Op een bovenflatje geen perziken uit eigen tuin Wie het meeste biedt, heeft ze E' geen overschot Willen zij hier blijven wonen? FEMINA99 helpt keukenproblemen oplossen Of wordt dit hun ideaal? De man met de meer dan dertig zielen MEER Waar blijft de socio graaf? Primeur voor Rotterdam ZATERDAG 10 SEPTEMBER 1955 PAGINA VENALS in andere bedrijfstakken heeft zich gedurende het verslagjaar in de haven een voelbaar tekort aan arbeids krachten voorgedaan. Wanneer men de oorzaken hiervan nagaat, stuit men er op één, welke men „het probleemvan deze tijd zou kunnen noemen: het woningtekort. De overtuiging leeft dat het, indien de haven zou kunnen beschikken over een extra woningcontingent, mogelijk is een belangrijk aantal arbeiders blijvend aan de haven te binden. Onder hen, die thans bij wijze van noodoplossing dagelijks van ver buiten Rotterdam per bus Worden aan- en afgevoerd, bevinden zich enige honderden werk- nemers, die zich permanent in Rotterdam zouden willen vestigen De bemiddelaar W; De arbeider zelf Ht 'Me De burgemeester De Industrieel Haven en huis ''iSr Z^niürnSeV'"g 6n Z^h Eigen kok ■/.•.v.-,--' WS':-V Touwtrekken om pendelaars Deze opvatting vinden wij in het jaar- Verslag-1954 van de Scheepvaart Ver" ehiging Zuid en daar wij er van over- tyigd waren, dat zij al te zeer van op- tirnisme getuigt, namen wij de moeite, 6ens een nader onderzoek in te stellen naar de bereidheid van de pendelende arheiders, om Rotterdam als woonplaats te kiezen, zou deze stad voldoende Woongelegenheid bieden. Dit onderzoek richtte zich allereerst *°t de zgn. economische noodgebieden Van Nederland, d.w.z. die gewesten waar ®eh arbeidsoverschot aanwezig zou zijn. et name werden genoemd enkele ge- centen in West Brabant en in Zuid oost Drenthe. Voor Rotterdam komt welhaast uitsluitend, gezien zijn 1Sgingj west-Brabant in aanmerking. DE KORDATE Oost-Brabander A. van Esch, chef van het Arbeids bureau Etten, zit in zijn modern Werkvertrek tussen grafieken en getal- inlijsten. Ruim elf jaren heeft hij de °htwikkeling van het „noodgebied" eens aangezien. Telkens rinkelt de telefoon Vo, 'or aanvragen van arbeidskrachten. ant op 4 October komt Prins Bern ard de kersverse Tomado-fabriek offi- Rel openen, terwijl tal van andere fa- Heken öf onlangs in bedrijf kwamen, 'j£ hort voor de opening staan, öf in aanbouw zijn. V"Het haalt niets uit", zegt de heer j;.an Esch „zelfs niet in de eigen pro- p'hcie. In' 1952 begonnen we hier met eh wervingsactie voor een zinkfabriek •«-•■«'! jn Budel. Ze had- Etten. Dezelfd^ ervaringen heb- we gehad met de Staatsmijnen en 4. v. ESCH, "Vrekken is inge boren". v 'et landbouwwerk in de Haarlemmer meer, 'Tachtig prima landarbeiders verrich- h sei Mei in Dubbeldam. Ze kregen land- 1.seizoenarbeid van 1 December tot gevestigde technische scholen en de be volkingsaanwas zullen wij elk jaar over een 200 jongelui beschikken, die in het technisch arbeidsproces ingeschakeld kunnen worden. Hieruit blijkt tevens, dat de industrialisatie langzaamaan dient te geschieden en de vestiging van niet al te grote, gedifferentieerde be drijven de voorkeur verdient." WANNEER men in Etten vraagt naar de arbeider, die alles van zijn omgeving afweet en zijn streekgenoten kent, in negentig van de honderd gevallen zal men u verwijzen naar P. Feskens, die aan de Roosen- daalseweg tussen voor- en achtertuin tje in een prettige arbeiderswoning huist, werkzaam is bij de bestratingen, het tot wethouder van zijn gemeente bracht en oprichter-voorzitter is van de Kath. Arbeiders Beweging te Etten. Jong en oud komen bij hem te rade en zo weet hij wat zich roert in de kringen van de vaste en losse arbeiders. „Ze willen niet in die flatjes en drie- kamerwoninkjes", zegt de heer Fes kens, gezeten naast een grote schaal perziken uit eigen tuin. „Ze zijn hier ge boren en getogen en verschrikkelijk honkvast. Met de bebouwing in deze ge. meeenten wordt er rekening mee ge houden; de huizen krijgen hier een lan delijk karakter. Maar Wèl willen ze pendelen! Men zegt het mij ronduit: ,,'t Gaat ons maar om de poen" en die krijgen ze in de haven. Want de lonen liggen er behoor lijk en bovendien krijgen ze nog een reistoeslag voor dat pendelen en gratis bussen. Ze moeten er weliswaar vroeg hun bed voor uit en ze komen er laat door thuis, maar ze brengen dan ook een behoorlijk stuk geld mee. Gaan ze zich in of bij Rotterdam vestigen, dan vervalt die reistoeslag en dat willen ze nu juist niet hebben. Zouden er mensen uit ons gewest zijn, die de stap toch willen wagen, dan zie ie ze vast na een jaar terug. Dat brengt weer drama's mee, want ze moeten zich hier opnieuw vesti- w gen en ook wu heb- >;- ben een tekort aan woningen. II De Rotterdamse i»; gemeentereiniging i heeft hier via de - Heide Maatschap pij pogingen in het Reiderswoningen aangeboden, maar is .t één was er, die op de aanbieding ingegaan. Öe kwestie is, dat met seizoens- Rrk hoge lonen te verdienen '{jh en de mensen hier uit de streek I'in typische seizoenswerkers. Het ,llkt eenvoudig niet, ze buiten de 'ii P. FESKENS, „Om de poen" Un vertrouwde, eigen omgeving te houden. Dit „trekken" zit als het ware ingeboren. In de gemeenten Etten en Leur, ho "cplien en Hoeven waren in 1946 slechts 300 arbeidsplaatsen. e hiensen moesten er wel op uit de kost te verdienen. mannelijke beroepsbevolking is op Rt ogenblik ong. 9000 man sterk. De hdbouw en de ambachtelijke bedrijven v *®n er 4000 van op. Er zijn onge- Q°(:'r 1500 arbeidsplaatsen in de eigen Seving en de rest pendelt. Daarvan er velen die naar het nabije Breda t.Roosendaal gaan (10 km) en de ove- j 1366 werken benoorden Moerdijk havens en industrieën. Daarmee is "hele beroepsbevolking op. fiif?°eten wij dan toch nog doorgaan hie -?e vestiging van nieuwe industrieën t). 1 - Vast en zeker, want de krachten WfVo°r betrekken wij uit de pende- rs. zodat het er voor de havens, wat h]„ mensen betreft, niet al te roos- Rrig uitziet h tien jaren tijds hebben wij 1200 Rer werkgelegenheidsplaatsen in het RR gebied gekregen. Wanneer de ont- heling zo doorgaat, kunnen wij die U« Want door de beide in dit gebied werk gesteld, men sen te krijgen. Er loopt nu dagelijks vanuit Dinteloord een bus met onge veer 30 mensen voor die dienst. Wanneer ze goed voldoen kunnen ze een woning krij- gen. Of ze er op ingaan? Misschien een enkeling, maar daar zal het dan ook bij blijven. Wel moet ik zeggen, dat van de an dere kant noorderlingen hier ook niet aarden, want de ontspanning is hier landelijk en huiselijk. Deze mensen voe len zich hier op den duur ook niet thuis......" N DE HALL van het mooie, oude raadhuis van Etten-Leur ligt een nieuw, fris boekje ter lezing van de wachtenden. J. P. GODWALT, Industrialiseren roepsbnvolking van 81/87 mannen, jaar- 'ijks toenemend met 200, met slechts Kerkgelegenheid in eigen streek voor 221/5 mannen. 600 mannen waren of werkloos of te werk gesteld in de D.U.W. of moesten zeer ver van huis proberen het dage lijks brood te verdienen. In 1951 registreerde men een gemid delde werkloosheid van 123 per duizend mannen, tegenover gemiddelden van 36 in de provincie en 28 in het rijk. In Sint Willcbrord gemeente Ruc- phen), een dorp met een zeer bijzon dere sociale structuur, ivas in die tijd een werkloosheid van 817 personen of wel van 1/9,3 pet van de gehele beroeps bevolking." In enkele jaren tijds is de situatie wel volkomen veranderd. Te sterker beseft men dat wanneer men na dit gelezen te hebben in de burgemeesterskamer zit tegenover de sportieve figuur van bur gemeester J. P. Godwaldt, voorzitter van de Industriestichting Etten en Leur. Van de thans bestaande 36 industrieën binnen zijn gemeente waren er vóór 1944 13 gevestigd. Tussen 1944 en 1953 kwamen er 13 bij en sedert 1 Januari 1953 nog eens 10. Er is geen reden meer voor een noodkreet. Het „nood gebied" werkt! „De mensen", zegt de burgemeester, „zijn hier moeilijk te bewegen, zich el ders te vestigen. Er is een poging ge weest om de emi gratie te bevor deren, maar daar van kwam niets terecht. Zeker, er is een tijd geweest, dat tal van Westbra banders door de nood gedreven zich in Rotter dam-Zuid neerlie ten en daar voor een groot deel de nu weer verou derde, troosteloze buurten vormden. Maar die nood is er nu niet meer. Als er weer werk loosheid zou ko men, dan krijgen zij 80 procent van hun loon uitbe taald als werkloosheidssteun en dan blijven zij. De sociale verhoudingen zijn sedert het begin dezer eeuw totaal ver anderd. Wij zien het pendelen niet graag. De mensen worden er niet beter van. Wel wat hun loon betreft, maar niet moreel. Sommigen zakken zo diep, dat men zou wensen, dat ze maar liever aan de ha ven bleven, omdat ze een gevaar voor hun omgeving die gelukkig nog goed is gaan vormen. Maar ze blijven niet aan de haven, ze keren hier altijd terug. Moeten wij met industrialiseren door gaan? Ongetwijfeld. Ik zie de hoogcon junctuur als een voorbijgaand verschijn sel. Wanneer de drukte in de haven gaat luwen, wie zijn dan de eerste die ontslagen worden? De pendelaars, want de werkgever zal het eerst bezuinigen op de duurste krachten en dat zijn zij, wier reis en reisuren zij buiten het loon ook nog moeten betalen." SCHEEPSROMPEN, kranen en dok ken, zij vormen het decor van de werf, in welker directiekamer wij een onderhoud hadden met de heren ir K. van der Pols en ir A. Knape, direc teuren van De Rotterdamsche Droog dokmaatschappij. Deze grote onderne ming, die medewerkt aan het welvaren van de nijvere Maasstad, is groot-werk geefster en zij heeft, als zovele andere ondernemingen, te kampen met perso neelsgebrek. Wanneer men begrijpt, dat deze on derneming het gros harer werknemers in de eigen omgeving heeft wonen, zegt het heel wat wanneer men van beide heren verneemt, dat de gemiddelde af stand van een arbeider aan de R D.M tot zijn arbeidsterrein twaalf kilometer bedraagt, Rotterdam breidt aan alle kanten het woonareaal uit. Een der merk waardigste wijken ivordt de tot onge veer 70.000 inwoners groeiende satel lietstad Hoogvliet in het Zuid-Westen. Zou een onderneming als de R.D.M. zicli kunnen verheugen in een veelbelo vende woongelegenheid, anderzijds is het begrijpelijk dat de directie zorgelijk gestemd is over de verwezenlijking van het Botlekplan, het grote industrie terrein dat zich nabij Hoogvliet gaat ontwikkelen. Immers wanneer de slecht gehuisveste RDM-employé's een betere woning in Hoogvliet krijgen toe gewezen, zouden zij wel eens in grote Etten en Leur is een centrum-ge meente van het ontwikkelingsgebied Zuidwest-Brabant, omvattende de ge meenten Etten en Leur, Hoeven en Rucphen, tezamen tellende plusminus 32.000 inwoners. Het wordt ook genoemd „het nood gebied" als gevolg van de enorme werkloosheid, die deze streek vele jaren teisterde. In 1951 zond de Katholieke Arbei dersbeweging in het diocees Breda een noodkreet aan de ministerraad om toch speciale aandacht aan dit gebied te be steden, Het gebied telde toen een be- mate de aantrekkingskracht van de Botlek-industrieën kunnen ondervin den. Wanneer de heer Van der Pols ons heeft gewezen op dit gevaar, duidt de heer Knape op een ander, n.l. het grote kapitaalverlies dat zou optreden, wan neer de scheepsbouwinstallatie al te on derbezet zou geraken. Dit brengt mee een renteloosheid van de millioenen, die belegd zijn in de machtige apparatuur. Dit is trouwens een verschijnsel, dat tal van belangrijke sterk gemechaniseerde ondernemingen bedreigt. Wanneer wij de honkvastheid van de landelijke bevolking ter sprake brengen en er op duiden, dat zij haar woning met het eigen bloemen- en groenten- tuintje wellicht niet zal willen rui len voor een moderne Rotterdamse wo ning, is de heer Van der Pols niet pessi mistisch gestemd. „Misschien is dat zo bij de ouderen", zegt hij, „maar de jongere generatie is door allerlei contacten, b.v. door de radio, reeds zodanig beïnvloed, dat het grotestadsleven voor haar niet meer die dreigende onbekendheid van vroeger heeft. Ik ben er van overtuigd, dat ver scheidene mensen uit Brabant, Drenthe en van elders bereid zijn, een aardige stadswoning te betrekken, wanneer zij de voordelen er van hebben leren ken nen." DE ROTTERDAMSE wethouder van het havenbedrijf, de heer J. van Tilburg, stamt zelf uit West-Bra bant. Hij is van een Klundertse familie en meent dat er honderden arbeiders uit het voorvaderlijk gebied naar de haven zullen komen, als er maar meer woongelegenheid is. In dit opzicht is zijn mening volkomen tegengesteld aan die van de mensen uit Etten en Leur. En zo zitten wij dan tenslotte met een weids uitzicht op liet nog weidser Weena in de kamer van wethouder J. Meertens, bij ontstentenis van burge meester van Walsum en de nieuwbe noemde gouverneur van Suriname, wet houder van Tilburg, als loco het bur gemeesterschap van Rotterdam waar neemt. Hij is afkomstig van het Drentse veengebied waar hij, als vooruitstrevend onderwijzer het socialisme propageer de. Hij kent dus de Drenthenaren wel en speciaal hen, die in het tegenwoor dige „noodgebied" wonen. „Gelukkig is het land, waar 't kind zijn moer verbrandt", citeert hij een oude dichter. „Maar de oude moergron- den zijn zo zoetjesaan helemaal afge graven en nu zijn het dalgronden ge worden. De veenarbeiders, ook die uit Groningen, Friesland en Overijssel in Het veengebied kwamen werken, zü" langzamerhand meegetrokken met de afgravingen. Hun kinderen moesten een toekomst hebben en zo zagen we, dat heel wat van hen terecht kwamen bij de mijnen in Limburg, bij de Twentse textielindustrie en bij Philips. Ook langs de Lek en in Rotterdam vooral in de bouwvakken ontmoet men er heel wat. Hieruit blijkt, dat een Drenthenaar zit niet zo vast aan reist, is hij niet. Daarvoor is de af- J. MEERTENS stand naar het ha loer verbrand" vengebied te groot. Hij kan in de week ends naar huis. Het oude veengebied heeft nog altijd een arbeidsoverschot en ten aanzien van woningen liggen de mo gelijkheden voor pendelaars gunstiger zelfs dan voor autochtone Rotterdam mers. Zo is eenmaal de overheidsrege ling. Wanneer men dus vraagt: kunnen pendelaars zich in afzienbare tijd in een Rotterdamse arbeiderswoning vestigen, dan zeg ik: „ja". Wethouder Meertens kan het weten, want onder hem ressorteren Openbare Werken, waaronder Volkshuisvesting. Tot zover dan een weergave van veler meningen over het probleem van de pendelaars. Wij hebben hierover nog met meerderen gesprekken ge voerd, doch beperkten ons tot de weer gave van enkele. Overduidelijk is het echter, dat een diepgaand onderzoek in deze kwestie hard nodig is. r~t ELDEN zal men een ver- zameling zózeer tegen gestelde opvattingen over een ernstig sociaal-economisch pro bleem bijeen vinden als op dezo pagina. Verscheidene betrokkenen bij het vraagstuk van het algemeen tekort aan arbeiders blijken hun planning te maken op verwachtingen, volkomen tegenstrijdig aan die van andere betrokkenen. Wie hebben gelijk? Het antwoord is niet een voudig te geven, ook niet op grond van de uitingen, die door ons ter weerszijden van het Hollandsch Diep werden geno teerd. Het onderzoek zal uitge breider dienen te zijn, vooral in de kringen van de arbeiders, want het gaat om hen en om hun bereidheid óf hier óf elders te werken. Van een overschot spreken, wanneer dit overschot volop aan de arbeid is en zelfs broodnodig is op de plaats waar het werkt, kan bezwaarlijk ge rechtvaardigd zijn. Of de jonge industrie in het voormalige overschot gebied óf de onder bezette havenindustrieën moe ten bij een voortgezette ont wikkeling in nood geraken, voor zover zij het al niet zijn. Gezien de ernst van de zaaK menen wij, dat het beslist nodig is, op korte termijn te komen tot een degelijk rapport over deze materie. Hier ligt werk voor de sociograaf! Nog is men bezig de resten van de E 55 op te ruimen, of de Ahoy-hal wordt al weer in gereedheid gebracht voor een jaarlijks terugkerend evenement: de zevende „Femina", beurs voor mode en huishouding, die dit jaar, traditioneel geopend door Rotterdams eerste burge- resse mevr. van Walsnm-Quispel, van 30 September tot en met 12 October a.s. zal worden gehouden. Zich bewust van de voorlichtende taak, die zij jegens het publiek in het alge meen en jegens de huisvrouw in het bij zonder hebben, zijn de organisatoren van de „Femina" voornemens dit jaar de bezoekers een oplossing aan de hand te doen voor de ontelbare problemen, waar voor de keuken de huisvrouw in deze tijd stelt. Problemen, die ontstaan door de beperkte ruimte, welke in de moderne woning voor de koopgelegenheid wordt gereserveerd. Problemen ook, die ver band houden met het gebrek aan hulp in de huishouding. Hier en daar worden de vrouw in een enkele incidenteel ingerichte modelkeu ken wel eens suggesties aan de hand ge daan, op welke wijze zij aan al die pro blemen bet hoofd kan bieden, maar een volledig overzicht van alles, wat het be drijfsleven op dit gebied van de keuken inrichting heeft te bieden, kreeg men niet. Daarin zal de „Femina" als eerste ver andering brengen. In het midden van de Ahoy-hal tussen het nieuwe restaurant en het podium met de cadeau-stand, dat ditmaal niet aan 'n zijwand, maar even eens midden in de hal komt zullen niet minder dan tien keukens op ware grootte een volledig beeld geven van de moge lijkheid, die binnen iedere beschikbare ruimte en binnen iedere beurs liggen. Deze expositie krijgt een totale ruimte van 425 M2. met een vloeroppervlakte van 120 M2. De tentoongestelde keukens zul len in groote variëren van 3.61 tot 21 M2 en worden uitgevoerd in het L- en U-vormige type. Bovendien zal worden getoond, hoe een kookhoekje kan worden ingericht in de woonkamer van de alleen wonende en hoe in een plattelands woning of een bungalow aan de woon keuken een gezellig en verantwoord aan zien kan worden gegeven, terwijl ook aan een zo economisch mogelijk gebruik van energie door de huisvrouw (heen en weer lopen tussen aanrecht, fornuis en kasten) aandacht zal worden besteed. Guido van Deth, Samen met een veertigtal kleine toeschouwers maakten we op een zomerse Zaterdagmiddag de voorstelling mee van Guido van Deth's Poppen theater bij hem thuis, op de Naussau Dillenburgstraat in Den Haag. In het kleine zaaltje zaten de kinderen, sommige vergezeld van hun ouders, gespannen te kijken. Zij lieten zich volledig meeslepen. „Ja, wèl waar, hij heeft het gedaan „Pas op Pietjei Peenhaar, daar komt de*schurk aan'. Steeds weer klonken soortgelijke opmerkingen vanuit het publiek, soms hele dialogen tussen een pop en een jeugdige toeschouwer. Want het hele spel is voor de kinde ren spanning en ontspanning. En om de ontspanning draaglijk te maken komt voor het begin van iedere voorstelling Guido van Deth naar voren: Lieve kinderen, dadelijk krijgen we een spannende voorstelling. Maar één ding wil ik jullie verklappen, en jul lie moeten me beloven het niet verder te vertellen. Goed? Nou, dan. Het loopt allemaal goed af. De schurk wordt ge pakt en krijgt zijn verdiende straf. Ook nog dit, de poppen mogen het niet weten. Beloven jullie me ook, het niet aan de poppen te vertellen? Nou ja, jullie vriendjes mogen het wel weten. De poppen kunnen nooit uit de kast ko men." Hierdoor tracht hij het vertrouwen te winnen. Wanneer het spel dan zijn hoog tepunt bereikt, blijft in het onderbewust zijn van de kinderen de gedachte „het toopt goed af", leven. De man met meer dan dertig zielen. Dat is inderdaad Guido van Deth. die aan elk van zijn poppen een eigen be zieling geeft. Hij vertelde ons een en ander over zijn werk in zijnkeuken, waar hij juist bezig was zijn eigen potje te koken. „Ja ziet U, dat doe ik zelf, want dan kan ik eten wat ik wil en wanneer ik wil. Kijk, dit is voor vandaag, terwijl hij 'n grote pan met rijst opende, en die grote pan daar met kip is voor mor gen. In de gangen en langs de trappen gro te affiches, die zijn optreden in binnen- en buitenland vermelden. Voor tal van verenigingen is hij opgetreden, van het Haags Vacantie Comité tot de Perso neels Vereniging van een Verzekerings Maatschappij in Philadelphia. „In Amerika ben ik ook voor de Televisie opgetreden, en met groot suc ces, kijkt U maar". En hij overhandigde ons een plakboek vol met recensies uit Amerikaanse bla den. In 1948 maakte van Deth in opdracht van de Nederlandse Regering een tour- née langs de Ned. Antillen en door Ve nezuela. Op al deze tournées werd hij vergezeld door de pianist Frank Koo- man, die zelf de begeleidende muziek maakt, en nog steeds zijn medewerker is. Nog vaak genoeg reist hij veel door het buitenland, vooral België. „Ik ben een Vlaming moet U weten". In 1931 begon van Deth als amateur op een fancy-fair en zijn eerste num mer was natuurlijk Jan Klaassen. Lang zamerhand maakte hij zelf bewerkingen en trad op kindermiddagen op. Zijn eer ste bewerking dateert uit 1934 en heet „De Dood die bijna stierf". Hierna brak een rustperiode aan die tot 1940 duurde. Toen vatte hij het plan op om in Den Haag een Poppentheater op te richten. Maar het begin van de oorlog beteken de het einde van zijn activiteiten, d.w.z. officieel, want overal in het land trad hij clandestien op. peert bij iedere voorstelling en dan ant woordt hij spontaan: Het verschil van reageren. Massaal reageren de kinderen hetzelfde. Het doorsnee Haagse kind reageert hetzelfde als bijvoorbeeld het Gelderse. Maar b.v. imiteren van het dialiect wordt in Gel derland nooit geaccepteerd, terwijl de kinderen hier in Den Haag het een ge noegen vinden. Ze praten dan ook zelf mee. Guido van Deth treedt niet alleen voor jeugdig publiek op. Iedere winter zijn er voorstellingen voor volwassenen In de op te voeren stukken propageert hij vooral de Vrede. De ene keer bena dert hij hem langs religieuze kant en de andere keer langs de gewone menselijke Direct in 1945 verwezenlijkte van Deth zijn vooroorlogse plannen, en na een tijd van ingespannen arbeid kwam hij in 1946 te voorschijn met het stuk „Ma dame de Florivalle", dat grote bijval vond. Hierop volgden de succesnummers „Kerstnacht in de St. Pieter", „Parabel van Verloren Zoon" en „Vrijspraak le venslang". Al de scenario's worden door hem zelf geschreven. Sprookjes van beroemde schrijvers zijn meestal niet uitvoerbaar, vanwege de te grote bewerkingen die ze zouden moeten ondergaan, waardoor van het oorspronkelijk werk niet veel zou overblijven. „Kindervoorstellingen zijn voor mij een liefhebberij, de kinderen leven he lemaal mee. Ik streef er zoveel moge lijk naar hun amusement te bieden. Pae- dagogisch moraliserend poppenspel vind ik onverantwoord. Ik ben me volkomen bewust van de verantwoordelijkheid, wanneer de kinderen mij worden toe vertrouwd. Daarom tracht ik altijd va riatie van spanning en ontspanning te brengen, maar nooit griezel. Dit alles doe ik in overleg met een kinderpsy choloog. We vragen wat hem het meest frap- kant. In ieder geval probeert hij al zijn stukken een religieuze strekking "te geven. „De mooiste opvoering die ik ooit heb gegeven? Wel dat was tijdens een Kerst avond in een Mariniers-kamp. Ik moest een uitvoering geven van een Kerstspel en zag daar ontzettend tegen op. I) kunt het wel begrjjpen. Allemaal keiharde, nuchtere kerels. Het begin liep nogal koel, en ik kon merken, in de reacties van de zaal, dat het niet gewaardeerd werd. Ik had me toen voorgenomen om nooit meer voor zo'n gezelschap op te treden. Totdat ik tegen het einde van de voorstelling bemerkte, dat al mijn toeschouwers steeds meer onder de in druk kwamen en toen liet ik Sinte Pie ter tot de Engeltjes zeggen: „Komt nu en zingt met my opdat heel de wereld het hore mag: Gloria in Excelsis Deo". En met luide keel zong opeens de he le zaal mee. Ik vond het werkelijk ont roerend, al die rauwe mannenstemmen. Dat was het laatste wat ik verwacht had",

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1955 | | pagina 5