55.000 Nieuwelingen per jaar
<,rIr
ZWAAR KARWEI
l
1
PROPHEET of BEDRIEGER?
HpfprifiM
HONDENPRAAT
DE VREEMDELING
mm m
Toilet-maken
De vermeerdering der broden
De tocht der armen
Y^'r' "IN
Sterke verhalen
m
4e Zondag van de
Vasten
Hoe liet gebeurde
ZATERDAG 19 MAART 1955
PAGINA 7
VANDALISME is 'n vreemd
soort kwaad. Het wordt
meestal bedreven door lieden
die nauwelijks met beschaving
zijn ,,angehaucht". Zo herinne
ren we ons als de dag van
gisteren het gedrag van som
mige jongelui bij keuring en
opkomst. Onder de ruimten
waar de militaire keuring
werd verricht (het was in een
oud Stadhuis) werd nog wel
eens getrouwd.
Toen de open koets met het
bruidspaar de poort uitreed,
smeet daar één van de lieve
jongetjes die ter keuring was
verschenen en in staat van
razernij verkeerde over de
vrijheid die ze hem gingen
ontnemen voor een maand of
18, twee conservenblikken vo
met as, peukjes en lucifers in
Het vuile wolkje dreef over de
witte tule en over 't zwarte pak
Vreemd zijn zulke gewaarwor
dingen. Noemt men dat niet af
reageren? In de trein die ons
voerde naar de plaats van op
komst zagen we een andere
manier van afreageren. Nie
mand voelde zich prettig. De
meesten zaten een beetje voor
zich uit te kijken met een si
garet of leuterden wat onbe
langrijks. Enkelen echter steeg
de machteloosheid zo naar het
hoofd dat ze de lampen uit de
bajonetfittingen trokken (het
was natuurlijk een oud gam
mel stuk trein) en bij een over
weg het glaswerk op de kop
pen van een groepje wachtende
brave burgers kapot smeten
Van ongelukken hebben we
nooit gehoordgelukkig.
Waarmee we maar zeggen
willen dat vaudalisme een
reden kan hebben. We begin
nen iets te begrijpen van woe
dende menigten die de boel
kort en klein slaan, van legers
die op het keerpunt in de krijg
tot ongehoorde vernielingen
overgaan enz. enz.
Het is overigens kenmer
kend voor het gevoel van span
ning en onbehagen waarmede
zovele jongemensen hun sol
datenleven aanvangen.
Dan nog een mooi verhaal
van een oud sergeant-majoor.
Vandaag de dag wordt met een
vriendelijk toespraakje de re-
cruut ingelijfd. Terloops wordt
hem meegedeeld dat hij onder
de krijgstucht staat. Zelfs de
minister spreekt een vriende
lijk woordje (zie elders). Dat
moest je vroeger horen. De
enige die nog zo'n beetje aan
het krijgsbedrijf geloofde was
de commandant, de biggen
grapjasten ermee. En dat zal
waarschijnlijk wel de reden
zijn waarom er geen tientallen
zijn flauw gevallen van ellende
bij het aanhoren van de speech
van ontvangst van de com
mandant.
Ge moet U dat voorstellen,
burgerjongens, nooit met een
geweer of iets dergelijks in
aanraking geweest, onwennig
in burgerpakjes nog, rond het
spreekgestoelte van de com
mandant. En deze, om maar
meteen duidelijk te maken hoe
de zaken stonden, voorlezend
van een document:
Hij, die zich schuldig maakt
aan (volgde een vreselijke
vorm van ongehoorzaamheid)
wordt gestraft met de
kogel!
Hij die, (iets als deser
tie) de kogel!
Hij, die (iets van ver
laad) de kogel!
Het middenstuk was door
gaans onverstaanbaar, maar
vervaarlijk donderden de
^oorden „dé kogel" over de
hoofden van het pas opgeko
men volkje.
Prettige kennismaking lijkt
°hs dat. De tijden waren er
?iet naar, maar vandaag zou
je toch een beroerte schrik-
als onschuldig jongmaatje!
HET WELKOM
mm
i
Vergelijking
tijdens een mobilisatieoefe
ning. Ook het comfort, dat
de kazerne de dienstplich
tigen geeft is weggevallen.
Voor wie ben ik in
dienst?
y r v/ s*>x. 1/// XN
Broodvermenigvuldiging
(Joh. VI, 1—15)
Minister van Defensie als werkgever in
Elk jiuir zijn liet er 80.000, die in aanmerking komen 0111 de waclit
0111 ons huis te betrekken; 80.000 jonge mensen die in eerste instantie de
zware laak zouden moeten waar maken liet Vaderland zijn vrijheid en
zelfstandigheid te verzekeren. Doch er gebeurt nog wel iets voor het
zover is. Duizenden sneuvelen al bij de militaire keuring, want het
noodlot wil dat alleen met gezonde mensen het land te verdedigen is.
oorts vallen af zij die zich voorbereiden op een geestelijk ambt en
(tijdelijk) de jongelui die om een of andere reden uitstel van eerste
oefeningen hebben gekregen. In elk geval Z. E. Staf houdt er plusminus
55000 per jaar over die 18 tot 22 maanden bij hem in de kost komen
tegen vrij hoge verplichtingen. 81 pet daarvan vindt zijn weg naar de
Landmacht; 10 pet naar de Marine en 9 pet gaat naar de Luchtmacht.
Dat de vergelijking Staf met een
werkgever in het* groot zo -vreemd
nog niet is, moge blijken uit de lie
felijke woorden waarmede hij de eer
ste pagina vult in het speciale 01 gaan
„Ter zee, te land en in de lucht" dat
ieder jongmens ,die „de klos" is,
krijgt uitgereikt.
De dienstplicht gaat u binnen af
zienbare t(jd voor de duur van vele
maanden uit de n zovertrouwde
omgeving weg roepen. Voor lange
re tijd gaat u liet ouderlijk huis,
de vertrouwde plekje met de ve
le jeugdherinneringen verlaten om
uw gehele persoon in te zetten
voor de vervulling van uw mi
litaire diensttijd. Ik begrijp heel
goed, dat het voor velen van u
min of meer bezwaarlijk zal zijn
u gedurende deze tijd los te ma
ken van uw werk of studie, aan
gezien vaak juist in de dienstplich
tige leeftijd het fundament van uw
toekomstige carrière wordt gelegd.
Doch is het u allen genoegzaam
bekend, waarom het Nederlandse
volk een beroep op zijn zonen moet
doen zich gedurende een aantal
maanden los te maken van het nor-
mele burgerleven.
De geschiedenis van de laatste
20 jaar heeft ons allen geleerd, dat
willen wij in een onafhankelijk Ne
derland ons eigen vrije leven lei
den, wij in staat moeten zijn, die
vrijheid te verdedigen. Hiervoor is
nodig, dat wij gczamelijk de handen
in elkaar slaan en daartoe moet
een beroep op uw medewerking wor
den gedaan. Hoewel u dan ongetwij
feld een offer brengt voor uw Va
derland en uw landgenoten, staat
daartegenover ook een positieve
winst voor u zelf, n.I. een grote
levenservaring en de wetenschap,
dat Nederland, mits eensgezind, tot
grote dingen in staat is.
Wij van onze kant zullen trachten
u een goede tijd te bezorgen. Als u
bjj dit alles uw goede wil toont,
ben ik ervan overtuigd dat u op uw
militaire diensttijd met veel ge
noegen en voldoening zult terug
zien.
(w.g.) De Minister van Oorlog
en Marine.
Cyr enen-zang
Z. E. als lokkende cyrene dus,
zangerig, vol charme, zoet gevoisd
zich richtend tot een menigte jonge
mensen die er over het algemeen
helemaal niets voor voelen. Deze
brief is een voortreffelijk geheel.
Iedereen kan er uitspeuren dat,
praatjes of geen praatjes, iedereen
moet komen en toch weet de schrij
ver er ergens de term „een beroep
op uw medewerking" in te verwer
ken. Bijzonder geslaagd is de laatste
manoeuvre: „Wij van onze kant
De werkgever in het groot legt het
contract voor en vermeldt aan het
einde wat de gestrikte van hem te
verwachten heeft, in het midden la
tend wat dat is „een goede tijd"
en nadrukkelijk op voorwaarde dat
de goede wil getoond wordt. We vin
den het toch een leuke brief!
Het komt dus allemaal hierop
neer: ,,Doen wat er gezegd wordt of
de bak in". Nu moeten we oppassen
met een schildering van het leger in
puur kleur. De katholieke jongeren
organisaties hebben in onderlinge
samenwerking een werkmap uitge
geven die moet dienen als leidraad
voor bijeenkomsten ter voorbereiding
van a.s. dienstplichtigen. Men spare
ons voor een uiteenzetting hoe al
die organisaties zijn overkoepeld of
ondergebracht in beraden, dat zit
veel moeilijker in elkaar dan de Uni
lever.
In die werkmap zit een vergelij
kend overzicht tussen het militaire
milieu en bijv. de fabriek, de winkel
enz. Het is merkwaardig toe te zien
lieid (en dat is dc fabriek) zal in
het leger „het graadje lager" met
groter gemak nemen dan de vrij
buiter bijv. de jonge kunstenaar.
Wie kameraden, sirenes, prikklok
ken en bazen gewend is, brengt het
er in het leger het beste vanaf, dat
is een algemene ervaring van onze
zegslieden. De verschillen zijn uiter
aard de gelijke Ieeftjjden in het le
ger en dc duur van de samenwer
king die in het leger voor dag cn
nacht cn in de fabriek van 85 uur
duurt. Is het doel in de fabriek pro
ductiewinst, dat in het leger is voor
waardelijk (ais er oorlog komt).
Vergelijk het boerenmilieu. Geen
enkele boerenzoon zal schrikken
van de aanpak in het tijdperk der
eerste oefeningen. Op de boerderij
heeft hij geleerd hard te werken.
Wêm m•mtm
,/r
De karwei, die van de jonge'
mannen gevraagd wordt gedurerr
de 18 tot 22 maanden is een zwa
re karwei. En geen weldenkend
mens ontkomt aan de vraag:
„waarom in Godsnaam?" Zelf
voelen we het als een teleurstel
lende gewaarwording, dat je er
zo moeilijk uitkomt uit dat vraag
stuk met duizend grijnzende fa
cetten: oorlog en vrede; aanval
en verzet; geweld en liefde; dood
en leven. Er zijn twee vormen
hoe parellel vaak die milieus lopen.
M.a.w. het is hoogst onredelijk het
militaire milieu zo zwart als roet
te schilderen, onvergelijkbaar met
welk maatschappelijk milieu ook.
Vergelijk en dat is een belang
rijke vergelijking de fabriek met
het leger, het leger dat een machtig
contingent jonge fabrieksarbeiders
opneemt. Het soort van mensen is
in beide gemeenschappen hetzelfde:
alle levensopvattingen, vogels van di
verse pluimage. De samenwerking
is bij beiden een kunstmatige ge
meenschap met een sterke vorm van
ondergeschiktheid. Dat laatste is het
piepende scharnier van het leger.
Wie zich in het maatschappelijk le
ven gewend gemaakt heeft met een
vrij strenge vorm van ondergcschikt-
Ook de gezagskwestie raakt hem
minder warn ten pattelande heerst
ook een vrij sterk gezag. Veel moei
lijker zal hij jje(. hebben tussen de
kameraden, want de gesloten dorps
gemeenschap en de nog veel meer
gesloten familiegemeenschap op de
boerderij zijn niet te vergelijken met
de soldatengemeenschap. En hoe zal
hij de openheid en de ruimte missen!
Bij aldien is het hoogst interessant
de vergelijkingen te trekken tussen
de milieus waarin de burgerknaap
leefde en werkte en het legermilieu.
Een weinig nauwgezetheid daarbij zal
uitwijzen waarom bepaalde groepen
het gemakkelijker rooien dan andere
Het is hier misschien de plaats een
opmerking te maken over een heel
kleine schare: de jonge, piepjonge
kunstenaars. De dienstplicht kan niet
anders dan zeer zwaar voor hen val-
len. Wat wij er in onmiddellijke om
geving van hebben meegemaakt is
triest te noemen. Het hyperindividuele
dat hen kenmerkt en dat noodzake
lijk behouden moet blijven kan niet
anders dan geweld lijden onder de
gemeenschapstucht die nu eenmaal
de levensvoorwaarde van een leger
is. In ander verband mogen we er
nog op terug komen.
van troost en berusting, ondanks
al die Godonterende, liederlijke,
satanische waterstofbom-experi
menten. De nederige erkenning
van ons aller onmacht dit vraag
stuk op te lossen en de terugtocht
naar een individueel handelen als
Jan de Soldaat, die in zijn kleine
hoekje van het grote geheel zijn
best doet om gewoon goed zijn
plichtje te doen, zonder te vra
gen.
Fraai lijkt het niet; dit schou
derophalen en toch geloven we,
dat een deemoedig schouderopha
len in het aangezicht van de Gro
te Heer van alle dingen, over on
ze onmacht in feite de oplossing
is. Zó kan de soldaat binnen zijn
eigen kleine gezichtskring zijn
taak plausibel maken. En we
schrijven weer een fraaie blad
zijde over uit het soldatenblad
G 3.
Voor de man die thuis de me
ter komt opnemen, die zelf een
gezin heeft met vijf kinderen
en iedere avond de stuipen op
het lijf gejaagd krijgt met oor
logsberichten uit zijn avond
blad.
Voor de jongen in de kano,
die wil gaan studeren in tech
niek als-ie groot is. Zijn vader
zegt: „als er geen oorlog komt"
Als een soort troost voegt hij er
aan toe: „maar ja, dan is het
met ons allemaal gedaan".
Voor de oude juffrouw, die el
ke morgen om negen uur vóór
in de kerk zit en heel hard het
weesgegroet nabidt omdat ze
stökdoof is. Ze heeft nooit
iemand kwaad gedaan. Wat wil
len ze haar aandoen met hun
atoombommen?
Voor het mannetje in de ijs-
tent, die in de vorige oorlog zijn
hele gezin heeft verloren bij een
bombardement. Moet er niet
iets gebeuren om deze man te
beschermen?
Voor het meisje, dat centen
ophaalt in de draaimolen op de
kermis. Haar leven draait le
venloos door op eenzelfde me
lodie. Maar ergens heeft ze een
verlammende angst. Als het nu
maar vrede blijft
Voor mijn oom, die postzegels
verzamelt en zegt, dat het nog
tien jaar duurt voor hij alles
heeft geordend wat hij tot nog
toe heeft gespaard. Is het een
offer waard hem die tien jaar
te gunnen?
Voor mijn vader en mijn moe
der, voor mijn meisje, dat nog
veel van de toekomst verwacht.
A- - (AAA
v-.:
Voor mijn kinderen, voor mijn
vrouw, voor mijn vrienden, voor
mijn volk en voor alle mensen
van' alle volkeren.
Er is tfen jaar geen oorlog
geweest in onze directe omge
ving. Had ik mijn ouders, mijn
meisje en mijn vriend nog ge
had zonder dat duizenden enke
le maanden van hun leven had
den opgeofferd voor hen?
Opkomen is een kwestie van ge-
dagzeggen en in de trein stappen
naar de garnizoenstad, een zelf
de kwestie voor jonge fabrieksar
beiders, boerenzonen, studenten,
kappersbedienden en H.B.S.-abi-
turiënten. Wie zal het heil en het
nut uiteindelijk anders uitmaken
dan God alleen. Jij moet denken
aan die juffrouw, aan die oom
met zijn postzegels, aan het Va
derland, waarin de collectieve, in
alle oprechtheid en eerlijkheid ge
stelde eis luidt: „bewaak ons erf"
De een zal nauwelijks iets te ver
duren hebben, de ander veel,
maar voor allemaal is winst te
boeken, omdat niemand ook
maar één uur voor niets leeft,
tenzij hij zijn plicht verzaakt.
Jezus ging naar de andere kant van
het meer van Galilea. De menigte
volgde Hem, omdat zij de wonderbare
genezingen van nabij wilden zien. Bo
ven op een heuvel gekomen, zette Jezus
zich met zijn leerlingen neer. Het
was toen lente, even voor Pasen. Je
zus zag die menigte mensen en zeide
aan Philippus: „Waar moeten we toch
het brood vandaan halen, om al die
mensen te voeden?" Hij zeide dat, om
hem op de proef te stellen, want Hij
wist goed, wat Hij zou gaan doen. En
Philippus antwoordde Hem: „Men
heeft wel een forfuin nodig, om ieder
een stukje te geven". Op dat ogenblik
zeide Andreas, de broeder van Petrus
„Er is hier wel een jongen, die vijf
broden en een paar visjes bij zich
heeft. Maar wat is dat voor zovelen?
„Zegt hun, dat zij gaan zitten", zeide
Jezus. Er was daar juist veel gras.
Zij gingen zitten en men telde onge
veer een vijfduizend man. Toen nam
Jezus de broden, bad het voorgeschre
ven gebed voor de maaltijd en liet
de broden zo maar uitdelen, zoals ook
de vissen. Allen die daar aanwezig
waren, konden zoveel eten als ze wil
den. Na het einde van de maaltijd,
zeide Jezus tot zijn leerlingen: „Men
mag niets verloren laten gaan. Brengt
dus wat erover is, bij elkaar. Zij de
den het en het waren nog twaalf gro
te korven vol, terwijl er in het be
gin slechts 5 broden waren. Voor een
dergelijk wonder stonden de mensen
stom verbaasd: „Er is nu geen twij
fel meer aan, zeide men, die man is
door God gezonden. Hij is de Redder
der wereld".
Jesus begreep, dat die mensen Hem
mee wilden nemen, om Hem koning
te maken; toen vluchtte Hij in het
gebergte alleen.
„Nu heb ik dan eindelijk eens
een voetbalwedstrijd voor de te
levisie gezien", aldus Hond op de
bewuste Maandagmorgen, „maar
wat ik er persoonlijk van heb over
gehouden, is een flinke kater. Nau
welijks had ik me op het haard-
matje uitgestrekt, de kop opgehe
ven naar het witte glas, of het
begon in m'n ogen te trillen. Eerst
moest ik over een misverstand
heen, want op een of andere ma
nier was ik daar gaan liggen met
de gedachten, dat er een zitting
van de tweede kamer zou worden
uitgezonden. Ik verbaasde me dus
aanvankelijk enigszins over de
kleding van de heren en over
hun nogal dartele bewegingen, die
me niet duidelijk genoeg in over
eenstemming leken met de taak
waarvoor zij waren gekozen. Ook
slaagde ik er niet in dc subtiele
verhouding te ontdekken tussen
het nerveus en driftig op en neer
hollen van twee en twintig opge
wonden mannen en de weloverwo
gen bevordering van 's lands be
lang. Maar al vrij spoedig werd
ik door de verslaggever uit de
droom geholpen en raakte in de
ban van het boeiende sportevene
ment, waarvan op hetzelfde mo
ment tienduizenden mét mij de
meelevende getuigen waren. Ach
ter mij zat een meps, die voort
durend vertelde, wat er straks
met de bal zou gebeuren, terwijl
zich links van mij een jongeman
had neergevlijd, die regelmatig
uiteenzette wat er zojuist met de
bal had moeten gebeuren. Tegelij
kertijd vuurde een juffrouw ach
ter in de kamer ons zonder ophou
den aan, om Abe Lenstra goed in
de gaten te houden. De stem van
de verslaggever werkte in dit ge
heel soms bijzonder storend. Een
keer trapte een oud ventje, dat
even de kamer moest verlaten, de
draad uit het stopcontact, wat tot
gevolg had dat scheidsrechter en
spelers allen tegelijk van het veld
waren gevaagd. Een minuut later
waren ze weer terug en speelden
verder alsof er geen onderbreking
was geweest.
De eigenlijke kern van het
spel heb ik niet begrepen. Maar
m'n baas zei vanmorgen, dat
„onze jongens" dat ook niet be
grepen hadden
Hoe liet begon, liet begon op de Dam. De lente was in aantocht en het
was een van die picttige dagen, dat men zich echt behagelijk ging voelen.
Overal zag men volk: slenterende mannen, moeders met kinderwagens, die
zich in de zon koesterden. Vóór het paleis stonden mensen samengegroept
rondom de Vreemdeling. Deze was weer bezig met een van de redevoeringen
over het toekomstige Paradijs. Zoals gewoonlijk vond hij een aandachtig
gehoor. Maar ook, zoals gewoonlijk, behoorden de meesten tot de arbeiders
en armen. Ilct leek wel een communistische meeting, zoals zijn beloften
geleken op het aards Paradijs van de communistische heilstaat, ofschoon
er toch wel vesrehil was. In deze staat geen kerkvervolging, maar God de
eer zou de heerser zijn. Hoe het kwam wist niemand, maar in een
minimum van tijd stond het plein vóór het paleis vol met mensen. Het leek
of de achterbuurten van Amsterdam plotseling leeg gelopen waren, of
overal het parool geklonken had: kom naar de Dam. En ze kwamen.
Enkele politie-agenten begonnen al die richting uit te kijken met bedenke
lijke blikken. Dit kon zo niet lang doorgaan: je behoefde nu niet
onmiddellijk aan een opstand te denken, als je mensen op een grote
hoop bij elkaar zag, maar je moest toch ook voorzichtig zijn. Het was
daarbij ook geen gezicht voor de vele toeristen, die al begonnen binnen
'e stromen en die een verkeerde indruk van Amsterdam zouden krijgen:
alsof het een stad van alleen maar bedelaars was. Het doorslaggevende was,
dat de steeds groeiende menigte het verkeer begon te hinderen. Nee, er
moest ingegrepen worden. Een agent werkte zich door de massa mensen
heen, en maakte de Vreemdeling er op attent, dat het werkelijk zo niet
meer ging. Zo kwamen er moeilijkheden van. De Vreemdeling begreep
het: „we gaan ergens naar buiten de stad, waar er meer plaats is, en
waar we niemand hinderen".
Zo begon de uittocht der armen en
cenvoudigen. Mensen, die ook hun ver
langens en dromen hadden in hun le
ven, dromen, welke echter nooit uit
kwamen, dromen, welke ze toen vast
gelegd hadden in een toekomstige
heilsstaat. Was anders het leven nog
wel te leven? En nu kwam deze
Vreemdeling en sprak hun van die
gelukkige toekomst, zonder dat er
iets in zijn woorden was van de hard
heid en de verbitterdheid van een com
munistische propaganda met haar
haat tegen God, haar wreedheid en
onderdrukking van de vrijheid. De
tocht der armen! Er was al een nieu
we geest onder die mensen gekomen.
Zie je die oude man daar, die galant
In een primitieve goedheid verschil
lende kinderen onder zijn hoede neemt 1 het land, waar God alleen de heerser len gaven dan weer hun brood totze
(Kinderen liepen overal tussen de
1 mensen door; zij waren niet weg te
slaan van de Vreemdeling: vandaar
ook die aanhang van zovele moeders).
Pratend, lachend, elkaar helpend ging
men door de straten van de hoofdstad
op het IJ aan. De bootjes, welke hen
over moesten zetten, kregen het druk
en wisten niet, hoe gauw ze de menig
te over moesten krijgen. Enkele wa-
tertaxis hielpen mee. Aan de overkant
ging de tocht verder tot buiten de
stad. Enkele ijscoventers, die een zoet
winstje dachten te maken, liepen eerst
nog wat mee, maar de mensen schon
ken weinig aandacht aan hen. Ze ga
ven het op het laatst maar op! Ein
delijk waren ze gekomen op de wijde
vlakte van het Noord-Hollandse land
schap. Daar ging de Vreemdeling op
een houten verhoging staan en begon
zou zijn, waar geen politiek zijn groot
se plannen zou dwarsbomen. Een land
van^beloften voor allen. Van hen werd
slechts gevraagd in Hem te geloven,
Hem te nemen op Zijn Woord en te
geloven in de medemensen. Ze moes
ten hen behandelen, zoals ze de Vreem
deling behandelden. Zo verstreken er
uren en mensen, die alleen nog maar
in een bioscoop lange tijd rustig te
houden waren, luisterden nu adem
loos toe. De tijd ging hun voorbij, als
of zij in extase waren. Dit was het
Hun droom en hun wens.
Er werd een ogenblik pauze aange
kondigd. De Vreemdeling ging naar
Phillips, een van zijn trouwe assisten
ten toe en vroeg hem, of er niets te
eten was voor die mensen. Ze waren
vermoeid en hongerig. Deze maakte
een vaag gebaar. Onmogelijk. Waar
zouden we het vandaan moeten halen.
En wie zal het betalen? Het zijn alle
maal armen en eenvoudigen en de
meeste-» zullen wel weinig geld op zak
hebben. Maar ja, ze hebben eten no
dig. Zie eens naar die moeders: hoe
vermoeid zij eruit zien. Andreas, een
andere assistent en een broer van Pe
tersen, een van de belangrijkste me
dehelpers, zeide weifelend: het enig
ste, wat we hier hebben zit in de mand
van een bakkersjongen, die met zijn
bakkersfiets meegegaan is. Laten het
enkele broden zijn maar dat is ook
alles. Maar wat hebben we daaraan?
Dat is hoogstens voldoende voor een
paar mensen. De Vreemdeling ant
woordde: Goed, laat ze maar vast
gaan zitten en dan zullen we verder
zien. Ze zetten zich daarop op de wei
de neer, zorgeloos als kinderen. Nu
kon men pas zien, met hoevelen ze
waren: er waren er zeker duizenden.
De Vreemdeling liet de bakkersjongen
bij zich komen met de broden, welke
hij had. Er warén er vijf. Hij nam ze
dankbaar aan, bad éven en gaf ze aan
zijn verschillende medewerkers, om
ze uit te delen. Niets vermoedend, be
gonnen ze hun brood aan de eerste
de beste uit te delen. En toen gingen
verder: eerst hadden ze het niet
opeens zich bewust werden, wat ze
eigenlijk deden. Maar ze hadden niet
eens tijd om er zich over te verbazen,
want honderden hongerige armen
strekten zich uit. Toen ze klaar wa-
r- i, gingen zijzelf bij de Vreemdeling
zitten weer met een broodje. Ze wis
ten niet, wat ze zeggen moesten en
volgden het voorbeeld van de Vreem
deling maar, die kalm, met een hu
moristische blik op zijn gelaat zijn
broodje opat. Toen ze gegeten hadden
en over deze merkwaardige gebeurte
nis wilden beginnen, zeide de Vreem
deling alsof er niets aan de hand was:
„Haal jullie even het overgebleven
brood op". Zij deden het en kwamen
met armen vol brood naar Christus
terug. Ondertussen was het rumoerig
geworden onder de menigte. Eerst
hadden ze als vanzelfsprekend gege
ten. Geheel de dag was anders dan an
dere dagen. Dit namen ze er ook bij.
Zij vroegen niet, waar het brood van
daan kwam: zij aten. Maar in de buurt
van de bakkersjongen was het eerst
stil geworden, toen kwamen er luide
uitroepen: hoe is het mogelijk, hoe be
staat het? En het rumoer had zich in
enkele ogenblikkgn over heel de wei
uitgebreid. Nu groepten zij bij elkaar.
Dit is hét teken. Hij maakt niet al
leen propaganda, zoals de communis
ten voor een geluksstaat, die nooit
komt én waar de meesten in alle
geval niet in wilden leven, maar Hij
toonde ook wat Hij kon. Deze man
zou het kunnen volbrengen, zou een
betere wereld kunnen opbouwen, een
wereld, zoals God die van het begin
af gewild had, toen hij de eerste men
sen schiep in een Paradijs. Ze waren
nu toch bij elkaar en enkele geboren
organisatoren begonnen onmiddellijk
vorm te geven aan hun wensen en een
commissie te vormen, een politieke
partij te stichten, die geheel Neder
land zou moeten omvatten en welke
daar twijfelden zij gezien de ongehoor
de gaven van de Vreemdeling, geen
ogenblik aan alle andere partijen
zóu leegzuigen: deze man hadden ze
nodig, hij was de sterke man, hij moest
het volk regeren en het de weg naar
het geluk wijzen.
weer te spreken over het geluksland, eens in de gaten: ze gaven hun brood
De Vreemdeling zag dit alles en be
greep het. Hii begreep, dat het volk
nog niet zo ver was, dat het volledig
begreep, wat Hij wilde. Hij begreep,
dat ze nog te veel dachten aan deze
tijd en niet aan een toekomstige ge
luksstaat, als deze aarde eenmaal door
de grote gebeurtenissen ten onder zou
gaan of liever een andere gestalte
ZPU krijgen. Hij voelde er weinig voor,
zich in de politiek te begeven en ter
wijl allen ook zijn naaste medewer
kers druk onder elkaar bezig waren
ging Hij alleen en stil weg.
H. B.
I