EEN COMPLEET SYMPHONIE-ORKEST f M M TUSSEN TWEE DROMEN VRUCHTBARE SPANNINGEN HONDENPRAAT: I STAALTJES VAN ACTIVITEIT, E D BIJ EEN ROMAN Talenten zijn er niet de grond gestopt te om onder worden Het culturele Drie Teriijde's en een verzoek 5 doktoren het misbruik van laxeermiddelen H ZATERDAG 10 SEPTEMBER 1955 PAGINA 7 Van een zieke vriend, die na spannende dagen acuut levensgevaar te boven kwam, zeiden we met dankbare opluchting, dat we God mochten danken dat hij het leven nog had. Typische uitdrukking in ogenblikken dat de mens zijn geweldig koninkrijk heeft verloren en vecht om zijn kale naakte bestaan dat hem nog over is! Niet zodra is hem dit gelaten of hij herovert opnieuw zijn immens koninkrijk en het begrip leven herkrijgt zijn werelden- omspannende betekenis. De omvang van het leven hangt goeddeels van onft zelf af en we schreven deze inleiding alleen om te getuigen van het verlangen naar dat grote en grootse leven dat als een beproeving hoort in de benau wende ogenblikken als men tot het grote leven geen kans meer heeft, zoals op de momenten dat men om zijn bestaan vecht, op een ziekbed ofaan het front. Het onderwerp voor deze weken heeft zich in die situatie aan ons voorgedaan. EN DUIDELIJK CULTURELE) activiteit is muziek maken. Waar zijn muziekmakende jonge lui te vinden? Wellicht daar waar ze geconcentreerd zijn. Zo raak ten we verzeild op een college voor V.H.M.O. Daar werd muziek gemaakt. en hoe! Niet, dat die vorige eeuwSe vorm van onder wijs zelf zo geïnteresseerd is bij dergelijke creatieve en expres sieve activiteiten daar is ze vorige eeuws voor maar na de hersenspoeling van de lange dag, blijven de jongelui bijeen en gaan muziek maken. Hoe dat allemaal gaat kwamen we te weten van de voorzitter van het complete symphonieorkest dat er bleek te bestaan. Twee partijen Contactavonden Stoelen en tafels van het >verblijflokaal zijn aan de 'cant geschoven. De jeugd musiceert. De nauwkeurig observerende toeschouwer zal wel opgemerkt hebben dat dit een lichte trucfoto is. Die strijkengroep was bezig, maar de hoornblazers tegen de achterwand zeker niet. Dat is weer een andere groep uit de muziekmakende goe gemeente van het college. Niet straffeloos Onrust waarschuwen tegen JEUGD en cultureel en maatschappelijk leven Tot in welke werelden strekt zich het leefgebied van de jonge mens uit? Is zijn wereld groot of klein? Hoevele terreinen liggen er onontdekt en niet geëxploreerd en zullen zo blijven? Is de jeugd wel op veroveringstocht? We hebben de koek andersom aan gesneden. We betreden twee werelden en zoe ken er de jonge mens. Wellicht zijn beide voor vele jonge lezers onbe kend. Dan mogen ze reden hebben na deze kennismaking hun wereld er mede te vergroten. Uit een kleine maar voortreffelijke hoek van liet culturele leven is het verhaal van een jeugdig symphonie- orkest, dat als direct klankbeeld bij deze beschouwing gaat. HET MEEST DYNAMISCH en over eenkomend met de beeldspraak die we in het inleidinkje gebruikten k Trompetten en Hoorns moet men in de gaten houden. De verleiding is groot er wat an ders op te gaan blazen dan, wat wij klassiek noemen, en welk jongmens ontkomt aan die verleiding bij alle over heerlijke voorbeelden van jazz- blazers van onverdacht muzi kaal allooi? In het oog van de hyperserieuzen vormen de blazers die onder elkaar jazz blazen als ze de gelegenheid hebben eén verderfelijke staat in de staat. Die spanning geeft leven in de gelederen! k Uit dezelfde keuken stamt het verhaal van een begaafd jong mens die trompet ging leren spelen, maar er na een paar maanden mee ophield., omdat hij zat te wachten om mee te blazen in een onvervalst jazz nummer. Om Mozart c.s. was het hem niet begonnen, hij voelde zich klassiek genomen. Dit is wel een erg geestdriftig muziekliefhebber. In een ro mantische muziekgeschiedenis kan men leren waar sommige werken zijn ontstaan (Ge kent het „Toverfluitenhuisje" wat een woord!). Als ge nog eens een stuk voor piano en viool tegenkomt van een zekere X. die lid was van ons gezel schap, dan moogt ge weten dat het in enige maanden ontstaan is in de 4e klas onder Frans, Algebra en Godsdienstleer. Wij hebben de gewoonte onze zegslieden te vragen of ze nog iets op het hart hebben, dat ze erg graag kwijt willen, als ze tenmin ste naar ons genoegen voor schrijfstof hebben gezorgd. „U moet eens vragen of er mis schien een'lezer is die op zolder een oud spinet of een clavichord heeft staan. Zulke dingen hebben we nodig voor onze huismuziek". U weet het dus; lezers met een oud spinet kunnen zich melden., we hebben gevraagd hoeveel hij er hebben moest. vinden we de vertaling van cultuur als veredeling, vervolmaking van de natuurlijke mens. Die veredelende arbeid ligt op vele terreinen. Dit zijn cultuurgebieden: godsdienst ep gees tesstromingen: wetenschap 'en tech niek, kunst en zeker ook levenskunst. De perspectieven zijn weids en voor velen aanlokkelijk genoeg om op ver kenning te gaan. Als we echter zo spreken lijkt het alsof die veredelende arbeid facultatief is. Men kan zich met geestesstromingen, met weten schap en met kunst bemoeien en men kan het ook laten. Zou het zó zijn? Of hebben wij de plicht tot het eind punt van onze krachten ons aan deze arbeid te zetten? Is langs de kant blijven zitten ge oorloofd? Ons dunkt dat we onszelf terug kunnen vinden onder de knechten uit het Evangelie die de talenten van hun Heer in bewaring kregen. Opwerpingen tegen deze redenering zijn wel te maken. Dit zijn er een paar: 1. De vervolmaking van de boven natuurlijke mens dient in het brand punt van de belangstelling te staan. Cultuurarbeid aan de natuurlijke mens moge belangrijk zijn, men mag er niet de zwaarte van een Evangelische Boodschap aan geven. Op gevaar af getrokken te worden op een terrein dat het onze niet is, houden we deze objectie voor een ketterij die weer een muur optrekt tussen natuur en boven-natuur en tegenstellingen schept die er niet zijn. Wat heel belangrijk is, is dat 1. de talenten ongelijk verdeeld waren en 2. dat in de grond stoppen niet geoor loofd was. Alzo, wie tot veel in staat is heeft de plicht veel te doen, en wie tot wei nig in staat is toch in ieder geval om dan maar weinig te doen, maar nooit niets. Wie aan de kant zit, verzaakt zijn plicht. Wie niet op veroveringstocht is tot aan de grenzen van zijn vermogens schiet te kort. Wie de middelen' hebben gekregen om te werken aan de veredeling, de vervolmaking van zichzelf en de an dere mensen zal dat moeten doen. En hebben we die middelen niet alle maal? Het is geen kwestie van je kunt het doen en je kunt het ook laten. 2. Men kan vragen naar het nut van culturele arbeid, bijv. de verrijking van één mensengeest, als deze zich niet richt tot de andere mensen. En men denkt aan de kamergeleerde, °f de astronoom. Wij weten zo net nog niet of de geestelijke rijkdom van een mensenkind, ook niet een collectief bezit is van het mensdom, een nuttig en rijk bezit van ons allen. En wie beweert dat veel culturele arbeid zon der duidelijk nut ook zinloos is, is een ketter want Gode is niet heerlijker gediend dan met het binnendringen vol ijver en met grote energie in de mogelijkheden van zijn Schepping, door de mensen (Zijn voortreffelijkste werkstuk) die hij speciaal voor die arbeid uitrustte. In die geest wordt het culturele le ven met zijn vele gebieden voor de jonge mens een wereld waarin hij verplicht is binnen te gaan al naar zijn vermogens. En het kan niet an ders of het moet goed en schoon zijn daar te vertoeven. Wie studeren kan is verplicht te studeren. Wie zonder moeite studeren kan ts verplicht vele malen verder te komen dan degene die het met moeite doet. Een ieder ontdekke de aard van zijn talenten en vcrmenigvuldige die zodra hij ze gevonden heeft. Laat het terrein der kunsten niet braak liggen. Het is geen woestenij, want God zelf is er verantwoordelijk voor. De wijsheid van zovele medemen sen die nog leven of gestorven zijn, was tot onderricht van ons allen. Ga er niet achteloos aan voorbij. Het ideale beeld is dat van een jong mens met een brede en intensieve culturele belangstelling, een die de dag plukt, die werelden exploreert, de schoonheid en de klaarheid ervan ont dekt en dat alles doet ter veredeling en vervolmaking van zichzelf en de andere mensen en aldus tot meerdere eer van Hem die het voor hem maakte. De lezer verontschuldige ons onder tussen. We zouden u nog spreken van die andere wereld: het maatschappe lijke leven. Wat ons uit de pen vloei de vulde echter kolommen. Een andere maal mogen we de gelegen heid krijgen op dat thema door te borduren. F.B. „Een compleet symphonieorkest?" vragen we. Hij vertelt ons van het zout dat dij die aankondiging hoort. Het is een sympathiek stuk tragiek een soort epos van jonge mensen die van muziek houden en muziek willen maken en die met het vreemde avontuurlijke élan van de jeugd daartoe het een en ander ondernemen. Natuurlijk voor het meerendeel ondernemingen, die veel te geweldig en veel te veeleisend zijn en dus voor immer onbereikbaarmaar dat is eigenlijk niet belangrijk. Het orkest is al heel oud. De tweede jeugd dateert van 1947, toen er een be roepsdirigent voor kwam die voor een appel en ei bereid bleek eruit te halen wat maar kon. Voorwaar een niet ge ringe opgave. Na een jaar waren ze aan een concert toe, dat natuurlijk gegeven werd met de allures van het „net echte". En bij dat net echte behoort een uitnodiging aan de krant. Welnu de muziekmedewerker is geweest, natuurlijk, en verborg alle feilen onder de mantel der liefde. Het enthousiasme is meer waard dan het succes. Toch waarschuwde de goede man vooral nieL.dc Weg op te gaan naar het onbereikbare. Hoog mikken binnen het bereikbare is verstandiger. En er is zo veel goede huismuziek. Men moet zich zulk een concert voor stellen. Natuurlijk een doodsbenauwde .dirigent die met recht en rede de stuk ken uit het vuur sleept. Zwoegende jon gelui en niet alleen jongelui. De bezetting immers, is zó uitgebreid, dat hulp inroepen noodzakelijk wordt. Er zijn oud-leerlingen en verloofderi van hen en zelfs vaders, die allen te hoop gelopen zijn om een groot werk te ver richten. Zoiets is aandoenlijk. Wat er allemaal komt kijken om aan instrumenten te komen en deze te leren bespelen is een hoofdstuk apart in het epos. Ondertussen zijn er twee partijen onstaan in de gelederen mede door die krantenman. De ene partij wil vasthou den aan het grote orkest-begrip en zich blijven werpen op de grote podium- kluiven. Heldhaftig ongetwijfeld, zegt de tegenpartij, maar vraag niet hoe die partituren er uit komen te zien, na onze behandeling. Beter is het op meer be scheiden schaal beter werk te verrich ten. Er kwam een volgend concert, waar op de allegros-larghetto werden ge speeld, omdat de eigenlijke tempi moor dend waren. Het succes van de avond was een divertimento van Haydn, dat door een groepje strijkers werd ge- bescheiden partij, die daarmede de over- speeld, geheel in de geest van de meer winning dreigde te behalen. Zo schijnt het klimaat gunstiger te worden voor de verwijdering van de niet raszuivere elementen (al die hulp troepen) zodat er van een echt jeugd orkest gesproken kan worden. Zo schijnt de blokfluit om zijn een voudiger bespeelbaarheid toch weer een kans te krijgen ondanks haar verguisde lage stand in vergelijking met fluit, hobo en klarinet, de grote broers uit het echte orkest. Is dit een epos of niet? En dan moet ge dit nog weten. Met een kwartje in de week blijft deze voortreffelijke on derneming op de been. Men moet niet vragen naar de financiële zorgen van de Franciscaner Pater en bet bestuur die het bedrijf leiden. De grote instrumenten (trompetten, fluiten enz.) z'Jn bezit van het orkest, de violen zijn eigendom van de jonge lui die zoiets voor een verjaardag vra gen. Niet lang geleden kwam er een ter repetitie met een viool die hij gevonden had bij zijn grootvader in een oude kast. De dirigent geeft vioolles en al wie beter fluiten kan dan zijn buurman, geeft zijn buurman fluit-les! Een enkele mag er van thuis les halen op een con servatorium. En zo musiceert men. Al zijn de concerten adembenemende evenementen, het meeste genoegen be leven de jonge muziekminnaars aan de zgn. contactavonden. Dan komt men bij elkaar en musiceert men naar hartelust. Dan ook krijgen de aspirantleden de kans hun vorderingen te tonen. De soli zijn dan niet van de lucht en ook de klei nere groeperingen concerteren, zoals dat groepje strijkers met hun divertimento. We vragen naar het repertoire. Hier heeft u een bloemlezing: Intermezzo uit de Cavalieria. Voorspel tot de 2e acte van de Tra- viata, en die goeie Kalif van Bagdad, en.de kindersymphonie van Haydn, en., de ouverture Egmond. De meer bescheiden richting vermeldt: icn Rigauden van Desmarets en een nenuet van Haydn. Evengoed jammer dat zo'n onderne ming er in die gouden dagen van het jong zijn maar een beetje bijhangt. alsof het een 12c rangs bezigheid is, vaarvoor geld, goed en tijd bij elkaar gescharreld moeten worden. Wij oude ren. belast met de vorming van de jru; d, hebben maar een raar soort hiAtrchie van waarden. ZOU 'T LEVEN van elk mens zich niet ergens afspelen „tussen twee dromen?" Hij die er zich bewust van is lijkt er nog het best aan toe. Niet hij die gekozen heeft voor de éne droom en daarmee met de andere meent afgerekend te hebben. Immers deze laatste behoort tot de arrivé's. de rustigen, de bedaarden van beroep. Maar water dat stil staat wordt modder. Juist de tweede droom houdt de mens in spanning en geeft hem juist «lat élan, waardoor het leven de moeite waard wordt geleefd te worden. ERNEST GANN heeft in zijn boek twee klare mogelijkheden geko zen: in de éne mens leeft de droom van de rusteloze zwerver voor wie de wereld te klein is en die een mogelijk avontuur al voelt naderen door het jagende kloppen van z'n bloed maar tegelijkertijd leeft in deze zelf de mens de nette droom van de aan huis en haard gebonden echtgenoot. Niet altijd zijn de „twee dromeji" zo gemakkelijk te onderkennen. En Oog minder schijnt het wenselijk ze beide in stand te houden. Zolang de jongen nog niet getrouwd is, leeft hij nog in het stadium, de verrukkelijke phase van de verrassing Hij heeft zijn meisje op duizend ma nieren al z'n standvastige trouw be loofd. Er is geen enkele aarzeling hieromtrent, noch bij hem, noch bij haar. En toch is er nog de charman te onzekerheid. Nog is er de jongen en het meisje. Nog hebben ze de voor rechten van geliefden. Zijn ze ge trouwd dan schijnt voor de man en de vrouw de eerste phase afgesloten te zijn. Is dit zo? Het mag zo niet zijn. De liefde is geen gave, maar een op gave. Een jonge dichter schrijft verzen. In elke versregel is de honger naar verre einders en de onrust om het be staan te proeven. Altijd is er weer de nieuwe poging men zegt dat elke poging tevergeefs zal zijn om zijn persoonlijke, originele visie gestalte te geven. Maar dan wordt deze jonge fantast journalist. Hij gaat reportages schrijven. De spanning tussen de naar routine-heenneigende journalist en de „dwaze" dichter geeft aan alles wat hij neerschrijft juist die diepte waar door hij zich onderscheidt. Wanneer de pastoor van Ars niet heel zijn leven gefolterd was door de koorts om zich in een onbekend afge legen klooster te mogen begraven zou hij misschien nooit de. dag en nacht zich uitslovende en van hartelijke be kommernissen vervulde biechtvader geworden zijn, noch de felle van pro fetische visies getuigende predikant. in de christen, die zijn „rechten" eist Het veilige bestaan, de aardse gebor genheid, het zich omgeven van sociale rechten, het van de aardse liefde ge nieten, het gekoesterd willen worden van de begrijpende vriendschap. An derzijds is er de diepe hunkerirjg naar het onvergankelijke, naar God, het on besmette en absolute. God eist immers de hele mens. De Bergrede is niet mis te verstaan. De christen is niet anders dan een pelgrim, altijd op weg, hij mag zich nergens blijvend installe ren. Hij moet voldoen aan alle condi ties van de pelgrimage. Zijn „bagage" moet tot het minimum beperkt ROMEN LATEN ZICII niet straf- van de mens de eerlijke poging om hem te verwerkelijken. Wie droomt van een nieuwe wereld, en van een fel godsdienstig reveil maar tege lijk van een rustig veilig bestaan met pensioen en levensverzekering zal aan de eerste droom z'n tol moeten betalen. Anders komt hij niet verder dan de onverbiddelijke slagboom. Er lopen er te veel rond, die inderdaad niet veel verder gekomen schijnen te zijn. Nauwelijks 25 jaar oud spreken ze glimlachend van hun enthousias te tijd.... Toen ze nog meededen met revue's en acties en bewegingen. Ze hebben er nu mee afgerekend. Maar de droom heeft ook met hén afgere kend. Tot hun groot nadeel. Ik ben daar diep van overtuigd. HET CHRISTENDOM drijft een mens altijd in onrust. Ik bedoel niet de kwasi-onrust. De onrust van het benepen hart, die zich uit van de ene kant in naargeestige destructie ve critiek op de vele collectezakjes, op de al te vlotte of te weinig vlotte preek, op het tekort aan huisbezoek, op de ruzie met de pastoor en van de andere kant op de verouderde, wer- lAdvertentiej Als u geregeld laxeermiddelen slikt, te er nu •en manier om er van af te komen. S3 van de 100 personen lukte het; u kunt het ook.. En wel zo: Drink tn de loop van elke dag enkele glazen water en bepaal een vast uur voor uw stoelgang Neem de le week elke avond twee Carter's Le verpilletjes. 2e Week elke avond één. 3e Week om de andere avond één. Daarna niets meer, want Carter's Leverpilletjes stellen uw Inge wanden in staat weer op eigen kracht t# werken, zonder laxeermiddelen. Wanneer zorgen, vermoeidheid ofte veel eten tiet tempo van uw ingewanden tijdelijk vertra gen, neem dan tüclelük Carter's Leverpilletjee om u weer op gang te helpen Zo raakt u uw ver stopping kwijt en vervalt u niet in de laxeer- middel*-.n gewoonte Haai direct Carter's Le- verpilleyea, t 1.20 per flacon. 8? kelijk z.g. verouderde verschijnings vorm van de Kerk. Deze laatste cri tiek begint zeer gevaarlijk te worden: alsof het geloof en de vernieuwing er van gebaat zouden zijn met een gefor ceerd „ruim" geweten. De diepe we zenlijke onrust van het christendom is van een andere aard. Het is de per manent durende en misschien het he le leven omvattende crisis „tussen twee dromen". Enerzijds is er de mens zijn. Hij moet vrij zijn. Hij mag van de dingen houden en ervan genieten, maar: in vrijheid. Vanzelfsprekend zijn de lachenden, de verzadigden, de genieters hier in het nadeel. En Chris tus' voorkeur gaat dan ook uit naar de treurenden, de armen, de zuive ren. Het Christendom begint met te vragen om elk voor de hand liggend, of uit diep menselijk denken verwor ven standpunt prijs te geven. Het Christendom vraagt van de mens, dat hij leeft vanuit Gods standpunt en van uit Gods visie de dingen bekijkt. Zich hieraan roekeloos overgeven is: gelo ven. Alleen vanuit dit geloof is „chris telijk" bezitten mogelijk evenzeer als christelijk arm zijn; alleen vanuit dit geloof is het christelijk huwelijk mo gelijk evenzeer als het christelijk ver zaken. De ergste misdaad aan het christen dom is: deze christelijke „droom" ondergeschikt te maken aan de droom van het aardse, veilige bestaan. Wie dit in zijn leven toelaat en het met een arsenaal van argumenten verde digt is ernstiger schuldig dan wie Christus de rug toekeert. Het is after all niet iets om je zo zeer over te verbazen, dat vele jonge mensen bij de eerste de beste vermeen de of werkelijke crisis in hun geloofs leven de Kerk uitgaan. Wat hebben zij in hun leven ervaren van het pure, zuivere onvermengde Christus-ideaal? Hebben ze ergens ooit iets gemerkt van die onrust,, die de christen naar zijn afkomst, eigen moet zijn? De roman van Gann eindigt met een catastrophe. Vlak voor het ongeluk bidt Ben Lawless: „God wanneer U een plaatsje voor me hebt om er te leven, zou het dan in een kleine vallei mo gen zijn., ik weet, dat ctte ergens moet bestaan. Zou het een plekje mo gen zijn waar zelfs een man als ik voor eeuwig zou willen blijven? Amen". Benjamin Lawless haalde diep adem Toen de Hudson eindelijk te .pletter sloeg zweefde er een glimlach om zijn lippen. P. Wesseling C.ss.R. (Voor een bespreking van Gann's roman zie pagina 5). „Ziezo, we beginnen weer", aldus Hond na een onverwachte en enigs zins duistere escapade, „en laten we nu dan ook maar meteen goed be ginnen. De vacanties zijn voorbij en het wordt tijd, dat eenieder zo lang zamerhand weer eens aan de slag gaat. Daarbij staat mij een nieuw, eenvoudig werkprogram voor de geest. Er wordt de laatste tijd ge sproken over de vijfdaagse werk week. Dit bevalt mij niet. Als hond sta ik óp het standpunt dat na een vacantieseizoen als het voor bije, met eindelijk eens dat echte hondenweer van volop stralende zon en trillende warmte een verdeling van de week in vijf werkdagen; en twee rustdagen zich aan iedere gezonde kwispelaar wel moet voordoen als een mislukte grap. Evenwichtige verdeling tussen arbeid en rust als ideaal een door de menselijke cultuur niet geschon den hond moge dit onbevangen be oordelen veronderstelt dat men aan beide gelijkwaardige kansen en tijdruimte gunt. Nu heeft een week zeven dagen, maar de Zondag valt bij de verdeling uit, omdat de Zon dag nu eenmaal officieel en op on aantastbare gronden als onwrikbare rustdag moet worden beschouwd. Van de Zondag moeten we met onze ordenende poten afblijven. Er blijven dus zes dagen over en een verdeling in drie werkdagen en drie vrije da gen zou dus schijnbaar voor de poot liggen. We moeten echter bedenken dat van de te verdelen zes dagen minstens twee dagen moeten worden uitgetrokken voor het uitdenken van nieuwe mogelijkheden tot vrije tijds besteding. Want zelfs nu er nog maar zo weinig vrije t'ja wordt beschik baar gesteld, is de vrije tijdsbeste ding reeds een ernstig en koppig pro bleem, Er moet dus worden verdeeld over vier dagen, waarvan dan mijns inziens een spoedig in te voeren we kelijkse Gezinsdag moet worden af getrokken. Vroeger kon wellicht de Zondag als Gezinsdag gelden, maar dat is sinds de opkomst van de voet balsport en het bioscoopwezen in ons tijdperk uitgesloten. Drie dagen dus, waarvan anderhalf voor de ar beid en anderhalf voor de rust. Naar beneden afgerond wordt dat dan één werkdag en één rustdag. De dag. die in deze berekening overschiet, gebruike men voor congressen

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1955 | | pagina 7