De vaccmtieganger wil anders zijn dan anders VLUCHT NAAR DE STAD mensen van l I wereld wording „Beter twee kleine kinderen dan een bedje sla'' DE PADEN OP, DE LANEN IN... Just for you HONDENPRAAT in De angst om alleen te zijn Wat we wel en wat we niet meenemen i ZATERDAG 4 JUNI 1955 PAGINA i ff e hebben een wereld te winnen Kanariegele streep onder de vriii Panacee Ook de stilte Het wilde vergif -'«li Volkstuinderij een Madurodam van het leven In de vacantie tracht de mens alles te vergeten ':'x Voor artikelen die iets te maken hebben niet het begrip vacantie, behoeft niemand 'n titel te zoeken. Hij vindt ze overvloedig en de vele zangbundels die Nederland rijk is. Er zijn verzen genoeg die gaan over: Kom mee naar buiten allemaal. Dat is voor de meesten van ons immers synoniem: op vacantie gaan en naar buitengaan? Naar buiten: naar de bossen, naar de hei, naar zee en strand. Waar het koeltje stoeit en de vogels fluiten. Tussen het goud-geel golvend graan of rustend op een peluwtje van mol lig mos. In elk geval de natuur in. Wat is dat. voor een wondere we reld waar wij allen verkwikking zoe ken? De natuur. Gods vrije natuur. Daar schijnen de omstandigheden ideaal te zijn om te rusten na een jaar van arbeid en krachten op te doen voor een volgend jaar in de le vensgemeenschap die we zelf ge- Een paar jaar geleden vatte eep jong zakenman die een belangrijke positie had ver worven, liefde op voor een bekende en zeer gerespec teerde actrice. Maandenlang was hij sindsdien voortdu rend in haar gezelschap. Hij besloot de jonge vrouw te trouwen. Maar eerst gaf hij een privé-detective opdracht om informaties omtrent haar in te winnen. Deze taak werd 1 toevertrouwd aan een spe- ciale agent, die onbekend was met de identiteit van de za kenman. Het rapport werd hem opgestuurd. Daarin stond te lezen: „Miss N.N. heeft een uitste kende reputatie. Haar verle den is volkomen correct, het gezelschap waarin zij ge woonlijk verkeert eveneens. De enige aanduiding van iets onbehoorlijks zou kunnen lig gen in het feit, dat zij de laat- ste maanden zich heeft opge- i houden met een jong zaken- f man van zeer twijfelachtig allooi." Bijna allen hebben wij de neiging onszelf te verzekeren, dat wij juist een beetje beter zijn dan de anderen. Wanneer wij proberen ons zelf te zien zoals anderen ons zien en vooral zoals God ons ziet, misschien zouden we dan een wat minder geëxal teerde mening hebben over onszelf. (James Keller. Bew. P. W.) Een file vakantiegangers op een zomerse dag in de weinige recreatie gebieden die ons land nog rijk is, is een schilderachtig tafereel. G3 kunt U dat voorstellen. Vaders en moeders met kinderen, op fietsen en brommers, groepjes ook dis lopen; zonnebrillen, trekkarren, ballen en zandschepjes. Op een strategisch punt een ijsman. Om zijn kar ligt jong Nederland met fietsen en al gedrapeerd in het gras, likkend. Er is altijd hevig fietsgebel want wie door wil rijden kan er haast niet langs. Overal waar het mag zijn clubjes volk neergestreken hele gezinnen al of niet met Opa en Oma die mee genomen zijn: opgeschoten jongelui met „mondorgels"; twee geliefden die altijd bezwaar hebben tegen drukte om zich héén; de eenzame trekker met een bock in de zon. Ondoenlijk om het hele Breugheli- aanse schilderij te schetsen van va- cantievierend Nederland. Als in de natte delta de zon schijnt en haar stralen zijn warm, gaan er duizenden op uit. Ze nemen veel mee, ze laten ook veel achter. Om bij de file en die neergestreken clubjes volk te blijven, wat we achter laten kunt ge zien aan de kleding die vacantiegangers menen te .moe ten aantrekken. De vaders hebben op kantoor gezeten in het meest burgerlijke kledingstuk: een colbert. Het was grijs of beige of bleu, het overhemd en de das evenzo. Ziet hen nu! Het minste wat zij gedaan heb ben aan hun toilet, dat een jaar lang gedoemd was onopvallend te zijn, is het aantrekken van 'n kleurig hemd. In alle gevallen echter iets buiten- nissigs. Iets dat de sterqming onder strepen moet van: we* hebben een wereld te winnen en onze ketenen slechts te verliezen. Voor een paar weken weg uit de dagelijkse sleur, zeggen we dan. Wat de vac.mtiegan- ger beslist niet meeneemt is zijn da gelijkse doen, hij wil er uit zijn, hij wil vergeten, hij wil anders zijn dan anders. 'n Merkwaardig markeren van die wil is het bezigen van de onmogelijk ste kledingstukken. In rijkbe.sehilderd Truman hemd, in korte broek en on der een witte pet is, hij bereid afstand te doen van allerlei gemak uit de grote stad. Hij fietst tot hij moe wordt, zit in 't gras, eet boterhammen uit 't vuistje en accepteert mieren en vliegen in zijn onmiddellijke omge ving. Hij laat zich bruin schroeien door de zon en slaapt in zomerhuis jes of tenten. Hij ruilt alle comfort in voor veertien dagen buiten leven. Ergens echter maken we een fout. De vrijheid en het buitenleven zijn in de plaats gekomen voor de gebon denheid in de arbeidsgemeenschap en de grote stad en dat is concreter uitgedrukt dan alleen maar te zég gen: de vacantie is iets anders dan anders. Merkwaardig is dat we toch eigenlijk niet veel verder komen dan dat anders dan anders. Wat we wel meenemen naar bui ten is ons schouderophalen bij de vra gen wat we nu eigenlijk doen en waarom we het doen. Wat doen? Wer ken en vacantie vieren. Het is voor ons blijkbaar voldoende gewoon maar anders te doen dan anders. Het kanariegele hemd moge de vrij heid van veertien dagen onderstre pen, tussen het groen van de bomen doet dat hemd het niet. Dit is nog maar een kleine vergissing en nog wel eens grappig voor een keer. Er ger is dat we ons stukje muziek mee nemen. Zo kan het geschieden dat Mary Ford op de pick-up de krach ten meet met de nachtegaal, wat de eerste natuurIijk wint. De rijk geva rieerde flora van de bosbodein wordt gestoffeerd met schillen en dozen. We scheuren de stilte even gewoon aan flarden als de enveloppen op kantoor. De primus suist onder ons potje met blikgroente> de zuurtjes en de chocolade gaan kwistig rond met de bekertjes bier en limonade. We bederven alle kleuren door de gla zen van inze zonnebrillen. De boeken i w uis lezen kunnen bij onze rooktafels in gemakkelijke stoelen, lezen we nu jn hej gras liggend op onze buiken. Wat doen We toch gezellig gek., zo anders als anders. We laten veel thuis en we nemen veel mee. In ons weten we heel zeker dat de vrijheid en het buitenleven ons op een of an dere manier vnoeten opknappen. Maar of dat vacantievieren nu een beheerste ontspanning is na een beheerste inspanning, doeltreffend en heilzaam is een andere kwestie. Wat dat buitenleven betreft kunt ge elders op deze pagina nog iets lezen, over die vrijheid n°g dit. Vrijheid is iets van ongebondenheid en heilige banden, een vreemd en heerlijk goed en eerlijk gezegd iets dat moeilijk te vatten is voor mensen die zoals wij een jaar lang haast hebben en jakkeren en gebonden zijn door duizend banden. De vrijheid in de vacantietijd moet men niet veroveren. Zij komt over ons als een verkwikkend bad. Zij dauwt uit de natuur over geest en lichaam.. ais tye geen herrie ma ken.. als we al onze zintuigen tot rust en kalmte manen en vooral de tijd een eind vergeten. De Italianen zijn er aardig dicht bij met hun „dol- ce far niente bouwd hebben van bakstenen en be ton. In dat laatste millieu leven en werken we, in de eerste rusten we uit. De stad is een kunstmatig geheel. De mensen hebben het gemaakt en het schijnt dat het daarin op de duur niet vol te houden is. Dat is eigen lijk ook wel duidelijk. Tussen de dui zenden dingen die niet door God zijn gevormd leven de mensen met een enkele boom en wat huisdieren; de enig aanwezige, rechtstreekse pro ducten van Zijn Scheppende Hand. Temidden van zoveel nuttige onna- tuur getuigen zij van Zijn Eeuwige Heerlijkheid. De Koning van de Schepping heeft zich i.p.v. met de natuur, omringd met de producten van zijn eigen vernuft. Lofwaardig alleszins en het zal wel niet anders kunnen. In een andere orde verheer lijken al die producten van 's men sen vernuft God ook.... maar Zijn eigen werk doet niet meer mee. Het is toch wel merkwaardig, dat die mens minstens één maal per jaar terugkeert in de Schepping en zo- y® ®ls kan alles vergeet wat hij zelf gevnaakt heeft. In rangorde de grootste keert hij terug tot de flo ra en de fauna in de wisseling der etmalen. Hij spitst er al zijn zintui gen op en zet al zijn vermogens in om er opnieuw bij te kunnen. Dia confrontatie schijnt het panacée te zijn om er weer een jaar tegen te kunnen. In het stadsseizoen doet het oo<* een veelheid van indrukken op in enorm hoog tempo van allerlei kleur en vorm. Funester is dat aer. groot percentage van die indrukken niet verwerkt worden voor een of ander positief doel voor de arbeid of ter lering bijv. In een stad, van heden moet het oog het corvée var, een schildwacht verrichten. Er is im mers overal en altijd gevaar. In de bossen is er nog wel een of andere verraderlijk uitstekende wortel die als gevaarlijk moet wor den geregistreerd, maar over het al gemeen wordt het edele zintuig niet hinderlijk geprikkeld. Het ontmoet een rijkgevarieerd bewegend groen. Dat verschaft rust en genoegen Be denk dat de mensen het groen van het biljartlaken van de natuur heb ben afgekeken. En danonze onbarmhartig- zware-dienst-doende oren, waar al lerlei mechanisch geluid op af stormt. Buiten fluiten de vogels of is het stil. Stilte is toch wel iets dat we niet meer kennen. Het kan niei goed zijn, want ook de stilte komt een plaats toe in het menselijk leven. We moeten de stad uit om dat kostbare goed terug te vinden. Het is bij aldien toch wel duidelijk dat het goed is bui ten te zijn. Maar we moeten het dan ook goed doen! Het heeft immers geen zin om on ze stadshabitus mee te nemen. Het is eigenlijk al een beetje triest dat wc wel een hele boei mee moeten nemen. De primus en de blikgroen- ten. De primaire behoefte voorzie ning moet voortgang vinden. Maar wat we thuis moeten laten is onze eeuwige onrust, ons kunstmatig aan geleerde vermogen om herrie te ma ken, om krampachtig te doen. De natuur is weerloos, ze laat zich be vuilen door rommel die we achter laten, ze laat zich in brand steken en de vogels vliegen weg als wij de De geschiedenis van: „Klop maar op 'n deur" speelt zich af in Chicago. Deze stad, met z'n plrh. 5 millioen j inwoners de 2de stad van Noord-Ame- i 'ka, kenmerkt zich door haar meest undige tegenstellingen. Zij gonst \an eneigie. zo is daar het grootste spoorwegcentrum der wereld; de ha vens hebben weinig minder verkeer dan die in New York; de Harvard Universiteit behoort tot de eminent- ste van de wereld; maar ook is Chi cago de stad van de meest gruwelijke en duistere misdaad; misdaad die overwegend haar oorsprong vindt in de behoefte om zonder werken geld te bezitten. In deze stad leeft de hoofdfiguur van de roman; „Klop maar op 'n deur". i Nick Romano gaat in deze stad onder. dachte in flarden snijden, met de fij- ne kleren in de etalages; de stad met I de vertrouwde kamerader.. Hij duikt weer onder in de sensatie van risi co's, in de stroom van kansen en mis lukkingen. „Ik ben Nick Romano en ik wil leven". „Nu tot m'n grote verbazin" zon begint te schijnen", aldus Hond. behendig met zijr. staart een straal opvangend, „zie ik weer allerlei men sen zich haasten om zich zonnebrand olie of -crème aan te schaffen ter bevordering van het zogezegde pro ces van bruin worden, waarvoor klaarblijkelijk naar het oordeel van de meesten heel 'de zomer is opgezet. Tubes, doosjes en potjes in variëren de prijzen worden meegesjouwd naar strand en heide afgunstige blikken worden geworpen op de meest aangebrande specimen en zuch tend legt men de stramme leden weer onder de verzengende zon. Waarom mensen graag en harts tochtelijk bruin willen worden z.al een hond nooit begrijpen. Ik weet niet of bruin geboren mensen per se wit willen worden en gele mensen zwart en zwarte mensen rood, maar loos en vermoeiend. Als het blant. ras s zomers bruin wil worden waarom heeft het blanke ras da: eeuwenlang zomer en winter zo', superioriteitswaan boven het bruin' ras gekoesterd? Honden zijn niet kleurenblind, doel ik heb nooit gehoord van een witt poedel, die jaloers was op een brui ne herder inzover bruin; hoogstem gold een dergelijke jaloersheid de grotere afmetingen der eetbare brok ken, die een herder in vergelijking met een poedel kan verwerken. Maa; dit laatste is een veel duidelijker concreter en voedzamer aanleiding tot afgunst dan een huidskleur waar van geen hond veel wijzer wordt En dacht u dat een bruine Sint Ber nard trots was op zijn bruine kleur? Welnee, hij is hoogstens trots op dat kleine kruikje cognac dat hij om z'n hals heeft hangen.." Zijn leven vindt een gruwelijk einde op de electrische stoel. Er zijn enkele figuren in deze roman die etn har telijke, genezende en gezonde invloed op Nick trachten uit te oefer.cn. Een van hen is een zekere Grant, een so ciaal-bewogen iemand die naam kreeg door z'n publicaties over de ontwor telde jeugd. Op zekere dag neemt de ze Grant de jongen mee naar een ver j buiten de stad gelegen kampeercen- i trum. Hij wil hem iets laten ervaren I van de ongeschonden schoonheid van bossen, van een zonsopgang en van de dauw op de velden. Het schijnt, dat Grant succes heeft; maar juist wan neer hij zich zeker voelt van zijn zaak is de jongen weggevlucht - weer te rug naar de stad, naar de beruchte West-Madison-street. Dit is een bijzonder indringend mo ment in deze roman. Deze vlucht naar de stad. De stad oefent een te sterke aantrekkingskracht uit op de jongen. De stad met de daverende trams, het donkere gedreun van de onder grondse, het voorbijsuizen van de tal loze auto's; de stad met aan- en uit- flitsende lichtreclames die elke ge- „Klop maar op n deur" js een Ame rikaanse roman. Spelend in de mis schien meest Aihe"kaanse stad: Chi cago. Maar ontelbare soortgenoten van Romano leven eveneens in elke andere Amerikaanse staat. En ook buiten Amerika. Ook in 0ns land. De kansen van de misdaad zijn hier veel geringer en de „asPiraties" van de jongens zijn kleiner- Maar in a;ie ste den van ons land leven ontelbaren, die zich in de achterbuurten en in de on gunstig bekend staande wijken het meest veilig voelen. Dit is een wereld op zich. Maar we zouden ons vergis sen wanneer we de „vlucht naar de stad" alleen tot deze mensen zouder, beperken. Je kunt zwaar bepakt en gezakt op een motor of 0p een fiets de stad uitgaan en toch „naar de stad vluchten". De vlucht naar de stac komt voort uit de angst om alleen t( zijn. Wie alleen is wordt geconfron teerd met zichzelf. Hij rnoet tegen over zichzelf verantwoording afleg gen. Het wegvluchten van de een zaamheid kan ook z n uiting vinden ii het elkander achterna lopen naar bij eenkomsten, naar gezelschappen, naa publieke vermakelijkheden. Vele men sen schijnen niet anders meer te kun nen. En ze vinden elkander overa Wanneer ze in de stad zijn: op de stra ten, in de talloze café's en restaurant en ontspanningslokalen. Wanneer zi een paar dagen op vacantie gaan: o{ de grote wegen, m de stations, bij de monstraties en verder overal waar d« handige speculanten op de massa-geest hun tenten opgeslagen hebben. Niemand van hen weet nog te zw(j gen. En evenmin kunnen ze rustei De waanzinnige omvang van verkeers ongelukken is niet met aeties „Vot veilig verkeer" in te dammen. De ta lozen kunnen niet anders dan overt zich haasten. Nooit was er een rot kelozer woord, aldus Guardini dan „Time is money". Als een wild ver gif is dit woord in het bloed gewron gen. Er is geen tijd meer voor de vreugde, voor het denken, voor vrien- den, voor God. Niemand houdt beter vacantie dan die zichzelf tracht te zijn. En is er een mooier werk in deze maanden dan voor anderen dezelfde kansen scheppen? stem verheffen. Maar de gevolgen komen op ons eigen hoofd neer. De natuur moet de gelegenheid krijgen haar heilzaam werk te verrichten. Die gelegenheid hebt gc zelf in de hand. Als wij nog even aanhaken bij het geen de verkennersaalmoezenier zei- de bij gelegenheid van de jubileren de verkennersbeweging komen we aan een waardig slot. In de natuur is de jonge mens ont vankelijker voor het goede dan ooit. Het komt omdat hij voortdurend ge confronteerd wordt met de ongerep te Schepping, dat verheven geheel, waarin de mens op de zevende dag ten leven is gewekt als koning. Het dichtst bij het absolute staat de na tuur. Keren we er in terug dan na deren we zo dicht mogelijk de toe stand in de dagen waarin Gcd zag dat alles goed was. ...vx Rijdend langs de stads rand, met een opgave voor deze week in het hoofd,, werd onze aan dacht gevestigd op het typische „volkstuinland schap", dat wel langs elke grote stad te vin den is. Dit heeft iets met het buitenleven te maken waar de stedeling zich een enkele maal per jaar aan overgeeft: de volkstuin en de volks tuinder. Elk zo'n ter rein van een tuinsport- vereniging is een soort Madurodam van het Westland, eigenlijk wel een Madurodam van het hele leven. Van het Westland omdat 't krioelt van de percelen bonen, aard» appels en sla ter groot te van luttele vierkante meters. Van het hele leven omdat op ieder tuintje de illusie staat van de gewone man, een klein houten op trekje, zijn villa, zijn helemaal eigen knusse riante woninkje buiten. Met sierlijke letters leest men dan ook bo ven de deuren: „Zomer hof" en „Zonnehoekje". Wat uit de trein, die er in ijltempo langs rijdt een onoverzichte lijke rommel lijkt ont popt zich als een liefe lijk en keurig hofje van de kleine man die er zijn hang naar de na tuur een kans geeft, als men er wandelen gaat. Ergens aan de ligus terhaag stond de secre taris van de vereniging te knippen, trekkend aan een pijp, kennelijk 'n gepensionneerd man die de zaligheid onder gaat van waarop onze tijd zo gek is: een on bezorgde levensavond waarop je toch nog heerlijk voor je zelf uit de voeten kan. Hij is met zijn vrouw de hele dag op de tuin. Hij wijst naar 'n legioen optrekjes en zegt: „bij de tweede van links, voorbij dat rechtse klei ne boompje, dat groene huisje (ze zijn allemaal groen) „daar zit mijn vrouw van de zon te ge nieten". In de wirwar, na 'n poosje turen zien we de strandstoel met zijn vrouw erin. Dade lijk zal ze koffie gaan zetten op een petrolie- toestel. En dan gaan ze eten, even soezen en dan verder rusten en werken tot de dag ten einde is. Dit is de sfeer op de volkstuinen over het algemeen dan. De vervulling in het klein van de wensdroom van de kleine burger. De vereniging heeft ruim honderdveertig le den die allen een per ceeltje hebben gehuurd van 200300 vierkante meter voor een cent of vijf de meter. Per jaar wordt er een paar gul den contributie betaald tot heil van de vereni ging, die er ook een blaadje voor uitgeeft: „Groei en Bloei". Er zijn pompen op het ter rein, er is een fietsen rek (want fietsen tegen de heggen zetten mag niet gebeuren) en een kinderspeel tuint je. Het zaaigoed wordt door de vereniging ingekocht. Elk lid kan daarvoor bij. de inkoopcommissie terecht. Op het mede delingenbord hebben we gelezen dat de laatste centrale inkoop groene buitenverf betrof voor drie gulden een kilo. Vandaar dat zoveel hek jes en huisjes zo fris groen stonden te zinde ren onder de zon. Wat de leden betreft ont dekken we spoedig dat een groot percentage volkstuinders gezocht moet worden bij de em ployes van overheids- en semi-overheidsinstel- lingen en dan vooral bij die categorie die de pen sioengerechtigde leef tijd in zicht hebben. „Je moet dan wat om handen hebben, mijn heer, dat is toch zo ge zellig, als al die spulle tjes zo lekker de grond uit komen zetten". We hebben wel gezien dat je de „maaltjes groen ten" niet cadeau krijgt. Het is het hele jaar door een gepruts van heb-ik-jou-daar. „Je kan nog beter twee kleine kinderen hebben dan een bedje sla", aldus een tuinierend man, die aan zijn roodgebieste broek te zien van de P.T.T. moest zijn. De secretaris blijkt 'n rasechte verenigings man te zijn. Hij vindt het belangrijkste van de sport, het aankweken van gemeenschapszin en onderlinge vriend schap. Zonder te twijfe len aan 't feit dat men zoiets bij 't volkstuinie ren wel aanleert gelo ven we toch dat het bij de meesten toch om het spel met en in de na tuur zelf gaat. Natuur lijk hebben de mensen elkaar nodig. Twee tui nen van de plek waar we staan te praten zit een jonge politieagent in de grond te wroeten. „Die is een jaap geleden gekomen. Toen wist hij nog geen bliksem van tuinieren af, moet je nu eens kijken, mijnheer, dat leer je van mekaar"! Eens in het jaar wordt er van gemeentewege inspectie gehouden De houder van de beste tuin krijgt een wissel beker. Dat is voor het sportieve element. Voor ons zit er deze les m: Het bloed kruipt toch waar het niet gaan kan. Na een werkzaam leven in de stad, zoekt de mens toch Moeder Aarde weer op. Dat is de burgerlijke vertaling van de Idealen van Rousseau: „naar de na tuur terug". Er zijn ook jonge mensen die het genoegen van 't volks- tuinieren ontdekt heb- e.n al is het dan een minderheid. Ze hebben nog niet „Mon Repos" op het huisje geschil- fnrh^aarr, ze vinden toch elke Zaterdag en Zondag als het zomer is rust, die verkwikkende rust die de natuur al leen maar bieden kan

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1955 | | pagina 5