WAT ONZE OUDERS EN
GROOTOUDERS LAZEN
Z
I
p*# x
Romandebuut van een boekhandelaar
Een boeiende keuze uit de
vergetenen
tïS©
m
Wij zijn te critisch
Stelio
een
dichterlijke
dr
oom
VERRASSENDE
ONTDEKKING
i
r
Jean Huguet op de bres voor
het goede boek
De Wereld
in Drukinkt
ZATERDAG 16 APRIL 1955
PAGINA 10
Bij de Wereld Bibliotheek te Amsterdam verscheen een merk
waardige bloemlezing, welke de bijzondere aandacht verdient. Uit
het 1 carl- wn do srkrtt^ers, die van ongeveer 1880 tot 1920 publi
ceerden, heeft dr Victor E. van Vries
land een keuze gemaakt. Het ging hem
om de schrijvers, die niet of bijna niet
meer worden gelezen. Deze „vergetenen"'
zijn dus de auteurs, wier romans en ven
halen door onze ouders (of) grootouders
zijn verslonden. Er bevinden zich geen
„Tachtigers" bij die zijn niet verge
ten, al kan men zich niet goed voorstel
len dat de romans van Van Deyssel nog
dikwijls worden gelezen. Van Vriesland
rangschikt op twee na de negen en
dertig auteurs van zijn keuze chronolo
gisch naar het jaar van hun geboorte. De
eersten zijn Cornélie Huygens en Mar
cellus Emants, die in 1848 iverden ge
boren. De rij sluit met Gerard van den
Hoek (1894-1916). Als een soort toe-
en Aleida van Pellecom, die in 1869 hei
gift volgen dan nog Cornélie Noordwcl
levenslicht aanschouwden. Nu zijn zij laatsten, die nochtans niet de
1
eersten zullen zijn!
Veel plezier.
Genietbaar
Hans van Bei-gen
(Van onze filmredacteur)
Winsten in 1954 merkbaar gestegen. Bioscoopbalans op
gemaakt. Carl Th. Dreyer gaat iveer filmen. Film over
het leven van Christus. Opnamen in Israël met Joodse
spelers. Gregori Alexandrov over het gebrek aan goede
Russische filmkomedies. Filmtitel aangepast aan Cinema-
Scope. Fernandel kreeg borstbeeld van noga. Aan zijn
derde „Don Camilla-film toe. Doen wat de regisseur zegt.
Diane Cilento in een leeuwenkooi. „Risico, dat één van
je vingers bij je elleboog wordt afgebeten". Edward Dmv-
tryk verfilmt „La Neige en deuil" in Vista Vision. K.F.C.
in tweede halfjaar van 1954. „Fabriek van geschriften
met geestelijke waarden".
aai
- -- -
v V;' m
Uy/Vo. \4
ity \//-;- y y y '"x x.
Poëtische aanleg
Bernanos heeft in zijn auto
biografische aantekeningen ge
schreven: „Alles gaat goed. Ik
voel me alleen. Even alleen als ik
droomde te zijn toen ik 15 jaar
was". Het zijn d;e laatste woer
den die de vereerder van Berna
nos heeft aangegrepen voor de
conceptie van zijn „Stelio", een
jongelingsleven geplaatst in de
sfeer die de schrijver aangeeft
met zijn ondertitel: „de Echo in
de Kathedraal".
DIANE CILENTO
in een leeuwenkooi
WAT IS EIGENLIJK DE
CARMEL?
Dr VICTOR E. VAN VRIESLAND
pleitbezorger van de
vergetenen
De meeste lezers van dit boek zullen
van verscheidene der opgenomen schrij
vers nog nooit gehoord hebben, laat staan
dat zij hun werk kennen. Er wachten hun
verrassende ontdekkingen. Gerben Colm-
jon, die reeds met menige legende om
trent „het wonder van Tachtig" af
rekende. heeft er in zijn studie „De Ne
derlandse letteren in de negentiende eeuw
(W.B. A'dam 1953) op gewezen, dat de
Tachtigers veel waardevols in onze lite
ratuur hebben overschreeuwd. Hij heeft
daar overtuigende bewijzen van overlegd.
Welnu, ook in „De vergetenen" zijn ze te
vinden.
Eerst iets omtrent de keuze. De sa
mensteller wijst erop, dat een boek als
dit noodzakelijkerwijs onvolledig moest
blijven. Graag had hij fragmenten van
nog wat andere auteurs opgenomen hij
noemt enige namen waaraan er nog ver
scheidene zouden zijn toe te voegen, bij
voorbeeld Haspels, Netscher, van Hulzen,
Paap. Maar zo kan men bezig blijven.
Wat ons echter in hoge mate bevreemdt
is dat de naam van Ary Prins nergens
wordt genoemd. Deze zeer markante
schrijver neemt in onze literatuur 'n bij
zondere plaats in. Helaas kan men niet
anders zeggen, dan dat hij vergeten is
althans even weinig of nog minder wordt
gelezen dan Emants, wiens „Nagelaten
bekentenis" tenminste nog enige jaren ge
leden is herdrukt. Emants steekt trou
wens met kop en schouders boven het
gezelschap der vergetenen uit. Hij was
zowel wat zijn stijl als zijn psychologisch
inzicht betreft, zijn tijd ver vooruit. Van
Vriesland heeft hem met het gekozen
fragment uit „Liefdeleven" alle recht
doen wedervaren.
Of ook de andere schrijvers allemaal
even goed vertegenwoordigd zijn, is moei
lijk te zeggen. Van Vriesland legt over
de door hem gebruikte maatstaven de
volgende verklaring af. ,,De voor deze
anthologie uitgezochte fragmenten en in
tegrale teksten zijn gekozen hetzij om
hun literaire, hetzij om hun literair-his-
torische waarde; anders gezegd, om hun
schoonheid als kunst (wanneer men een
oud man deze twee uit de mode geraakte
woorden nog vergunnen wil) of om hun
kenschetsende en documentaire functie.
Hieraan verbindt hij nog de volgende
interessante overpeinzing .,Ik heb zo dik
wijls gedacht, dat de officieel gecanoni
seerde literatuur uit de handboekjes met
de algemeen erkende namen minder ge
schikt is, althans cultuurhistorisch, een
beeld van de eigenlijke beschaving en het
gemiddelde geestesleven van een volk in
een tijdvak te geven, dan die der middel-
matigen. Tweederangs of voor mijn part
tienderangs schrijvers zijn daarvoor meer
t-twakteristiek, representatief en verhel
derend dan de genieën, de heel groten,
de hun tijd ver vooruit zijnde figuren
Dat de brief, die een persoon uit
Melati van Java's roman „Waarheen?"
aan een vriendin schrijft, erg karakte
ristiek is voor de persoon of het schrij
verschap van de auteur wagen wij te
betwijfelen. Wie de volgende bijna tra-
gi-comische uitroep leest: Alles is hier
in de grote wereld geen goud wat er
blinkt. En als gij u verveelt, beste Lot
te, omdat er niets in je leven voor
valt, denk dan ook niet, dat het leven,
geheel gewijd aan pret en uitgaan, zo
aangenaam is", begrijpt direct, dat
de schrijfster de draak met haar Mgthil-
de steekt. Maar ligt haar kracht dan
vooral in het ironische? Wij betwijfelen
het. In ieder geval kunnen bepaalde mo
derne filosophen hun hart ophalen aan
dit epistel. „Ik vind het leven zo leeg,
zo doelloos.." jammerde Mathilde al
vijftig jaar geleden!
Overigens maakt van Vriesland er al
lerminst een geheim van, dat hij wel eens
heeft moeten glimlachen bij het zoeken
der teksten. Hij heeft niet gestreefd naar
caricaturale effecten, maar hij heeft ze
ook niet vermeden. Veel plezier hebben
we beleefd aan een mysterieus roman
fragment van Elisa Soer. Men stelle zich
voor: papa Raap is spoorloos, na een be
zoek aan de burgemeester. De vraag, wat
er met de goede man is gebeurd, in
trigeert ons in hoge mate. Het enige
wat we te weten komen is, dat de knecht
van de burgemeester tegenover Raaps
bijdehante dochter („Ik ben een burger
manskind en sta in het huis van mijn
burgervader") verklaart, dat de vermis
te daar niet meer is. Maar Keetje meent
de stexp van haar vader te horen..
Wat er allemaal achter zit? Neen, we
willen het toch liever maar niet weten,
want misschien is het iets ontnuchterend
doodgewoons.
Ook het werk van Jeanne Reyneke van
Stuwe, de echtgenote van Willem Kloos
mag er zijn. Óp 25-jarige leeftijd, dat
was in 18g9, deed deze Haagse freule
het_ geheime liefdeleven van een zeker
Felix uit de doeken. Weet u, deze Felix
was en „moreel-ontwikkeld, in z'n fat-
soentje-ge-kneld jongmens" al was z'n
studententijd verre van verheffend ge
weest. Maar dat was doodgewoon voor
een moreel-ontwikkeld jongmens als hij
Gekker wordt het, dat hij na die rumoe
rige tijd vrouwen „brutaal aankeek". Ge
lukkig. maakte het hem zelf angstig en
benauwd, zodat we op zijn redding mogen
hopen.
Van Marie Gijsen. de katholieke Schie-
damse schrflfster, die gevoelige schetsen
over het Brabantse volksleven schreef,
is een goed fragment uit „Brord en Han-
ne" opgenomen. Wij geloven, dat deze
eenvoudige vertelster zeer is onderschat.
Natuurlijk treffen we in deze bundel Van
Oordt, Van Grocningen, Borel (zijn „Zus
je" valt toch niet erg mee) en Hopman
aan.
De grootste „ontdekking" die deze
bloemlezing ons bracht was wel het voor
iedereen te constateren feit, dat er vóór
de wekroep van Tachtig heel wat lees
baarder en zelfs genietbaarder proza ge
schreven werd dan door de epigonen van
Van Deyssel werd gewrocht. Het een
voudige tafereeltje, dat Cornélie Huygens
van een muziekavond in het park gaf
heeft ons werkelijk bekoord. En tekent
de schets „Opgebracht" van W. G. van
Nouhuys wel even sterk als het zonder
twijfel zeer knappe Rotterdamse verhaal
van Henri Hartog? Eén zin hieruit: „Juf
frouw de Moer liep naar-ontnuchterd uit
haar coquette trots-genieting-van-dat-nog_
te beleven-van-zo-met-ie-zoon-te-komme
tussen -nette -mensen -als -tot -hen -beho
rend"
Ook het verhaal „De verwenste thuis
komst" van Gerard van den Hoek. die
in 1916 op 22 jarige leeftijd stierf, was
alleszins de moeite van het herdrukken
waard. Opvallend is, als men de gehele
bundel overschouwt, de overheersend so
ciale inslag. We worden geplaatst in de
tijd, dat het naturalisme opkwam en hoog
tij vierde. Sommige schrijvers zijn zelfs
vrij rauw en de bundel is dan ook be
stemd voor volwassenen.
Wij hopen, dat Van Vriesland's bloem
lezing de aandacht zal vinden, die zjj ver
dient. En dat er dan een tweede bun
del met werk van andere „vergetenen"
zal kunnen volgen.
R.
WERELDNIEUWS
Fernandel is momenteel in Rome
aan zijn derde „Don Camillo"-film
bezig
Het zal de meesten wel vreemd in de
aren klinken, wanneer men tegen ons
zegt dat we te critisch zijn. Hoe kan
men nu ooit TE critisch zijn? Critisch
zijn is een goede eigenschap. Het wil
zeggen, dat men niet alles zo maar
zonder meer slikt. Dat men ook zijn
eigen gedachten laat gaan, zijn eigen
mening vormt aangaande de dingen.
Men neemt de mening van anderen zo
maar niet' over, maar men toetst de
ze aan eigen zienswijze. Dit is inder
daad een goede eigenschap. Maar al te
weinig mensen beschikken over deze
eigenschap. Zij leven slechts alq kudde
dieren. Een PERSOONLIJKE smaak
kennen zij niet. Men kan hun voorzet
ten, wat men wil. Hun smaak is niet
ontwikkeld, omdat zij niet hebben leren
vergelijken, niet hun eigen mening heb
ben leren vormen. Zé leven oppervlak
kig. Het is hun allemaal even goed,
als het maar beantwoordt aan hun al
gemene onontwikkelde massa-smaak.
Hoe kan men dan van ons zeggen, dat
wij TE critisch zijn? Wij doen al het
mogelijke om de massa ook een beetje
critische zin bij te brengen. Dan moe
ten wij de massa hier toch in voor
gaan. Dan kunnen we toch ook nooit
TE zijn.
Toch wel! Wanneer wij ons eenmaal
van de massa onderscheiden hebben en
ons deze critische gesteldheid hebben
eigen gemaakt, dan doet zich meestal
het eigenaardige verschijnsel voor, dat
wij TE critisch worden.
Hiermee bedoel ik niet zozeer, dat
wij dan alles gaan afkammen, dus cri
ticasters worden, die alles beter wil
len weten en in alles alleen maar de
onvolmaaktheden zien. Dergelijke men
sen zijn er genoeg. Dat zijn bijzonder
vervelende mensen voor de samenle
ving. Maar die mensen bedoel ik hier
helemaal niet mee.
Met TE critisch zijn bedoel ik hier
dat ONZE CRITISCHE INSTELLING
ONS OVERAL PARTEN SPEELT. Wij
zijn critisch op momenten, waarop on
ze critische belangstelling helemaal niet
van pas komt. Wij kunnen onze cri
tische zin nooit eens volkomen uitscha
kelen om onbevangen open te staan
voor wat ons geboden wordt. Hierdoor
laten Wij ons veel moois ontgaan. Wij
kunnen niet meer onbevangen genieten.
Wij zetten ons al bij voorbaat schrap.
En dit is alweer een heel verkeerde in
stelling om juist en zuiver te kunnen
critiseren. Door onze TE critische in
stelling dus becritiseren wij bovendien
nog onjuist. Wil men over iets een juist
oordeel vellen, dan moet men het eerst
onbevangen aanvaarden, ondergaan en
in zich opnemen. En dit is een kunst,
een levenskunst op zich.
Zit men in een schouwburg of in wel
ke toneelzaal ook. dan moet men zich
geheel openstellen voor het stuk, dat
men te zien krijgt. En er niet bij voor
baat al critisch tegenover gaan staan,
de critiek komt later wel. Als het stuk
uit is. Als men weer thuis is en zijn
gedachten er over laat gaan. Staat men
wel bij voorbaat al critisch tegenover
het stuk. dan zal men er nooit
kunnen genieten. Wij zitten dan bij voort
during slechts te pluizen naar de fei
len van het stuk en het spel. Dit kan
nooit een gezonde objectieve critiek tot
gevolg hebben. Hoe dikwijls heb ik niet
een criticus horen verzuchten, d'e ge
noodzaakt was om zijn critiek klaar
te hebben tegelijk met het spel, om
dat zijn krant nu eenmaal niet langer
op de critiek wachten kon, dat hij een
heel andere critiek geschreven zou heb
ben, als hij er eerst eens een dagje
over had mogen nadenken, een heel
wat sympathiekere critiek meestal, een
veel gunstigere critiek. Maa rhij heeft
de tije niet gehad om het spel onbe
vangen in zich op te nemen, om er
onbevangen van te kunnen genieten. Hij
moest er als criticus heen. En tijdens
de pauze schreef hij reeds de eerste
helft van zijn critiek.
En zo vergaat het ons ook heel dik
wijls. Niet alleen, wanneer wij tegen
over een toneelspel zitten, maar door
het gehele leven. Wanneer wij tegen
over een spreker zitten, wanneer wij
een schilderijententoonstelling bezoeken
etcetera. Wij nemen het ons gebodene
niet in ons °P a's een genot, als een
geestelijk voedsel om het dan te ver
werken en het daarna later eens
aan een critische beschouwing te on
derwerpen, maar wij plaatsen ons op
een verre afstand ervan om het door
onze critische bril beter te kunnen be
kijken, zonder dat wij er rijker van wor
den, zonder dat wij de schoonheid er
van ondergaan.
Deze TE critische instelling moeten
wij trachten te vermijden om het wer
kelijke moois, dat het leven ons veel
vuldig biedt te kunnen smaken en ge
nieten zonder dat onze critische in
stelling steeds spelbreker is.
Hollywood's ontvangsten uit het buiten
land hebben het afgelopen jaar record
cijfers 200.000.000) bereikt, aldus heeft
Eric Johnson, president van de Motion
Picture Association in zjjn jaarverslag
meegedeeld.
Wijzend op het groeiende belang van
de buitenlandse markt voor de Ameri
kaanse filmindustrie, schrijft Johnson:
„Geen enkele filmindustrie kan haar
werkzaamheden onafhankelijk en op vol
doend ruime schaal voortzetten zonder
een buitenlandse markt. Maar met de
toenemende internationale populariteit
groeien ook de financiële problemen, de
belastingen, de invoerbeperkingen en an
dere vormen van discriminatie tegen de
Amerikaanse filmindustrie."
Na deze zeer materiële opmerkingen
gaat de heer Johnson plotseling aan
cultuur - met een materialistisch tint
je doen: ,,De vrije verspreiding van
films over de wereld moet door alle pro
ducenten worden nagestreefd, dit 's een
gez'onde stimulans, die ertoe zal bijdra
gen de industrie in staat te stellen haar
functie als meium van de kunst voor
de massa te blijven vervullen."
Na deze afdwaling keert Mr Eric John
son snel weer terug op het veilige com
merciële pad met de mededeling, dat het
er naar uitziet, dat de winsten in 1955
de „merkbare vooruitgang van verleden
jaar" nog zullen overtreffen. Naast de
grotere verdiensten in het buitenland is
er belangrijke vooruitgang gemaakt op
technisch gebied en draagt de verhoogde
productie van eerste klas films bij tot
nog betere vooruitzichten.
Tenslotte karakteriseerde Johnson de
vrijwillige censuur van de industrie als
,,een bolwerk tegen het nadeel van po
litieke censuur".
Dat de buitenlandse markt voor Holly
wood de moeite waard is, blijkt wel uit
de cijfers, die onlangs door de Filmaf
deling van het Amerikaanse ministerie
van handel zijn gepubliceerd. Op 1 Ja
nuari 1955 waren er in 120 landen van de
vrije wereld precies 108.537 filmtheaters
met rond 56-7 mülioen zitplaatsen in be
drijf. Daarvan hebben de Verenigde Sta
ten er „slechts" 18.300 tegen 63.00 bios
copen in Europa. Zuid-Amerika telt
6.600, Midden-Amerika 2.800 Afrika
1.700, het Verre Oosten 9.700 en de ge
bieden in de Stille Oceaan 2.300 biosco
pen-
In Europa gaat Italië met 9500 thea
ters en 4.250.000 -zitplaatsen aan de kop.
Daarna volgt Duitsland Bondsrepu
bliek en Sovjet-zóne samen met 8100
theaters en 3.300.000 zitplaatsen. Frank
rijk komt op de derde plaats met 5600
bioscopen, gevolgd door Spanje met
5.000 en Engeland met 4500 theaters.
In Latijns Amerika komt Mexico op
de eerste plaats met 2400 bioscopen, on
middellijk gevolgd door Argentinië met
rond 2300 theaters. In Azië gaan de Ja
panners voorop met 3700 theaters en 1,9
millioen zitplaatsen. Het vijfmaal zo
dicht bevolkte India telt daarentegen
slechts 3200 bioscopen met 2 millioen
plaatsen.
Volgens gegevens uit Rusland, waar
over het Amerikaanse ministerie beschikt,
telt men daar 15.700 bioscopen met een
capaciteit van 6.2 millioen zitplaatsen.
De beroemde Deense filmer Carl Th.
Dreyer, die sinds zijn film „Dies Irae"
niet meer heeft gewerkt, hoopt binnen
kort in Israël een film over het leven
van Christus te gaan maken.
Dreyer, die in 1919 voor het eerst als
regisseur optrad, en met zijn film .Jeanne
d'Arc" wereldberoemd werd, heeft mee
gedeeld, dat een groep Amerikaanse fi
nanciers dezer dagen zal beslissen, of zij
zijn plan financieel zullen steunen. Er
is intussen reden aan te nemen, dat de
beslissing in voor Dreyer gunstige zin
zal uitvallen.
De Deense regisseur heeft reeds zeven
tien jaar aan dit plan gewerkt. Het de
finitieve manuscript heeft hij tijdens een
reis door Amerika in de jaren 1948 tot
1949 klaar gemaakt.
In de film, die geheel in Israël zal
worden opgenomen, zullen uitsluitend
Joodse acteurs optreden, onder wie tal
van amateurs.
Gregori Alexandrov, een der voor
naamste sovjet-regisseurs, heeft on
langs proberen te verklaren, waarom de
Russische filmindustrie er maar niet in
slaagt goede filmkomedies te maken:
„De producenten nemen in hun films
veel te veel problemen op".
Ter illustratie van zijn mening ver
telde hij de volgende anecdote: „Toen
ik student was, stuurde ik een meisje
er op uit om worstjes voor me te halen,
Het kind had blijkbaar honger. Dus
beet ze van elk worstje een stuk af. Op
die manier bedierf ze alle worstjes voor
mij, maar bleef zelf hongerig. Als ik
onze filmkomedies zie, moet ik altijd
aan dat meisje denken. De makers bren
gen allerlei problemen op het doek.
maar lossen er geen enkel op".
De heer Alexandrov, die natuurlijk zo
iets alleen maar durfde zeggen, omdat
hij er van allerhoogste zijde toestem
ming toe had gekregen, heeft gemakke
lijk praten. Maar we zouden wel eens
willlen weten, waarvoor een Russische
filmregisseur in zijn vaderland allemaal
zou worden uitgekreten, als hij het
waagde eens een echt-luchtige film
komedie op het doek te brengen.
De Franse filmregisseur Bernard Bor-
derie, maker van „Fortune Carrée", gaat
een CinemaScope-film vervaardigen, die
„Les cahiers de Louis-Adhémar-Timo-
thée Le Golif captaine de la filibuste"
zal heten.
Er wordt hier kennelijk een poging ge
daan om de titel aan te passen aan de
breedte van het scherm. Het is nu maar
te hopen, dat hij er helemaal op kan.
De fameuze Franse komiek Fernandel
heeft dezer dagen in de noga-stad Mon-
télimar de wereldpremière bijgewoond
van zijn laatste film „Le printemps,
l'automne et l'amour", geregisseerd door
Gilles Grangier.
Bij zijn aankomst bood de burgemees
ter Fernandel, die in de film de rol
speelt van een noga-maker, een borst
beeld aan.... van Fernandel.
„Ik ben diep getroffen door deze hoge
eer", verklaarde de komiek.
„U kunt het opeten", antwoordde de
burgemeester. „Het beeld is van noga".
Van Montélimar is Fernandel terug
gekeerd naar Marseille, van waar hij
intussen alweer naar Rome is vertrok
ken om daar aan zijn derde „Don Ca-
millo"-film te beginnen.
Eigenlijk is het leven van een film
actrice helemaal niet moeilijk. Ze hoeft
alleen maar precies te doen. wat de
filmregisseur haar zegt, er op het juiste
moment lief uit te zien en verder nooit
„Nee" te zeggen tegen handtekeningja
gers.
Toch zitten er soms wel enkele adder
tjes onder het studiogras. Neem bijvoor
beeld het jonge Engelse sterretje Diane
Cilento. Op het ogenblik is ze aan het
werk in de Pinewood-studio voor de film
„The Woman for Joe". Er lief uitzien?
Geen bezwaar: net-nylons, een nauwslui
tend tricot, een turquoise-blauwe en witte
blouse en een hoge hoed. Handtekenin
gen zetten? Dat hoeft nog niet, want er
is niemand, die er om vraagt. Nu nog
niet tenminste. En doen wat regisseur
..Het risico dat één van je vingers bij da
elleboog werd afgebeten!"
TA A
De Amerikaanse regisseur Edward
Dmytryk zal de roman van de Franse
schrijver Henri Troyat „La Neige en
deuil" gebruiken als thema voor zijn
volgende film in VistaVision, die zal
worden vertoond onder de titel „The
Mount" (De Berg).
Troyat beschrijft in zijn boek een
tragisch vliegtuigongeluk in de Alpen
en het avontuur van twee broers, die
de slachtoffers hulp bieden.
Spencer Tracy zal de hoofdrol spelen
in deze film, die in September a.s. in
productie gaat.
Uit het boekje no 17 waarin de Katho
lieke Film-Centrale de uitslagen van de
nakeuring over het tweede halfjaar van
1954 bekend maakt, blijkt dat in die perio
de 206 hoofdfilms werden nagekeurd. Van
de hoofdfilms werden er 175 (84,9door de
K.F.C. voor dezelfde leeftijdsklassen toe
gelaten als door de rijkskeuring. Hieron
der vallen echter 18 (8.7 pet) voor per
sonen boven 18 jaar toelaatbaar verklaar
de films, waarvan de toelating alleen met
strenger voorbehoud kon worden ge
handhaafd. Negentien hoofdfilms (9.3 pet)
werden voor een hogere leeftijdsklasse
toegelaten, waaronder vier films voor
personen boven 18 jaar met strenger
voorbehoud. Twaalf hoofdfilms (5.8 pet)
werden niet toegelaten.
Het totale aantal afwijkingen in de laat
ste zes maanden van 1954 beliep derhal
ve 23.8 pet (49 hoofdfilms).
In zijn inleiding tot het boekje herin
nert de directeur, de heer A. H. B. Briels,
aan de viering van het zilveren jubileum
der K.F.C. Gedurende deze 25 jaar zijn
ten naaste bij 8400 hoofdfilms gekeurd,
een „werk" dat de keuringscommissie
in ruim 12.000 uur heeft verricht en
waarbij ruim 20.000 kilometer film voor
de ogen van de leden werden ontrold.
Ongeveer 1500 kilometer daarvan werdl
ontoelaatbaar geacht.
Tevens maakt de heer Briels melding
van het bezoek dat hij heeft gehad van
een belanstingambtenaar, die aan da
K.F.C. een nieuwe titel heeft gegeven.
In tegenstelling tot de cynici, d'e menen,
dat een 25-jarig bestaan als dat van de
K.F.C. alleen maar een kwestie is van
':®Vv
A
(Van onze Parijse correspondent)
Een jaar jaar geleden hebben wij een boekhandelaar „ontdekt Hij
beeft ons heel wat geleerd in de langdurige gesprekken, waarin hij
een soms aandoenlijke liefde voor bet boek aan de dag legde. En
waarin vooral frappeerde zijn bijzondere bekendheid met de Franse
uitgeverij. De verrassingen bleven niet uit. Zijn winkel werd nagenoeg
een litteraire salon. Zijn grote bekendheid met de literatuur en de
juistheid van zijn oordeel deden ons gissen naar zijn opleiding. Het
bleek dat hij een lyceumprofessor in letterkunde was, die al spoedig
bet onderwijs had verlaten om zich geheel aan bet apostolaat door
middel van het goede boek te wijden. De pastoor van zijn parochie
„Notre Dame de Lorette", zag er iets in. Achter in de kerk volgt hij
de feesten van het kerkelijk jaar met tentoonstellingen en hoe weinig
plaats er ook nog beschikbaar blijft, men vindt er Zondags altijd boeken-
uitstallingen. En bij die uitstellingen onze boekhandelaar Jean Huguet.
Goede resultaten bleven naar ons is gebleken niet uit.
Onze boekhandelaar, die zich voor
alle -jeugdwerk interesseert, had van
zijn winkel ook het centrum gemaakt
voor de „Jeunesse misicale" een
organisatie die het de jongeren moge
lijk maakt de beste concerten en uit
gezochte toneelstukken te horen. Hij
zag welke opvoedende kracht daar
van uitging. Hij verliet zijn winkel,
die hij aan een ander jong idealist
overliet en ging de Jeunesse litte
raire" oprichten. Een poging om de
jongelieden op te voeden naar bet
goede, vruchtbare boek. Hij heeft
reeds de medewerking van tal van uit
gevers, Het gaat er vooral om de
jeugd te leiden naar de verantwoorde
uitgaven, die zij tegen een sterk ver
minderde prijs kan bekomen.
Er was nog een andere reden waar
om Jean Huguet, die nu dertig jaar
Is uit zijn winkel was verdwenen. Die
werd ons ontvouwd in boekvorm. Hij
zond ons deze week zijn eerste ro
man, en die deed ons de wa-re Jean
Huguet kennen. Tot dusver had hij
alleen de in jaren korte, maar in
ervaring rijke loopbaan laten ken
nen van de man die zijn bekommer
nis voor het goede boek tot een le
venstaak heeft gemaakt. Nu is in het
contact met b^ek en letteren de be
hoefte tot schrijven ontwaakt. Dat
kan niet verbazen bij een ernsig en
kundig man wiens aanraking met het
leven de poótische aanleg niet heeft
aangetast. Toen wij zijn „Stelio" open
sneden wisten we dat wij ons niet in
de „zwarte lectuur" zouden begeven.
Het leven van Stelio is kort. On-
gelikkig opgegroeid in een afschu
welijk jeugdleven tussen een dron
ken vader en een verbitterde moe
der, ontvlucht het vijftienjarig kind
als in droomtoestand het ouderlijk
huis om bij een pastoor terecht te
koken, die hem opvoedt, zijn uitzon
derlijk muzikale gaven ontdekt en een
organist van hem maakt. Totdat hij
nog eer de jeugdjaren achter hem
komen te liggen de vermaardheid
bereikt op het ogenblik dat de tu
berculose hem neervelt. Droeve his
torie? Ongetwijfeld is Stelio voortdu
rend bewogen geweest door 't lijden
en door de ellende maar ziin le
ven baadt steeds in een licht van
verlangen naar zuivering door de lief
de. Alle somberheid wordt boven
dien weggevaagd, door het dichterlijk
talent van de schrijver.
Nieuwe Grand Meaulnes?
Doet de presentie van het boven
natuurlijke aan de invloed van Ber
nanos denken, voor wat de kracht
van evocatie betreft, voor wat de
gehele schildering van Stelio's leven
aangaat, kennen we geen vergelijkings
mogelijkheid bij franse schrijvers, of
het moest Alain Fournier's „Grand
Meaulnes" zijn. Eerder denken we
aan zekere noordelijke poëtische ver
tolking zoals Selma Lagerlof's „In-
grid".
De eerste h'elft van het boek is
louter poëzie De zeer tragische fi
guren, die Stelio omgeven, blijven
oftgelukkigen die meer meewaren dan
afschuw verwekken. In hun verdor
ven heden blijft men een verborgen
kern aanvoelen die de hoop op red
ding geeft. In zulk dualisme beslist
slechts d egoddelijk egenade. Het zijn
gesloten levens, wier nuchtere alle
daagsheid het vuur der naastenlief
de niet kan smoren.
Het iets een sterk talent door de
beangstigertde lotgevallen van een
jong leven zodanig de dichterlijke ge
spannenheid vol te houden om de
bekoring te doen voortduren. De
greev is te veeleisend geweest Er
komt een ogenblik dat de natuurlijke
liefde, in het leven van Stelio treedt.
Lichamelijk is Stelio dan al veroor
deeld. Zijn vriendin kan niet anders
zijn dan troosteres, verpleegster. De
opgang van Stelio naar de redding
voor allen met wie hij in aanraking
is geweest, het besef dat allen toch
een hart bezaten dat niet zonde
liefde was, hebben de schrijver een
overstelping van beschrijvingen inge
geven waaronder ae dichter! 'jke span
ning bedolven wordt Vooral het twee
de gedeelte van l.et werk heeft zwak
heden. Doch nog voor het einde van
Stelio, dat men zielig mag noemen
maar niet volgens het geijkte spraak
gebruik, als Stelio nog slechts de as
piratie naar het Oneindige kent, be
reikt de schrijver weer de hoogte
der beste bladzijden.
Het is niet onwaarschijnlijk dat Je
an Huguet zijn ervaringen nog zal
uitbreiden en zal moeten ondervin
den dat in de mode waarin de ro
mankunst der laatste jaren is geraakt
vele van zijn schilderingen te senti
menteel zullen klinken. De hard
heid der gebeurtenissen hebben de
hedendaagse mens ongevoelig gemaakt
voor de droom, zelfs als die het ven
ster opent voor wat onzichtbaar word
gehouden maar waarheen de geest
zich heeft te richten. Ondanks de te
kortkomingen achten wij Stelio een
schrijversdebuut van betekenis.
tijdsverloop, omdat de zogenaamde werk
zaamheden bij wijze van spreken uit
sluitend bestaan in „uitzitten blijkt het
fiscale oog in de K.F.C. zo iets „werk
zaams" te zien als een fabriek te we
ten een „fabriek vzn geschriften met
geestelijke waarden." We halfjaarlijkse
keuringsboe'kjse).
Wat de fiscale consequenties van deze
fiscale terminologie voor de^ K.F.C. zijn
geweest, staat niet vermeld in deze Uit
slagen van de Katholieke Filmkeuring
over het tweede halfjaar van 1954.
Onder deze titel is zo pas een brochure
verschenen over het leven van de onge
schoeide carmelitessen. In kort bestek
geeft zij een indrukwekkende schets van
dit geheel op God ge.richte en geconcen
treerde leven.
Dit schijnbaar zo monotone streng-
gedisciplineerde leven is in feite een
groots avontuur, een voortdurend open
staan voor de ontmoeting met God. de
grote Onkenbare. De levenswijze van
deze geheel in God opgaande zusters is
onze op het aardse geconcentreerde ge
notzuchtige tijd 'n hoogst imponerende
werkelijkheid. De brochure is een uit
gave van de zusters Carmelitessen te
Echt tL.)
Jean Huguet
Spencer 1 racy speelt de hoofdrol in
de film The Mount", die de Ameri
kaanse regisseur Edward Dmytryk
maakt naar de. roman van de Franse
schrijver Henry Troyat „L" Seige
en deuil
George More O'Ferrall haar zegt.' Na
tuurlijk. Maar dat v.el niet io mee, want
ze moest voor hem r®8e'techt een leeu
wenkooi binnenwandelen en er een liedje
zingen voor de leeuw en zijn twee vrien
dinnetje-
Dit hoort namelijk bij haar rol als ker-
mismeisje. In de film verricht ze deze
stunt met de leeuwen om klanten te
trekken voor de kermis. In de studio
bestrooid met zaagsel en vol tenten,
draaimolens en luehtschommels om alles
zo echt mogelijk te maken - was Diane
het enige lid van de filmgroep, di? ge
regeld de tralies van de leeuwenkooi met
het opschrift „Verboden toegang - Ge
vaarlijk mocht passeren. Haar tegen
spelers George Baker en David Kossof
zaten op hun gemak de verrichtingen
van Diana gade te slaan - aan de buiten
zijde van de tralies.
De drie leeuwen maken deel uit van
Engelands beroemde Rosaire-troen ge
dresseerd door David Gabriel, die voort-
durend vlak in de buurt bleef.
Diane Cilento's lievelingsleeuw trad niet
in de scène op. Di4 is namelijk Ram,
een leeuwenwelp van zes maanden, die
tijdelijk in de timmerwerkplaats van de
Pinewood-studio's was ondergebracht. Ie
dereen speelde graag met Rani. tenmin
ste iedereen, die niets gaf om een paar
decimeter lang krabbels. Of, zoals een
journalist, die op bezoek was. opmerkte:
EEN HALVE EEUW
„VRIJDAG"
De Eindhovense drukkerij Vriidag"
uTsVJ? h3lVe eeUW' BiJ deze gelegen,
ven it j-eSn jubileumboek uitgege-
van haaif1 in ru'cweltkend beeld geeft
grafische kunT* °P
hefttideirUitVOerinfi is de grootste zorg
ea- Len zeer aantrekkelijke uitgave.
„BINDING"
Onder deze titel is een nieuw twee
maandelijks tijdschrift verschenen, als or.
gaan van de Stichting Het Nederlands
Studentensanatorium.
Door middel van dit tijdschrift wil het
Studentensanatorium geregeld contact
krijgen met de buitenwereld. Met deze
„buitenwereld" worden hier in de eerste
plaats bedoeld de bijna tienduizend men
sen in Nederland en daarbuiten, die tot
de vaste donateurs van de Stichting be
horen. Voorts is het de bedoeling dat de
medewerkers van de Stichting alsook de
donateurs stof geboden wordt tot bezin
ning op de problemen, ter oplossing
waarvan het Studentensanatorium in het
leven is geroepen, terwijl tenslotte ook
de doelstellingen, die de geestelijke ach
tergrond van het sanatorium vormen
d.m.v. dit tijdschrift onder de aandacht
van belangstellenden zullen worden ge
bracht. Het nieuwe tijdschrift, dat onder
de redactie staat van dr P. H. Ritter jr,
J. C. van Moort en J. H. Taat. wordt
giatis verspreid. De adverteerders van dit
tijdschrift zijn tevens de financiers ervan.
Het eerste nummer bevat o.a. interes
sante artikelen over de tuberculose en
haar behandeling (door dr F. N. Si-
kinga), de functie van de psychiater in
het sanatorium (door H. Loois), de Stu
dentenpers (door J. C. van Moort) en een
aardig stukje van S. Carmiggelt.