Godsdienstige en culturele
rw,
1
UW VACANTIEOORD
m
HARTEKREET
De pen, die is uw wapen"
In matig tempo naar
Droom van Lenin werd niet bewaarheid
van een vrijgezel
„Lach niet zo schalks
om ons congres"
DE JONGSTE
MOSLEM-STAAT (II)
jV
ZATERDAG 30 JULI 1955
PAGINA
Gelijkberechtigde minder
heden
TEKENINGEN VAN
THOMAS NIX
Panislamitisch ideaal
Politiek van kameraad Spunde
Europa-bus maakt de reis
tot een toeristisch
genoegen
Papiergeld meer waard dan
goud
Zij leden aan „gouditis'
Invoer bleef uitvoer
overtreffen
mm
VERDRAAGZAAMHEID
HET WOORD AZIAAT, dat voor
ons, Europeanen, heel vaak
de gevoelswaarde heeft van een
machtig werelddeel omvattende ge
meenschap van gelijkdenkende en
gelijkgezinde mensen, is in vodc
werkelijkheid louter het verzamel
woord voor een groot aantal volken
van volkomen verschillend ras en
van even volkomen verschillende
cultuur en beschaving. In grote
lijnen zou men drie groepen kun
nen onderscheiden: de schaarse
Siberische, welke meer en meer
door Russen en Europese dwang
arbeiders wordt verdrongen; de
groep, welke door de Oost- en
Zuid-Oost-Aziatische godsdiensten
sterk is beïnvloed en in haar men
taliteit gevormd; en ten slotte die
volken, welke door de Islam zijn ge
ïnfluenceerd en daarvan het ken
merk dragen. In deze twee laatste
van deze drie groepen komt weer
een eindeloze verscheidenheid voor
maar de hoofdkenmerken van de
betrokken ideologie, natuurlijk
ook climatologisch gedetermineerd,
vindt men toch in elke nuance
terug.
Pakistan behoort tot de Islamitische
groep. Ook toen het nog samen met het
huidige India het oude Brits-Ind'ë vorm
de, hadden de twee componenten, het
Hindoese en het Mohammedaanse bevol
kingsdeel, ieder een eigen leven op bijna
elk gebied van het menselijk bestaan.
Van rassenstandpunt gezien zijn zij allen
overwegend Indisch, maar overigens
lopen hun tradities en gewoonten sterk
uiteen de godsdienstig verboden spijzen
zijn geheel andere; de Hindoe beoefent
een veelgodendom, de Mohammedaan js
monotheïstisch: zijn God is dezelfde als
die van Joden en Christenen; de Indiërs
zijn volop Aziatisch georiënteerd, de
Pakistani overigens die van West-
Pakistan veel sterker dan die van Oost-
Pakistan, die zich veel meer met Zuid-
Oost-Azië verbonden voelen zijn
Westers beïnvloed, gelijk dat ook met de
Turken en met de gehele Arabische
wereld het geval is. In tegenstelling met
bijv. Turkije bestaat in Pakistan echter
geen afkeer van de theocratische staat;
de grote vrijheid, welke de Engelsen
steeds aan de pers en aan het gods
dienstige leven hebben gelaten, heeft
mede tot de godsdienstige en culturele
verdraagzaamheid geleid, welke een van
de kenmerken van het huidige Pa
kistan is.
Het gehele ontwerp-grondwet is van
deze Westerse geest van verdraagzaam
heid doortrokken en de beperkingen be
treffende „de mensenrechten" gaan
minstens evenver als in de meeste staten
van West-Europa, zowel wat het bur
gerschap, de rechtsbedeling als de positie
van de minderheden betreft. Alle bur
gers zijn gelijk voor de wet en hebben
allen hetzelfde recht op wettelijke be
scherming. Er bestaat geen discriminatie
alleen op grond van godsdienst, ras,
kaste, sexe of geboorterang. Allen kun
nen tot alle staatsbetrekkingen worden
geroepen (de president van Pakistan
moet echter Mohammedaan zijn); kinde
ren onder de veertien jaar mogen niet
in fabrieken of mijnen werken of arbeid
verrichten, waaraan levensgevaar ver
bonden is.
VOORAL ECHTER DE BEPALINGEN
betreffende de godsdienstvrijheid
zijn voor een overwegend Moham
medaans land zeer breed. Er heerst vrij
heid van meningsuiting en geweten;
ieder heeft het recht zijn godsdienst te
belijden, te beoefenen en te propageren,
mits de openbare orde en zedelijkheid
gewaarborgd blijven; er is ook vrijheid
om godsdienstige en charitatieve instel
lingen te openen, welke voor haar doel
roerende en onroerende goederen mogen
verwerven en bezitten. Als laatste be
paling geldt, dat de practisering van het
begrip onaanraakbaarheid als in strijd
met de menselijke waardigheid ook in
strijd is met de wet.
Met dit complex van beginselen en
richtlijnen is de positie van de minder
heden ongetwijfeld veilig gesteld. Na
tuurlijk zal in een jong land, dat met
zoveel moeilijkheden heeft te kampen,
de practijk wel eens van de theorie
afwijken, maar de officiële goede wii is
in elk geval aanwezig en duidelijk ge
demonstreerd; de minderheden in Pa
kistan hebben tot dusverre zeker niet te
klagen gehad, dat aan haar gelijk-
berechtlgdheid met de meerderheid is
getornd. Zoals de grondvester van Pa
kistan, Mahomed Ali Jinnah, op de
vrijheidsdag zeide: „Gij zijt vrij; gij zijt
vrij om naar uw tempels te gaan: gij zijt
vrij om naar uw moskeeën te gaan, of
naar elke andere plaats, waar gij uw
eredienst verricht, in de gehele staat
Pakistan. Gij moogt tot elke godsdienst
of kaste of secte behoren; daar houdt
de staat zich volkomen buiten".
Pakistan is essentieel een Islamitische
staat. Op de 80 miltioen inwoners zijn
er 58 Mohammedanen, maar er leven
ook een 20 millioen Hindoes; en voorts
verscheidene honderdduizenden Christe-
Parsis. Op den duur zal het niet ge
makkelijk vallen Mohammedanen en
Hindoes met elkaar in eendracht en
vrede te doen samenleven; het Kasjmir-
conflict zou wel eens tot bloedige botsin
gen aanleiding kunnen geven; maar met
de andere minderheden zijn, tenzij zich
van het diepe religieuze bewustzijn, dat
versterkt uit de strijd om de onafhanke
lijkheid van het land is gekomen; doch
dat anderzijds drijft naar de vorming
van een Islamitisch machtsblok, waarbij
Pakistan, bovendien zelf de grootste
Mohammedaanse staat, de rol zou kun
nen vervullen van brug tussen de Mos
lems rond de Middellandse Zee en die
van Zuid-Oost-Azië en het Verre Oos
ten. Reeds in 1950 hadden in Karachi
economische, culturele en godsdienstige
congressen en conferenties plaats, waar
op Islamitische organisaties uit alle be
trokken landen waren vertegenwoor
digd. Er bestaan echter ook in deze
groep tegenstellingen, welke de verwe
zenlijking van de gemeenschapsgedachte
zeer bemoeilijken.
De idee van de roeping van de Islam
om het Oosten voor het materialisme en
het atheïsme van het Westen te behoe
den is in de laatste decennia nog bijzon
der tot leven gewekt door de grote dich
ter Mohammed Iqbal, die kort voor de
tweede wereldoorlog is gestorven, in de
tijd, dat men nog bovenal van het éne,
onafhankelijke en zelfstandige Indië
droomde. „Van alle landen is mijn Indië
het schoonste. Het is een rozentuin en
wij zijn de nachtegalen", zong hij. Maar
zijn ideaal was boven-nationaal, het
ideaal van de Hidscha, het rijk van een
nieuwe Islamitische cultuur „Arabië,
China zijn van ons, geheel Indië is van
ons; Moslems zijn wij. de gehele wereld
is ons vaderland: tuinen van Andalusië.
zij denken nog aan ons; de golven van de
Tigris vertellen onze heldensagen". Nog
steeds wordt dit lied vol enthousiasme
in Pakistan gezongen, vooral door de
jongeren, met het refrein: „In de scha
duw der zwaarden zijn wij opgegroeid;
ons nationale kenteken is het haive-
maan-kromz waard".
De grootste invloed, wederom vooral
op de jeugd, hebben zjjn twee grote ge
dichten: „Dj klacht" en „Het antwoord
op de klacht" uitgeoefend. In het eerste
beklaagt hij zich bij Allah, dat deze de
Moslems bij hun strijd voor het mono
theïsme in de steek schijnt te hebben
gelaten. In het tweede antwoordt Allah.
Hii hoeft zijn hulp en steun niet vermin
derd, maar de Moslems zijn in hun
jodsdienstig^jjver^verflauw^Daaroni
Gesluierd bewegen de vrouwen zich
door het stadsgewoel.
moeten zij de eeuwige waarheid, die
nooit verandert, weer volop beleven; en
het gedicht eindig, met de merkwaardige
woorden: „de pon, die is uw wapen".
Dat karakteriseert weer het jonge,
moderne Pakistan. Niet het zwaard over
heerst, maar de pen. D.w.z. het woord,
geschreven en gesproken. Het is onge
twijfeld het eeuwenoude contact met de
gewJldloze Hindoes, dat het woord bo-
ven het zwaard verkiest.
Een Pakistaanse figuur waarin het beginsel
der geweldloosheid geïncarneerd lijkt.
nen, katholieken en Protestanten), on
geveer viorhonderdduizend Boeddhisten
en de kleine, maar zeer invloed
rijke groep van ongeveer twintigduizend
Parsis zijn dikwijls handelaar in de meest uiteenlopende waren.
geheel bijzondere, onverwachte omstan
digheden voordoen, nauwelijks moeilijk
heden te verwachten. Zij nemen belang
rijke posities in het openbare en maat
schappelijke leven in. in een voortreffe
lijke harmonie mst de meerderheid.
Terwijl de Parsis zich voornamelijk
aan handel en industrie wijden en daar
in grote resultaten bereiken, zodat zij
de materiële welvaart van het land in
sterke mate bevorderen, ligt de activi
teit van de katholieken vooral op het
gebied van hoger zowel als lager onder
wijs en op dat van de gezondheidszorg.
Op beide terreinen oogsten zij van de
zijde der autoriteiten de hoogste waar
dering.
Hoe groot het aantal katholieken in
Pakistan precies is, is tamelijk moeilijk
vast te stellen. Het tijdschrift „Missie"
stelde het op 1 Januari 1954 op rond
tweehonderdduizend, maar een officiële
Pakistaanse uitgave vermeldde alleen
voor Oost-Pakistan „vele honderddui
zenden Christenen, in overgrote meer
derheid Rooms-Katholieken". In Ka
rachi, de hoofdstad van het land en ge
legen in West-Pakistan zetelt een aarts
bisschop, die in een gesprek, dat wij met
hem mochten hebben, de betrekkingen
van de Kerk met regering en volk voor
treffelijk noemde. En de Pakistani zelf
beschouwen het als een uitzonderlijke
eer en onderscheiding, dat de eerste
prins van de Kerk in het Aziatische
subcontinent. Z. H Em. kardinaal Gra-
cias, aartsbisschop van Bombay, een vol
bloed Pakistaan is, geboren en getogen
in Karachi en daar opgeleid aan het be
roemde St Patrick-college, tot hij naar
Rome vertrok om daar zijn theologische
studiën te maken. Als hij. ofschoon in
India zetelend, weer eens een bezoek
aan zijn geboortestad brengt, wordt hij
daar met alle eerbewijzen, aan zijn
waardigheid verschuldigd, door regering
en volk ontvangen.
DEZE VERDRAAGZAAMHEID jegens
de religieuze minderheden betekent
echter allerminst, dat het Moham
medanisme in Pakistan zijn innerlijke
kracht heeft verspeeld. We zouden veel
eer het tegendeel moeten stellen: zij
komt juist voort uit het bewustzijn van
zijn kracht, waaruit wederom een sterke
veroveringsdrang voortspruit. Pakistan
is daarom echt het land van het panisla-
misme, dat zeker mede het gevolg is
Ook de Sovjet-Unie heeft goud nodig
Vóór de October-revolutie van 1917 in Rusland is door Leniii verklaard,
dat wanneer de communisten de macht in Rusland zouden krijgen, goud
in de socialistische maatschappij als basis voor de munt van nul en gener
waarde zou zijn. Hij voorspelde zelfs, dat in de naaste toekomst de waarde
van goud in het socialistische systeem zo ver zou dalen, dat de leden vau
de communistische partij het zouden gebruiken om er hun WC's mee te
verfraaien.
Toen de communisten met Lenin aan het hoofd in Rusland aan de
reverinv kwamen, werd het echter al spoedig duidelijk, dat ook een com
munistische staat het niet zonder goud kan stellen. Gedurende de 40 jaar,
dat de communisten nu aan het bewind zijn, heeft men dan ook niet ge
tracht het goud zijn rol in de economie te ontnemen, doch men is juist
onafgebroken bezig geweest te trachten er zo veel mogelijk van in bezit
te krijgen.
De droom van Lenin werd geen waar-'
heid. Het bleek niet mogelijk uitsluitend
handel te drijven op basis van d® dlr®p:
te ruil van goederen tegen S?edeT®"- ^et
is immers vrijwel met mogelijk steeds die
goederen aan te bieden, die een ander
land zou willen hebben in ruil voor Jim
leveranties. Vérder blijven er steeds over-
schotten te verrekenen en de oetanng
daarvan kon het best in goud geschieden
omdat goud toen en ook nu als internatio
naal betaalmiddel bij uitstek wordt
beschouwd.
Rusland had nogal wat te betalen want
de nieuwe staat had enorme behoeften
aan allerlei goederen die in het buitenland
moesten worden besteld, zodat de invoer
de uitvoer ver overtrof. De hoofdcommis
saris van de communistische Volksbank
Spunde, erkende de behoefte aan goud
volmondig toen hij in Mei 1918 verklaarde,
dat „het de taak van de Sovjet-regering
was in de binnenlandse geldbehoefte te
voorzien door de uitgifte van papiergeld
en dat alle edele metalen moesten die
nen voor een fonds waaruit de schulden
aan 't buitenland konden worden betaald"
Sindsdien is deze door Spunde opgestel
de politiek gevolgd. Ook in de gunstigste
periode van de N.E.P. (Nieuwe Econo-
Y EEL VACANTIEGANGERS
spoeden zich met een bijna
bovenmenselijke haast naar het
oord, waar ze van plan zijn hun
vacantietijd in zalig niets doen te
verteren. Naar de opvatting van de
samenwerkende spoorwegen in
West-Europa kan het ook anders:
De vacantie-reiziger kan op de
heenweg al toeristische genoegens
bij de vleet savoureren, als hij zich
in matige vaart langs 's Heren
wegen laat voeren, vanuit een com
fortabele fauteuil genietend van
het wisselend uitzicht. En deze op
vatting hebben de Westeuropese
spoorwegen in een daad omgezet
ook.
Sedert 1950 rollen langs grotere en
kleinere wegen de prachtige Europa
bussen, hier en daar stoppend bij, wat
een „bezienswaardigheid" pleegt ge
noemd te worden of voor een station
om passagiers tot in- en uitstappen
gelegenheid te geven. Het spreekt wel
vanzelf, dat bij deze opzet de vaart
van een sneltrein niet benaderd wordt,
want de bedoeling is de reizigers al
tijdens de tocht rustige indrukken te
bezorgen van steden, dorpen en land
schap.
Aan de andere kant wordt het tempo
niet zo laag gehouden, dat per dag niet
een behoorlijk afstand kan worden
overbrugd. Men kan om half negen
's morgens in Amsterdam op de
Europa-bus stappen en 's avonds om
half tien in Hamburg zijn „Suppe mit
Emlagen" gaan bestellen. Men rijdt
eveneens binnen een dag van Amster
dam naar Frankfurt. En wie verder
wil kan prachtige aansluitingen vin
den, tot Napels toe in het Zuiden.
Maar ook Narvik, Casablanca, Wenen
en Stockholm zijn per Europa bus te
bereiken en deze maand is een nieuwe
lijn tussen Keulen en Hoek van Hol
land geopend.
Onlangs hebben wij op uitnodiging
van de Nederlandse Spoorwegen zulk
een tocht naar Hamburg per gewone
lijndienst van de Europa-bus meege
maakt. Om half negen ingestapt aan
het hoofdstedelijk Amstelstation, wa
ren wij in de gelegenheid de verkeers-
knopen in Amsterdam tot de uiterste
verwarring mee te beleven, de ponten
misère te ervaren en al het groen van
de Noordhollandse polders in rust te
genieten. Over de Afsluitdijk, via Leeu
warden en Groningen werd naar de
grens gereden, waar de Duitse stewar
dess van haar voortreffelijk Nederlands
wat meer op haar landstaal kon over
schakelen. Zij speelde haar rol niet
met de stalen vriendelijkheid die via
vakscholing geleerd wordt, maar per
soonlijk en met aandacht. Van tijd tot
tijd werd iets nodigs of onnodigs over
bezienswaardigheden door haar verteld
en soms opende zij de bar om te ser
veren, wat niet ten onrechte in folders
als „verfrissende dranken" wordt aan
geduid. Zonder buitengewone ver
moeidheid kwamen wij in Hamburg
en op onze aankomst kon je je klok
gelijk zetten.
Zo beleefden wij in de praktijk, wat
de folders van de Europa-bus beloven;
op het kaartjes-kopen na, wat de met-
genodigde aan de stations van de
Nederlandse Spoorwegen moet doen.
mische Politiek van 1920 tot 1928) toen
heel wat communistische bepalingen wer
den verzacht, is niet afgeweken van de
stelregel van kameraad Spunde. Er kwam
onder de N.E.P. bijv. ook geen gouden
roebel meer in omloop.
Hoe groot waren echter de aanwezige
goudreserves? Voor de 1ste wereldoorlog
onder het tsarenregiem, moet er zeer veel
goud aanwezig zijn geweest. Volgens som
migen bedroeg 't goudbezit van de Staats
bank toen 2 milliard roebel. Volgens ande
re bronnen waren er voor een waarde
van 494.2 millioen roebel aan gouden mun
ten in omloop. Het goudbezit in handen
van particulieren in de vorm van baren
en sieraden valt niet te ramen.
Tijdens de eerste wereldoorlog werd een
groot gedeelte van de goudreserves ge
bruikt om het tekort op de buitenlandse
handel te dekken. Na de Octoberrevolutie
in 1917 en de bijna vier jaren durende
burgeroorlog liepen de goudreserves nog
verder terug, zodat bij het begin van de
sanering van de roebel (1922-1924) het
Kremlin nog slechts 31 millioen aan gou
den roebels bezat. Een miserabel bedrag
als men bedenkt, dat de communisten zo
veel kostbaarheden hadden geconfisceerd
als zij maar te pakken hadden kunnen
krijgen. Enorme bedragen aan goud, zil
ver en edelstenen waren immers van Kerk,
adel en anderen afgenomen.
Om de reserves weer wat aan te vullen
werd door de communistische regering
een plan opgesteld, dat in de volgende ja
ren met succes werd uitgevoerd, aldus
schrijft Mykhaylo Pavlyn in The Ukrai
nian Quarterly. Bij dit plan ging het er
allereerst om het nog aanwezige goud
bij de bevolking (bijv. bij de bourgeoisie,
doch ook bij de boeren) in bezit te krij
gen. Tijdens de N.E.P. toen men. wat ge
matigd te werk ging, loste men dit pro
bleem als volgt op. Omdat er een groot
tekort aan geld in omloop was, werd offi
cieus toegestaan de gouden roebel op de
zwarte markt, doch ook wel op de geld
markt, in te wisselen voor papiergeld,
dat officieel betaalmiddel was.
Aanvankelijk werd voor 10 goudroebel
10.5 tot 13 roebel in papiergeld gegeven,
doch soms was de behoefte aan papiergeld
zo groot, dat voor 10 goudroebel slechts
9,5 roebel in papiergeld werd betaald.
Bankbiljetten bleek men dus meer op
prijs te stellen dan gouden munten!
Een zeldzaam phenomeen in de histo
rie, dat alleen hierdoor verklaarbaar is,
dat de enige mogelijkheid voor de onder
nemers om onder de N.E.P. hun zaken
uit te breiden het verkopen van hun goud
reserves was, waardoor een officieel be
taalmiddel de papieren roebel kon
worden verkregen. De staat, die vanzelf
sprekend deze hele affaire leidde, kreeg
op deze manier veel goud voor papier
geld in handen.
Aan het einde van de N.E.P. toen de
communistische principes weer straffer
werden toegepast, ging men ook tot ande
re middelen over om nog meer goud van
de bevolking los te krijgen. Vooreerst wer
den alle personen gearresteerd waarvan
werd aangenomen, dat zij nog goud in
hun bezit hadden. Zij werden net zo lang
gehouden tot zij hun geheime bergplaatsen
opbiechtten. Deze mensen leden volgens
het Russiche publiek aan de nieuwe ziekte
„gouditis".
Een tweede methode die werd toegepast,
bestond hierin, dat de winkels van de
Torgsin, die tot nu toe alleen aan staats
beambten leverden, ook aan het honger
lijdende publiek gingen verkopen, maar
dan tegen betaling in goud, zilver en edel
stenen. Voor deze kostbaarheden werden
dan de prijzen berekend welke voor de
eerste wereldoorlog golden! De Torgsin
beëindigde deze activiteit in 1935 toen de
omzetten toch heel gering werden. De bei
de genoemde methoden versterkten de
staatsreserves aanzienlijk. Molotof sprak
indertijd nog zijn voldoening uit over da
vergaarde schatten.
Nu van de bevolking vrijwel geen goud
meer te verwachten was, werd het voor
de Sovjet-Unie zaak de productie van goud
op te voeren. Tot aan het begin van de
dertiger jaren was hieraan weinig aan
dacht besteed, daar de eerder genoemde
handelwijzen heel wat sneller het goud
deden binnenstromen. In 1929 werd slechts
voor 53 millioen roebel aan goud boven
de grond gebracht. Daarom werd met
kracht aan de ontwikkeling van nieuwe
goudgebieden in het oosten van Siberië
begonnen, waarvoor vooral slavenarbei
ders werden gebruikt. Ook de oude ter
reinen werden nog eens onder handen ge
nomen, want in de tsarentijd was de ont
ginning nog heel primitief, zodat toen
meer goud begraven dan opgegraven
werd". De goudproductie is inderdaad
sinds 1930 gestegen. Betrouwbare gege
vens zijn echter niet aanwezig. Volgens
sommigen bedroeg de productie in 1934
440 millioen roebel en werd in 1936 voor
748 millioen aan de oppervlakte gebracht,
welk cijfer in 1938 zou zijn teruggelopen
tot 720 millioen roebel.
Tot een belangrijke versterking van de
goudreserves kan het op de vele eerder
genoemde wijzen verkregen goud echter
niet hebben geleid, want Rusland voerde
jaar in jaar uit zo veel meer in dan werd
uitgevoerd, dat er steeds belangrijke be
talingen aan het buitenland moesten wor
den gedaan.
Voor lang niet alle jaren, dat de Sovjet
unie aan het bewind is, zijn in- en uit-
voergegevens beschikbaar maar voor de
jaren dat zij werden gemeld, wijzen zij
vrijwel steeds een belangrijk tekort aan
op de handelsbalans. Zo overtrof de in
voer in de jaren 1918-1928 de uitvoer met
ruim 2 milliard roebel. Ondanks alle
propaganda van het Kremlin, dat men
over grote goudreserves zou beschikken,
moet het volgens Mykhaylo Pavlyuk wel
zeker worden geacht, dat het verloop van
de buitenlandse handel de vorming van
grote reserves niet heeft mogelijk ge
maakt.
FANDAAG zijn we weer naar Grevenbiclit getogen om er met een dikke
duizend andere ongehuwden ons vrijgezellenschap in het openbaar te gaan
belijden en ge moet daar niet om lachen. Potdorie, het was in de afgelopen
dagen niet mogelijk onze gang naar het rendez-vous der noodlijdenden aan te
kondigen of men zei ons fluisterend en met schalkse oogjes: Oh...-, dat zal daar
wel gezellig worden. Wij vragen ons af waarom. Waarom mogen de Werkgevende
middenstand, de Nederlandse bond van detailhandelaren in het schoonmaak
bedrijf, de onderlinge club van handelsreizigers en de vereniging van onder
officieren wél een serieuze bijeenkomst beleggen, terwijl men bij de braaf con-
gresserende vrijgezel vrijwel onmiddellijk een zo al niet losbandig, dan toch zeker
vrolijk bachanaal vermoedt. Dat is niet sportief, temeer, daar de problemen
van de vrijgezel in de twintigste eeuw die van bovengenoemde vereniging
wellicht in hoge mate overtreffen.
Want denk niet dat men daar in
Grevenbicht slechts bijeenkomt om
er in de Limburgse estamineetjes
de vrijheid te vieren. Waarachtig
niet. Het vorig jaar hebben we er
mannen en vrouwen ontmoet die na
het beluisteren van de lezingen stil-
lekes naar hun kamers gingen om
er te mediteren over al hetgeen er
naar voren was gebracht en die zich
intussen verheugden over het feit dat
hier, in de Grevenbichtse hotelka
mertjes tenminste géén portretten
hingen van reeds jaren overleden en
totaal onbekende lieden, zoals thuis.
Want ge kent toch het tehuis van de
vrijgezel. Neen, niet die vrolijke,
bruingebrande vrijgezel uit de ver
halen in de damesweekbladen, die in
een rode M.G. „rondrijdt en die de
gelukkige eigenaar is van een een
voudige, doch modern ingerichte
flat". Dat is in het Nederland van
vandaag niet meer mogelijk. Zeker,
de woningnood treft de jonggehuw
den, die hun geluk door te nauwe
behuizing of inwoning aan stukken
zien gaan, maar wie denkt er aan
de vrijgezel die bij de een of andere
oude taart tegen een fancy-prijs moet
huizen op een reeds lang verteerde
pluche-kamer met schilderijen, een
lampetkan, een doorgezakte stoel en
een bloemetjes-behang. En die, bij
gebrek aan enige kook-opleiding
- of kookgelegenheid - genoegen moet
hJX V Xwk
nemen met bieten in de winter en
sla in de zomer, een broodbelegging
die bij het eerste het beste zuchtje
van de wind het raam uit waait en
's Zondags chocoladevla. Een eigen
rechtstreeks aan de huisbaas betaal
de kamer is een luchtkasteel. Een
huisvestingsvergunning een droom.
Eerst moet hij maar trouwen en kin
deren krijgen en dan kijken we wel
verder. Van vrijgezellen-kamernood
heeft men nog nooit gehoord. En de
hospita, zij oogste voort.
En wanneer dan die uitgebuite vrij
gezellen de hoofden bijeen gaan ste
ken om eens te praten over de wijze
waarop hun onevenredige bijdragen
aan de Nederlandse Staat kunnen
worden beperkt, over de manier
waarop zij, vaak zeer eenzamen, hun
vrije tijd kunnen besteden, hoe zij
hun huurkamers gezellig kunnen
inrichten, dan lacht men schalks
en zegt: dat zal daar wel gezellig
worden.
Toen wij het vorig jaar per bus uit
Sittard in Grevenbicht arriveer
den bevond zich onder ons een
mannetje van in de vijftig die zo ver
heugd was over het feit dat hij hier
lotgenoten had gevonden, dat hij uit
pure vreugde de beide benen in de
hoogte wierp en derhalve op de grond
terecht kwam. Dit was geen uitspat
ting, dit was de eenvoudige reactie
op dertig jaar alléén aan tafel zit
ten, dertig jaar 's avonds alléén naar
de radio luisteren, dertig jaar al
léén een wandelingetje maken, dertig
jaar alléén een bioscoopje pikken.
Natuurlijk, zegt gij, huisvader vanuit
Uw door kinderen omgeven leunstoel
nu: maar waarom is de man dan
niet getrouwd? Maar hoe waart
gij voordat ge uwe Marie ontmoette?
'eker ge had uw vrienden, maar als
lie nu eens allemaal door de golven
yan de bruidsmars worden wegge
spoeld. Dat kan, persoonlijk hebben
.ve daarvan zojuist weer een voor
beeld meegemaakt. De bruidegom
gaat over naar het andere kamp, hij
beziet zijn oude vrienden met een
hautaine blik als iets a-sociaals en
hun resten slechts de portretten van
de hospita-galerij en het bloemetjes-
behang.