WAT ONZE OUDERS EN GROOTOUDERS LAZEN Z I p*# x Romandebuut van een boekhandelaar Een boeiende keuze uit de vergetenen tïS© m Wij zijn te critisch Stelio een dichterlijke dr oom VERRASSENDE ONTDEKKING i r Jean Huguet op de bres voor het goede boek De Wereld in Drukinkt ZATERDAG 16 APRIL 1955 PAGINA 10 Bij de Wereld Bibliotheek te Amsterdam verscheen een merk waardige bloemlezing, welke de bijzondere aandacht verdient. Uit het 1 carl- wn do srkrtt^ers, die van ongeveer 1880 tot 1920 publi ceerden, heeft dr Victor E. van Vries land een keuze gemaakt. Het ging hem om de schrijvers, die niet of bijna niet meer worden gelezen. Deze „vergetenen"' zijn dus de auteurs, wier romans en ven halen door onze ouders (of) grootouders zijn verslonden. Er bevinden zich geen „Tachtigers" bij die zijn niet verge ten, al kan men zich niet goed voorstel len dat de romans van Van Deyssel nog dikwijls worden gelezen. Van Vriesland rangschikt op twee na de negen en dertig auteurs van zijn keuze chronolo gisch naar het jaar van hun geboorte. De eersten zijn Cornélie Huygens en Mar cellus Emants, die in 1848 iverden ge boren. De rij sluit met Gerard van den Hoek (1894-1916). Als een soort toe- en Aleida van Pellecom, die in 1869 hei gift volgen dan nog Cornélie Noordwcl levenslicht aanschouwden. Nu zijn zij laatsten, die nochtans niet de 1 eersten zullen zijn! Veel plezier. Genietbaar Hans van Bei-gen (Van onze filmredacteur) Winsten in 1954 merkbaar gestegen. Bioscoopbalans op gemaakt. Carl Th. Dreyer gaat iveer filmen. Film over het leven van Christus. Opnamen in Israël met Joodse spelers. Gregori Alexandrov over het gebrek aan goede Russische filmkomedies. Filmtitel aangepast aan Cinema- Scope. Fernandel kreeg borstbeeld van noga. Aan zijn derde „Don Camilla-film toe. Doen wat de regisseur zegt. Diane Cilento in een leeuwenkooi. „Risico, dat één van je vingers bij je elleboog wordt afgebeten". Edward Dmv- tryk verfilmt „La Neige en deuil" in Vista Vision. K.F.C. in tweede halfjaar van 1954. „Fabriek van geschriften met geestelijke waarden". aai - -- - v V;' m Uy/Vo. \4 ity \//-;- y y y '"x x. Poëtische aanleg Bernanos heeft in zijn auto biografische aantekeningen ge schreven: „Alles gaat goed. Ik voel me alleen. Even alleen als ik droomde te zijn toen ik 15 jaar was". Het zijn d;e laatste woer den die de vereerder van Berna nos heeft aangegrepen voor de conceptie van zijn „Stelio", een jongelingsleven geplaatst in de sfeer die de schrijver aangeeft met zijn ondertitel: „de Echo in de Kathedraal". DIANE CILENTO in een leeuwenkooi WAT IS EIGENLIJK DE CARMEL? Dr VICTOR E. VAN VRIESLAND pleitbezorger van de vergetenen De meeste lezers van dit boek zullen van verscheidene der opgenomen schrij vers nog nooit gehoord hebben, laat staan dat zij hun werk kennen. Er wachten hun verrassende ontdekkingen. Gerben Colm- jon, die reeds met menige legende om trent „het wonder van Tachtig" af rekende. heeft er in zijn studie „De Ne derlandse letteren in de negentiende eeuw (W.B. A'dam 1953) op gewezen, dat de Tachtigers veel waardevols in onze lite ratuur hebben overschreeuwd. Hij heeft daar overtuigende bewijzen van overlegd. Welnu, ook in „De vergetenen" zijn ze te vinden. Eerst iets omtrent de keuze. De sa mensteller wijst erop, dat een boek als dit noodzakelijkerwijs onvolledig moest blijven. Graag had hij fragmenten van nog wat andere auteurs opgenomen hij noemt enige namen waaraan er nog ver scheidene zouden zijn toe te voegen, bij voorbeeld Haspels, Netscher, van Hulzen, Paap. Maar zo kan men bezig blijven. Wat ons echter in hoge mate bevreemdt is dat de naam van Ary Prins nergens wordt genoemd. Deze zeer markante schrijver neemt in onze literatuur 'n bij zondere plaats in. Helaas kan men niet anders zeggen, dan dat hij vergeten is althans even weinig of nog minder wordt gelezen dan Emants, wiens „Nagelaten bekentenis" tenminste nog enige jaren ge leden is herdrukt. Emants steekt trou wens met kop en schouders boven het gezelschap der vergetenen uit. Hij was zowel wat zijn stijl als zijn psychologisch inzicht betreft, zijn tijd ver vooruit. Van Vriesland heeft hem met het gekozen fragment uit „Liefdeleven" alle recht doen wedervaren. Of ook de andere schrijvers allemaal even goed vertegenwoordigd zijn, is moei lijk te zeggen. Van Vriesland legt over de door hem gebruikte maatstaven de volgende verklaring af. ,,De voor deze anthologie uitgezochte fragmenten en in tegrale teksten zijn gekozen hetzij om hun literaire, hetzij om hun literair-his- torische waarde; anders gezegd, om hun schoonheid als kunst (wanneer men een oud man deze twee uit de mode geraakte woorden nog vergunnen wil) of om hun kenschetsende en documentaire functie. Hieraan verbindt hij nog de volgende interessante overpeinzing .,Ik heb zo dik wijls gedacht, dat de officieel gecanoni seerde literatuur uit de handboekjes met de algemeen erkende namen minder ge schikt is, althans cultuurhistorisch, een beeld van de eigenlijke beschaving en het gemiddelde geestesleven van een volk in een tijdvak te geven, dan die der middel- matigen. Tweederangs of voor mijn part tienderangs schrijvers zijn daarvoor meer t-twakteristiek, representatief en verhel derend dan de genieën, de heel groten, de hun tijd ver vooruit zijnde figuren Dat de brief, die een persoon uit Melati van Java's roman „Waarheen?" aan een vriendin schrijft, erg karakte ristiek is voor de persoon of het schrij verschap van de auteur wagen wij te betwijfelen. Wie de volgende bijna tra- gi-comische uitroep leest: Alles is hier in de grote wereld geen goud wat er blinkt. En als gij u verveelt, beste Lot te, omdat er niets in je leven voor valt, denk dan ook niet, dat het leven, geheel gewijd aan pret en uitgaan, zo aangenaam is", begrijpt direct, dat de schrijfster de draak met haar Mgthil- de steekt. Maar ligt haar kracht dan vooral in het ironische? Wij betwijfelen het. In ieder geval kunnen bepaalde mo derne filosophen hun hart ophalen aan dit epistel. „Ik vind het leven zo leeg, zo doelloos.." jammerde Mathilde al vijftig jaar geleden! Overigens maakt van Vriesland er al lerminst een geheim van, dat hij wel eens heeft moeten glimlachen bij het zoeken der teksten. Hij heeft niet gestreefd naar caricaturale effecten, maar hij heeft ze ook niet vermeden. Veel plezier hebben we beleefd aan een mysterieus roman fragment van Elisa Soer. Men stelle zich voor: papa Raap is spoorloos, na een be zoek aan de burgemeester. De vraag, wat er met de goede man is gebeurd, in trigeert ons in hoge mate. Het enige wat we te weten komen is, dat de knecht van de burgemeester tegenover Raaps bijdehante dochter („Ik ben een burger manskind en sta in het huis van mijn burgervader") verklaart, dat de vermis te daar niet meer is. Maar Keetje meent de stexp van haar vader te horen.. Wat er allemaal achter zit? Neen, we willen het toch liever maar niet weten, want misschien is het iets ontnuchterend doodgewoons. Ook het werk van Jeanne Reyneke van Stuwe, de echtgenote van Willem Kloos mag er zijn. Óp 25-jarige leeftijd, dat was in 18g9, deed deze Haagse freule het_ geheime liefdeleven van een zeker Felix uit de doeken. Weet u, deze Felix was en „moreel-ontwikkeld, in z'n fat- soentje-ge-kneld jongmens" al was z'n studententijd verre van verheffend ge weest. Maar dat was doodgewoon voor een moreel-ontwikkeld jongmens als hij Gekker wordt het, dat hij na die rumoe rige tijd vrouwen „brutaal aankeek". Ge lukkig. maakte het hem zelf angstig en benauwd, zodat we op zijn redding mogen hopen. Van Marie Gijsen. de katholieke Schie- damse schrflfster, die gevoelige schetsen over het Brabantse volksleven schreef, is een goed fragment uit „Brord en Han- ne" opgenomen. Wij geloven, dat deze eenvoudige vertelster zeer is onderschat. Natuurlijk treffen we in deze bundel Van Oordt, Van Grocningen, Borel (zijn „Zus je" valt toch niet erg mee) en Hopman aan. De grootste „ontdekking" die deze bloemlezing ons bracht was wel het voor iedereen te constateren feit, dat er vóór de wekroep van Tachtig heel wat lees baarder en zelfs genietbaarder proza ge schreven werd dan door de epigonen van Van Deyssel werd gewrocht. Het een voudige tafereeltje, dat Cornélie Huygens van een muziekavond in het park gaf heeft ons werkelijk bekoord. En tekent de schets „Opgebracht" van W. G. van Nouhuys wel even sterk als het zonder twijfel zeer knappe Rotterdamse verhaal van Henri Hartog? Eén zin hieruit: „Juf frouw de Moer liep naar-ontnuchterd uit haar coquette trots-genieting-van-dat-nog_ te beleven-van-zo-met-ie-zoon-te-komme tussen -nette -mensen -als -tot -hen -beho rend" Ook het verhaal „De verwenste thuis komst" van Gerard van den Hoek. die in 1916 op 22 jarige leeftijd stierf, was alleszins de moeite van het herdrukken waard. Opvallend is, als men de gehele bundel overschouwt, de overheersend so ciale inslag. We worden geplaatst in de tijd, dat het naturalisme opkwam en hoog tij vierde. Sommige schrijvers zijn zelfs vrij rauw en de bundel is dan ook be stemd voor volwassenen. Wij hopen, dat Van Vriesland's bloem lezing de aandacht zal vinden, die zjj ver dient. En dat er dan een tweede bun del met werk van andere „vergetenen" zal kunnen volgen. R. WERELDNIEUWS Fernandel is momenteel in Rome aan zijn derde „Don Camillo"-film bezig Het zal de meesten wel vreemd in de aren klinken, wanneer men tegen ons zegt dat we te critisch zijn. Hoe kan men nu ooit TE critisch zijn? Critisch zijn is een goede eigenschap. Het wil zeggen, dat men niet alles zo maar zonder meer slikt. Dat men ook zijn eigen gedachten laat gaan, zijn eigen mening vormt aangaande de dingen. Men neemt de mening van anderen zo maar niet' over, maar men toetst de ze aan eigen zienswijze. Dit is inder daad een goede eigenschap. Maar al te weinig mensen beschikken over deze eigenschap. Zij leven slechts alq kudde dieren. Een PERSOONLIJKE smaak kennen zij niet. Men kan hun voorzet ten, wat men wil. Hun smaak is niet ontwikkeld, omdat zij niet hebben leren vergelijken, niet hun eigen mening heb ben leren vormen. Zé leven oppervlak kig. Het is hun allemaal even goed, als het maar beantwoordt aan hun al gemene onontwikkelde massa-smaak. Hoe kan men dan van ons zeggen, dat wij TE critisch zijn? Wij doen al het mogelijke om de massa ook een beetje critische zin bij te brengen. Dan moe ten wij de massa hier toch in voor gaan. Dan kunnen we toch ook nooit TE zijn. Toch wel! Wanneer wij ons eenmaal van de massa onderscheiden hebben en ons deze critische gesteldheid hebben eigen gemaakt, dan doet zich meestal het eigenaardige verschijnsel voor, dat wij TE critisch worden. Hiermee bedoel ik niet zozeer, dat wij dan alles gaan afkammen, dus cri ticasters worden, die alles beter wil len weten en in alles alleen maar de onvolmaaktheden zien. Dergelijke men sen zijn er genoeg. Dat zijn bijzonder vervelende mensen voor de samenle ving. Maar die mensen bedoel ik hier helemaal niet mee. Met TE critisch zijn bedoel ik hier dat ONZE CRITISCHE INSTELLING ONS OVERAL PARTEN SPEELT. Wij zijn critisch op momenten, waarop on ze critische belangstelling helemaal niet van pas komt. Wij kunnen onze cri tische zin nooit eens volkomen uitscha kelen om onbevangen open te staan voor wat ons geboden wordt. Hierdoor laten Wij ons veel moois ontgaan. Wij kunnen niet meer onbevangen genieten. Wij zetten ons al bij voorbaat schrap. En dit is alweer een heel verkeerde in stelling om juist en zuiver te kunnen critiseren. Door onze TE critische in stelling dus becritiseren wij bovendien nog onjuist. Wil men over iets een juist oordeel vellen, dan moet men het eerst onbevangen aanvaarden, ondergaan en in zich opnemen. En dit is een kunst, een levenskunst op zich. Zit men in een schouwburg of in wel ke toneelzaal ook. dan moet men zich geheel openstellen voor het stuk, dat men te zien krijgt. En er niet bij voor baat al critisch tegenover gaan staan, de critiek komt later wel. Als het stuk uit is. Als men weer thuis is en zijn gedachten er over laat gaan. Staat men wel bij voorbaat al critisch tegenover het stuk. dan zal men er nooit kunnen genieten. Wij zitten dan bij voort during slechts te pluizen naar de fei len van het stuk en het spel. Dit kan nooit een gezonde objectieve critiek tot gevolg hebben. Hoe dikwijls heb ik niet een criticus horen verzuchten, d'e ge noodzaakt was om zijn critiek klaar te hebben tegelijk met het spel, om dat zijn krant nu eenmaal niet langer op de critiek wachten kon, dat hij een heel andere critiek geschreven zou heb ben, als hij er eerst eens een dagje over had mogen nadenken, een heel wat sympathiekere critiek meestal, een veel gunstigere critiek. Maa rhij heeft de tije niet gehad om het spel onbe vangen in zich op te nemen, om er onbevangen van te kunnen genieten. Hij moest er als criticus heen. En tijdens de pauze schreef hij reeds de eerste helft van zijn critiek. En zo vergaat het ons ook heel dik wijls. Niet alleen, wanneer wij tegen over een toneelspel zitten, maar door het gehele leven. Wanneer wij tegen over een spreker zitten, wanneer wij een schilderijententoonstelling bezoeken etcetera. Wij nemen het ons gebodene niet in ons °P a's een genot, als een geestelijk voedsel om het dan te ver werken en het daarna later eens aan een critische beschouwing te on derwerpen, maar wij plaatsen ons op een verre afstand ervan om het door onze critische bril beter te kunnen be kijken, zonder dat wij er rijker van wor den, zonder dat wij de schoonheid er van ondergaan. Deze TE critische instelling moeten wij trachten te vermijden om het wer kelijke moois, dat het leven ons veel vuldig biedt te kunnen smaken en ge nieten zonder dat onze critische in stelling steeds spelbreker is. Hollywood's ontvangsten uit het buiten land hebben het afgelopen jaar record cijfers 200.000.000) bereikt, aldus heeft Eric Johnson, president van de Motion Picture Association in zjjn jaarverslag meegedeeld. Wijzend op het groeiende belang van de buitenlandse markt voor de Ameri kaanse filmindustrie, schrijft Johnson: „Geen enkele filmindustrie kan haar werkzaamheden onafhankelijk en op vol doend ruime schaal voortzetten zonder een buitenlandse markt. Maar met de toenemende internationale populariteit groeien ook de financiële problemen, de belastingen, de invoerbeperkingen en an dere vormen van discriminatie tegen de Amerikaanse filmindustrie." Na deze zeer materiële opmerkingen gaat de heer Johnson plotseling aan cultuur - met een materialistisch tint je doen: ,,De vrije verspreiding van films over de wereld moet door alle pro ducenten worden nagestreefd, dit 's een gez'onde stimulans, die ertoe zal bijdra gen de industrie in staat te stellen haar functie als meium van de kunst voor de massa te blijven vervullen." Na deze afdwaling keert Mr Eric John son snel weer terug op het veilige com merciële pad met de mededeling, dat het er naar uitziet, dat de winsten in 1955 de „merkbare vooruitgang van verleden jaar" nog zullen overtreffen. Naast de grotere verdiensten in het buitenland is er belangrijke vooruitgang gemaakt op technisch gebied en draagt de verhoogde productie van eerste klas films bij tot nog betere vooruitzichten. Tenslotte karakteriseerde Johnson de vrijwillige censuur van de industrie als ,,een bolwerk tegen het nadeel van po litieke censuur". Dat de buitenlandse markt voor Holly wood de moeite waard is, blijkt wel uit de cijfers, die onlangs door de Filmaf deling van het Amerikaanse ministerie van handel zijn gepubliceerd. Op 1 Ja nuari 1955 waren er in 120 landen van de vrije wereld precies 108.537 filmtheaters met rond 56-7 mülioen zitplaatsen in be drijf. Daarvan hebben de Verenigde Sta ten er „slechts" 18.300 tegen 63.00 bios copen in Europa. Zuid-Amerika telt 6.600, Midden-Amerika 2.800 Afrika 1.700, het Verre Oosten 9.700 en de ge bieden in de Stille Oceaan 2.300 biosco pen- In Europa gaat Italië met 9500 thea ters en 4.250.000 -zitplaatsen aan de kop. Daarna volgt Duitsland Bondsrepu bliek en Sovjet-zóne samen met 8100 theaters en 3.300.000 zitplaatsen. Frank rijk komt op de derde plaats met 5600 bioscopen, gevolgd door Spanje met 5.000 en Engeland met 4500 theaters. In Latijns Amerika komt Mexico op de eerste plaats met 2400 bioscopen, on middellijk gevolgd door Argentinië met rond 2300 theaters. In Azië gaan de Ja panners voorop met 3700 theaters en 1,9 millioen zitplaatsen. Het vijfmaal zo dicht bevolkte India telt daarentegen slechts 3200 bioscopen met 2 millioen plaatsen. Volgens gegevens uit Rusland, waar over het Amerikaanse ministerie beschikt, telt men daar 15.700 bioscopen met een capaciteit van 6.2 millioen zitplaatsen. De beroemde Deense filmer Carl Th. Dreyer, die sinds zijn film „Dies Irae" niet meer heeft gewerkt, hoopt binnen kort in Israël een film over het leven van Christus te gaan maken. Dreyer, die in 1919 voor het eerst als regisseur optrad, en met zijn film .Jeanne d'Arc" wereldberoemd werd, heeft mee gedeeld, dat een groep Amerikaanse fi nanciers dezer dagen zal beslissen, of zij zijn plan financieel zullen steunen. Er is intussen reden aan te nemen, dat de beslissing in voor Dreyer gunstige zin zal uitvallen. De Deense regisseur heeft reeds zeven tien jaar aan dit plan gewerkt. Het de finitieve manuscript heeft hij tijdens een reis door Amerika in de jaren 1948 tot 1949 klaar gemaakt. In de film, die geheel in Israël zal worden opgenomen, zullen uitsluitend Joodse acteurs optreden, onder wie tal van amateurs. Gregori Alexandrov, een der voor naamste sovjet-regisseurs, heeft on langs proberen te verklaren, waarom de Russische filmindustrie er maar niet in slaagt goede filmkomedies te maken: „De producenten nemen in hun films veel te veel problemen op". Ter illustratie van zijn mening ver telde hij de volgende anecdote: „Toen ik student was, stuurde ik een meisje er op uit om worstjes voor me te halen, Het kind had blijkbaar honger. Dus beet ze van elk worstje een stuk af. Op die manier bedierf ze alle worstjes voor mij, maar bleef zelf hongerig. Als ik onze filmkomedies zie, moet ik altijd aan dat meisje denken. De makers bren gen allerlei problemen op het doek. maar lossen er geen enkel op". De heer Alexandrov, die natuurlijk zo iets alleen maar durfde zeggen, omdat hij er van allerhoogste zijde toestem ming toe had gekregen, heeft gemakke lijk praten. Maar we zouden wel eens willlen weten, waarvoor een Russische filmregisseur in zijn vaderland allemaal zou worden uitgekreten, als hij het waagde eens een echt-luchtige film komedie op het doek te brengen. De Franse filmregisseur Bernard Bor- derie, maker van „Fortune Carrée", gaat een CinemaScope-film vervaardigen, die „Les cahiers de Louis-Adhémar-Timo- thée Le Golif captaine de la filibuste" zal heten. Er wordt hier kennelijk een poging ge daan om de titel aan te passen aan de breedte van het scherm. Het is nu maar te hopen, dat hij er helemaal op kan. De fameuze Franse komiek Fernandel heeft dezer dagen in de noga-stad Mon- télimar de wereldpremière bijgewoond van zijn laatste film „Le printemps, l'automne et l'amour", geregisseerd door Gilles Grangier. Bij zijn aankomst bood de burgemees ter Fernandel, die in de film de rol speelt van een noga-maker, een borst beeld aan.... van Fernandel. „Ik ben diep getroffen door deze hoge eer", verklaarde de komiek. „U kunt het opeten", antwoordde de burgemeester. „Het beeld is van noga". Van Montélimar is Fernandel terug gekeerd naar Marseille, van waar hij intussen alweer naar Rome is vertrok ken om daar aan zijn derde „Don Ca- millo"-film te beginnen. Eigenlijk is het leven van een film actrice helemaal niet moeilijk. Ze hoeft alleen maar precies te doen. wat de filmregisseur haar zegt, er op het juiste moment lief uit te zien en verder nooit „Nee" te zeggen tegen handtekeningja gers. Toch zitten er soms wel enkele adder tjes onder het studiogras. Neem bijvoor beeld het jonge Engelse sterretje Diane Cilento. Op het ogenblik is ze aan het werk in de Pinewood-studio voor de film „The Woman for Joe". Er lief uitzien? Geen bezwaar: net-nylons, een nauwslui tend tricot, een turquoise-blauwe en witte blouse en een hoge hoed. Handtekenin gen zetten? Dat hoeft nog niet, want er is niemand, die er om vraagt. Nu nog niet tenminste. En doen wat regisseur ..Het risico dat één van je vingers bij da elleboog werd afgebeten!" TA A De Amerikaanse regisseur Edward Dmytryk zal de roman van de Franse schrijver Henri Troyat „La Neige en deuil" gebruiken als thema voor zijn volgende film in VistaVision, die zal worden vertoond onder de titel „The Mount" (De Berg). Troyat beschrijft in zijn boek een tragisch vliegtuigongeluk in de Alpen en het avontuur van twee broers, die de slachtoffers hulp bieden. Spencer Tracy zal de hoofdrol spelen in deze film, die in September a.s. in productie gaat. Uit het boekje no 17 waarin de Katho lieke Film-Centrale de uitslagen van de nakeuring over het tweede halfjaar van 1954 bekend maakt, blijkt dat in die perio de 206 hoofdfilms werden nagekeurd. Van de hoofdfilms werden er 175 (84,9door de K.F.C. voor dezelfde leeftijdsklassen toe gelaten als door de rijkskeuring. Hieron der vallen echter 18 (8.7 pet) voor per sonen boven 18 jaar toelaatbaar verklaar de films, waarvan de toelating alleen met strenger voorbehoud kon worden ge handhaafd. Negentien hoofdfilms (9.3 pet) werden voor een hogere leeftijdsklasse toegelaten, waaronder vier films voor personen boven 18 jaar met strenger voorbehoud. Twaalf hoofdfilms (5.8 pet) werden niet toegelaten. Het totale aantal afwijkingen in de laat ste zes maanden van 1954 beliep derhal ve 23.8 pet (49 hoofdfilms). In zijn inleiding tot het boekje herin nert de directeur, de heer A. H. B. Briels, aan de viering van het zilveren jubileum der K.F.C. Gedurende deze 25 jaar zijn ten naaste bij 8400 hoofdfilms gekeurd, een „werk" dat de keuringscommissie in ruim 12.000 uur heeft verricht en waarbij ruim 20.000 kilometer film voor de ogen van de leden werden ontrold. Ongeveer 1500 kilometer daarvan werdl ontoelaatbaar geacht. Tevens maakt de heer Briels melding van het bezoek dat hij heeft gehad van een belanstingambtenaar, die aan da K.F.C. een nieuwe titel heeft gegeven. In tegenstelling tot de cynici, d'e menen, dat een 25-jarig bestaan als dat van de K.F.C. alleen maar een kwestie is van ':®Vv A (Van onze Parijse correspondent) Een jaar jaar geleden hebben wij een boekhandelaar „ontdekt Hij beeft ons heel wat geleerd in de langdurige gesprekken, waarin hij een soms aandoenlijke liefde voor bet boek aan de dag legde. En waarin vooral frappeerde zijn bijzondere bekendheid met de Franse uitgeverij. De verrassingen bleven niet uit. Zijn winkel werd nagenoeg een litteraire salon. Zijn grote bekendheid met de literatuur en de juistheid van zijn oordeel deden ons gissen naar zijn opleiding. Het bleek dat hij een lyceumprofessor in letterkunde was, die al spoedig bet onderwijs had verlaten om zich geheel aan bet apostolaat door middel van het goede boek te wijden. De pastoor van zijn parochie „Notre Dame de Lorette", zag er iets in. Achter in de kerk volgt hij de feesten van het kerkelijk jaar met tentoonstellingen en hoe weinig plaats er ook nog beschikbaar blijft, men vindt er Zondags altijd boeken- uitstallingen. En bij die uitstellingen onze boekhandelaar Jean Huguet. Goede resultaten bleven naar ons is gebleken niet uit. Onze boekhandelaar, die zich voor alle -jeugdwerk interesseert, had van zijn winkel ook het centrum gemaakt voor de „Jeunesse misicale" een organisatie die het de jongeren moge lijk maakt de beste concerten en uit gezochte toneelstukken te horen. Hij zag welke opvoedende kracht daar van uitging. Hij verliet zijn winkel, die hij aan een ander jong idealist overliet en ging de Jeunesse litte raire" oprichten. Een poging om de jongelieden op te voeden naar bet goede, vruchtbare boek. Hij heeft reeds de medewerking van tal van uit gevers, Het gaat er vooral om de jeugd te leiden naar de verantwoorde uitgaven, die zij tegen een sterk ver minderde prijs kan bekomen. Er was nog een andere reden waar om Jean Huguet, die nu dertig jaar Is uit zijn winkel was verdwenen. Die werd ons ontvouwd in boekvorm. Hij zond ons deze week zijn eerste ro man, en die deed ons de wa-re Jean Huguet kennen. Tot dusver had hij alleen de in jaren korte, maar in ervaring rijke loopbaan laten ken nen van de man die zijn bekommer nis voor het goede boek tot een le venstaak heeft gemaakt. Nu is in het contact met b^ek en letteren de be hoefte tot schrijven ontwaakt. Dat kan niet verbazen bij een ernsig en kundig man wiens aanraking met het leven de poótische aanleg niet heeft aangetast. Toen wij zijn „Stelio" open sneden wisten we dat wij ons niet in de „zwarte lectuur" zouden begeven. Het leven van Stelio is kort. On- gelikkig opgegroeid in een afschu welijk jeugdleven tussen een dron ken vader en een verbitterde moe der, ontvlucht het vijftienjarig kind als in droomtoestand het ouderlijk huis om bij een pastoor terecht te koken, die hem opvoedt, zijn uitzon derlijk muzikale gaven ontdekt en een organist van hem maakt. Totdat hij nog eer de jeugdjaren achter hem komen te liggen de vermaardheid bereikt op het ogenblik dat de tu berculose hem neervelt. Droeve his torie? Ongetwijfeld is Stelio voortdu rend bewogen geweest door 't lijden en door de ellende maar ziin le ven baadt steeds in een licht van verlangen naar zuivering door de lief de. Alle somberheid wordt boven dien weggevaagd, door het dichterlijk talent van de schrijver. Nieuwe Grand Meaulnes? Doet de presentie van het boven natuurlijke aan de invloed van Ber nanos denken, voor wat de kracht van evocatie betreft, voor wat de gehele schildering van Stelio's leven aangaat, kennen we geen vergelijkings mogelijkheid bij franse schrijvers, of het moest Alain Fournier's „Grand Meaulnes" zijn. Eerder denken we aan zekere noordelijke poëtische ver tolking zoals Selma Lagerlof's „In- grid". De eerste h'elft van het boek is louter poëzie De zeer tragische fi guren, die Stelio omgeven, blijven oftgelukkigen die meer meewaren dan afschuw verwekken. In hun verdor ven heden blijft men een verborgen kern aanvoelen die de hoop op red ding geeft. In zulk dualisme beslist slechts d egoddelijk egenade. Het zijn gesloten levens, wier nuchtere alle daagsheid het vuur der naastenlief de niet kan smoren. Het iets een sterk talent door de beangstigertde lotgevallen van een jong leven zodanig de dichterlijke ge spannenheid vol te houden om de bekoring te doen voortduren. De greev is te veeleisend geweest Er komt een ogenblik dat de natuurlijke liefde, in het leven van Stelio treedt. Lichamelijk is Stelio dan al veroor deeld. Zijn vriendin kan niet anders zijn dan troosteres, verpleegster. De opgang van Stelio naar de redding voor allen met wie hij in aanraking is geweest, het besef dat allen toch een hart bezaten dat niet zonde liefde was, hebben de schrijver een overstelping van beschrijvingen inge geven waaronder ae dichter! 'jke span ning bedolven wordt Vooral het twee de gedeelte van l.et werk heeft zwak heden. Doch nog voor het einde van Stelio, dat men zielig mag noemen maar niet volgens het geijkte spraak gebruik, als Stelio nog slechts de as piratie naar het Oneindige kent, be reikt de schrijver weer de hoogte der beste bladzijden. Het is niet onwaarschijnlijk dat Je an Huguet zijn ervaringen nog zal uitbreiden en zal moeten ondervin den dat in de mode waarin de ro mankunst der laatste jaren is geraakt vele van zijn schilderingen te senti menteel zullen klinken. De hard heid der gebeurtenissen hebben de hedendaagse mens ongevoelig gemaakt voor de droom, zelfs als die het ven ster opent voor wat onzichtbaar word gehouden maar waarheen de geest zich heeft te richten. Ondanks de te kortkomingen achten wij Stelio een schrijversdebuut van betekenis. tijdsverloop, omdat de zogenaamde werk zaamheden bij wijze van spreken uit sluitend bestaan in „uitzitten blijkt het fiscale oog in de K.F.C. zo iets „werk zaams" te zien als een fabriek te we ten een „fabriek vzn geschriften met geestelijke waarden." We halfjaarlijkse keuringsboe'kjse). Wat de fiscale consequenties van deze fiscale terminologie voor de^ K.F.C. zijn geweest, staat niet vermeld in deze Uit slagen van de Katholieke Filmkeuring over het tweede halfjaar van 1954. Onder deze titel is zo pas een brochure verschenen over het leven van de onge schoeide carmelitessen. In kort bestek geeft zij een indrukwekkende schets van dit geheel op God ge.richte en geconcen treerde leven. Dit schijnbaar zo monotone streng- gedisciplineerde leven is in feite een groots avontuur, een voortdurend open staan voor de ontmoeting met God. de grote Onkenbare. De levenswijze van deze geheel in God opgaande zusters is onze op het aardse geconcentreerde ge notzuchtige tijd 'n hoogst imponerende werkelijkheid. De brochure is een uit gave van de zusters Carmelitessen te Echt tL.) Jean Huguet Spencer 1 racy speelt de hoofdrol in de film The Mount", die de Ameri kaanse regisseur Edward Dmytryk maakt naar de. roman van de Franse schrijver Henry Troyat „L" Seige en deuil George More O'Ferrall haar zegt.' Na tuurlijk. Maar dat v.el niet io mee, want ze moest voor hem r®8e'techt een leeu wenkooi binnenwandelen en er een liedje zingen voor de leeuw en zijn twee vrien dinnetje- Dit hoort namelijk bij haar rol als ker- mismeisje. In de film verricht ze deze stunt met de leeuwen om klanten te trekken voor de kermis. In de studio bestrooid met zaagsel en vol tenten, draaimolens en luehtschommels om alles zo echt mogelijk te maken - was Diane het enige lid van de filmgroep, di? ge regeld de tralies van de leeuwenkooi met het opschrift „Verboden toegang - Ge vaarlijk mocht passeren. Haar tegen spelers George Baker en David Kossof zaten op hun gemak de verrichtingen van Diana gade te slaan - aan de buiten zijde van de tralies. De drie leeuwen maken deel uit van Engelands beroemde Rosaire-troen ge dresseerd door David Gabriel, die voort- durend vlak in de buurt bleef. Diane Cilento's lievelingsleeuw trad niet in de scène op. Di4 is namelijk Ram, een leeuwenwelp van zes maanden, die tijdelijk in de timmerwerkplaats van de Pinewood-studio's was ondergebracht. Ie dereen speelde graag met Rani. tenmin ste iedereen, die niets gaf om een paar decimeter lang krabbels. Of, zoals een journalist, die op bezoek was. opmerkte: EEN HALVE EEUW „VRIJDAG" De Eindhovense drukkerij Vriidag" uTsVJ? h3lVe eeUW' BiJ deze gelegen, ven it j-eSn jubileumboek uitgege- van haaif1 in ru'cweltkend beeld geeft grafische kunT* °P hefttideirUitVOerinfi is de grootste zorg ea- Len zeer aantrekkelijke uitgave. „BINDING" Onder deze titel is een nieuw twee maandelijks tijdschrift verschenen, als or. gaan van de Stichting Het Nederlands Studentensanatorium. Door middel van dit tijdschrift wil het Studentensanatorium geregeld contact krijgen met de buitenwereld. Met deze „buitenwereld" worden hier in de eerste plaats bedoeld de bijna tienduizend men sen in Nederland en daarbuiten, die tot de vaste donateurs van de Stichting be horen. Voorts is het de bedoeling dat de medewerkers van de Stichting alsook de donateurs stof geboden wordt tot bezin ning op de problemen, ter oplossing waarvan het Studentensanatorium in het leven is geroepen, terwijl tenslotte ook de doelstellingen, die de geestelijke ach tergrond van het sanatorium vormen d.m.v. dit tijdschrift onder de aandacht van belangstellenden zullen worden ge bracht. Het nieuwe tijdschrift, dat onder de redactie staat van dr P. H. Ritter jr, J. C. van Moort en J. H. Taat. wordt giatis verspreid. De adverteerders van dit tijdschrift zijn tevens de financiers ervan. Het eerste nummer bevat o.a. interes sante artikelen over de tuberculose en haar behandeling (door dr F. N. Si- kinga), de functie van de psychiater in het sanatorium (door H. Loois), de Stu dentenpers (door J. C. van Moort) en een aardig stukje van S. Carmiggelt.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1955 | | pagina 10