Godsdienstige en culturele rw, 1 UW VACANTIEOORD m HARTEKREET De pen, die is uw wapen" In matig tempo naar Droom van Lenin werd niet bewaarheid van een vrijgezel „Lach niet zo schalks om ons congres" DE JONGSTE MOSLEM-STAAT (II) jV ZATERDAG 30 JULI 1955 PAGINA Gelijkberechtigde minder heden TEKENINGEN VAN THOMAS NIX Panislamitisch ideaal Politiek van kameraad Spunde Europa-bus maakt de reis tot een toeristisch genoegen Papiergeld meer waard dan goud Zij leden aan „gouditis' Invoer bleef uitvoer overtreffen mm VERDRAAGZAAMHEID HET WOORD AZIAAT, dat voor ons, Europeanen, heel vaak de gevoelswaarde heeft van een machtig werelddeel omvattende ge meenschap van gelijkdenkende en gelijkgezinde mensen, is in vodc werkelijkheid louter het verzamel woord voor een groot aantal volken van volkomen verschillend ras en van even volkomen verschillende cultuur en beschaving. In grote lijnen zou men drie groepen kun nen onderscheiden: de schaarse Siberische, welke meer en meer door Russen en Europese dwang arbeiders wordt verdrongen; de groep, welke door de Oost- en Zuid-Oost-Aziatische godsdiensten sterk is beïnvloed en in haar men taliteit gevormd; en ten slotte die volken, welke door de Islam zijn ge ïnfluenceerd en daarvan het ken merk dragen. In deze twee laatste van deze drie groepen komt weer een eindeloze verscheidenheid voor maar de hoofdkenmerken van de betrokken ideologie, natuurlijk ook climatologisch gedetermineerd, vindt men toch in elke nuance terug. Pakistan behoort tot de Islamitische groep. Ook toen het nog samen met het huidige India het oude Brits-Ind'ë vorm de, hadden de twee componenten, het Hindoese en het Mohammedaanse bevol kingsdeel, ieder een eigen leven op bijna elk gebied van het menselijk bestaan. Van rassenstandpunt gezien zijn zij allen overwegend Indisch, maar overigens lopen hun tradities en gewoonten sterk uiteen de godsdienstig verboden spijzen zijn geheel andere; de Hindoe beoefent een veelgodendom, de Mohammedaan js monotheïstisch: zijn God is dezelfde als die van Joden en Christenen; de Indiërs zijn volop Aziatisch georiënteerd, de Pakistani overigens die van West- Pakistan veel sterker dan die van Oost- Pakistan, die zich veel meer met Zuid- Oost-Azië verbonden voelen zijn Westers beïnvloed, gelijk dat ook met de Turken en met de gehele Arabische wereld het geval is. In tegenstelling met bijv. Turkije bestaat in Pakistan echter geen afkeer van de theocratische staat; de grote vrijheid, welke de Engelsen steeds aan de pers en aan het gods dienstige leven hebben gelaten, heeft mede tot de godsdienstige en culturele verdraagzaamheid geleid, welke een van de kenmerken van het huidige Pa kistan is. Het gehele ontwerp-grondwet is van deze Westerse geest van verdraagzaam heid doortrokken en de beperkingen be treffende „de mensenrechten" gaan minstens evenver als in de meeste staten van West-Europa, zowel wat het bur gerschap, de rechtsbedeling als de positie van de minderheden betreft. Alle bur gers zijn gelijk voor de wet en hebben allen hetzelfde recht op wettelijke be scherming. Er bestaat geen discriminatie alleen op grond van godsdienst, ras, kaste, sexe of geboorterang. Allen kun nen tot alle staatsbetrekkingen worden geroepen (de president van Pakistan moet echter Mohammedaan zijn); kinde ren onder de veertien jaar mogen niet in fabrieken of mijnen werken of arbeid verrichten, waaraan levensgevaar ver bonden is. VOORAL ECHTER DE BEPALINGEN betreffende de godsdienstvrijheid zijn voor een overwegend Moham medaans land zeer breed. Er heerst vrij heid van meningsuiting en geweten; ieder heeft het recht zijn godsdienst te belijden, te beoefenen en te propageren, mits de openbare orde en zedelijkheid gewaarborgd blijven; er is ook vrijheid om godsdienstige en charitatieve instel lingen te openen, welke voor haar doel roerende en onroerende goederen mogen verwerven en bezitten. Als laatste be paling geldt, dat de practisering van het begrip onaanraakbaarheid als in strijd met de menselijke waardigheid ook in strijd is met de wet. Met dit complex van beginselen en richtlijnen is de positie van de minder heden ongetwijfeld veilig gesteld. Na tuurlijk zal in een jong land, dat met zoveel moeilijkheden heeft te kampen, de practijk wel eens van de theorie afwijken, maar de officiële goede wii is in elk geval aanwezig en duidelijk ge demonstreerd; de minderheden in Pa kistan hebben tot dusverre zeker niet te klagen gehad, dat aan haar gelijk- berechtlgdheid met de meerderheid is getornd. Zoals de grondvester van Pa kistan, Mahomed Ali Jinnah, op de vrijheidsdag zeide: „Gij zijt vrij; gij zijt vrij om naar uw tempels te gaan: gij zijt vrij om naar uw moskeeën te gaan, of naar elke andere plaats, waar gij uw eredienst verricht, in de gehele staat Pakistan. Gij moogt tot elke godsdienst of kaste of secte behoren; daar houdt de staat zich volkomen buiten". Pakistan is essentieel een Islamitische staat. Op de 80 miltioen inwoners zijn er 58 Mohammedanen, maar er leven ook een 20 millioen Hindoes; en voorts verscheidene honderdduizenden Christe- Parsis. Op den duur zal het niet ge makkelijk vallen Mohammedanen en Hindoes met elkaar in eendracht en vrede te doen samenleven; het Kasjmir- conflict zou wel eens tot bloedige botsin gen aanleiding kunnen geven; maar met de andere minderheden zijn, tenzij zich van het diepe religieuze bewustzijn, dat versterkt uit de strijd om de onafhanke lijkheid van het land is gekomen; doch dat anderzijds drijft naar de vorming van een Islamitisch machtsblok, waarbij Pakistan, bovendien zelf de grootste Mohammedaanse staat, de rol zou kun nen vervullen van brug tussen de Mos lems rond de Middellandse Zee en die van Zuid-Oost-Azië en het Verre Oos ten. Reeds in 1950 hadden in Karachi economische, culturele en godsdienstige congressen en conferenties plaats, waar op Islamitische organisaties uit alle be trokken landen waren vertegenwoor digd. Er bestaan echter ook in deze groep tegenstellingen, welke de verwe zenlijking van de gemeenschapsgedachte zeer bemoeilijken. De idee van de roeping van de Islam om het Oosten voor het materialisme en het atheïsme van het Westen te behoe den is in de laatste decennia nog bijzon der tot leven gewekt door de grote dich ter Mohammed Iqbal, die kort voor de tweede wereldoorlog is gestorven, in de tijd, dat men nog bovenal van het éne, onafhankelijke en zelfstandige Indië droomde. „Van alle landen is mijn Indië het schoonste. Het is een rozentuin en wij zijn de nachtegalen", zong hij. Maar zijn ideaal was boven-nationaal, het ideaal van de Hidscha, het rijk van een nieuwe Islamitische cultuur „Arabië, China zijn van ons, geheel Indië is van ons; Moslems zijn wij. de gehele wereld is ons vaderland: tuinen van Andalusië. zij denken nog aan ons; de golven van de Tigris vertellen onze heldensagen". Nog steeds wordt dit lied vol enthousiasme in Pakistan gezongen, vooral door de jongeren, met het refrein: „In de scha duw der zwaarden zijn wij opgegroeid; ons nationale kenteken is het haive- maan-kromz waard". De grootste invloed, wederom vooral op de jeugd, hebben zjjn twee grote ge dichten: „Dj klacht" en „Het antwoord op de klacht" uitgeoefend. In het eerste beklaagt hij zich bij Allah, dat deze de Moslems bij hun strijd voor het mono theïsme in de steek schijnt te hebben gelaten. In het tweede antwoordt Allah. Hii hoeft zijn hulp en steun niet vermin derd, maar de Moslems zijn in hun jodsdienstig^jjver^verflauw^Daaroni Gesluierd bewegen de vrouwen zich door het stadsgewoel. moeten zij de eeuwige waarheid, die nooit verandert, weer volop beleven; en het gedicht eindig, met de merkwaardige woorden: „de pon, die is uw wapen". Dat karakteriseert weer het jonge, moderne Pakistan. Niet het zwaard over heerst, maar de pen. D.w.z. het woord, geschreven en gesproken. Het is onge twijfeld het eeuwenoude contact met de gewJldloze Hindoes, dat het woord bo- ven het zwaard verkiest. Een Pakistaanse figuur waarin het beginsel der geweldloosheid geïncarneerd lijkt. nen, katholieken en Protestanten), on geveer viorhonderdduizend Boeddhisten en de kleine, maar zeer invloed rijke groep van ongeveer twintigduizend Parsis zijn dikwijls handelaar in de meest uiteenlopende waren. geheel bijzondere, onverwachte omstan digheden voordoen, nauwelijks moeilijk heden te verwachten. Zij nemen belang rijke posities in het openbare en maat schappelijke leven in. in een voortreffe lijke harmonie mst de meerderheid. Terwijl de Parsis zich voornamelijk aan handel en industrie wijden en daar in grote resultaten bereiken, zodat zij de materiële welvaart van het land in sterke mate bevorderen, ligt de activi teit van de katholieken vooral op het gebied van hoger zowel als lager onder wijs en op dat van de gezondheidszorg. Op beide terreinen oogsten zij van de zijde der autoriteiten de hoogste waar dering. Hoe groot het aantal katholieken in Pakistan precies is, is tamelijk moeilijk vast te stellen. Het tijdschrift „Missie" stelde het op 1 Januari 1954 op rond tweehonderdduizend, maar een officiële Pakistaanse uitgave vermeldde alleen voor Oost-Pakistan „vele honderddui zenden Christenen, in overgrote meer derheid Rooms-Katholieken". In Ka rachi, de hoofdstad van het land en ge legen in West-Pakistan zetelt een aarts bisschop, die in een gesprek, dat wij met hem mochten hebben, de betrekkingen van de Kerk met regering en volk voor treffelijk noemde. En de Pakistani zelf beschouwen het als een uitzonderlijke eer en onderscheiding, dat de eerste prins van de Kerk in het Aziatische subcontinent. Z. H Em. kardinaal Gra- cias, aartsbisschop van Bombay, een vol bloed Pakistaan is, geboren en getogen in Karachi en daar opgeleid aan het be roemde St Patrick-college, tot hij naar Rome vertrok om daar zijn theologische studiën te maken. Als hij. ofschoon in India zetelend, weer eens een bezoek aan zijn geboortestad brengt, wordt hij daar met alle eerbewijzen, aan zijn waardigheid verschuldigd, door regering en volk ontvangen. DEZE VERDRAAGZAAMHEID jegens de religieuze minderheden betekent echter allerminst, dat het Moham medanisme in Pakistan zijn innerlijke kracht heeft verspeeld. We zouden veel eer het tegendeel moeten stellen: zij komt juist voort uit het bewustzijn van zijn kracht, waaruit wederom een sterke veroveringsdrang voortspruit. Pakistan is daarom echt het land van het panisla- misme, dat zeker mede het gevolg is Ook de Sovjet-Unie heeft goud nodig Vóór de October-revolutie van 1917 in Rusland is door Leniii verklaard, dat wanneer de communisten de macht in Rusland zouden krijgen, goud in de socialistische maatschappij als basis voor de munt van nul en gener waarde zou zijn. Hij voorspelde zelfs, dat in de naaste toekomst de waarde van goud in het socialistische systeem zo ver zou dalen, dat de leden vau de communistische partij het zouden gebruiken om er hun WC's mee te verfraaien. Toen de communisten met Lenin aan het hoofd in Rusland aan de reverinv kwamen, werd het echter al spoedig duidelijk, dat ook een com munistische staat het niet zonder goud kan stellen. Gedurende de 40 jaar, dat de communisten nu aan het bewind zijn, heeft men dan ook niet ge tracht het goud zijn rol in de economie te ontnemen, doch men is juist onafgebroken bezig geweest te trachten er zo veel mogelijk van in bezit te krijgen. De droom van Lenin werd geen waar-' heid. Het bleek niet mogelijk uitsluitend handel te drijven op basis van d® dlr®p: te ruil van goederen tegen S?edeT®"- ^et is immers vrijwel met mogelijk steeds die goederen aan te bieden, die een ander land zou willen hebben in ruil voor Jim leveranties. Vérder blijven er steeds over- schotten te verrekenen en de oetanng daarvan kon het best in goud geschieden omdat goud toen en ook nu als internatio naal betaalmiddel bij uitstek wordt beschouwd. Rusland had nogal wat te betalen want de nieuwe staat had enorme behoeften aan allerlei goederen die in het buitenland moesten worden besteld, zodat de invoer de uitvoer ver overtrof. De hoofdcommis saris van de communistische Volksbank Spunde, erkende de behoefte aan goud volmondig toen hij in Mei 1918 verklaarde, dat „het de taak van de Sovjet-regering was in de binnenlandse geldbehoefte te voorzien door de uitgifte van papiergeld en dat alle edele metalen moesten die nen voor een fonds waaruit de schulden aan 't buitenland konden worden betaald" Sindsdien is deze door Spunde opgestel de politiek gevolgd. Ook in de gunstigste periode van de N.E.P. (Nieuwe Econo- Y EEL VACANTIEGANGERS spoeden zich met een bijna bovenmenselijke haast naar het oord, waar ze van plan zijn hun vacantietijd in zalig niets doen te verteren. Naar de opvatting van de samenwerkende spoorwegen in West-Europa kan het ook anders: De vacantie-reiziger kan op de heenweg al toeristische genoegens bij de vleet savoureren, als hij zich in matige vaart langs 's Heren wegen laat voeren, vanuit een com fortabele fauteuil genietend van het wisselend uitzicht. En deze op vatting hebben de Westeuropese spoorwegen in een daad omgezet ook. Sedert 1950 rollen langs grotere en kleinere wegen de prachtige Europa bussen, hier en daar stoppend bij, wat een „bezienswaardigheid" pleegt ge noemd te worden of voor een station om passagiers tot in- en uitstappen gelegenheid te geven. Het spreekt wel vanzelf, dat bij deze opzet de vaart van een sneltrein niet benaderd wordt, want de bedoeling is de reizigers al tijdens de tocht rustige indrukken te bezorgen van steden, dorpen en land schap. Aan de andere kant wordt het tempo niet zo laag gehouden, dat per dag niet een behoorlijk afstand kan worden overbrugd. Men kan om half negen 's morgens in Amsterdam op de Europa-bus stappen en 's avonds om half tien in Hamburg zijn „Suppe mit Emlagen" gaan bestellen. Men rijdt eveneens binnen een dag van Amster dam naar Frankfurt. En wie verder wil kan prachtige aansluitingen vin den, tot Napels toe in het Zuiden. Maar ook Narvik, Casablanca, Wenen en Stockholm zijn per Europa bus te bereiken en deze maand is een nieuwe lijn tussen Keulen en Hoek van Hol land geopend. Onlangs hebben wij op uitnodiging van de Nederlandse Spoorwegen zulk een tocht naar Hamburg per gewone lijndienst van de Europa-bus meege maakt. Om half negen ingestapt aan het hoofdstedelijk Amstelstation, wa ren wij in de gelegenheid de verkeers- knopen in Amsterdam tot de uiterste verwarring mee te beleven, de ponten misère te ervaren en al het groen van de Noordhollandse polders in rust te genieten. Over de Afsluitdijk, via Leeu warden en Groningen werd naar de grens gereden, waar de Duitse stewar dess van haar voortreffelijk Nederlands wat meer op haar landstaal kon over schakelen. Zij speelde haar rol niet met de stalen vriendelijkheid die via vakscholing geleerd wordt, maar per soonlijk en met aandacht. Van tijd tot tijd werd iets nodigs of onnodigs over bezienswaardigheden door haar verteld en soms opende zij de bar om te ser veren, wat niet ten onrechte in folders als „verfrissende dranken" wordt aan geduid. Zonder buitengewone ver moeidheid kwamen wij in Hamburg en op onze aankomst kon je je klok gelijk zetten. Zo beleefden wij in de praktijk, wat de folders van de Europa-bus beloven; op het kaartjes-kopen na, wat de met- genodigde aan de stations van de Nederlandse Spoorwegen moet doen. mische Politiek van 1920 tot 1928) toen heel wat communistische bepalingen wer den verzacht, is niet afgeweken van de stelregel van kameraad Spunde. Er kwam onder de N.E.P. bijv. ook geen gouden roebel meer in omloop. Hoe groot waren echter de aanwezige goudreserves? Voor de 1ste wereldoorlog onder het tsarenregiem, moet er zeer veel goud aanwezig zijn geweest. Volgens som migen bedroeg 't goudbezit van de Staats bank toen 2 milliard roebel. Volgens ande re bronnen waren er voor een waarde van 494.2 millioen roebel aan gouden mun ten in omloop. Het goudbezit in handen van particulieren in de vorm van baren en sieraden valt niet te ramen. Tijdens de eerste wereldoorlog werd een groot gedeelte van de goudreserves ge bruikt om het tekort op de buitenlandse handel te dekken. Na de Octoberrevolutie in 1917 en de bijna vier jaren durende burgeroorlog liepen de goudreserves nog verder terug, zodat bij het begin van de sanering van de roebel (1922-1924) het Kremlin nog slechts 31 millioen aan gou den roebels bezat. Een miserabel bedrag als men bedenkt, dat de communisten zo veel kostbaarheden hadden geconfisceerd als zij maar te pakken hadden kunnen krijgen. Enorme bedragen aan goud, zil ver en edelstenen waren immers van Kerk, adel en anderen afgenomen. Om de reserves weer wat aan te vullen werd door de communistische regering een plan opgesteld, dat in de volgende ja ren met succes werd uitgevoerd, aldus schrijft Mykhaylo Pavlyn in The Ukrai nian Quarterly. Bij dit plan ging het er allereerst om het nog aanwezige goud bij de bevolking (bijv. bij de bourgeoisie, doch ook bij de boeren) in bezit te krij gen. Tijdens de N.E.P. toen men. wat ge matigd te werk ging, loste men dit pro bleem als volgt op. Omdat er een groot tekort aan geld in omloop was, werd offi cieus toegestaan de gouden roebel op de zwarte markt, doch ook wel op de geld markt, in te wisselen voor papiergeld, dat officieel betaalmiddel was. Aanvankelijk werd voor 10 goudroebel 10.5 tot 13 roebel in papiergeld gegeven, doch soms was de behoefte aan papiergeld zo groot, dat voor 10 goudroebel slechts 9,5 roebel in papiergeld werd betaald. Bankbiljetten bleek men dus meer op prijs te stellen dan gouden munten! Een zeldzaam phenomeen in de histo rie, dat alleen hierdoor verklaarbaar is, dat de enige mogelijkheid voor de onder nemers om onder de N.E.P. hun zaken uit te breiden het verkopen van hun goud reserves was, waardoor een officieel be taalmiddel de papieren roebel kon worden verkregen. De staat, die vanzelf sprekend deze hele affaire leidde, kreeg op deze manier veel goud voor papier geld in handen. Aan het einde van de N.E.P. toen de communistische principes weer straffer werden toegepast, ging men ook tot ande re middelen over om nog meer goud van de bevolking los te krijgen. Vooreerst wer den alle personen gearresteerd waarvan werd aangenomen, dat zij nog goud in hun bezit hadden. Zij werden net zo lang gehouden tot zij hun geheime bergplaatsen opbiechtten. Deze mensen leden volgens het Russiche publiek aan de nieuwe ziekte „gouditis". Een tweede methode die werd toegepast, bestond hierin, dat de winkels van de Torgsin, die tot nu toe alleen aan staats beambten leverden, ook aan het honger lijdende publiek gingen verkopen, maar dan tegen betaling in goud, zilver en edel stenen. Voor deze kostbaarheden werden dan de prijzen berekend welke voor de eerste wereldoorlog golden! De Torgsin beëindigde deze activiteit in 1935 toen de omzetten toch heel gering werden. De bei de genoemde methoden versterkten de staatsreserves aanzienlijk. Molotof sprak indertijd nog zijn voldoening uit over da vergaarde schatten. Nu van de bevolking vrijwel geen goud meer te verwachten was, werd het voor de Sovjet-Unie zaak de productie van goud op te voeren. Tot aan het begin van de dertiger jaren was hieraan weinig aan dacht besteed, daar de eerder genoemde handelwijzen heel wat sneller het goud deden binnenstromen. In 1929 werd slechts voor 53 millioen roebel aan goud boven de grond gebracht. Daarom werd met kracht aan de ontwikkeling van nieuwe goudgebieden in het oosten van Siberië begonnen, waarvoor vooral slavenarbei ders werden gebruikt. Ook de oude ter reinen werden nog eens onder handen ge nomen, want in de tsarentijd was de ont ginning nog heel primitief, zodat toen meer goud begraven dan opgegraven werd". De goudproductie is inderdaad sinds 1930 gestegen. Betrouwbare gege vens zijn echter niet aanwezig. Volgens sommigen bedroeg de productie in 1934 440 millioen roebel en werd in 1936 voor 748 millioen aan de oppervlakte gebracht, welk cijfer in 1938 zou zijn teruggelopen tot 720 millioen roebel. Tot een belangrijke versterking van de goudreserves kan het op de vele eerder genoemde wijzen verkregen goud echter niet hebben geleid, want Rusland voerde jaar in jaar uit zo veel meer in dan werd uitgevoerd, dat er steeds belangrijke be talingen aan het buitenland moesten wor den gedaan. Voor lang niet alle jaren, dat de Sovjet unie aan het bewind is, zijn in- en uit- voergegevens beschikbaar maar voor de jaren dat zij werden gemeld, wijzen zij vrijwel steeds een belangrijk tekort aan op de handelsbalans. Zo overtrof de in voer in de jaren 1918-1928 de uitvoer met ruim 2 milliard roebel. Ondanks alle propaganda van het Kremlin, dat men over grote goudreserves zou beschikken, moet het volgens Mykhaylo Pavlyuk wel zeker worden geacht, dat het verloop van de buitenlandse handel de vorming van grote reserves niet heeft mogelijk ge maakt. FANDAAG zijn we weer naar Grevenbiclit getogen om er met een dikke duizend andere ongehuwden ons vrijgezellenschap in het openbaar te gaan belijden en ge moet daar niet om lachen. Potdorie, het was in de afgelopen dagen niet mogelijk onze gang naar het rendez-vous der noodlijdenden aan te kondigen of men zei ons fluisterend en met schalkse oogjes: Oh...-, dat zal daar wel gezellig worden. Wij vragen ons af waarom. Waarom mogen de Werkgevende middenstand, de Nederlandse bond van detailhandelaren in het schoonmaak bedrijf, de onderlinge club van handelsreizigers en de vereniging van onder officieren wél een serieuze bijeenkomst beleggen, terwijl men bij de braaf con- gresserende vrijgezel vrijwel onmiddellijk een zo al niet losbandig, dan toch zeker vrolijk bachanaal vermoedt. Dat is niet sportief, temeer, daar de problemen van de vrijgezel in de twintigste eeuw die van bovengenoemde vereniging wellicht in hoge mate overtreffen. Want denk niet dat men daar in Grevenbicht slechts bijeenkomt om er in de Limburgse estamineetjes de vrijheid te vieren. Waarachtig niet. Het vorig jaar hebben we er mannen en vrouwen ontmoet die na het beluisteren van de lezingen stil- lekes naar hun kamers gingen om er te mediteren over al hetgeen er naar voren was gebracht en die zich intussen verheugden over het feit dat hier, in de Grevenbichtse hotelka mertjes tenminste géén portretten hingen van reeds jaren overleden en totaal onbekende lieden, zoals thuis. Want ge kent toch het tehuis van de vrijgezel. Neen, niet die vrolijke, bruingebrande vrijgezel uit de ver halen in de damesweekbladen, die in een rode M.G. „rondrijdt en die de gelukkige eigenaar is van een een voudige, doch modern ingerichte flat". Dat is in het Nederland van vandaag niet meer mogelijk. Zeker, de woningnood treft de jonggehuw den, die hun geluk door te nauwe behuizing of inwoning aan stukken zien gaan, maar wie denkt er aan de vrijgezel die bij de een of andere oude taart tegen een fancy-prijs moet huizen op een reeds lang verteerde pluche-kamer met schilderijen, een lampetkan, een doorgezakte stoel en een bloemetjes-behang. En die, bij gebrek aan enige kook-opleiding - of kookgelegenheid - genoegen moet hJX V Xwk nemen met bieten in de winter en sla in de zomer, een broodbelegging die bij het eerste het beste zuchtje van de wind het raam uit waait en 's Zondags chocoladevla. Een eigen rechtstreeks aan de huisbaas betaal de kamer is een luchtkasteel. Een huisvestingsvergunning een droom. Eerst moet hij maar trouwen en kin deren krijgen en dan kijken we wel verder. Van vrijgezellen-kamernood heeft men nog nooit gehoord. En de hospita, zij oogste voort. En wanneer dan die uitgebuite vrij gezellen de hoofden bijeen gaan ste ken om eens te praten over de wijze waarop hun onevenredige bijdragen aan de Nederlandse Staat kunnen worden beperkt, over de manier waarop zij, vaak zeer eenzamen, hun vrije tijd kunnen besteden, hoe zij hun huurkamers gezellig kunnen inrichten, dan lacht men schalks en zegt: dat zal daar wel gezellig worden. Toen wij het vorig jaar per bus uit Sittard in Grevenbicht arriveer den bevond zich onder ons een mannetje van in de vijftig die zo ver heugd was over het feit dat hij hier lotgenoten had gevonden, dat hij uit pure vreugde de beide benen in de hoogte wierp en derhalve op de grond terecht kwam. Dit was geen uitspat ting, dit was de eenvoudige reactie op dertig jaar alléén aan tafel zit ten, dertig jaar 's avonds alléén naar de radio luisteren, dertig jaar al léén een wandelingetje maken, dertig jaar alléén een bioscoopje pikken. Natuurlijk, zegt gij, huisvader vanuit Uw door kinderen omgeven leunstoel nu: maar waarom is de man dan niet getrouwd? Maar hoe waart gij voordat ge uwe Marie ontmoette? 'eker ge had uw vrienden, maar als lie nu eens allemaal door de golven yan de bruidsmars worden wegge spoeld. Dat kan, persoonlijk hebben .ve daarvan zojuist weer een voor beeld meegemaakt. De bruidegom gaat over naar het andere kamp, hij beziet zijn oude vrienden met een hautaine blik als iets a-sociaals en hun resten slechts de portretten van de hospita-galerij en het bloemetjes- behang.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1955 | | pagina 5