K R O N I E K memcn Naastenliefde Jeugd en charitas De naastenliefde I HONDENPRAAT fv VAN EEN WILLEKEURIGE WEEK brandende •ifeÖ 1 „TFe hebben het niet op spectaculaire naastenliefde ItlAIICAVt staat in het meervoud, geschreven ZATERDAG 1 OCTOBER 1955 PAGINA WE KUNNEN WEL veronder stellen, dat niet veel mensen ooit in hun leven in de gelegenheid komen om een priesterwijding mee te maken Het zijn alleen confra ters en verder familieleden van de wijdelingen. Dat is jammer. W ant zo'n priesterwijding is een vooi t- durende, indrukwekkende medi tatie. Zo'n meditatie zou het geloof aan de priesters versterken en pas daarna het geloof in een priester een kans geven. We hebben wel eens de indruk, dat men momen teel liever omgekeerd te werk gaat. Waar 1250 meisjes werken vifl iiÉIta „Dronken autodief ramt menigte „Laatste liulp" over de grenzen heen Dit is in het kader van ons betoog het boeiende: de grote gooi naar een ruim denkende, alle barrières doorbrekende naastenliefde van volkerenge meenschap tot volkerenge meenschap, wereldomspan nend, mondiaal. Het enige verschil met de exempelen die wij opschreven isde maat. Maar is het geen voortreffe lijke eigenschap van jonge mensen in de maat van hun idealen groots en absoluut te zijn, ook in de naastenliefde? Juist in de naastenliefde omdat de opdracht luidt Chris tus achterna te gaan, van wie de hoogte en de diepte en de breedte van Zijn Liefde niét te meten valt. „EEN KLEINIGHEID" IS TE WEINIG WIJ LUISTEREN naar de liefdadigheidspredikatie op Zondag in onze parochiekerk. De predikant vraagt ons van ons^be- zit af te staan voor kinderen in' nood, voor een kerk die elders gebouwd moet worden, voor de armen onder ons. Met evangelische argumenten zal hij ons vragen te bedenken dat wij nooit rust mogen hebben voor de nood van anderen gele nigd zal zijn. Wij laten een dubbeltje in de collectebus glijden die men ons op straat voor houdt. Voor de kankerbestrijding, de oorlogs slachtoffers. In elk geval voor een collectiviteit andere mensen VRAAG ten opzichte waarvan wijdie* van die anderen onderscheiden zijn omdat we gezond zijn of geen oorlogsslachtoffers, de plicht heb- beh te helpen. JVTAMENS WIE TREKT de missionaris naar de missie gebieden? Namens Christus en Zijn Kerk. Hij is niet alleen, komt niet als persoon; hij is zeer reëel gedra gen door een gemeenschap van Christenen, die even verantwoor delijk zijn voor de verkondiging als hijzelf die het werk in con- creto doet. Binnen onze parochiegemeen schappen vieren we samen de H. Geheimen, niet een optelsom van individuën, maar een gemeen schap van Christenen. Zo offeren we ook samen, als gemeenschap. WAT DOEN DE JONGEREN? Commissaris wij hebben u nu verteld in welke geest wij de jonge mensen deze Zaterdag aan willen spreken, vertelt u ons nu hoe en in welke vorm de charitasgedachte leeft onder de jeugd". Zo ongeveer vroegen wij de verantwoordelijke man van de georga niseerde jeugd in een groot stadsdistrict op onze gedachte in te gaan met practijkillustraties. Het antwoord op de vraag: Hoe staat het met de jeugd en de charitas?" dus. Gesprek met een districtscommissaris en een aalmoezenier /k Een bijzonder mooi ogenblik was dok deze keer weer de grote handop- legging. Alle aanwezige priesters vor men over het altaar heen een grote boog, uitgaande aan weerskanten van de Bisschop. Er waren er deze morgen voor het ver-afgelegen Wittem, in de uiterst zuidelijke hoek van Limburg, opmerkelijk veel. Nadat de Bisschop elke wijdeling de handen heeft opge legd, gaan zij de lange rij langs en treedt de een na de ander op elke aan wezige priester toe om ook van hem ae handoplegging te ontvangen. De wijde lingen zijn na zich tien dagen in volledige stilte op de wijding te hebben voorbereid, als laatste voltooiing van zoveel jaren - sterk geconcentreerd Elk moment trachten zc zo volledig mogelijk te beleven. Niemand m de volle kloosterkerk kan ontkomen aan dit pure en schone idealisme, dat uit elke voorzichtige handeling blijkt. En wat zou er op dat moment omgaan in die priesters uit de practijk?" Er waren missionarissen bij uit verre missielanden; pastoors en kape laans van de plaatsen waar de ouders van de wijdelingen wonen; profes soren van het groot-seminarie; - oudere confraters, die even hun werk in de buurt in de steek hadden gela ten om de priesterwijding in Wittem mee te kunnen maken. Het maakt een groot verschil: de priester op de dag van zijn wijding en de priester na zo veel jaren priesterlijk werk. „Ik vraag me af, wat er tegenwoordig in jullie, jonge priesters, nog zit! In mijn tijd werden er mannen van de kerk ge vormd, hoofden van de parochie, ech te meesters, mannen die wisten te re geren. Vandaag aan de dag krijgen we van het seminarie misdienaars thuis gestuurd, sukkels die zich inbeelden meer te werken dan wie ook, omdat ze nergens mee klaarkomen. O.L.H. heeft niet geschreven, dat wij de honing der aarde Zouden zijn, beste jongen, maar het zout. Nu, onze arme wereld lijkt op de aartsvader Job op zijn mest vaalt, vol wonden en zweren. Zout op rauw vlees brandt. Maar het bewaart het ook voor bederf. Behalve dat jullie de duivel willen uitroeien, hebben jul lie het ook nog in je hoofd gezet je be mind te maken. om jezelf natuur lijk. Een waar priester maakt zich nooit bemind, onthoud dat". (Aldus de pastoor Van Torcy in „Dagboek van een dorpspastoor" var. Bernanos). Er is wel een grote afstand; tussen de pastoor en zijn jongste kapelaan; tussen de rector of gardiaan en zijn jongste onderdaan. Maar op de mor gen van de wijding vindt de kerk het schone, zinvolle gebaar. Zij ontmoe ten en erkennen elkander in de kern van hun priesterschap: in het hart van God waar plaats is voor elk idealis me voor elke onrust, voor elke erva ring. Op de MIDDAG van dezelfde dag waarop wij de priesterwijding mochten meemaken liet men ons een zeer moderne fabriek zien, waar radio-buizen worden vervaardigd. We gingen de enorme hal binnen waar 1250 meisjes („nog te weinig", werd ons gezegd) aan het werk waren. In keurige witten schorten zitten ze daar van 's morgens kwart voor acht tot 's avonds vijf uur gebogen over radio- lampen-in-wording. Driemaal per dag is er een pauze: eenmaal van 20 mi nuten en tweemaal van 10 minuten. Zouden ze om 5 uur 's avonds nog tot veel in staat zijn? Of zou dit knutsel werk („meisjes zijn hier uitstekend voor!") elke fantasie, elke geestelijke interesse langzaam maar zeker ver moorden? Maar de meisjes willen het zelf, de ouders stemmen er mee in, er wordt goed verdiend en: al die radio-lampen zijn bestemd voor de zo noodzakelijke export, alles bijeen moeten we dus geloven, dat 't schouw spel van die fabriek een verfijnd stukje welvaart is. Door heel die fabriek —die er pas vijf jaren staat zijn diepe lelijke scheuren te zien, veroorzaakt door de ondergrondse mijngangen. De mijn-di recties dragen zorg voor het herstel. Die zichtbare scheuren zullen makke lijk ongedaan gemaakt worden. Maar de geestelijke schade, die zo veel meisjes zonder dat zij er zelf enig besef van hebben oplopen zal moeilijker te restaureren zijn. Dat zal een van de moeilijke zware taken zijn mede van die 7 jonge priesters Ook aan die meisjes en aan de tal loos vele andere jonge mensen die in soortgelije omstandigheden leven - zul len zij de Blijde Boodschap te verkon digen hebben. Onder een blijde bood schap verstaan die velen vooralsnog niet veel meer dan loonsverhoging, of extra-snipperdagen. Het geloof staat gemakkelijk zo ver af van dit leven. DEZER DAGEN PRAAT iedereen in dit land, op de tram, in de bus, op kantoor ,in de fabriek, en in de huiskamer over het trieste gebeuren in Den Haag, waar een jon gen van 22 jaar dood en ellende ver oorzaakte. Dit was geen auto-onge luk. Het was een gruwelijke wandaad. De mensen die er tegenwoordig wa ren zouden het liefst de dader ter plaat se vermoord hebben. Deze aanslag op ieders veiligheid eiste a.h.w. een on middellijk vonnis. De dader is opge sloten en zal voor de bevoegde, rech terlijke instantie t.z.t. veroordeeld wor den. We durven echter niet te verge ten, dat de dader een jongen was van 22 jaar. Na 10 glazen cognac en 5 gla zen bier dit was misschien de kern van zijn misdaad ging hij avontu ren. Die avond is niet zo maar geko men. Dat dit alles mogelijk was lag aan de hele mentaliteit van deze jon gen. De misdaad is „voorbereid", is mogelijk geworden door milieu, opvoe ding, werkkring en al die factoren, die we onderhand genoegzaam kennen uit „Bronnenboeken" en rapporten. De misdaad in Den Haag is een zoveel ste gewetensonderzoek voor allen, die op een of andere manier zorg en ver antwoordelijkheid dragen voor de jeugd. Maar juist die ontwortelden zijn on bereikbaar, nietwaar? Vele jonge men sen, die hun verantwoordelijkheid ken nen („jeugd verantwoordelijk voor jeugd") zouden daar het beste op kun nen antwoorden. Het valt buiten de opzet van deze notities maar we ho pen nog eens in de gelegenheid te zijn hen aan het woord te laten, hjer, op deze pagina, die zich zonder veel plichtplegingen, voortdurend disponi bel stellen. Maar ik vrees, dat, wan neer zij gedwongen worden van hun ervaringen te vertellen, er van een zelfgenoegzame houding, binnen „heilige huisjes" verkregen niet veel over zal blijven. W BEGONNEN DEZE vluchtige kroniek met een herinnering aan de priesterwijding. „De Vragen de Mens" wijdt het pas verschenen nummer grotendeels aan de figuur van de priester. Zijn zeer boeiende beschouwing over „De priester in de moderne roman" beëindigt Michel van der Plas met deze woorden: „Ik blijl de priester altijd het liefst voor mij zien in de beelden van situaties waar in de tot wanhoop gedreven zwakke mens, op het punt van zich te verlie zen, een laatste hulp tegenover zich ziet oprijzen, uit het duister gekomen, niemand weet van waar, opgedoken uit het niet. Ik bedoel situaties als die van de arme mensen van Mexico zo als Greene ze in „The power and the glory" beschrijft bij wie op een avond op de deur wordt geklopt en de have loze whisky-priester verschijnt om hun troost te brengen als een „goed instru ment" van hun God. Of die van men sen die op hallucinerende foto's hun gehele leven overgeven aan een niet meer verwachte redder; de man op het circuit van Le Mans, stervend tus sen onbeschrijflijke ellende, bij wie een priester neerknielt; de jongen op de St Stefanustoren in Wenen, die op het punt staat zich neer te storten, een pater onder hem naar boven ziet klim men, die honderdtwintig meter boven de grond, schreeuwepd door de avond mist, uitzicht komt brengen, woorden en troost van God. Ik zie de priester het liefst als op die foto's van het Eucharistisch Congres in Rio de Ja neiro, aan zijn toog getrokken midden op straat en onmiddellijk bereid de nood en de zonden te aanhorep van welke passant ook. Ik zie hem zo het liefst, omdat ik weet, dat het deze priesters zijn die na de biecht de nten- sen aanzien en vragen: Bid voor mij". Aan het einde van de handoplegging bidt de Bisschop: Zeer geliefde Broe ders, bidden wij God, de Almachtige Vader, dat Hij de menigvuldigheid van zijn gaven voor deze zijn dienaars die Hij tot het priesterschap zich heeft uit gekozen, moge afzenden. P. Wesseling C.ss.R. O Kortelings protesteerden een groep jonge mensen tegen de wel vaartsvermeerdering in de vorm van een belastingvermindering van 570 millioen. Zij besloten hun wel vaartsverruiming terug te sturen aan de minister van financiën en vroegen om rechtvaardigheid en naastenliefde over de grenzen heen, wijzend op de ellende waar gehele volken nog in leven. Zulke acties hebben altijd de neiging ons op te schrikken, om dat ze ongehoord zijn. Wij willen afzien van elk ge sprek over de vormgeving van de gedachte, die deze jongeren tot zó te handelen dreef, die ge dachte zelf interesseert ons en speciaal in het kader van deze pagina. Spraken wij niet van de gemeen schapsidee bij de betrachting van de charitas? Samen sterk in het lijden en sa men groots in hulpvaardigheid. Dat heeft deze sjonge mensen bezield. Zij hadden daarbij een zeer zui ver beeld van onze volksgemeen schap voor ogen. Zij vroegen im mers als natie de hand te reiken aan naties, die nog op geen stuk ken na toe zijn aan onze welvaart. Dat is geheel in de lijn der ideële ontwikkeling van het ge- nieenschapsbesef bij de volkeren, belichaamd in de U.N.O. met zijn menslievende nevenorganisaties. Alleen wie in gedachten de staat verschraald heeft tot een appa raat kan de breed metende en diep tastende tendenz van de omstre den geste nooit vatten. En laat ons verder niet discus siëren. Eerlijke pogingen om nood te lenigen, al zijn ze dan onge hoord, zijn er niet allereerst om voorwerp te worclcn van strijd, en ook niet van woordenstrijd. het geven van eigen goed. Goede ge woonte is het geworden. De verklaring van dit handelen echter is verschraald tot die ene zin waarmede de bus op de schaal onder ons neus geduwd wordt: „een offertje voor het goeie doel a.u.b.". We begrijpen dat dan, ver dere verklaring is overbodig en we ge ven. Heel vaak een „kleinigheid". Dat is ook een term met burgerrecht. Zulk een verklaring is beslist te wei nig voor een handelen dat zo zeer bij de mens hoort en waar zo veel van af hangt. Worden wij niet naar de mate van onze liefde voor de naaste geoor deeld. Naastenliefde, waarvan het weg geven van geld, zoals in onze voor beelden, een verschijningsvorm is?. Twee elementen houden onze aan dacht gevangen: Die voortdurend weer kerende noodzakelijke relatie: „Wij en de anderen en het stellen van het pro bleem in het meervoud: „laat ons hen helpen". TOEN we bij elkaar zaten en spraken over de vorige pa gina „Jeugd en maatschap pelijk leven", construeerden we als vanzelf de pagina die thans voor u ligt: „Jeugd en charitas Want naarmate men bewuster gemeenschapsmens is betracht men ook sterker de naastenlief de. Daaromtrent vindt ge hier een beschouwing. Daarbij gaat het is een goe de gewoonte geworden de reportage van enkele gesprek ken die de probleemstelling van uit de practijk illustreren. Aan haken in de realiteit voorkomt betogen als slagen in de lucht. Dus vroegen we een districts aalmoezenier en een districts jeugdleider „Wat doet de jeugd op charitatief gebied?" Bovendien zijn we merkwaar dig actueel, nu een groep jonge mensen met een veel omstreden gebaar de Nederlandse gemeen schap gewezen heeft op recht vaardigheid en naastenliefde over de grenzen heen. Jeugdige lekenhulp in het Indonesische missiegebied. Nauwelijks bedenken we iets bij het gebaar dat de meeste van ons God dank kennen en regelmatig maken: -y mi Omlegging der handen. Breiden wij deze gemeenschapsge dachte in onze verhouding tot de hulpbehoevende evennaaste uit zo ver we kunnen. Ten aanzien van on ze dienstbaarheid aan anderen valt niet plotseling de klemtoon op het zeer individuele. „Ik help hem" moet ingecorporeerd zijn in „wij helpen hen". Ge kunt trouwens de wezenlijke saamhorigheid in het betrachten van de charitas overal ontdekken. Zo goed als we samen sterk zijn in het lijden, zo goed zijn we samen groots in hulpvaardigheid. Naast het voorbeeld van de offeren de parochiegemeenschap moogt ge bedenken hoeveel mensen zich op ve lerlei gebied verenigd hebben om op een of ander front de naaste van dienst te zijn: ontheemden, kinderen, zieken, enz. Natuurlijk begint en eindigt de han deling bij de mens zélf, bij wie geeft en wie ontvangt, maaf' de gehele act speelt zich af en krijgt zijn status en zijn glans in het licht van de ge meenschapsgedachte. Wii geloven dat dit een gedachte is voor de jonge mensen van onze tijd; een tijd waarin de byperindividuele hulpverlening op velerlei gebied ver vangen is door een vanzelfsprekende gemeenschapszorg. Zo is het bestaan van onze weeskinderen verzekerd ge worden en de oude dag van degenen die voor ons gewerkt hebben. Is een dergelijke constellatie min der, afgezien van zijn veel grotere doeltreffendheid? Niet wanneer wij onze gemeenschapsbindingen met vreugden en verplichtingen werkelijk beleven. De naastenliefde staat in het meer voud geschreven. x F. B. Wij en de anderen DE MENSENMAATSCHAPPIJ" is een kostelijk spinsel. Wij kunnen niet buiten elkaar. We geloven dat ive nooit in staat zullen zijn te bevroe den wat dat betekent, tot hoever de consequenties reiken van die, ons hele bestaan rakende waarheid: „we kunnen niet buiten elkaar". Onze bindingen zijn duizendvoudig van aard en van structuur: Nederlander; hoeder in Chris tus met zovele anderen; personeel van één bedrijf; lid van een gezin;., mens met de mensen. Maar als al die bindingen dan nood zakelijk en vanzelfsprekend zijn een vorige maal spraken we over de noodzakelijkheid en vanzelfsprekendheid der studentencorpora bijvoorbeeld hoezeer rust dan ook op ons de plicht tot 't onderhoud van die gemeenschaps bindingen? De plicht dus tot een verantwoorde lijke, welbewuste deelneming aan het maatschappelijk leven, aan elke vorm van maatschappelijk leven waar wij in het bijzonder mee te maken hebben. Hoe vaak spelen we in deze niet de rol van profiteur of leggen een levens groot gebrek aan zorg aan de dag? Want groot is het gebrek van mensen dat eigenbelang, hoger schat dan al gemeen belang of zich in o zo geringe mate zijn broeders hoeder weet. „Miin broeders hoeder", dat is het scharnier van onze verhouding tot de anderen. Bedenken we dat we overal en altijd „aan de andere kant van de lijn" men sen treffen, met wie wij verbonden zijn op welke wijze dan ook, die op de een of andere manier gebrek lijden. Gebrek in duizend vormen: eenzaamheid, een ontredderd geestelijk leven, angst, hon ger, ziekte. Ironie Wie ook maar een ogenblik is door gedrongen in die waarheid dat we niet buiten elkaar kunnen en dus nog veel minder buiten elkaar mogen, zal bijna de gehele terminologie die we nog re gelmatig hanteren, gaan zien als een ironie: „Het offertje waar je verdienste van hebt" is een platvloerse en bene pen uitdrukking voor de nooit aflatende offersvragende bezorgdheid waartoe wij verplicht zijn ten aanzien van de mede mensen, mensen zoals wij. En het is zo dat de mate waarin we gemeenschapswezen zijn af te lezen valt uit de mate waarin we vol zijn van de charitas en er naar handelen. Daarom sluit een gesprek over jeugd en charitas aan op een over jeugd en maatschappelijk leven. En om het antwoord op die vraag: „Hoe staat het met de jeugd en de cha ritas" mag iedereen bezorgd zijn. Want dat antwoord is beslissend voor het lot van /een maatschappij waar die jeugd deel van uitmaakt en evenzeer beslis send voor het lot van die jeugd. We worden er immers naar geoor deeld? Daar is de verkennersbeweging met de hoogste leeftijdsgroep: de voortrekkers. Een gemeenschapsgedachte met een doelgerichtheid op de ander leeft heel sterk in de Verkennersbeweging. Zij is er zelfs wezenlijk voor. Wij spreken immers mondiaal van „broeders verkenners", en het „weest paraat" betekent": weest altijd bereid en attent om te helpen waar 3e kan. Dit is de gehele ondertoon van het spel van verkennen. Hoezeer ook die bezorgdheid vooï de ander gedacht wordt tussen gemeenschap en gemeenschap moge blijken uit de be lofte die de hulpvaardigheid plicht noemt en dat tegenover gemeenschappen als „de Kerk en mijn land". En in concreto? Bij de jeugd draait alles veel meer om het aanbieden van diensten dan om geld, dat wordt trouwens bij de ouderen ook steeds meer het geval. Bovendien gaat het om de op de ander gerichte instelling die de jeugd moet le ren, niet zo zeer om het slagen van een of andere goed georganiseerde stunt. „We hebben hel trouwens niet zo op die spectaculaire naastenliefde, zeker niet met jonge mensen", zei de commissaris. De actie „Heitje karweitje" is in strikle zin geen charitatieve bezigheid, maar de jongen poetst de auto voor een kwartje dat hij zelf niet houdt. De welvaart van de gemeenschap waar hij deel van uit maakt is het motief van zijn handelen. En de gastvrijheid, behoort die niet tot het jachtgebied van de, de ander zoeken de, mens? Welnu, die deugd staat in de beweging hoog aangeschreven. Menige stam voor trekkers biedt zijn diensten aan over de wijde wereld overal waar hulp nodig is. De goede voortrekker staat daarop ge richt. En we konden niet beter ons 25-jarig feest vieren dan met een gave aan het episcopaat voor de kerk als onze Heiligste gemeenschap. Gemeenschapsdie ast Dat we ons gesprek met een districts, aalmoezenier van de jeugdbeweging op d» tweede plaats zetten, komt alleen omdat we hem later spraken. Hij vertelde ons een typische activiteit: Een groep meisjes die de Mater-Ama- bilisschool had doorlopen, wilde graag dieper ingaan op de beleving van de idea len en gedachten die haar daar waren voorgehouden. Een voortreffelijk program ma-onderdeel van die „levensschool" is de bestemming op en de practische beleving van wat genoemd wordt ..gemeenschap.-- dienst". Op deze dienstbaarheid ran de gemeen schap wilde deze kleine gemeenschap doorgaan. De aalmoezenier wees hen op de meis jes, die vroeger of kort ge-'eden met hen op de scholen gezeten hadden: U.L.O. of Middelbare school of Huishoudschool net waar ze zelf geweest waren. Wie weet hoezeer er onder hen zijn die jullie hulp nodig hebben. Waar zijn ze ge bleven, zijn ze verdwenen, hebben ze zor gen, hoe staat het met hun geloof? Ga om te beginnen zien waar ze geble ven zijn. Dan praten we en vinden zeker iets om te helpen. Lof voor deze gedachte! Het Charitas- motief van meisjes die samen helpen wil len wordt gericht op een andere groep, die ooit door de. banden van de school vriendschap gebonden waren. Voorts wees de aalmoezem'.ar ons op de K.A.J. Hij sloot onbewust aan op 'n opmerking die wij een vorige maal lieten vallen. Be seften we wel dat we leden zijn van een Wereldkerk, of komen we weinig verder dan de ontdekking dat we samen met nog een paar honderd andere Cnristenen in de Zondagsmis izitten? Dc Kajotlers hebben banden aan hel I(jf om te werken. Vjjf of zes van ben zullen naar de Missie van Tanganyika gaan om cr een seminarie, een klooster en een kapel te gaan bouwen met inheem se arbeiders. Ge vergist u als ge meent dat slechts zes ka.iottcrs gaan. liet is de hele bewe ging. die gaai. De zes man z(jn dc expo- nentcn van dc totale gemeenschap van jonge arbeiders, die op welke georgani seerde manier, dat doet er weinig toe, Afrika een dienst gaat bewijzen. Een paar opmerkingen van die aalmoe zenier mogen we U niet onthouden Ze zijn de moeite van het onthouden waard. Ondanks de tot verheugen stemmende activiteiten, waren hij noch wij tevreden, het grote geheel van de maatsciiappij overziende. Dat kan trouwens niemand zijn. Gemeenschapsbesef is groeiende, ac- coord, maar het is nog lang van 'vol groeid zijn af. „Wat wij hebben", zei nij, „is een goed geordende maatschappij, maar is het ook een samenleving?" Samenleving, dat is een begrip om over te denken. Dat moest die maatschappij in derdaad zijn. En dan: „De juiste ins'e ling is de voortdurende onrust om charitatief werk zaam te zijn omdat het een levensbehoef te en een levensnoodzaak isafge zien zelfs van het feit of er nood is"' Inderdaad, wc mogen niet wachten tot dc nood ons uitdaagt! cjfe—;r— 1 ,-Ik heb 'n schippershond gespro ken", aldus Hond niet zonder opwin ding kwispelend, „van een schip dat pas uit Zuid-Amerika terug was. „Hoe is dat daar nou in Argentinië?" zeg ik tegen die hond. „Heerlijk!" zegt hij. ,,'n pracht land, altijd wat te beleven en nooit een dooie boel op straat!" Op mijn vraag naar ver dere détails legde hij me uit, dat Zuid-Amerika een ideaal oord voor honden is. De mensen hebben 't zo druk met elkaar, dat ze geen tijd hebben om de honden slecht te be handelen. En de honden hebben er zo weinig te doen, dat ze volop tijd overhouden om de mensen naar best vermogen te kwellen. In Buenos Aires aldus mijn zegshond, zijn tljdene de dagen van de opstand alle honden opgeroepen om in gesloten en ge scandeerde blafkoren tegen Peron te betogen. De meeste honden hebben aan deze oproep gevolg gegeven, hetgeen historisch wel interessant is als eerste staal van ongedwongen sa menwerking van hondse zijde met katholieke actie. Na afloop toen Peron op 'n onschendbare kanonneer boot z'n miljoentjes ging natellen, was het voor alle blafkoren gemeen schappelijk kluiven. Drie Deense dog gen en twee keffertjes werden door 'n met lintjes gecamoufleerde geheraal officieel toegesproken en gedécóreerd. Een tragisch moment brak aan, toen een op avontuur beluste bastaard tegen de generaal begon te blaffen. Uit gewoonte blafte de generaal te rug, totdat hij zich ervan bewust werd met een straathond te doen te hebben en vriendelijk begon uit te leggen, dat de opstand nu voorbij was, zodat blaffen voorlopig rustig kon worden overgelaten aan de nieu we machthebbers. De honden heb ben een vrolijke avond gehad en wer den de volgende morgen stuk voor stuk verrast met een stevige kater. Al bij al is mij wel duidelijk ge worden, dat je in Zuid-Amerika met blaffen meer kunt bereiken dan hier.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1955 | | pagina 7