MIJN
IN
Brieven
van
militairen
EERSTE MAANDEN
DIENST
mensen
van
morgen
wereld
in
wording
Discussie
rond het
onvoorwaar
delijk élan
van jongeren
Eerlijkheid en gewoon doen
Natuurlijk,
Groots en meeslepend
A
U hebt gelijk
Ml
7
8
■Hi
Hondenpraat
Vraagstuk der
bewustwording
Een naschrift
ALLEDAAGS
ZATERDAG 26 MAART 1955
PAGINA
m*
«MSI
-v...
hebben lieve meisjes die ze koesteren in
hun verlofdagen en hier ophangen in
hun kast. Enkelen verzekeren me dat een
„mooie vaste verkering" veel goeds in
houdt. Deze week heb ik in alle stilte
mijn mok terug georganiseerd en nu is
mijn uitrusting weer compleet, dat stemt
tot grote dankbaarheid, want men is ge
houden niets te verliezen. Soms zitten
we dn de cantine te praten over serieuze
onderwerpen zoals het huwelijk. We
raken het nooit eens en kunnen beter
biljarten, tafeltennissen of gewoon kof
fiedrinken en niets doen. Over de dienst
niets dan goeds, al heb ik aan sommige
dingen een hekel en ik prijs de leger
leiding om haar geduld met deze
schooiers hier die ik haat en liefheb te
gelijk. De achtergrond van het leger is
absurd, maar geldt dat niet voor heel
het leven?"
Dit is een jonge mens van om de 20
jaar. De uitspraak „Ik heb geen oor-
Ik heb niet meer te zeggen dan dat ik
verlang naar de ouderdag en dat mijn
wens vervuld wordt nl. de opleiding te
krijgen die ik heb aangevraagd".
Als u als officier zo'n lief briefje
krijgt tegen 100 anderen die allemaal'
wat te kankeren hebben of grappen
te maken, hoe verstaat u dan die laat- J
ste zin? Zaken zijn zaken en je moet
een beetje voor je zaak opkomen
Ik geloof dat ik voor V. een andere op
leiding uitzocht.
5 Een andere V. moet veel ge
lag betalen:
„Met een brok in mijn Keel ben ik het
kamp ingevoerd. Ik had een wrok omdat
ik wist dat vrij denken, vrij organise
ren, iets uitvinden er niet meer bij wa
ren. Hier zou voor me gedacht, georga
niseerd en uitgevonden worden. Dit wist
ik niet van anderen, want ik had het zelf
al gevoeld. Bij de keuring was me ge
vraagd wanneer ik in dienst wilde ko
men. Ik had gezegd in het voorjaar met
April. Reden: Ik werk bij een kruidenier
die heeft het druk met December, met
de Kerst en met Nieuwjaar. Het is dan
moeilijk met een nieuwe knecht te wer
ken. Dit was goed en ik Kon er op re
kenen. Ik heb er ook op gerekend. Maar
toch werd ik opgeroepen vlak voor De
cember. Bomkletswat moet ik
doen? Ik ben gegaan, waarom wist ik
heel goed, niet omdat ik zo graag sol
daat wilde worden. Je doet, het voor je
eigen vrijheid, omdat je Hollander wil
blijven en niet in andermans handen
wilt vallen".
Dan somt hij een hoop narigheden op
en leest vervolgens een officier de les:
„Er wordt je hier van alles geleerd, bijv.
geen handen in je zakken, terwijl er
later les wordt gegeven door een luit,
die tegen een paal geleund staat met zijn
handen in zijn zakken".
Er zijn twee groepen in het leger
die het niet altijd makkelijk hebben:
de jongens en het kader!
We kunnen ons de teleurstelling zo
goed voorstellenmaar de knaap
zet er iets tegenover nl. een doel dat
hem vasthoudt aan zijn militaire taak:
de vrijheid.... en over die andere
groep gesproken. Er wordt naar u ge
luisterd maar ook gekeken en hoe
'V-
Hier nog
goed:
een staart klein
IDe titel wijzigde Th. in „Zes
weken a 0.75 per dag". Hij
vangt dan zo aan:
„In het jaar dat je 20 jaar wordt moet
Je in dienst. Links en Techts hoor je van
vrienden en kennissen dat ze de gevrees
de oranjekaart thuis hebben gekregen.
Het klinkt steeds als een bominslag en
je vraagt je af wanneer je zelf getroffen
krordt".
Na een omstandig verhaal volgt do
schildering van de inaugurale rede van
de commandant: „Onderweg op weg
naar de plaats van opkomst zie ie no2
meer slachtoffers lopen. je komt ,aan
de poort, die met een grote zwaai vol
liefde (voor het vaderland) voor je open
gaat. De burgers worden opgesteld met
drieën en daar gaat het voor de eerste
keervoorwaartsmarrrs! Je
wordt naar een gebouw gebracht dat op
instorten staat en waar ie alleen maar
mag fluisteren, daar anders de verf van
het plafond bladdert. Als de 'hele troep
gezeten is begint een tweede luitenant
een redevoering te brullen, waarop
prompt de verf begint te vallen. Hij
vertelde ons dat we van nu af onder de
krijgstucht stondenBuiten begon het
te regenen".
„Hij eindigt met een meesterlijke grap.
Het gaat over het appèl 's morgens
Er verschijnt een figuur met een wan
kelend hoofd tussen zijn schouders, die
om „Port" begint te roepen. Een ieder
verwacht dat men met grote manden
flessen aan zal komen dragen, niets
daarvan echter".
Men moet weten dat de commandant
op het appel vraagt rapport uit te bren
gen. Hij roept dan bijv.: „tweede com
pagnie, Rapporti" Zoals bij vele beve
len blijft er veel half uitgesproken op
de staart na. Aldus roept de man....
port;"
Doodnormale reactie overigens. Een
jongen die zich gegrepen voelt aan
vankelijk en in dit geschrift afreageert
met een gezonde vorm van kankeren
dat gebouw zal haveloos zijn maar
zeker wel niet instorten Hij be
waart daarbij een scheut humor.
O T. ontwerpt de volgende
schets van de eerste maan
den.
„Hup, twee drie, hup twee drie,....
neus snuiten mag niet want je hebt geen
hoofd onder het exerceren". „We heb
ben ook een geweer en we wisten zeker
dat ze schoon waren, maar omdat er
mannetjes nodig waren om de eetzaal te
boenen, waren ze toch vuil en dus gin
gen we naar de eetzaal om te boenen".
Precies hetzelfde. Scherp zien en spot
ternij opschrijven. Zou de vent gelijk
hebben dat er een hele boel karweitjes
in de dienst, die noodzakelijk moeten
Worden gedaan, worden vastgehaakt aan
baet alle geweld en vooropgesteld te vim
men futiliteiten?
O St. schrijft dingen op die
dieper tasten.
„Van de wereld had ik gedeeltelijk af
scheid genomen, die ochtend toen ik de
deur achter me dicht sloeg. Op straat
ontmoette ik H., een oude kennis van
school. We begroetten elkaar mét een
Slimlach, want hoe is het, men gaat niet
8raag, maar men gaat toch. Van al het
Ecdwongene had ik in de burgermaat
schappij een grenzenloze afkeer. Aanpas
sen is zo'n vaag woord dat je iedere
?chtend zou moeten spellen. H. raakte
'k kwijt bij de indeling. Ik zag hem ver
fijnen naar de derde compagnie, de
patste relatie met de burgermaatschap-
D1J- Nu is-t-ie klasse-oudste van een klein
foton en ik verdenk hem ervan dat hij
?o iets leuk vindt. Laatst zag ik hem nog
n de cantine, opvallend netjes in dat
werkpak. Zulke mensen houden ook aan
front een vouw in hun broek en ik
en er jaloers op. Het peloton viel mee,
isschien valt dat altijd mee in het be-
bj- Eerst word .je belachelijk sociaal,
„o t sentimentele af. later a-sociaal,
6nkLzover te rijmen valt met slapies en
eie vrienden'. De meeste knapen hier
Seh. eindigt zo:
„Het kader is ook goed op één na. Bij
hem is 't ook nooit, maar dan ook nooit
goed en hier ga ik eindigen omdat ik
geen opstellen maken kan en ook om
dat, al zou ik twee of drie vellen vol
schrijven, ik evengoed geen pakje siga
retten krijg!
Dat is ook een opvatting!
Wat denkt u van het slot
van J. V.'s opstel
Brieven voor thuis, voor het
meisje ofvoor de krant
Tijdens de veldoefeningen
bewijst een primitieve tafel
zijn onmisbaarheid.
„Er is heel wat waar op te kankeren
valt, maar zolang de stemming op de
kamer goed is, is het wel te harden.
Want ld hebben we al veel gehad, voor
al bij slootje springen en verderer
wordt immers voor ons gedacht!"
Zou die knaap het rooien?
deel". En het vraagteken zijn beroer
de zaken als ze zo volkomen gemeend
leven in de geest van iemand die aan
het leven nog beginnen moet. Men
reageert op hun houding met „ik weet
niet wat ik zeggen moet", en dat is nog
beroerder omdat zij een of andere
richtingaanwijzer zo goed gebruiken
kunnen.
A V. pakt het een beetje an
ders aan.
„Mijn eerste maanden in dienst heb
ben nog niet veel goeds voor de dienst
opgeleverd. Ik heto pas twee weken
dienst gedaan omdat ik onder dokters
behandeling ben geweest, maar daar kan
ik niets aan doen. Die behandeling is uit
stekend, net als het eten en de verzor
ging. En de kameraadschap en de vaan
drig en de sergeant zijn ook uitstekend.
Vr. is een poëtische natuur.
„Helder rinkelt een wekker. Niets bij
zonders, er lopen in Nederland dagelijks
duizenden wekkers af. Doch deze keer is
het voor een deel van de bevolking wel
iets heei bijzonders. Niet alleen dat door
deze wekker een nieuwe dag wordt aan
gekondigd, maar hij rinkelt ook een
nieuw leven in".
Even verder schildert hij het entree
in de kazerne:
„Ja passeert een slagboom. Een toe
spraak van een sterrenhemel, uitgespro
ken met stoten als van een typhoon. Je
suizebolt, hetzelfde gevoel als „the day
after the night before". Er wordt een
helm op je hoofd gedrukt. Er wordt ge
lachen, gelukkig, anders ging je dood
aan inwendige stilte. De dagen gaan als
een wervelwind voorbij. Je barst van
critiek, je blijft kankeren, de enige ma
nier om je gemoed te luchten".
Zo'n opstel werkt wel als uitlaatklep
Ditmaal wat anders dan an
ders. We hebben het genoegen
gesmaakt een berg reacties te
ontvangen over de „soldatenar-
tikelen". Hiernaast vindt U een
bloemlezing uit een serie schet
sen van soldaten die pas enkele
maanden in dienst waren. We
hebben lang gedacht wat we er
mee doen zouden. Er zijn zovele
mogelijkheden. Je kunt er een
doorwrochte diagnose van ma
ken over het militaire leven en
hoe dit de jonge mensen aan
pakt. Maar doet U dat zelf eens.
Er staat in die fragmenten zo
ontzettend veel menselijks. De
gelatene is aan het woord, de
man die met zoete broodjes
klimmen wil; de teleurgestelde;
de optimist; de helemaal niet
bijzondere; de nu al beschadigde.
Lees er de moeite uit die ze
hebben met aanpassen. Lees er
het super-egoïsme uit dat zo
hoog opklinkt. Ik voel me ge
grepen en dat zul je weten. Lees
er het super-materialisme uit
(we hebben hier op ons bureau
nog wel 50 verhalen liggen die
eentonig zeggen, wat allemaal
niet deugt. Het komt allemaal'
niet verder dan de niet-deugen-
de gebouwen, het eten, het zak
geld en de sigaretten).
We geven het de lezer zo in
handen: het materiaal. Jonge le
zer doe er iets mee. Vis het ne
gatieve uit het positieve. Wees
mild en bedenk dat geërgerd op
schrijven vaak een afreageren
is, hetgeen niet hetzelfde is als
het noteren van een gefundeer
de mening.
Bouw er een beeld uit op van
een jonge mens die op de grens
van de volwassenheid een cor-
vée heeft te verrichten in het
landsbelang. Ga verder en bouw
een beeld van een jonge mens
uit deze materie zoals je denkt
dat het goed zal zijn. Gooi dat
ik-gerichte er wat uit en die al
tijd weer zoekende critiek op al
lerhande dingen, die vaak zo on
gelofelijk onbenullig zijn en maak
van het beeld geen vraagteken
ten aanzien van werkelijk gfote
vraagstukkenals je bedoelt
dat je er liever voor uit de weg
gaat.
Misschien heb je dan iets aan
die schetsen.
F.B.
DE DRANG NAAR HET
ABSOLUTE
Mens en dier zijn verschillend.
Accoord. Geen mens, die er aan
twijfelt Moeilijker is het precies
aan te geven, waarin dit verschil
bestaat. Men kan het heel eenvou
dig uitdrukken en zeggen: de
mens heeft verstand en het dier
niet. Maar wat betekent dat eigen
lijk in het leven? Misschien zou
den we het zo kunnen uitdrukken:
de mens verlangt naar het Ab
solute. Het dier wil alleen maar
dit of dat: een worst, warmte enz.
maar de mens gaat verder. Ze
ker een van de wezensaspecten
van de mens is het lichaam dat
ook verlangens heeft precies als
het dier, maar de mens gaat hier
boven uit, zoekt meer dan dit of
dat concrete. Hij zoekt in alles
het Absolute. Daarom is de gods
dienst ook zo diep verankerd in
de menselijke natuur. Op de
een of andere manier moet iede
re mens godsdienstig zijn, moet
hij een werkelijke of een gefin
geerde God aanbidden. We be
hoeven hier niet alleen te denken
aan primitieve volkstammen die
afgoden maken en aanbidden,
maar evengoed aan moderne men
sen, die het bestaan van God loo
chenen en Hem dus niet willen
aanbidden. Dan aanbidden ze
in alle geval iets anders, op
een of andere manier het
geschapene. Laten we eens ie
mand nemen, die niet in God ge
looft. Deze gelooft dan aan iets
anders, dat hij als een God ver
eert, ook al zou hij het ontkennen.
Er zijn immers vele en vreemd
soortige afgoden. Je kunt ook het
geld aanbidden en de drang naar
bezit laten overheersen over je le
ven. Paulus spreekt over mensen:
wier God hun buik is, zotls Chris
tus spreekt over het dienen en het
aanbidden van de Mammon. Zo
kun je het leven aanbidden, de
liefde, de techniek enz. enz. Dat
zijn allemaal plaatsvervangers en
surrogaten van God. Aanbid je de
ware God niet, dan aanbid je iets
tijdelijks als God en dat is eigen
lijk belachelijk. Maar zo is het nu
eenmaal, we kunnen niet anders.
Het gevolg is, dat terwijl men
zich overgeeft aan God, men zich
prijs geeft als men iets tijdelijks
tot zijn afgod maakt.
Vandaar de teleurstelling en de
bittere nasmaak, omdat geen en
kel geschapen goed, niet de lief
de, niet het geld, niet de mens,
niet de eerzucht onze diepste hon
ger kunnen bevredigen. St Augus-
tinus, die uit ervaring spreekt,
zeSt dan ook, dat ons hart onrus
tig blijft, totdat het ruste in God.
We moeten daarom constateren,
dat de mens als het ware leeft op
twee niveaux: aan de oppervlak
te en in de diepte. Vooreerst aan
de oppervlakte: dat is het dage
lijkse leven rondom hem: het ple
zier, het werk, de wetenschappen
zelfs, welke alle zeker waarde
hebben, maar een betrekkelijke
waarde: je moogt er gebruik van
maken en dat is zeker goed,
maar je moogt je er niet aan prijs
geven, je er niet door laten over
heersen. Het gaat eigenlijk om dit
Absolute, waarover ik boven sprak
dat is het leven in de diepte. Hier
speelt zich het eigenlijke bestaan
van de mens af: hier ontmoet hij
God, hier voelt hij zich vrij, hier
neemt hij het bestaan in zijn eigen
handen. Dit is het bestaan, waar
het eigenlijk op aan komt. Dit ab
solute, dat zijn eigenlijke bestaan
uitmaakt, moet de mens op de
eerste plaats cultiveren. Dit moet
hij in alles voor ogen hebben. Dit
is het éne noodzakelijke, waar 't
eigenlijk op aan komt, waarvoor
hij alles op moet offeren waar hij
eigenlijk typisch mens is. De
jeugd meer dan welke leeftijd,
voelt dit aan, wil groots en abso
luut leven. Laat zij het dan zoe
ken, wqar het te vinden is en zich
niet belachelijk maken met de
aanbidding van het betrekkelijke.
Wij moeten als mens nu eenmaal
leven in de diepte van het bestaan.
H. B.
„Als Churchill nu écht aftreedt",
aldus Hond op de eerste dag van de
lente, „dan moet je 'ns opletten, hoe
gewoon de wereld doorgaat met om
haar os en om de zon te draaien.
Wat ik daarmee wil zeggen, is vooral
dit: er is géén man, die de wereld
laat wentelen, maar alle mannetjes,
kleine en grote, wentelen eenvou
digweg met de wereld méé. 't Is gek:
soms kijk je tegen 'n mens op, alsof
hij ergens op de top der aarde staat
en haar lot in handen heeft. Hij
rookt intussen een sigaar en heeft z'n
j,e eigenaardigheden. Maar 't
noodlot van tijd en geschiedenis roe
pen hem op 'n bepaald ogenblik naar
f.n®^en zonder veel omhaal daalt
r'riAoAf6 j°P a,f en gaat voortaan
eigens beneden zn sigaren roken en
zn eigenaardigheden demonstreren
Totdat ook daarvoor 't einde wordt
geblazen.
Mensen kunnen daar soms nogal
melancholiek over doen. Voor 'n hond
liggen deze zaken erg simpel. Een
hond staat nooit op de top en nie
mand ziet hem aan als wereldwente-
laar of drager en beschermer van het
wereldlot. 'n Hond snuffelt overal
maar zo'n beetje rond, pikt hier en
daar wat op, kwispelstaart tegen dit
en iaat z'n tanden zien tegen dét, en
snuffelt verder. Hij gelooft niet in
evolutie of revolutie. Hij maakt geen
grote sprongen omhoog of omlaag en
doet met de wereld niets anders dan
zoals ik al zei eraan snuffelen
en er zo nu en dan wat van meepik
ken. 'n Hond kent z'n wereldje. Hij
verwacht er niet veel van en ver
beeldt zich nooit, dat hijzelf of
iemand ander 't lot van dat wereldje
bepaalt. Vandaar de betrekkelijk ge
lijkmatige gemoedsrust van de door
snee-hond en zijn immuniteit voor
melancholie. Als Churchill écht af
treedt let op m'n woorden zal
de wereld niet anders ruiken of sma
ken, evenmin als Churchills si
gaar
NU DE REDACTIE mij een paar artikelen in de handen heeft gestopt, ben
ik waarachtig gedwongen de pen te hanteren, hetgeen ik weinig doe. Is
die moeilijkheid gemakkelijk overkomelijk, het construeren van een
reactie op het betoog „Alledaags" is bijna onoverkomelijk moeilijk, zeker nu
ik het andere artikel: „De drang naar het Absolute" met de zeer vermoeide
reactie van een leek daarop er gaarne bij betrekken wil.
Ik moet U zeggen waarom ik het allemaal zo moeilijk vind. Dat alledaagse
en absolute artikel is bijna onleesbaar, tenzij het aan mij ligt. Bent U, goede
vrienden, die het woord richten tot de jongelui, er wel van overtuigd, dat dit
de juiste manier van pen hanteren is om jongelui een beetje te boeien?
en nu spreek is slechts van wijze van opdienen.
Ik weet wel, dadelijk bel ik om de huishoudster, die zal me een kop koffie
brengen en dan ga ik nog even de parochie in, voor het eten, dan is mijn
schrijversbestaan weer geëindigd, ik heb eenvoudig praten over Uw artikel
in de Maasbodepers.en toch zou ik wel eens mee willen doenen raak
proberen te schieten in de richting van onze jonge mensen.
Als U de toon van mijn proza verstaan heeft, heeft U meteen mijn reactie
begrepen. Ik lees van „problemen oplossen", van „de moed hebben", van
„diepe achtergronden" en in het andere artikel van de jeugdwens „groot en
absoluut t.e leven".
Ik begrijpt dat allemaal niet zo best.
Raak schieten in de richting van de jonge mens veronderstelt het bezit
van een goed geweer met afdoende munitie en een scherp onderkennen van
het doelwit en voorts schietvaardigheid. Hierbij moet worden aangetekend
dat en hier klopt de beeldspraak niet helemaal, zoals alle beeldspraak
de bedoeling van dat onder vuur nemen is, het mee helpen maken van goede
mensen. Een goed geweer en munitie zijn kennis van zaken omtrent de jonge
mens. Het doelwit is de nauwkeurige kennis waar je de jonge mens moet
aanspreken. Schietvaardigheid is de dan weer dynamische, dan weer char
mante, dan weer brutale manier van aansprekende methodiek.
HET GEWEER: Het alledaagse leven wordt niet problematisch. De winkel
is niet zinloos enz. enz. Het alledaagse leven is het alledaagse leven, punt uit.
Na tien dagen regen wordt men een beetje mismoedigdat komt dus door
het weer, dat is geen problematiek. De problematiek van de jonge mens is de
ontdekking van de spanning tussen het „echte" leven én de huichelarij, de
leugen.tussen het lied: „dat we toffe jongens zijn" en „Roomsen, dat 'ziin
wij tussen „gewoon doen" en „Rooms doen".
HET DOELWIT: Waar spreken we de jonge mens aan: gezeten tussen hen
in, proberend te denken zoals zij denken. In ieder geval niet op een tribune
op een toneel, of in een stadion. Daar is de verleiding te groot om te liegen'
om algemeen te doen, om holle zinnen tegen hen aan te slingeren °De'
krant is ook verleidelijk.
DE SCHIETVAARDIGHEID: Geen commentaar verder.
Recapitulerend: naar aanleiding van het dagelijks leven dienen weouder
en wijzer, als we zijn met de jonge mensen uit te zoeken wat gewoon is
fniet- Gewoon is gewoon, en niet gewoon is de leugen, de humbug de
e nl nl1?3! de h°W' de geborneerdheid enz' JonSe mensen, voor zover
talentgde din£n"LTteaazLgn St hebben Cen «kelijk
Eenmaal m ernstige mate aangetast varieert het ziektebeeld van lauw en
ongeïnteresseerd (ze leggen zich neer bij de kloof tussen „wat te zeggen" en
het leven van alledag) tot Roomsorganisatieziek (ze stappa het gewone voor^
doodprekenx" armede stichter van onheil bij anderen, die ze
Het lijkt me nu dat de schrijver van „Alledaags" zijn stellingen baseert op 'n
massa jonge mensen waar het ziektebeeld duidelijk is. Ik voel er voor stellin
gen te funderen naar aanleiding van de nog scherp ziende jonge mensen
(leeftijden 1820 ongeveer). Deze doen nog niet in zinloze winkels en diepere
achtergronden.
De schrijver van het absolute artikel is naar onze smaak dichter bij de waar
heid. Ik zou alleen die term „de jeugd wil groot en absoluut leven" willen
vertalen in de jeugd wil eerlijk leven, met de restrictié dat dit geldt voor
de nog jonge groep die wij op het oog hebben
Dat de leek zo stekelig reageert komt omdat hij een beetje geschrokken is
van de „geweldige" tekst, het nogal zware woord absoluut en de nogal barre
tegenstelling God en afgoden, menen we. We geloven daarbij dat de man een
beetje moe gevochten is. Heeft hij veel gewerkt onder jonge mensen' Ga dan
toch even uitblazen!
Overigensde koffie is gebracht en gedronken. Ik heb nog een tweede
kopje genomen. Het smaakt me, nu ga ik nog even de parochie in.gewoon.
'N PRIESTER.
Het gaat om het absolute. De
aanbidding van 't betrekkelijke is
belachelijk. Wie kan anders doen
dan dit toegeven? Maar dit zijn
van die waarheden als koeien, die
Ons alleen maar wrevelig maken.
Omdat U 't nu gevraagd hebt heb
ik maar met tegenzin dit hele
artikel gelezen. Normaal sla ik
zulke dingen in de krant over.
't Staat allemaal zo ver af. 'tLost
geen enkele moeilijkheid in mijn
leven op. Ik moet 't betrekkelijke
niet aanbidden. Nu, daar denk ik
ook niet over. Maar ik ben met
handen en voeten aan de betrek
kelijke dingen gebonden. Aan m'n
dagelijks werk. Om 9 uur begint
dat.; om 5 uur ga ik naar huis.
Wat dat werk van mij is doet er
eigenlijk niet toe. Maar 't houdt
me bezig. En thuis? Ik ben ver
loofd. We zouden graag gaan trou
wen, maar dat zal nog wel een
paar jaar moeten wachten. We
zijn er financieel nog niet aan
toe. Deze dingen zijn weinig inte
ressant, maar reëel. Verder hou
den mij duizenden dingen be
zig die ik niet kan gaan opsom
men.
Waar haalt U toch die uitingen
vandaan als: „de jeugd wil groots
en absoluut leven"? Dat zijn sla
gen in de lucht, die door ouderen
ons voortdurend in de schoenen
geschoven worden. Ik wil m'n
kantoorwerk, m'n studie, m'n
uitgaan, m'n vacantie, m'n ciga-
retten, m'n verkoudheid en m'n
beslagen bril helemaal niet aan
bidden. Maar wel heb ik er alle
dagen mee te maken. En 't gaat
er nu maar om dat ik ondanks
dit alles of beter door dit alles heen
probeer eerlijk en goed te leven
en God niet in de steek laat
EEN LEEK.
Er komt vroeg of laat een moment,
dat je met de doodgewone dingen van
een alledaagse dag overhoop ligt. Het
ging tot nu toe automatisch, je stond
op, misschien een „daagse" Mis,
maar dan verder werd de dag afgewik
keld, werk, eten, werk, een ontmoe
ting, een gesprek, de avond thuis, en
het was afgedaan, je was probleem
loos klaargekomen met alweer een
dag. Maar nu gaat alles je opvallen,
wordt het problematisch, blijkt het op
eens geen zin meer te hebben. Ga eéns
slenteren op een Maandagmorgen
door Rotterdam, of weet ik waar.
Waar zijn al die mensen mee bezig,
waar maken ze zich druk om? Langs
etalages flaneren en maar een schijn
tje kunnen kopen van al 't verlangde,
in een winkel staan, achter een type
machine zitten, berekeningen uit puz
zelen, de bus door de drukte loodsen,
in huis wat beredderen, dat is de stad
van een dag, minstens voor het groot
ste stuk. Maar we vinden wel motie
ven en redenen, om uit te komen bo
ven deze deprimerende indrukwe
bouwen een stadsgemeenschap op, en
een land, welvaart, geordende samen
leving, cultuur: we maken het de
mens juist mogelijk ook hogere waar
den in zijn leven te verwerkelijken.
Makkelijk gezegd eigenlijk, dat van
die cultuur enz., maar die cultuurge
meenschap, die welvaartsstaat en al
die „waarden", zijn toch maar weer
te vinden in die doodgewone dag, en
heel die gemeenschap en die georden
de samenleving moet toch maar weer
klaarkomen met de verveling, de zin
loosheid van de winkel, de typemachi
ne, het kasboek, liet fornuis en de ba-
bywas. Op lange termijn en in een
kort moment is er nog wel eens wat
anders, een mooie avond, een toneel
stuk, een feest maar het gaat om die
meeste uren van de meeste dagen, hoe
houd je bet uit, hoe vul je die op, hoe
„leef je dan. Daarom is een roman
zo misleidend en een film zo verlei
delijk, want op de keeper beschouwd,
worden we daar alleen geconfronteerd
met de „grote" en „diepe" momen
ten van het leven, met het avontuur,
hoe dan ook, met groot verdriet en uit
bundige vreugdg, het is altijd een frag
ment van een avond, en een nacht,
en bij uitzondering van een morgen,
maar wat de held deed na de ontmoe
ting, en hoe de dag was na het avon
tuur....? ik weet wel dat het goed
recht is van de kunst om de afgronden
en de toppen van het leven op te roe
pen, om de zin ervan ergens tastbaar
en zichtbaar te maken, maar als het
we het boek dichtslaan, en zwijgend
de bioscoop uitgaan, lopen we weer in
de eindeloze, monotone laagvlakte van
allefag, en om dan „waarde" en
„zin terug te vinden, om dan nog
raad te weten met het dichterlijk ad
vies: groot en meeslepend te leven.
Filosofen zijn al gedwongen om zich
bezig te houden ipet juist de proble
matiek van dit concrete alledaagse
bestaan, en ze ontdekken er de ver
veling, het niets, het opweg zijn naar
de dood, en gelukkig ook weer ande
ren de hoop, de liefde, maar wij, die
nu leven en het overschot vormen na
aftrek van filosofen, dichters en ci
neasten, wij alledaagse mensen van
de praktijk, hoe moeten wij hoop en
liefde verwerkelijken in de sleur van
alle dag? Want zonder diepere achter
grond is de oppervlakte van een dag
zinloos, en onhoudbaar.
We hebben momenteel de mond vol
over leven, jong leven, vurig leven,
maar als we eens een staat opmaken
van de inhoud van dat leven, dan. blijft
er niet veel belangrijks over dat nog
de grootse naam van leven verdient.
TenzijEn hier ligt het probleem,
want we willen er toch iets van ma
ken, juist ook van al dat onbelangrij
ke. En we hebben nog de tekst van
St. Paulus, die durft te schrijven van:
doet alles in de naam van Christus,
en die eten en drinken en, mogen we
aanvullen heel de onbelangrijke rest
van een dag in verband durft te bren
gen met de eer van God. Hoe moet
dat? Wat denkt de jeugd daarover?
Hoe lost ze dit probleem in de prak
tijk op?
In ieder geval is het goed dat we
de moed eens hebben, de kas op te
maken van onze dag, eens onder ogen
te zien, waarmee ons leven voorna
melijk „gevuld" is, er eens van te
schrikken hoeveel kleingoed en speel
goed,eigenlijk ons leven bevat. Dan
is er ook nog de kans dat we een op
lossing vinden!
Uit de hierbij afgedrukte dis
cussie blijkt wel, dat de span
ning tussen het absolute en het
alledaagse een onderwerp vormt
waar betere en minder goede
scribenten met een zeker vuur
op af vliegen.
Aan welke kant de priester
staat wordt intussen niet hele
maal duidelijk. Wat verstaat hij
onder „gewoon doen". Bedoelt
hij, wat in een ander artikel met
„alledaags" wordt aangeduid?
Of vindt hij de term „alledaags"
juist het gepatenteerde etiket
voor „onoprecht"?. Dan vragen
we ons echter af of met „gewoon
doen" alleen „eerlijk doen" ver-
staan wordt. En is de bedoelde
eerlijkheid niet juist een duide
lijk facet van het absolute, het
compromis-loze?
De rode draad, die door het ge
heel van de artikelen loopt, wijst
wel naar de conclusie, dat de
jeugd een andere houding tegen
over de levenspraktijk wil aan
nemen dan de ouderen. Iets wat
trouwens op zichzelf een oude
koe is. De vraag of zij daarin
slagen zal lijkt ons echter niet
allereerst afhankelijk van de
drang om elk compromis te ver
mijden. Die neiging is veelal
het startpunt voor neurose voort
komend uit een gebrek aan
maatschappelijk aanpassings
vermogen. En neurose zonder
meer als nevenverschijnsel van
heiligheid te beschouwen, lijkt
ons een bedenkelijk radicalisme
Dichters als Marsman, die
zich wilden tooien met het „haar
van de Melkweg" kunnen het
compromis in hun ambacht mis
schien vermijden. Maar dat be
tekent nog niet dat ieder met
het hoofd in sterren of wolken
kan gaan lopen. Een aanvaar
ding ook van 't compromis, ook
van eigen zwakte en zelfs van
eigen zonde lijkt ons voorwaar
de voor de wijsheid, waaraan
jongeren pas plegen toe te ko
men als ze niet meer met die
verzamelnaam worden aange
duid. Het gaat niet om de aan
bidding van het betrekkelijke,
maar om de aanvaarding daar
van als taak. De drang naar
het absolute is misschien wel
het vastklampen aan het „on
beschreven blad" zoals een kind
noodzakelijk en volledig is. Het
blijft een menselijke taak te
schrijven, hoe wankel het hand
schrift ook is. En te beseffen,
dat schrijven met de vingers,
die wij hebben, belangrijker is',
dan te dromen van betere vin
gers. „Delft waar gij staat" al
is de bodem hard en het ge
reedschap bot. Je leert daar
mee de zelfbeheersing, die het
belangeloze zicht op het absolu
te mogelijk maakt. Eerst in be
langeloos perspectief gezien
kan het absolute ons de rust ge
ven, die wij de rust in God noe
men. Dat is echter een zaak
van training en niet van drift
De drift naar het absolute bij
jongeren is als een ongerich
te boog. Richting geeft de lief
de in het leven van alledag, ter
wijl overschatting van eigen aan
drang de boog naar het blauwe
mets wendt. Zou daar niet de
synthese liggen, de zin van het
ouder worden en de betekenis
van veel jeugdig élan? „Groots
en meeslepend" om met Mars
man te spreken - kan de levens
wil zijn. De vraag blijft waar
ze heen voert. Door het ons op
gelegde leven heen of erlangs?
Een draafpaard heeft élan nodig
maar niet minder het bit.