totze (Kinderen liepen overal tussen de 1 mensen door; zij waren niet weg te slaan van de Vreemdeling: vandaar ook die aanhang van zovele moeders). Pratend, lachend, elkaar helpend ging men door de straten van de hoofdstad op het IJ aan. De bootjes, welke hen over moesten zetten, kregen het druk en wisten niet, hoe gauw ze de menig te over moesten krijgen. Enkele wa- tertaxis hielpen mee. Aan de overkant ging de tocht verder tot buiten de stad. Enkele ijscoventers, die een zoet winstje dachten te maken, liepen eerst nog wat mee, maar de mensen schon ken weinig aandacht aan hen. Ze ga ven het op het laatst maar op! Ein delijk waren ze gekomen op de wijde vlakte van het Noord-Hollandse land schap. Daar ging de Vreemdeling op een houten verhoging staan en begon zou zijn, waar geen politiek zijn groot se plannen zou dwarsbomen. Een land van^beloften voor allen. Van hen werd slechts gevraagd in Hem te geloven, Hem te nemen op Zijn Woord en te geloven in de medemensen. Ze moes ten hen behandelen, zoals ze de Vreem deling behandelden. Zo verstreken er uren en mensen, die alleen nog maar in een bioscoop lange tijd rustig te houden waren, luisterden nu adem loos toe. De tijd ging hun voorbij, als of zij in extase waren. Dit was het Hun droom en hun wens. Er werd een ogenblik pauze aange kondigd. De Vreemdeling ging naar Phillips, een van zijn trouwe assisten ten toe en vroeg hem, of er niets te eten was voor die mensen. Ze waren vermoeid en hongerig. Deze maakte een vaag gebaar. Onmogelijk. Waar zouden we het vandaan moeten halen. En wie zal het betalen? Het zijn alle maal armen en eenvoudigen en de meeste-» zullen wel weinig geld op zak hebben. Maar ja, ze hebben eten no dig. Zie eens naar die moeders: hoe vermoeid zij eruit zien. Andreas, een andere assistent en een broer van Pe tersen, een van de belangrijkste me dehelpers, zeide weifelend: het enig ste, wat we hier hebben zit in de mand van een bakkersjongen, die met zijn bakkersfiets meegegaan is. Laten het enkele broden zijn maar dat is ook alles. Maar wat hebben we daaraan? Dat is hoogstens voldoende voor een paar mensen. De Vreemdeling ant woordde: Goed, laat ze maar vast gaan zitten en dan zullen we verder zien. Ze zetten zich daarop op de wei de neer, zorgeloos als kinderen. Nu kon men pas zien, met hoevelen ze waren: er waren er zeker duizenden. De Vreemdeling liet de bakkersjongen bij zich komen met de broden, welke hij had. Er warén er vijf. Hij nam ze dankbaar aan, bad éven en gaf ze aan zijn verschillende medewerkers, om ze uit te delen. Niets vermoedend, be gonnen ze hun brood aan de eerste de beste uit te delen. En toen gingen verder: eerst hadden ze het niet opeens zich bewust werden, wat ze eigenlijk deden. Maar ze hadden niet eens tijd om er zich over te verbazen, want honderden hongerige armen strekten zich uit. Toen ze klaar wa- r- i, gingen zijzelf bij de Vreemdeling zitten weer met een broodje. Ze wis ten niet, wat ze zeggen moesten en volgden het voorbeeld van de Vreem deling maar, die kalm, met een hu moristische blik op zijn gelaat zijn broodje opat. Toen ze gegeten hadden en over deze merkwaardige gebeurte nis wilden beginnen, zeide de Vreem deling alsof er niets aan de hand was: „Haal jullie even het overgebleven brood op". Zij deden het en kwamen met armen vol brood naar Christus terug. Ondertussen was het rumoerig geworden onder de menigte. Eerst hadden ze als vanzelfsprekend gege ten. Geheel de dag was anders dan an dere dagen. Dit namen ze er ook bij. Zij vroegen niet, waar het brood van daan kwam: zij aten. Maar in de buurt van de bakkersjongen was het eerst stil geworden, toen kwamen er luide uitroepen: hoe is het mogelijk, hoe be staat het? En het rumoer had zich in enkele ogenblikkgn over heel de wei uitgebreid. Nu groepten zij bij elkaar. Dit is hét teken. Hij maakt niet al leen propaganda, zoals de communis ten voor een geluksstaat, die nooit komt én waar de meesten in alle geval niet in wilden leven, maar Hij toonde ook wat Hij kon. Deze man zou het kunnen volbrengen, zou een betere wereld kunnen opbouwen, een wereld, zoals God die van het begin af gewild had, toen hij de eerste men sen schiep in een Paradijs. Ze waren nu toch bij elkaar en enkele geboren organisatoren begonnen onmiddellijk vorm te geven aan hun wensen en een commissie te vormen, een politieke partij te stichten, die geheel Neder land zou moeten omvatten en welke daar twijfelden zij gezien de ongehoor de gaven van de Vreemdeling, geen ogenblik aan alle andere partijen zóu leegzuigen: deze man hadden ze nodig, hij was de sterke man, hij moest het volk regeren en het de weg naar het geluk wijzen. weer te spreken over het geluksland, eens in de gaten: ze gaven hun brood De Vreemdeling zag dit alles en be greep het. Hii begreep, dat het volk nog niet zo ver was, dat het volledig begreep, wat Hij wilde. Hij begreep, dat ze nog te veel dachten aan deze tijd en niet aan een toekomstige ge luksstaat, als deze aarde eenmaal door de grote gebeurtenissen ten onder zou gaan of liever een andere gestalte ZPU krijgen. Hij voelde er weinig voor, zich in de politiek te begeven en ter wijl allen ook zijn naaste medewer kers druk onder elkaar bezig waren ging Hij alleen en stil weg. H. B. I

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1955 | | pagina 7