EEN COMPLEET SYMPHONIE-ORKEST
f
M M
TUSSEN TWEE DROMEN
VRUCHTBARE SPANNINGEN
HONDENPRAAT:
I
STAALTJES VAN ACTIVITEIT,
E
D
BIJ
EEN
ROMAN
Talenten zijn er niet
de grond gestopt te
om onder
worden
Het culturele
Drie Teriijde's
en een verzoek
5 doktoren
het misbruik van
laxeermiddelen
H
ZATERDAG 10 SEPTEMBER 1955
PAGINA 7
Van een zieke vriend, die na spannende dagen acuut levensgevaar
te boven kwam, zeiden we met dankbare opluchting, dat we God
mochten danken dat hij het leven nog had.
Typische uitdrukking in ogenblikken dat de mens zijn geweldig
koninkrijk heeft verloren en vecht om zijn kale naakte bestaan dat
hem nog over is! Niet zodra is hem dit gelaten of hij herovert opnieuw
zijn immens koninkrijk en het begrip leven herkrijgt zijn werelden-
omspannende betekenis.
De omvang van het leven hangt goeddeels van onft zelf af en we
schreven deze inleiding alleen om te getuigen van het verlangen naar
dat grote en grootse leven dat als een beproeving hoort in de benau
wende ogenblikken als men tot het grote leven geen kans meer heeft,
zoals op de momenten dat men om zijn bestaan vecht, op een ziekbed
ofaan het front.
Het onderwerp voor deze weken heeft zich in die situatie aan ons
voorgedaan.
EN DUIDELIJK CULTURELE)
activiteit is muziek maken.
Waar zijn muziekmakende jonge
lui te vinden? Wellicht daar waar
ze geconcentreerd zijn. Zo raak
ten we verzeild op een college
voor V.H.M.O. Daar werd muziek
gemaakt. en hoe! Niet, dat die
vorige eeuwSe vorm van onder
wijs zelf zo geïnteresseerd is bij
dergelijke creatieve en expres
sieve activiteiten daar is ze
vorige eeuws voor maar na de
hersenspoeling van de lange dag,
blijven de jongelui bijeen en gaan
muziek maken. Hoe dat allemaal
gaat kwamen we te weten van
de voorzitter van het complete
symphonieorkest dat er bleek te
bestaan.
Twee partijen
Contactavonden
Stoelen en tafels van het
>verblijflokaal zijn aan de
'cant geschoven. De jeugd
musiceert. De nauwkeurig
observerende toeschouwer
zal wel opgemerkt hebben
dat dit een lichte trucfoto is.
Die strijkengroep was bezig,
maar de hoornblazers tegen
de achterwand zeker niet.
Dat is weer een andere groep
uit de muziekmakende goe
gemeente
van
het
college.
Niet straffeloos
Onrust
waarschuwen tegen
JEUGD en cultureel en maatschappelijk leven
Tot in welke werelden strekt zich
het leefgebied van de jonge mens uit?
Is zijn wereld groot of klein? Hoevele
terreinen liggen er onontdekt en niet
geëxploreerd en zullen zo blijven? Is
de jeugd wel op veroveringstocht?
We hebben de koek andersom aan
gesneden.
We betreden twee werelden en zoe
ken er de jonge mens. Wellicht zijn
beide voor vele jonge lezers onbe
kend. Dan mogen ze reden hebben na
deze kennismaking hun wereld er
mede te vergroten.
Uit een kleine maar voortreffelijke
hoek van liet culturele leven is het
verhaal van een jeugdig symphonie-
orkest, dat als direct klankbeeld bij
deze beschouwing gaat.
HET MEEST DYNAMISCH en over
eenkomend met de beeldspraak
die we in het inleidinkje gebruikten
k Trompetten en Hoorns moet
men in de gaten houden. De
verleiding is groot er wat an
ders op te gaan blazen dan,
wat wij klassiek noemen, en
welk jongmens ontkomt aan
die verleiding bij alle over
heerlijke voorbeelden van jazz-
blazers van onverdacht muzi
kaal allooi? In het oog van de
hyperserieuzen vormen de
blazers die onder elkaar jazz
blazen als ze de gelegenheid
hebben eén verderfelijke staat
in de staat. Die spanning geeft
leven in de gelederen!
k Uit dezelfde keuken stamt het
verhaal van een begaafd jong
mens die trompet ging leren
spelen, maar er na een paar
maanden mee ophield., omdat
hij zat te wachten om mee te
blazen in een onvervalst jazz
nummer. Om Mozart c.s. was
het hem niet begonnen, hij
voelde zich klassiek genomen.
Dit is wel een erg geestdriftig
muziekliefhebber. In een ro
mantische muziekgeschiedenis
kan men leren waar sommige
werken zijn ontstaan (Ge kent
het „Toverfluitenhuisje"
wat een woord!). Als ge nog
eens een stuk voor piano en
viool tegenkomt van een zekere
X. die lid was van ons gezel
schap, dan moogt ge weten dat
het in enige maanden ontstaan
is in de 4e klas onder Frans,
Algebra en Godsdienstleer.
Wij hebben de gewoonte onze
zegslieden te vragen of ze nog
iets op het hart hebben, dat ze erg
graag kwijt willen, als ze tenmin
ste naar ons genoegen voor
schrijfstof hebben gezorgd.
„U moet eens vragen of er mis
schien een'lezer is die op zolder
een oud spinet of een clavichord
heeft staan. Zulke dingen hebben
we nodig voor onze huismuziek".
U weet het dus; lezers met een
oud spinet kunnen zich melden.,
we hebben gevraagd hoeveel hij
er hebben moest.
vinden we de vertaling van cultuur
als veredeling, vervolmaking van de
natuurlijke mens. Die veredelende
arbeid ligt op vele terreinen. Dit zijn
cultuurgebieden: godsdienst ep gees
tesstromingen: wetenschap 'en tech
niek, kunst en zeker ook levenskunst.
De perspectieven zijn weids en voor
velen aanlokkelijk genoeg om op ver
kenning te gaan. Als we echter zo
spreken lijkt het alsof die veredelende
arbeid facultatief is. Men kan zich
met geestesstromingen, met weten
schap en met kunst bemoeien en men
kan het ook laten.
Zou het zó zijn?
Of hebben wij de plicht tot het eind
punt van onze krachten ons aan deze
arbeid te zetten?
Is langs de kant blijven zitten ge
oorloofd?
Ons dunkt dat we onszelf terug
kunnen vinden onder de knechten uit
het Evangelie die de talenten van hun
Heer in bewaring kregen.
Opwerpingen tegen deze redenering
zijn wel te maken. Dit zijn er een
paar:
1. De vervolmaking van de boven
natuurlijke mens dient in het brand
punt van de belangstelling te staan.
Cultuurarbeid aan de natuurlijke mens
moge belangrijk zijn, men mag er niet
de zwaarte van een Evangelische
Boodschap aan geven. Op gevaar af
getrokken te worden op een terrein
dat het onze niet is, houden we deze
objectie voor een ketterij die weer een
muur optrekt tussen natuur en
boven-natuur en tegenstellingen
schept die er niet zijn.
Wat heel belangrijk is, is dat 1. de
talenten ongelijk verdeeld waren en
2. dat in de grond stoppen niet geoor
loofd was.
Alzo, wie tot veel in staat is heeft
de plicht veel te doen, en wie tot wei
nig in staat is toch in ieder geval om
dan maar weinig te doen, maar nooit
niets.
Wie aan de kant zit, verzaakt zijn
plicht.
Wie niet op veroveringstocht is tot
aan de grenzen van zijn vermogens
schiet te kort.
Wie de middelen' hebben gekregen
om te werken aan de veredeling, de
vervolmaking van zichzelf en de an
dere mensen zal dat moeten doen. En
hebben we die middelen niet alle
maal? Het is geen kwestie van je
kunt het doen en je kunt het ook
laten.
2. Men kan vragen naar het nut van
culturele arbeid, bijv. de verrijking
van één mensengeest, als deze zich
niet richt tot de andere mensen. En
men denkt aan de kamergeleerde, °f
de astronoom. Wij weten zo net nog
niet of de geestelijke rijkdom van een
mensenkind, ook niet een collectief
bezit is van het mensdom, een nuttig
en rijk bezit van ons allen. En wie
beweert dat veel culturele arbeid zon
der duidelijk nut ook zinloos is, is een
ketter want Gode is niet heerlijker
gediend dan met het binnendringen
vol ijver en met grote energie in de
mogelijkheden van zijn Schepping,
door de mensen (Zijn voortreffelijkste
werkstuk) die hij speciaal voor die
arbeid uitrustte.
In die geest wordt het culturele le
ven met zijn vele gebieden voor de
jonge mens een wereld waarin hij
verplicht is binnen te gaan al naar
zijn vermogens. En het kan niet an
ders of het moet goed en schoon zijn
daar te vertoeven.
Wie studeren kan is verplicht te
studeren.
Wie zonder moeite studeren kan ts
verplicht vele malen verder te komen
dan degene die het met moeite doet.
Een ieder ontdekke de aard van zijn
talenten en vcrmenigvuldige die zodra
hij ze gevonden heeft.
Laat het terrein der kunsten niet
braak liggen. Het is geen woestenij,
want God zelf is er verantwoordelijk
voor.
De wijsheid van zovele medemen
sen die nog leven of gestorven zijn,
was tot onderricht van ons allen. Ga
er niet achteloos aan voorbij.
Het ideale beeld is dat van een jong
mens met een brede en intensieve
culturele belangstelling, een die de
dag plukt, die werelden exploreert, de
schoonheid en de klaarheid ervan ont
dekt en dat alles doet ter veredeling
en vervolmaking van zichzelf en de
andere mensen en aldus tot meerdere
eer van Hem die het voor hem maakte.
De lezer verontschuldige ons onder
tussen. We zouden u nog spreken van
die andere wereld: het maatschappe
lijke leven. Wat ons uit de pen vloei
de vulde echter kolommen. Een
andere maal mogen we de gelegen
heid krijgen op dat thema door te
borduren.
F.B.
„Een compleet symphonieorkest?"
vragen we.
Hij vertelt ons van het zout dat dij
die aankondiging hoort. Het is een
sympathiek stuk tragiek een soort
epos van jonge mensen die van
muziek houden en muziek willen maken
en die met het vreemde avontuurlijke
élan van de jeugd daartoe het een en
ander ondernemen. Natuurlijk voor het
meerendeel ondernemingen, die veel te
geweldig en veel te veeleisend zijn en
dus voor immer onbereikbaarmaar
dat is eigenlijk niet belangrijk.
Het orkest is al heel oud. De tweede
jeugd dateert van 1947, toen er een be
roepsdirigent voor kwam die voor een
appel en ei bereid bleek eruit te halen
wat maar kon. Voorwaar een niet ge
ringe opgave.
Na een jaar waren ze aan een concert
toe, dat natuurlijk gegeven werd met de
allures van het „net echte". En bij dat
net echte behoort een uitnodiging aan
de krant. Welnu de muziekmedewerker
is geweest, natuurlijk, en verborg alle
feilen onder de mantel der liefde. Het
enthousiasme is meer waard dan het
succes. Toch waarschuwde de goede man
vooral nieL.dc Weg op te gaan naar het
onbereikbare. Hoog mikken binnen het
bereikbare is verstandiger. En er is zo
veel goede huismuziek.
Men moet zich zulk een concert voor
stellen. Natuurlijk een doodsbenauwde
.dirigent die met recht en rede de stuk
ken uit het vuur sleept. Zwoegende jon
gelui en niet alleen jongelui. De
bezetting immers, is zó uitgebreid, dat
hulp inroepen noodzakelijk wordt. Er
zijn oud-leerlingen en verloofderi van
hen en zelfs vaders, die allen te hoop
gelopen zijn om een groot werk te ver
richten. Zoiets is aandoenlijk.
Wat er allemaal komt kijken om aan
instrumenten te komen en deze te leren
bespelen is een hoofdstuk apart in het
epos. Ondertussen zijn er twee partijen
onstaan in de gelederen mede door die
krantenman. De ene partij wil vasthou
den aan het grote orkest-begrip en zich
blijven werpen op de grote podium-
kluiven. Heldhaftig ongetwijfeld, zegt
de tegenpartij, maar vraag niet hoe die
partituren er uit komen te zien, na onze
behandeling. Beter is het op meer be
scheiden schaal beter werk te verrich
ten.
Er kwam een volgend concert, waar
op de allegros-larghetto werden ge
speeld, omdat de eigenlijke tempi moor
dend waren. Het succes van de avond
was een divertimento van Haydn, dat
door een groepje strijkers werd ge-
bescheiden partij, die daarmede de over-
speeld, geheel in de geest van de meer
winning dreigde te behalen.
Zo schijnt het klimaat gunstiger te
worden voor de verwijdering van de
niet raszuivere elementen (al die hulp
troepen) zodat er van een echt jeugd
orkest gesproken kan worden.
Zo schijnt de blokfluit om zijn een
voudiger bespeelbaarheid toch weer een
kans te krijgen ondanks haar verguisde
lage stand in vergelijking met fluit,
hobo en klarinet, de grote broers uit het
echte orkest.
Is dit een epos of niet? En dan moet
ge dit nog weten. Met een kwartje in
de week blijft deze voortreffelijke on
derneming op de been. Men moet niet
vragen naar de financiële zorgen van de
Franciscaner Pater en bet bestuur die
het bedrijf leiden.
De grote instrumenten (trompetten,
fluiten enz.) z'Jn bezit van het orkest,
de violen zijn eigendom van de jonge
lui die zoiets voor een verjaardag vra
gen. Niet lang geleden kwam er een ter
repetitie met een viool die hij gevonden
had bij zijn grootvader in een oude kast.
De dirigent geeft vioolles en al wie
beter fluiten kan dan zijn buurman,
geeft zijn buurman fluit-les! Een enkele
mag er van thuis les halen op een con
servatorium.
En zo musiceert men.
Al zijn de concerten adembenemende
evenementen, het meeste genoegen be
leven de jonge muziekminnaars aan de
zgn. contactavonden. Dan komt men bij
elkaar en musiceert men naar hartelust.
Dan ook krijgen de aspirantleden de kans
hun vorderingen te tonen. De soli zijn
dan niet van de lucht en ook de klei
nere groeperingen concerteren, zoals dat
groepje strijkers met hun divertimento.
We vragen naar het repertoire.
Hier heeft u een bloemlezing:
Intermezzo uit de Cavalieria.
Voorspel tot de 2e acte van de Tra-
viata,
en die goeie Kalif van Bagdad,
en.de kindersymphonie van Haydn,
en., de ouverture Egmond.
De meer bescheiden richting vermeldt:
icn Rigauden van Desmarets en een
nenuet van Haydn.
Evengoed jammer dat zo'n onderne
ming er in die gouden dagen van het
jong zijn maar een beetje bijhangt.
alsof het een 12c rangs bezigheid is,
vaarvoor geld, goed en tijd bij elkaar
gescharreld moeten worden. Wij oude
ren. belast met de vorming van de
jru; d, hebben maar een raar soort
hiAtrchie van waarden.
ZOU 'T LEVEN van elk mens zich niet ergens afspelen „tussen twee
dromen?" Hij die er zich bewust van is lijkt er nog het best aan toe.
Niet hij die gekozen heeft voor de éne droom en daarmee met de andere
meent afgerekend te hebben. Immers deze laatste behoort tot de arrivé's.
de rustigen, de bedaarden van beroep. Maar water dat stil staat wordt
modder. Juist de tweede droom houdt de mens in spanning en geeft hem
juist «lat élan, waardoor het leven de moeite waard wordt geleefd te
worden.
ERNEST GANN heeft in zijn boek
twee klare mogelijkheden geko
zen: in de éne mens leeft de
droom van de rusteloze zwerver voor
wie de wereld te klein is en die een
mogelijk avontuur al voelt naderen
door het jagende kloppen van z'n bloed
maar tegelijkertijd leeft in deze zelf
de mens de nette droom van de aan
huis en haard gebonden echtgenoot.
Niet altijd zijn de „twee dromeji"
zo gemakkelijk te onderkennen. En
Oog minder schijnt het wenselijk ze
beide in stand te houden.
Zolang de jongen nog niet getrouwd
is, leeft hij nog in het stadium, de
verrukkelijke phase van de verrassing
Hij heeft zijn meisje op duizend ma
nieren al z'n standvastige trouw be
loofd. Er is geen enkele aarzeling
hieromtrent, noch bij hem, noch bij
haar. En toch is er nog de charman
te onzekerheid. Nog is er de jongen
en het meisje. Nog hebben ze de voor
rechten van geliefden. Zijn ze ge
trouwd dan schijnt voor de man en
de vrouw de eerste phase afgesloten
te zijn. Is dit zo? Het mag zo niet zijn.
De liefde is geen gave, maar een op
gave.
Een jonge dichter schrijft verzen.
In elke versregel is de honger naar
verre einders en de onrust om het be
staan te proeven. Altijd is er weer de
nieuwe poging men zegt dat elke
poging tevergeefs zal zijn om zijn
persoonlijke, originele visie gestalte
te geven. Maar dan wordt deze jonge
fantast journalist. Hij gaat reportages
schrijven. De spanning tussen de naar
routine-heenneigende journalist en de
„dwaze" dichter geeft aan alles wat
hij neerschrijft juist die diepte waar
door hij zich onderscheidt.
Wanneer de pastoor van Ars niet
heel zijn leven gefolterd was door de
koorts om zich in een onbekend afge
legen klooster te mogen begraven zou
hij misschien nooit de. dag en nacht
zich uitslovende en van hartelijke be
kommernissen vervulde biechtvader
geworden zijn, noch de felle van pro
fetische visies getuigende predikant.
in de christen, die zijn „rechten" eist
Het veilige bestaan, de aardse gebor
genheid, het zich omgeven van sociale
rechten, het van de aardse liefde ge
nieten, het gekoesterd willen worden
van de begrijpende vriendschap. An
derzijds is er de diepe hunkerirjg naar
het onvergankelijke, naar God, het on
besmette en absolute. God eist immers
de hele mens. De Bergrede is niet
mis te verstaan. De christen is niet
anders dan een pelgrim, altijd op weg,
hij mag zich nergens blijvend installe
ren. Hij moet voldoen aan alle condi
ties van de pelgrimage. Zijn „bagage"
moet tot het minimum beperkt
ROMEN LATEN ZICII niet straf-
van de mens de eerlijke poging
om hem te verwerkelijken. Wie droomt
van een nieuwe wereld, en van een
fel godsdienstig reveil maar tege
lijk van een rustig veilig bestaan met
pensioen en levensverzekering zal
aan de eerste droom z'n tol moeten
betalen. Anders komt hij niet verder
dan de onverbiddelijke slagboom. Er
lopen er te veel rond, die inderdaad
niet veel verder gekomen schijnen te
zijn. Nauwelijks 25 jaar oud spreken
ze glimlachend van hun enthousias
te tijd.... Toen ze nog meededen met
revue's en acties en bewegingen. Ze
hebben er nu mee afgerekend. Maar
de droom heeft ook met hén afgere
kend. Tot hun groot nadeel. Ik ben
daar diep van overtuigd.
HET CHRISTENDOM drijft een
mens altijd in onrust. Ik bedoel
niet de kwasi-onrust. De onrust
van het benepen hart, die zich uit van
de ene kant in naargeestige destructie
ve critiek op de vele collectezakjes,
op de al te vlotte of te weinig vlotte
preek, op het tekort aan huisbezoek,
op de ruzie met de pastoor en van
de andere kant op de verouderde, wer-
lAdvertentiej
Als u geregeld laxeermiddelen slikt, te er nu
•en manier om er van af te komen. S3 van de 100
personen lukte het; u kunt het ook.. En wel zo:
Drink tn de loop van elke dag enkele glazen
water en bepaal een vast uur voor uw stoelgang
Neem de le week elke avond twee Carter's Le
verpilletjes. 2e Week elke avond één. 3e Week
om de andere avond één. Daarna niets meer,
want Carter's Leverpilletjes stellen uw Inge
wanden in staat weer op eigen kracht t#
werken, zonder laxeermiddelen.
Wanneer zorgen, vermoeidheid ofte veel eten
tiet tempo van uw ingewanden tijdelijk vertra
gen, neem dan tüclelük Carter's Leverpilletjee
om u weer op gang te helpen Zo raakt u uw ver
stopping kwijt en vervalt u niet in de laxeer-
middel*-.n gewoonte Haai direct Carter's Le-
verpilleyea, t 1.20 per flacon. 8?
kelijk z.g. verouderde verschijnings
vorm van de Kerk. Deze laatste cri
tiek begint zeer gevaarlijk te worden:
alsof het geloof en de vernieuwing er
van gebaat zouden zijn met een gefor
ceerd „ruim" geweten. De diepe we
zenlijke onrust van het christendom is
van een andere aard. Het is de per
manent durende en misschien het he
le leven omvattende crisis „tussen
twee dromen". Enerzijds is er de mens
zijn. Hij moet vrij zijn. Hij mag van de
dingen houden en ervan genieten,
maar: in vrijheid. Vanzelfsprekend
zijn de lachenden, de verzadigden, de
genieters hier in het nadeel. En Chris
tus' voorkeur gaat dan ook uit naar
de treurenden, de armen, de zuive
ren. Het Christendom begint met te
vragen om elk voor de hand liggend,
of uit diep menselijk denken verwor
ven standpunt prijs te geven. Het
Christendom vraagt van de mens, dat
hij leeft vanuit Gods standpunt en van
uit Gods visie de dingen bekijkt. Zich
hieraan roekeloos overgeven is: gelo
ven. Alleen vanuit dit geloof is „chris
telijk" bezitten mogelijk evenzeer als
christelijk arm zijn; alleen vanuit dit
geloof is het christelijk huwelijk mo
gelijk evenzeer als het christelijk ver
zaken.
De ergste misdaad aan het christen
dom is: deze christelijke „droom"
ondergeschikt te maken aan de droom
van het aardse, veilige bestaan. Wie
dit in zijn leven toelaat en het met
een arsenaal van argumenten verde
digt is ernstiger schuldig dan wie
Christus de rug toekeert.
Het is after all niet iets om je zo
zeer over te verbazen, dat vele jonge
mensen bij de eerste de beste vermeen
de of werkelijke crisis in hun geloofs
leven de Kerk uitgaan. Wat hebben zij
in hun leven ervaren van het pure,
zuivere onvermengde Christus-ideaal?
Hebben ze ergens ooit iets gemerkt
van die onrust,, die de christen naar
zijn afkomst, eigen moet zijn?
De roman van Gann eindigt met een
catastrophe. Vlak voor het ongeluk bidt
Ben Lawless: „God wanneer U een
plaatsje voor me hebt om er te leven,
zou het dan in een kleine vallei mo
gen zijn., ik weet, dat ctte ergens
moet bestaan. Zou het een plekje mo
gen zijn waar zelfs een man als ik
voor eeuwig zou willen blijven? Amen".
Benjamin Lawless haalde diep adem
Toen de Hudson eindelijk te .pletter
sloeg zweefde er een glimlach om zijn
lippen.
P. Wesseling C.ss.R.
(Voor een bespreking van Gann's roman zie
pagina 5).
„Ziezo, we beginnen weer", aldus
Hond na een onverwachte en enigs
zins duistere escapade, „en laten we
nu dan ook maar meteen goed be
ginnen. De vacanties zijn voorbij en
het wordt tijd, dat eenieder zo lang
zamerhand weer eens aan de slag
gaat. Daarbij staat mij een nieuw,
eenvoudig werkprogram voor de
geest. Er wordt de laatste tijd ge
sproken over de vijfdaagse werk
week. Dit bevalt mij niet. Als hond
sta ik óp het standpunt dat na
een vacantieseizoen als het voor
bije, met eindelijk eens dat echte
hondenweer van volop stralende
zon en trillende warmte een
verdeling van de week in vijf
werkdagen; en twee rustdagen zich
aan iedere gezonde kwispelaar wel
moet voordoen als een mislukte
grap. Evenwichtige verdeling tussen
arbeid en rust als ideaal een door
de menselijke cultuur niet geschon
den hond moge dit onbevangen be
oordelen veronderstelt dat men
aan beide gelijkwaardige kansen en
tijdruimte gunt. Nu heeft een week
zeven dagen, maar de Zondag valt
bij de verdeling uit, omdat de Zon
dag nu eenmaal officieel en op on
aantastbare gronden als onwrikbare
rustdag moet worden beschouwd.
Van de Zondag moeten we met onze
ordenende poten afblijven. Er blijven
dus zes dagen over en een verdeling
in drie werkdagen en drie vrije da
gen zou dus schijnbaar voor de poot
liggen. We moeten echter bedenken
dat van de te verdelen zes dagen
minstens twee dagen moeten worden
uitgetrokken voor het uitdenken van
nieuwe mogelijkheden tot vrije tijds
besteding. Want zelfs nu er nog maar
zo weinig vrije t'ja wordt beschik
baar gesteld, is de vrije tijdsbeste
ding reeds een ernstig en koppig pro
bleem, Er moet dus worden verdeeld
over vier dagen, waarvan dan mijns
inziens een spoedig in te voeren we
kelijkse Gezinsdag moet worden af
getrokken. Vroeger kon wellicht de
Zondag als Gezinsdag gelden, maar
dat is sinds de opkomst van de voet
balsport en het bioscoopwezen in
ons tijdperk uitgesloten. Drie dagen
dus, waarvan anderhalf voor de ar
beid en anderhalf voor de rust. Naar
beneden afgerond wordt dat dan één
werkdag en één rustdag. De dag.
die in deze berekening overschiet,
gebruike men voor congressen