Op een bovenflatje geen perziken
uit eigen tuin
Wie het meeste biedt, heeft ze
E'
geen overschot
Willen zij hier blijven wonen?
FEMINA99 helpt
keukenproblemen
oplossen
Of wordt dit hun ideaal?
De man met de meer
dan dertig zielen
MEER
Waar blijft de
socio graaf?
Primeur voor Rotterdam
ZATERDAG 10 SEPTEMBER 1955
PAGINA
VENALS in andere bedrijfstakken heeft zich gedurende
het verslagjaar in de haven een voelbaar tekort aan arbeids
krachten voorgedaan. Wanneer men de oorzaken hiervan
nagaat, stuit men er op één, welke men „het probleemvan deze
tijd zou kunnen noemen: het woningtekort. De overtuiging leeft
dat het, indien de haven zou kunnen beschikken over een extra
woningcontingent, mogelijk is een belangrijk aantal arbeiders
blijvend aan de haven te binden. Onder hen, die thans bij wijze
van noodoplossing dagelijks van ver buiten Rotterdam per bus
Worden aan- en afgevoerd, bevinden zich enige honderden werk-
nemers, die zich permanent in Rotterdam zouden willen vestigen
De bemiddelaar
W;
De arbeider zelf
Ht
'Me
De burgemeester
De Industrieel
Haven en huis
''iSr Z^niürnSeV'"g 6n Z^h
Eigen kok
■/.•.v.-,--' WS':-V
Touwtrekken om pendelaars
Deze opvatting vinden wij in het jaar-
Verslag-1954 van de Scheepvaart Ver"
ehiging Zuid en daar wij er van over-
tyigd waren, dat zij al te zeer van op-
tirnisme getuigt, namen wij de moeite,
6ens een nader onderzoek in te stellen
naar de bereidheid van de pendelende
arheiders, om Rotterdam als woonplaats
te kiezen, zou deze stad voldoende
Woongelegenheid bieden.
Dit onderzoek richtte zich allereerst
*°t de zgn. economische noodgebieden
Van Nederland, d.w.z. die gewesten waar
®eh arbeidsoverschot aanwezig zou zijn.
et name werden genoemd enkele ge-
centen in West Brabant en in Zuid
oost Drenthe. Voor Rotterdam komt
welhaast uitsluitend, gezien zijn
1Sgingj west-Brabant in aanmerking.
DE KORDATE Oost-Brabander A.
van Esch, chef van het Arbeids
bureau Etten, zit in zijn modern
Werkvertrek tussen grafieken en getal-
inlijsten. Ruim elf jaren heeft hij de
°htwikkeling van het „noodgebied" eens
aangezien. Telkens rinkelt de telefoon
Vo,
'or aanvragen van arbeidskrachten.
ant op 4 October komt Prins Bern
ard de kersverse Tomado-fabriek offi-
Rel openen, terwijl tal van andere fa-
Heken öf onlangs in bedrijf kwamen,
'j£ hort voor de opening staan, öf in
aanbouw zijn.
V"Het haalt niets uit", zegt de heer
j;.an Esch „zelfs niet in de eigen pro-
p'hcie. In' 1952 begonnen we hier met
eh wervingsactie voor een zinkfabriek
•«-•■«'! jn Budel. Ze had-
Etten. Dezelfd^
ervaringen heb-
we gehad met de
Staatsmijnen en
4. v. ESCH,
"Vrekken is inge
boren".
v 'et landbouwwerk in de Haarlemmer
meer,
'Tachtig prima landarbeiders verrich-
h sei
Mei in Dubbeldam. Ze kregen land-
1.seizoenarbeid van 1 December tot
gevestigde technische scholen en de be
volkingsaanwas zullen wij elk jaar over
een 200 jongelui beschikken, die in het
technisch arbeidsproces ingeschakeld
kunnen worden. Hieruit blijkt tevens,
dat de industrialisatie langzaamaan
dient te geschieden en de vestiging van
niet al te grote, gedifferentieerde be
drijven de voorkeur verdient."
WANNEER men in Etten vraagt
naar de arbeider, die alles van
zijn omgeving afweet en zijn
streekgenoten kent, in negentig van de
honderd gevallen zal men u verwijzen
naar P. Feskens, die aan de Roosen-
daalseweg tussen voor- en achtertuin
tje in een prettige arbeiderswoning
huist, werkzaam is bij de bestratingen,
het tot wethouder van zijn gemeente
bracht en oprichter-voorzitter is van de
Kath. Arbeiders Beweging te Etten.
Jong en oud komen bij hem te rade en
zo weet hij wat zich roert in de kringen
van de vaste en losse arbeiders.
„Ze willen niet in die flatjes en drie-
kamerwoninkjes", zegt de heer Fes
kens, gezeten naast een grote schaal
perziken uit eigen tuin. „Ze zijn hier ge
boren en getogen en verschrikkelijk
honkvast. Met de bebouwing in deze ge.
meeenten wordt er rekening mee ge
houden; de huizen krijgen hier een lan
delijk karakter.
Maar Wèl willen ze pendelen! Men
zegt het mij ronduit: ,,'t Gaat ons maar
om de poen" en die krijgen ze in de
haven. Want de lonen liggen er behoor
lijk en bovendien krijgen ze nog een
reistoeslag voor dat pendelen en gratis
bussen. Ze moeten er weliswaar vroeg
hun bed voor uit en ze komen er laat
door thuis, maar ze brengen dan ook
een behoorlijk stuk geld mee. Gaan ze
zich in of bij Rotterdam vestigen, dan
vervalt die reistoeslag en dat willen ze
nu juist niet hebben.
Zouden er mensen uit ons gewest zijn,
die de stap toch willen wagen, dan zie
ie ze vast na een jaar terug. Dat brengt
weer drama's mee, want ze moeten zich
hier opnieuw vesti- w
gen en ook wu heb- >;-
ben een tekort aan
woningen. II
De Rotterdamse i»;
gemeentereiniging i
heeft hier via de -
Heide Maatschap
pij pogingen in
het
Reiderswoningen aangeboden, maar
is .t één was er, die op de aanbieding
ingegaan.
Öe kwestie is, dat met seizoens-
Rrk hoge lonen te verdienen
'{jh en de mensen hier uit de streek
I'in typische seizoenswerkers. Het
,llkt eenvoudig niet, ze buiten de
'ii
P. FESKENS,
„Om de poen"
Un vertrouwde, eigen omgeving
te houden. Dit „trekken" zit
als het ware ingeboren. In de
gemeenten Etten en Leur,
ho
"cplien en Hoeven waren in 1946
slechts 300 arbeidsplaatsen.
e hiensen moesten er wel op uit
de kost te verdienen.
mannelijke beroepsbevolking is op
Rt ogenblik ong. 9000 man sterk. De
hdbouw en de ambachtelijke bedrijven
v *®n er 4000 van op. Er zijn onge-
Q°(:'r 1500 arbeidsplaatsen in de eigen
Seving en de rest pendelt. Daarvan
er velen die naar het nabije Breda
t.Roosendaal gaan (10 km) en de ove-
j 1366 werken benoorden Moerdijk
havens en industrieën. Daarmee is
"hele beroepsbevolking op.
fiif?°eten wij dan toch nog doorgaan
hie -?e vestiging van nieuwe industrieën
t). 1 - Vast en zeker, want de krachten
WfVo°r betrekken wij uit de pende-
rs. zodat het er voor de havens, wat
h]„ mensen betreft, niet al te roos-
Rrig uitziet
h tien jaren tijds hebben wij 1200
Rer werkgelegenheidsplaatsen in het
RR gebied gekregen. Wanneer de ont-
heling zo doorgaat, kunnen wij die
U« Want door de beide in dit gebied
werk gesteld, men
sen te krijgen. Er
loopt nu dagelijks
vanuit Dinteloord
een bus met onge
veer 30 mensen
voor die dienst.
Wanneer ze goed
voldoen kunnen ze
een woning krij-
gen. Of ze er op ingaan? Misschien een
enkeling, maar daar zal het dan ook bij
blijven.
Wel moet ik zeggen, dat van de an
dere kant noorderlingen hier ook niet
aarden, want de ontspanning is hier
landelijk en huiselijk. Deze mensen voe
len zich hier op den duur ook niet
thuis......"
N DE HALL van het mooie, oude
raadhuis van Etten-Leur ligt een
nieuw, fris boekje ter lezing van
de wachtenden.
J. P. GODWALT,
Industrialiseren
roepsbnvolking van 81/87 mannen, jaar-
'ijks toenemend met 200, met slechts
Kerkgelegenheid in eigen streek voor
221/5 mannen.
600 mannen waren of werkloos of te
werk gesteld in de D.U.W. of moesten
zeer ver van huis proberen het dage
lijks brood te verdienen.
In 1951 registreerde men een gemid
delde werkloosheid van 123 per duizend
mannen, tegenover gemiddelden van 36
in de provincie en 28 in het rijk.
In Sint Willcbrord gemeente Ruc-
phen), een dorp met een zeer bijzon
dere sociale structuur, ivas in die tijd
een werkloosheid van 817 personen of
wel van 1/9,3 pet van de gehele beroeps
bevolking."
In enkele jaren tijds is de situatie wel
volkomen veranderd. Te sterker beseft
men dat wanneer men na dit gelezen te
hebben in de burgemeesterskamer zit
tegenover de sportieve figuur van bur
gemeester J. P. Godwaldt, voorzitter
van de Industriestichting Etten en
Leur.
Van de thans bestaande 36 industrieën
binnen zijn gemeente waren er vóór
1944 13 gevestigd. Tussen 1944 en 1953
kwamen er 13 bij en sedert 1 Januari
1953 nog eens 10. Er is geen reden
meer voor een noodkreet. Het „nood
gebied" werkt!
„De mensen", zegt de burgemeester,
„zijn hier moeilijk te bewegen, zich el
ders te vestigen. Er is een poging ge
weest om de emi
gratie te bevor
deren, maar daar
van kwam niets
terecht.
Zeker, er is een
tijd geweest, dat
tal van Westbra
banders door de
nood gedreven
zich in Rotter
dam-Zuid neerlie
ten en daar voor
een groot deel de
nu weer verou
derde, troosteloze
buurten vormden.
Maar die nood is
er nu niet meer.
Als er weer werk
loosheid zou ko
men, dan krijgen
zij 80 procent van
hun loon uitbe
taald als werkloosheidssteun en dan
blijven zij. De sociale verhoudingen zijn
sedert het begin dezer eeuw totaal ver
anderd.
Wij zien het pendelen niet graag. De
mensen worden er niet beter van. Wel
wat hun loon betreft, maar niet moreel.
Sommigen zakken zo diep, dat men zou
wensen, dat ze maar liever aan de ha
ven bleven, omdat ze een gevaar voor
hun omgeving die gelukkig nog goed
is gaan vormen. Maar ze blijven niet
aan de haven, ze keren hier altijd terug.
Moeten wij met industrialiseren door
gaan? Ongetwijfeld. Ik zie de hoogcon
junctuur als een voorbijgaand verschijn
sel. Wanneer de drukte in de haven
gaat luwen, wie zijn dan de eerste die
ontslagen worden? De pendelaars, want
de werkgever zal het eerst bezuinigen
op de duurste krachten en dat zijn zij,
wier reis en reisuren zij buiten het loon
ook nog moeten betalen."
SCHEEPSROMPEN, kranen en dok
ken, zij vormen het decor van de
werf, in welker directiekamer wij
een onderhoud hadden met de heren ir
K. van der Pols en ir A. Knape, direc
teuren van De Rotterdamsche Droog
dokmaatschappij. Deze grote onderne
ming, die medewerkt aan het welvaren
van de nijvere Maasstad, is groot-werk
geefster en zij heeft, als zovele andere
ondernemingen, te kampen met perso
neelsgebrek.
Wanneer men begrijpt, dat deze on
derneming het gros harer werknemers
in de eigen omgeving heeft wonen, zegt
het heel wat wanneer men van beide
heren verneemt, dat de gemiddelde af
stand van een arbeider aan de R D.M
tot zijn arbeidsterrein twaalf kilometer
bedraagt,
Rotterdam breidt aan alle kanten
het woonareaal uit. Een der merk
waardigste wijken ivordt de tot onge
veer 70.000 inwoners groeiende satel
lietstad Hoogvliet in het Zuid-Westen.
Zou een onderneming als de R.D.M.
zicli kunnen verheugen in een veelbelo
vende woongelegenheid, anderzijds is
het begrijpelijk dat de directie zorgelijk
gestemd is over de verwezenlijking van
het Botlekplan, het grote industrie
terrein dat zich nabij Hoogvliet gaat
ontwikkelen. Immers wanneer de
slecht gehuisveste RDM-employé's een
betere woning in Hoogvliet krijgen toe
gewezen, zouden zij wel eens in grote
Etten en Leur is een centrum-ge
meente van het ontwikkelingsgebied
Zuidwest-Brabant, omvattende de ge
meenten Etten en Leur, Hoeven en
Rucphen, tezamen tellende plusminus
32.000 inwoners.
Het wordt ook genoemd „het nood
gebied" als gevolg van de enorme
werkloosheid, die deze streek vele jaren
teisterde.
In 1951 zond de Katholieke Arbei
dersbeweging in het diocees Breda een
noodkreet aan de ministerraad om toch
speciale aandacht aan dit gebied te be
steden, Het gebied telde toen een be-
mate de aantrekkingskracht van de
Botlek-industrieën kunnen ondervin
den.
Wanneer de heer Van der Pols ons
heeft gewezen op dit gevaar, duidt de
heer Knape op een ander, n.l. het grote
kapitaalverlies dat zou optreden, wan
neer de scheepsbouwinstallatie al te on
derbezet zou geraken. Dit brengt mee
een renteloosheid van de millioenen, die
belegd zijn in de machtige apparatuur.
Dit is trouwens een verschijnsel, dat tal
van belangrijke sterk gemechaniseerde
ondernemingen bedreigt.
Wanneer wij de honkvastheid van de
landelijke bevolking ter sprake brengen
en er op duiden, dat zij haar woning
met het eigen bloemen- en groenten-
tuintje wellicht niet zal willen rui
len voor een moderne Rotterdamse wo
ning, is de heer Van der Pols niet pessi
mistisch gestemd.
„Misschien is dat zo bij de ouderen",
zegt hij, „maar de jongere generatie is
door allerlei contacten, b.v. door de
radio, reeds zodanig beïnvloed, dat het
grotestadsleven voor haar niet meer die
dreigende onbekendheid van vroeger
heeft. Ik ben er van overtuigd, dat ver
scheidene mensen uit Brabant, Drenthe
en van elders bereid zijn, een aardige
stadswoning te betrekken, wanneer zij
de voordelen er van hebben leren ken
nen."
DE ROTTERDAMSE wethouder van
het havenbedrijf, de heer J. van
Tilburg, stamt zelf uit West-Bra
bant. Hij is van een Klundertse familie
en meent dat er honderden arbeiders
uit het voorvaderlijk gebied naar de
haven zullen komen, als er maar meer
woongelegenheid is. In dit opzicht is
zijn mening volkomen tegengesteld aan
die van de mensen uit Etten en Leur.
En zo zitten wij dan tenslotte met
een weids uitzicht op liet nog weidser
Weena in de kamer van wethouder J.
Meertens, bij ontstentenis van burge
meester van Walsum en de nieuwbe
noemde gouverneur van Suriname, wet
houder van Tilburg, als loco het bur
gemeesterschap van Rotterdam waar
neemt.
Hij is afkomstig van het Drentse
veengebied waar hij, als vooruitstrevend
onderwijzer het socialisme propageer
de. Hij kent dus de Drenthenaren wel
en speciaal hen, die in het tegenwoor
dige „noodgebied" wonen.
„Gelukkig is het land, waar 't kind
zijn moer verbrandt", citeert hij een
oude dichter. „Maar de oude moergron-
den zijn zo zoetjesaan helemaal afge
graven en nu zijn het dalgronden ge
worden. De veenarbeiders, ook die uit
Groningen, Friesland en Overijssel in
Het veengebied kwamen werken, zü"
langzamerhand meegetrokken met de
afgravingen. Hun kinderen moesten een
toekomst hebben en zo zagen we, dat
heel wat van hen terecht kwamen bij
de mijnen in Limburg, bij de Twentse
textielindustrie en bij Philips. Ook langs
de Lek en in Rotterdam vooral in de
bouwvakken ontmoet men er heel
wat.
Hieruit blijkt, dat een Drenthenaar
zit niet zo vast aan
reist, is hij niet.
Daarvoor is de af-
J. MEERTENS stand naar het ha
loer verbrand" vengebied te groot.
Hij kan in de week
ends naar huis. Het oude veengebied
heeft nog altijd een arbeidsoverschot en
ten aanzien van woningen liggen de mo
gelijkheden voor pendelaars gunstiger
zelfs dan voor autochtone Rotterdam
mers. Zo is eenmaal de overheidsrege
ling.
Wanneer men dus vraagt: kunnen
pendelaars zich in afzienbare tijd in een
Rotterdamse arbeiderswoning vestigen,
dan zeg ik: „ja".
Wethouder Meertens kan het weten,
want onder hem ressorteren Openbare
Werken, waaronder Volkshuisvesting.
Tot zover dan een weergave van
veler meningen over het probleem van
de pendelaars. Wij hebben hierover
nog met meerderen gesprekken ge
voerd, doch beperkten ons tot de weer
gave van enkele. Overduidelijk is het
echter, dat een diepgaand onderzoek in
deze kwestie hard nodig is.
r~t ELDEN zal men een ver-
zameling zózeer tegen
gestelde opvattingen over een
ernstig sociaal-economisch pro
bleem bijeen vinden als op dezo
pagina.
Verscheidene betrokkenen
bij het vraagstuk van het
algemeen tekort aan arbeiders
blijken hun planning te maken
op verwachtingen, volkomen
tegenstrijdig aan die van andere
betrokkenen.
Wie hebben gelijk?
Het antwoord is niet een
voudig te geven, ook niet op
grond van de uitingen, die door
ons ter weerszijden van het
Hollandsch Diep werden geno
teerd. Het onderzoek zal uitge
breider dienen te zijn, vooral
in de kringen van de arbeiders,
want het gaat om hen en om
hun bereidheid óf hier óf elders
te werken. Van een overschot
spreken, wanneer dit overschot
volop aan de arbeid is en zelfs
broodnodig is op de plaats waar
het werkt, kan bezwaarlijk ge
rechtvaardigd zijn. Of de jonge
industrie in het voormalige
overschot gebied óf de onder
bezette havenindustrieën moe
ten bij een voortgezette ont
wikkeling in nood geraken,
voor zover zij het al niet zijn.
Gezien de ernst van de zaaK
menen wij, dat het beslist
nodig is, op korte termijn te
komen tot een degelijk rapport
over deze materie. Hier ligt
werk voor de sociograaf!
Nog is men bezig de resten van de E 55
op te ruimen, of de Ahoy-hal wordt al
weer in gereedheid gebracht voor een
jaarlijks terugkerend evenement: de
zevende „Femina", beurs voor mode en
huishouding, die dit jaar, traditioneel
geopend door Rotterdams eerste burge-
resse mevr. van Walsnm-Quispel, van
30 September tot en met 12 October a.s.
zal worden gehouden.
Zich bewust van de voorlichtende taak,
die zij jegens het publiek in het alge
meen en jegens de huisvrouw in het bij
zonder hebben, zijn de organisatoren
van de „Femina" voornemens dit jaar de
bezoekers een oplossing aan de hand te
doen voor de ontelbare problemen, waar
voor de keuken de huisvrouw in deze
tijd stelt. Problemen, die ontstaan door
de beperkte ruimte, welke in de moderne
woning voor de koopgelegenheid wordt
gereserveerd. Problemen ook, die ver
band houden met het gebrek aan hulp in
de huishouding.
Hier en daar worden de vrouw in een
enkele incidenteel ingerichte modelkeu
ken wel eens suggesties aan de hand ge
daan, op welke wijze zij aan al die pro
blemen bet hoofd kan bieden, maar een
volledig overzicht van alles, wat het be
drijfsleven op dit gebied van de keuken
inrichting heeft te bieden, kreeg men
niet.
Daarin zal de „Femina" als eerste ver
andering brengen. In het midden van de
Ahoy-hal tussen het nieuwe restaurant
en het podium met de cadeau-stand, dat
ditmaal niet aan 'n zijwand, maar even
eens midden in de hal komt zullen niet
minder dan tien keukens op ware grootte
een volledig beeld geven van de moge
lijkheid, die binnen iedere beschikbare
ruimte en binnen iedere beurs liggen.
Deze expositie krijgt een totale ruimte
van 425 M2. met een vloeroppervlakte van
120 M2. De tentoongestelde keukens zul
len in groote variëren van 3.61 tot 21 M2
en worden uitgevoerd in het L- en
U-vormige type. Bovendien zal worden
getoond, hoe een kookhoekje kan worden
ingericht in de woonkamer van de alleen
wonende en hoe in een plattelands
woning of een bungalow aan de woon
keuken een gezellig en verantwoord aan
zien kan worden gegeven, terwijl ook
aan een zo economisch mogelijk gebruik
van energie door de huisvrouw (heen en
weer lopen tussen aanrecht, fornuis en
kasten) aandacht zal worden besteed.
Guido van Deth,
Samen met een veertigtal kleine toeschouwers maakten we op een
zomerse Zaterdagmiddag de voorstelling mee van Guido van Deth's Poppen
theater bij hem thuis, op de Naussau Dillenburgstraat in Den Haag. In
het kleine zaaltje zaten de kinderen, sommige vergezeld van hun ouders,
gespannen te kijken. Zij lieten zich volledig meeslepen.
„Ja, wèl waar, hij heeft het gedaan
„Pas op Pietjei Peenhaar, daar komt de*schurk aan'.
Steeds weer klonken soortgelijke opmerkingen vanuit het publiek, soms
hele dialogen tussen een pop en een jeugdige toeschouwer.
Want het hele spel is voor de kinde
ren spanning en ontspanning. En om de
ontspanning draaglijk te maken komt
voor het begin van iedere voorstelling
Guido van Deth naar voren:
Lieve kinderen, dadelijk krijgen
we een spannende voorstelling. Maar
één ding wil ik jullie verklappen, en jul
lie moeten me beloven het niet verder
te vertellen. Goed? Nou, dan. Het loopt
allemaal goed af. De schurk wordt ge
pakt en krijgt zijn verdiende straf.
Ook nog dit, de poppen mogen het
niet weten. Beloven jullie me ook, het
niet aan de poppen te vertellen? Nou ja,
jullie vriendjes mogen het wel weten.
De poppen kunnen nooit uit de kast ko
men."
Hierdoor tracht hij het vertrouwen te
winnen. Wanneer het spel dan zijn hoog
tepunt bereikt, blijft in het onderbewust
zijn van de kinderen de gedachte „het
toopt goed af", leven.
De man met meer dan dertig zielen.
Dat is inderdaad Guido van Deth. die
aan elk van zijn poppen een eigen be
zieling geeft.
Hij vertelde ons een en ander over zijn
werk in zijnkeuken, waar hij juist
bezig was zijn eigen potje te koken.
„Ja ziet U, dat doe ik zelf, want dan
kan ik eten wat ik wil en wanneer ik
wil. Kijk, dit is voor vandaag, terwijl
hij 'n grote pan met rijst opende, en
die grote pan daar met kip is voor mor
gen.
In de gangen en langs de trappen gro
te affiches, die zijn optreden in binnen-
en buitenland vermelden. Voor tal van
verenigingen is hij opgetreden, van het
Haags Vacantie Comité tot de Perso
neels Vereniging van een Verzekerings
Maatschappij in Philadelphia.
„In Amerika ben ik ook voor de
Televisie opgetreden, en met groot suc
ces, kijkt U maar".
En hij overhandigde ons een plakboek
vol met recensies uit Amerikaanse bla
den.
In 1948 maakte van Deth in opdracht
van de Nederlandse Regering een tour-
née langs de Ned. Antillen en door Ve
nezuela. Op al deze tournées werd hij
vergezeld door de pianist Frank Koo-
man, die zelf de begeleidende muziek
maakt, en nog steeds zijn medewerker
is.
Nog vaak genoeg reist hij veel door
het buitenland, vooral België.
„Ik ben een Vlaming moet U weten".
In 1931 begon van Deth als amateur
op een fancy-fair en zijn eerste num
mer was natuurlijk Jan Klaassen. Lang
zamerhand maakte hij zelf bewerkingen
en trad op kindermiddagen op. Zijn eer
ste bewerking dateert uit 1934 en heet
„De Dood die bijna stierf". Hierna brak
een rustperiode aan die tot 1940 duurde.
Toen vatte hij het plan op om in Den
Haag een Poppentheater op te richten.
Maar het begin van de oorlog beteken
de het einde van zijn activiteiten, d.w.z.
officieel, want overal in het land trad
hij clandestien op.
peert bij iedere voorstelling en dan ant
woordt hij spontaan:
Het verschil van reageren. Massaal
reageren de kinderen hetzelfde. Het
doorsnee Haagse kind reageert hetzelfde
als bijvoorbeeld het Gelderse. Maar b.v.
imiteren van het dialiect wordt in Gel
derland nooit geaccepteerd, terwijl de
kinderen hier in Den Haag het een ge
noegen vinden.
Ze praten dan ook zelf mee.
Guido van Deth treedt niet alleen
voor jeugdig publiek op. Iedere winter
zijn er voorstellingen voor volwassenen
In de op te voeren stukken propageert
hij vooral de Vrede. De ene keer bena
dert hij hem langs religieuze kant en de
andere keer langs de gewone menselijke
Direct in 1945 verwezenlijkte van Deth
zijn vooroorlogse plannen, en na een
tijd van ingespannen arbeid kwam hij
in 1946 te voorschijn met het stuk „Ma
dame de Florivalle", dat grote bijval
vond. Hierop volgden de succesnummers
„Kerstnacht in de St. Pieter", „Parabel
van Verloren Zoon" en „Vrijspraak le
venslang".
Al de scenario's worden door hem zelf
geschreven. Sprookjes van beroemde
schrijvers zijn meestal niet uitvoerbaar,
vanwege de te grote bewerkingen die ze
zouden moeten ondergaan, waardoor
van het oorspronkelijk werk niet veel zou
overblijven.
„Kindervoorstellingen zijn voor mij
een liefhebberij, de kinderen leven he
lemaal mee. Ik streef er zoveel moge
lijk naar hun amusement te bieden. Pae-
dagogisch moraliserend poppenspel vind
ik onverantwoord. Ik ben me volkomen
bewust van de verantwoordelijkheid,
wanneer de kinderen mij worden toe
vertrouwd. Daarom tracht ik altijd va
riatie van spanning en ontspanning te
brengen, maar nooit griezel. Dit alles
doe ik in overleg met een kinderpsy
choloog.
We vragen wat hem het meest frap-
kant. In ieder geval probeert hij al zijn
stukken een religieuze strekking "te
geven.
„De mooiste opvoering die ik ooit heb
gegeven? Wel dat was tijdens een Kerst
avond in een Mariniers-kamp. Ik moest
een uitvoering geven van een Kerstspel
en zag daar ontzettend tegen op. I) kunt
het wel begrjjpen. Allemaal keiharde,
nuchtere kerels. Het begin liep nogal
koel, en ik kon merken, in de reacties
van de zaal, dat het niet gewaardeerd
werd. Ik had me toen voorgenomen om
nooit meer voor zo'n gezelschap op te
treden. Totdat ik tegen het einde van
de voorstelling bemerkte, dat al mijn
toeschouwers steeds meer onder de in
druk kwamen en toen liet ik Sinte Pie
ter tot de Engeltjes zeggen: „Komt nu
en zingt met my opdat heel de wereld
het hore mag: Gloria in Excelsis Deo".
En met luide keel zong opeens de he
le zaal mee. Ik vond het werkelijk ont
roerend, al die rauwe mannenstemmen.
Dat was het laatste wat ik verwacht
had",