K
R
O N I E K
memcn
Naastenliefde
Jeugd en charitas
De naastenliefde
I HONDENPRAAT
fv
VAN EEN WILLEKEURIGE WEEK
brandende
•ifeÖ
1
„TFe hebben het niet
op spectaculaire
naastenliefde
ItlAIICAVt
staat
in het meervoud,
geschreven
ZATERDAG 1 OCTOBER 1955
PAGINA
WE KUNNEN WEL veronder
stellen, dat niet veel mensen
ooit in hun leven in de gelegenheid
komen om een priesterwijding mee
te maken Het zijn alleen confra
ters en verder familieleden van de
wijdelingen. Dat is jammer. W ant
zo'n priesterwijding is een vooi t-
durende, indrukwekkende medi
tatie. Zo'n meditatie zou het geloof
aan de priesters versterken en pas
daarna het geloof in een priester
een kans geven. We hebben wel
eens de indruk, dat men momen
teel liever omgekeerd te werk
gaat.
Waar 1250 meisjes
werken
vifl
iiÉIta
„Dronken autodief ramt
menigte
„Laatste liulp"
over de grenzen heen
Dit is in het kader van ons
betoog het boeiende: de grote
gooi naar een ruim denkende,
alle barrières doorbrekende
naastenliefde van volkerenge
meenschap tot volkerenge
meenschap, wereldomspan
nend, mondiaal.
Het enige verschil met de
exempelen die wij opschreven
isde maat.
Maar is het geen voortreffe
lijke eigenschap van jonge
mensen in de maat van hun
idealen groots en absoluut te
zijn, ook in de naastenliefde?
Juist in de naastenliefde
omdat de opdracht luidt Chris
tus achterna te gaan, van wie
de hoogte en de diepte en de
breedte van Zijn Liefde niét te
meten valt.
„EEN KLEINIGHEID"
IS TE WEINIG
WIJ LUISTEREN naar de
liefdadigheidspredikatie op
Zondag in onze parochiekerk. De
predikant vraagt ons van ons^be-
zit af te staan voor kinderen in'
nood, voor een kerk die elders
gebouwd moet worden, voor de
armen onder ons.
Met evangelische argumenten
zal hij ons vragen te bedenken
dat wij nooit rust mogen hebben
voor de nood van anderen gele
nigd zal zijn.
Wij laten een dubbeltje in de
collectebus glijden die men ons
op straat voor houdt. Voor de
kankerbestrijding, de oorlogs
slachtoffers. In elk geval voor
een collectiviteit andere mensen
VRAAG
ten opzichte waarvan wijdie*
van die anderen onderscheiden
zijn omdat we gezond zijn of geen
oorlogsslachtoffers, de plicht heb-
beh te helpen.
JVTAMENS WIE TREKT de
missionaris naar de missie
gebieden?
Namens Christus en Zijn Kerk.
Hij is niet alleen, komt niet als
persoon; hij is zeer reëel gedra
gen door een gemeenschap van
Christenen, die even verantwoor
delijk zijn voor de verkondiging
als hijzelf die het werk in con-
creto doet.
Binnen onze parochiegemeen
schappen vieren we samen de H.
Geheimen, niet een optelsom van
individuën, maar een gemeen
schap van Christenen. Zo offeren
we ook samen, als gemeenschap.
WAT DOEN
DE JONGEREN?
Commissaris wij hebben u nu verteld in welke geest wij de jonge
mensen deze Zaterdag aan willen spreken, vertelt u ons nu hoe en in
welke vorm de charitasgedachte leeft onder de jeugd".
Zo ongeveer vroegen wij de verantwoordelijke man van de georga
niseerde jeugd in een groot stadsdistrict op onze gedachte in te gaan
met practijkillustraties. Het antwoord op de vraag: Hoe staat het met
de jeugd en de charitas?" dus.
Gesprek met een
districtscommissaris en
een aalmoezenier
/k
Een bijzonder mooi ogenblik was
dok deze keer weer de grote handop-
legging. Alle aanwezige priesters vor
men over het altaar heen een grote
boog, uitgaande aan weerskanten van
de Bisschop. Er waren er deze morgen
voor het ver-afgelegen Wittem, in de
uiterst zuidelijke hoek van Limburg,
opmerkelijk veel. Nadat de Bisschop
elke wijdeling de handen heeft opge
legd, gaan zij de lange rij langs en
treedt de een na de ander op elke aan
wezige priester toe om ook van hem ae
handoplegging te ontvangen. De wijde
lingen zijn na zich tien dagen in
volledige stilte op de wijding te hebben
voorbereid, als laatste voltooiing van
zoveel jaren - sterk geconcentreerd
Elk moment trachten zc zo volledig
mogelijk te beleven. Niemand m de
volle kloosterkerk kan ontkomen aan
dit pure en schone idealisme, dat uit
elke voorzichtige handeling blijkt. En
wat zou er op dat moment omgaan
in die priesters uit de practijk?" Er
waren missionarissen bij uit verre
missielanden; pastoors en kape
laans van de plaatsen waar de ouders
van de wijdelingen wonen; profes
soren van het groot-seminarie; -
oudere confraters, die even hun werk
in de buurt in de steek hadden gela
ten om de priesterwijding in Wittem
mee te kunnen maken. Het maakt een
groot verschil: de priester op de dag
van zijn wijding en de priester na zo
veel jaren priesterlijk werk. „Ik vraag
me af, wat er tegenwoordig in jullie,
jonge priesters, nog zit! In mijn tijd
werden er mannen van de kerk ge
vormd, hoofden van de parochie, ech
te meesters, mannen die wisten te re
geren. Vandaag aan de dag krijgen we
van het seminarie misdienaars thuis
gestuurd, sukkels die zich inbeelden
meer te werken dan wie ook, omdat ze
nergens mee klaarkomen. O.L.H. heeft
niet geschreven, dat wij de honing der
aarde Zouden zijn, beste jongen, maar
het zout. Nu, onze arme wereld lijkt
op de aartsvader Job op zijn mest
vaalt, vol wonden en zweren. Zout op
rauw vlees brandt. Maar het bewaart
het ook voor bederf. Behalve dat jullie
de duivel willen uitroeien, hebben jul
lie het ook nog in je hoofd gezet je be
mind te maken. om jezelf natuur
lijk. Een waar priester maakt zich
nooit bemind, onthoud dat". (Aldus
de pastoor Van Torcy in „Dagboek van
een dorpspastoor" var. Bernanos).
Er is wel een grote afstand; tussen
de pastoor en zijn jongste kapelaan;
tussen de rector of gardiaan en zijn
jongste onderdaan. Maar op de mor
gen van de wijding vindt de kerk het
schone, zinvolle gebaar. Zij ontmoe
ten en erkennen elkander in de kern
van hun priesterschap: in het hart van
God waar plaats is voor elk idealis
me voor elke onrust, voor elke erva
ring.
Op de MIDDAG van dezelfde dag
waarop wij de priesterwijding
mochten meemaken liet men ons
een zeer moderne fabriek zien, waar
radio-buizen worden vervaardigd. We
gingen de enorme hal binnen waar
1250 meisjes („nog te weinig", werd
ons gezegd) aan het werk waren. In
keurige witten schorten zitten ze daar
van 's morgens kwart voor acht tot
's avonds vijf uur gebogen over radio-
lampen-in-wording. Driemaal per dag
is er een pauze: eenmaal van 20 mi
nuten en tweemaal van 10 minuten.
Zouden ze om 5 uur 's avonds nog tot
veel in staat zijn? Of zou dit knutsel
werk („meisjes zijn hier uitstekend
voor!") elke fantasie, elke geestelijke
interesse langzaam maar zeker ver
moorden? Maar de meisjes willen het
zelf, de ouders stemmen er mee in,
er wordt goed verdiend en: al die
radio-lampen zijn bestemd voor de
zo noodzakelijke export, alles bijeen
moeten we dus geloven, dat 't schouw
spel van die fabriek een verfijnd stukje
welvaart is.
Door heel die fabriek —die er pas
vijf jaren staat zijn diepe lelijke
scheuren te zien, veroorzaakt door de
ondergrondse mijngangen. De mijn-di
recties dragen zorg voor het herstel.
Die zichtbare scheuren zullen makke
lijk ongedaan gemaakt worden.
Maar de geestelijke schade, die zo
veel meisjes zonder dat zij er zelf
enig besef van hebben oplopen
zal moeilijker te restaureren zijn. Dat
zal een van de moeilijke zware taken
zijn mede van die 7 jonge priesters
Ook aan die meisjes en aan de tal
loos vele andere jonge mensen die in
soortgelije omstandigheden leven - zul
len zij de Blijde Boodschap te verkon
digen hebben. Onder een blijde bood
schap verstaan die velen vooralsnog
niet veel meer dan loonsverhoging,
of extra-snipperdagen. Het geloof
staat gemakkelijk zo ver af van dit
leven.
DEZER DAGEN PRAAT iedereen
in dit land, op de tram, in de
bus, op kantoor ,in de fabriek,
en in de huiskamer over het trieste
gebeuren in Den Haag, waar een jon
gen van 22 jaar dood en ellende ver
oorzaakte. Dit was geen auto-onge
luk. Het was een gruwelijke wandaad.
De mensen die er tegenwoordig wa
ren zouden het liefst de dader ter plaat
se vermoord hebben. Deze aanslag op
ieders veiligheid eiste a.h.w. een on
middellijk vonnis. De dader is opge
sloten en zal voor de bevoegde, rech
terlijke instantie t.z.t. veroordeeld wor
den. We durven echter niet te verge
ten, dat de dader een jongen was van
22 jaar. Na 10 glazen cognac en 5 gla
zen bier dit was misschien de kern
van zijn misdaad ging hij avontu
ren. Die avond is niet zo maar geko
men. Dat dit alles mogelijk was lag
aan de hele mentaliteit van deze jon
gen. De misdaad is „voorbereid", is
mogelijk geworden door milieu, opvoe
ding, werkkring en al die factoren, die
we onderhand genoegzaam kennen uit
„Bronnenboeken" en rapporten. De
misdaad in Den Haag is een zoveel
ste gewetensonderzoek voor allen, die
op een of andere manier zorg en ver
antwoordelijkheid dragen voor de
jeugd.
Maar juist die ontwortelden zijn on
bereikbaar, nietwaar? Vele jonge men
sen, die hun verantwoordelijkheid ken
nen („jeugd verantwoordelijk voor
jeugd") zouden daar het beste op kun
nen antwoorden. Het valt buiten de
opzet van deze notities maar we ho
pen nog eens in de gelegenheid te zijn
hen aan het woord te laten, hjer, op
deze pagina, die zich zonder veel
plichtplegingen, voortdurend disponi
bel stellen. Maar ik vrees, dat, wan
neer zij gedwongen worden van hun
ervaringen te vertellen, er van een
zelfgenoegzame houding, binnen
„heilige huisjes" verkregen niet veel
over zal blijven.
W BEGONNEN DEZE vluchtige
kroniek met een herinnering aan
de priesterwijding. „De Vragen
de Mens" wijdt het pas verschenen
nummer grotendeels aan de figuur
van de priester. Zijn zeer boeiende
beschouwing over „De priester in de
moderne roman" beëindigt Michel van
der Plas met deze woorden: „Ik blijl
de priester altijd het liefst voor mij
zien in de beelden van situaties waar
in de tot wanhoop gedreven zwakke
mens, op het punt van zich te verlie
zen, een laatste hulp tegenover zich
ziet oprijzen, uit het duister gekomen,
niemand weet van waar, opgedoken
uit het niet. Ik bedoel situaties als die
van de arme mensen van Mexico zo
als Greene ze in „The power and the
glory" beschrijft bij wie op een avond
op de deur wordt geklopt en de have
loze whisky-priester verschijnt om hun
troost te brengen als een „goed instru
ment" van hun God. Of die van men
sen die op hallucinerende foto's hun
gehele leven overgeven aan een niet
meer verwachte redder; de man op
het circuit van Le Mans, stervend tus
sen onbeschrijflijke ellende, bij wie
een priester neerknielt; de jongen op
de St Stefanustoren in Wenen, die op
het punt staat zich neer te storten, een
pater onder hem naar boven ziet klim
men, die honderdtwintig meter boven
de grond, schreeuwepd door de avond
mist, uitzicht komt brengen, woorden
en troost van God. Ik zie de priester
het liefst als op die foto's van het
Eucharistisch Congres in Rio de Ja
neiro, aan zijn toog getrokken midden
op straat en onmiddellijk bereid de
nood en de zonden te aanhorep van
welke passant ook. Ik zie hem zo het
liefst, omdat ik weet, dat het deze
priesters zijn die na de biecht de nten-
sen aanzien en vragen: Bid voor mij".
Aan het einde van de handoplegging
bidt de Bisschop: Zeer geliefde Broe
ders, bidden wij God, de Almachtige
Vader, dat Hij de menigvuldigheid van
zijn gaven voor deze zijn dienaars die
Hij tot het priesterschap zich heeft uit
gekozen, moge afzenden.
P. Wesseling C.ss.R.
O
Kortelings protesteerden een
groep jonge mensen tegen de wel
vaartsvermeerdering in de vorm
van een belastingvermindering van
570 millioen. Zij besloten hun wel
vaartsverruiming terug te sturen
aan de minister van financiën
en vroegen om rechtvaardigheid
en naastenliefde over de grenzen
heen, wijzend op de ellende waar
gehele volken nog in leven.
Zulke acties hebben altijd de
neiging ons op te schrikken, om
dat ze ongehoord zijn.
Wij willen afzien van elk ge
sprek over de vormgeving van de
gedachte, die deze jongeren tot
zó te handelen dreef, die ge
dachte zelf interesseert ons en
speciaal in het kader van deze
pagina.
Spraken wij niet van de gemeen
schapsidee bij de betrachting van
de charitas?
Samen sterk in het lijden en sa
men groots in hulpvaardigheid. Dat
heeft deze sjonge mensen bezield.
Zij hadden daarbij een zeer zui
ver beeld van onze volksgemeen
schap voor ogen. Zij vroegen im
mers als natie de hand te reiken
aan naties, die nog op geen stuk
ken na toe zijn aan onze welvaart.
Dat is geheel in de lijn der
ideële ontwikkeling van het ge-
nieenschapsbesef bij de volkeren,
belichaamd in de U.N.O. met zijn
menslievende nevenorganisaties.
Alleen wie in gedachten de staat
verschraald heeft tot een appa
raat kan de breed metende en diep
tastende tendenz van de omstre
den geste nooit vatten.
En laat ons verder niet discus
siëren. Eerlijke pogingen om nood
te lenigen, al zijn ze dan onge
hoord, zijn er niet allereerst om
voorwerp te worclcn van strijd, en
ook niet van woordenstrijd.
het geven van eigen goed. Goede ge
woonte is het geworden. De verklaring
van dit handelen echter is verschraald
tot die ene zin waarmede de bus op
de schaal onder ons neus geduwd
wordt: „een offertje voor het goeie
doel a.u.b.". We begrijpen dat dan, ver
dere verklaring is overbodig en we ge
ven. Heel vaak een „kleinigheid". Dat
is ook een term met burgerrecht.
Zulk een verklaring is beslist te wei
nig voor een handelen dat zo zeer bij
de mens hoort en waar zo veel van af
hangt. Worden wij niet naar de mate
van onze liefde voor de naaste geoor
deeld. Naastenliefde, waarvan het weg
geven van geld, zoals in onze voor
beelden, een verschijningsvorm is?.
Twee elementen houden onze aan
dacht gevangen: Die voortdurend weer
kerende noodzakelijke relatie: „Wij en
de anderen en het stellen van het pro
bleem in het meervoud: „laat ons hen
helpen".
TOEN we bij elkaar zaten en
spraken over de vorige pa
gina „Jeugd en maatschap
pelijk leven", construeerden we
als vanzelf de pagina die thans
voor u ligt: „Jeugd en charitas
Want naarmate men bewuster
gemeenschapsmens is betracht
men ook sterker de naastenlief
de. Daaromtrent vindt ge hier
een beschouwing.
Daarbij gaat het is een goe
de gewoonte geworden de
reportage van enkele gesprek
ken die de probleemstelling van
uit de practijk illustreren. Aan
haken in de realiteit voorkomt
betogen als slagen in de lucht.
Dus vroegen we een districts
aalmoezenier en een districts
jeugdleider „Wat doet de jeugd
op charitatief gebied?"
Bovendien zijn we merkwaar
dig actueel, nu een groep jonge
mensen met een veel omstreden
gebaar de Nederlandse gemeen
schap gewezen heeft op recht
vaardigheid en naastenliefde
over de grenzen heen.
Jeugdige lekenhulp in het Indonesische missiegebied.
Nauwelijks bedenken we iets bij het
gebaar dat de meeste van ons God
dank kennen en regelmatig maken:
-y
mi
Omlegging der handen.
Breiden wij deze gemeenschapsge
dachte in onze verhouding tot de
hulpbehoevende evennaaste uit zo
ver we kunnen. Ten aanzien van on
ze dienstbaarheid aan anderen valt
niet plotseling de klemtoon op het
zeer individuele. „Ik help hem" moet
ingecorporeerd zijn in „wij helpen
hen".
Ge kunt trouwens de wezenlijke
saamhorigheid in het betrachten van
de charitas overal ontdekken. Zo
goed als we samen sterk zijn in het
lijden, zo goed zijn we samen groots
in hulpvaardigheid.
Naast het voorbeeld van de offeren
de parochiegemeenschap moogt ge
bedenken hoeveel mensen zich op ve
lerlei gebied verenigd hebben om op
een of ander front de naaste van
dienst te zijn: ontheemden, kinderen,
zieken, enz.
Natuurlijk begint en eindigt de han
deling bij de mens zélf, bij wie geeft
en wie ontvangt, maaf' de gehele act
speelt zich af en krijgt zijn status en
zijn glans in het licht van de ge
meenschapsgedachte.
Wii geloven dat dit een gedachte is
voor de jonge mensen van onze tijd;
een tijd waarin de byperindividuele
hulpverlening op velerlei gebied ver
vangen is door een vanzelfsprekende
gemeenschapszorg. Zo is het bestaan
van onze weeskinderen verzekerd ge
worden en de oude dag van degenen
die voor ons gewerkt hebben.
Is een dergelijke constellatie min
der, afgezien van zijn veel grotere
doeltreffendheid? Niet wanneer wij
onze gemeenschapsbindingen met
vreugden en verplichtingen werkelijk
beleven.
De naastenliefde staat in het meer
voud geschreven.
x F. B.
Wij en de anderen
DE MENSENMAATSCHAPPIJ" is
een kostelijk spinsel. Wij kunnen
niet buiten elkaar. We geloven dat
ive nooit in staat zullen zijn te bevroe
den wat dat betekent, tot hoever de
consequenties reiken van die, ons hele
bestaan rakende waarheid: „we kunnen
niet buiten elkaar". Onze bindingen
zijn duizendvoudig van aard en van
structuur: Nederlander; hoeder in Chris
tus met zovele anderen; personeel van
één bedrijf; lid van een gezin;., mens
met de mensen.
Maar als al die bindingen dan nood
zakelijk en vanzelfsprekend zijn
een vorige maal spraken we over de
noodzakelijkheid en vanzelfsprekendheid
der studentencorpora bijvoorbeeld
hoezeer rust dan ook op ons de plicht
tot 't onderhoud van die gemeenschaps
bindingen?
De plicht dus tot een verantwoorde
lijke, welbewuste deelneming aan het
maatschappelijk leven, aan elke vorm
van maatschappelijk leven waar wij in
het bijzonder mee te maken hebben.
Hoe vaak spelen we in deze niet de
rol van profiteur of leggen een levens
groot gebrek aan zorg aan de dag?
Want groot is het gebrek van mensen
dat eigenbelang, hoger schat dan al
gemeen belang of zich in o zo geringe
mate zijn broeders hoeder weet.
„Miin broeders hoeder", dat is het
scharnier van onze verhouding tot de
anderen.
Bedenken we dat we overal en altijd
„aan de andere kant van de lijn" men
sen treffen, met wie wij verbonden zijn
op welke wijze dan ook, die op de een
of andere manier gebrek lijden. Gebrek
in duizend vormen: eenzaamheid, een
ontredderd geestelijk leven, angst, hon
ger, ziekte.
Ironie
Wie ook maar een ogenblik is door
gedrongen in die waarheid dat we niet
buiten elkaar kunnen en dus nog veel
minder buiten elkaar mogen, zal bijna
de gehele terminologie die we nog re
gelmatig hanteren, gaan zien als een
ironie: „Het offertje waar je verdienste
van hebt" is een platvloerse en bene
pen uitdrukking voor de nooit aflatende
offersvragende bezorgdheid waartoe wij
verplicht zijn ten aanzien van de mede
mensen, mensen zoals wij.
En het is zo dat de mate waarin we
gemeenschapswezen zijn af te lezen
valt uit de mate waarin we vol zijn van
de charitas en er naar handelen.
Daarom sluit een gesprek over jeugd
en charitas aan op een over jeugd en
maatschappelijk leven.
En om het antwoord op die vraag:
„Hoe staat het met de jeugd en de cha
ritas" mag iedereen bezorgd zijn. Want
dat antwoord is beslissend voor het lot
van /een maatschappij waar die jeugd
deel van uitmaakt en evenzeer beslis
send voor het lot van die jeugd.
We worden er immers naar geoor
deeld?
Daar is de verkennersbeweging met de
hoogste leeftijdsgroep: de voortrekkers.
Een gemeenschapsgedachte met een
doelgerichtheid op de ander leeft heel
sterk in de Verkennersbeweging. Zij is er
zelfs wezenlijk voor. Wij spreken immers
mondiaal van „broeders verkenners", en
het „weest paraat" betekent": weest altijd
bereid en attent om te helpen waar 3e
kan. Dit is de gehele ondertoon van het
spel van verkennen.
Hoezeer ook die bezorgdheid vooï de
ander gedacht wordt tussen gemeenschap
en gemeenschap moge blijken uit de be
lofte die de hulpvaardigheid plicht noemt
en dat tegenover gemeenschappen als „de
Kerk en mijn land". En in concreto?
Bij de jeugd draait alles veel meer om
het aanbieden van diensten dan om geld,
dat wordt trouwens bij de ouderen ook
steeds meer het geval.
Bovendien gaat het om de op de ander
gerichte instelling die de jeugd moet le
ren, niet zo zeer om het slagen van een
of andere goed georganiseerde stunt.
„We hebben hel trouwens niet zo op
die spectaculaire naastenliefde, zeker niet
met jonge mensen", zei de commissaris.
De actie „Heitje karweitje" is in strikle
zin geen charitatieve bezigheid, maar de
jongen poetst de auto voor een kwartje
dat hij zelf niet houdt. De welvaart van
de gemeenschap waar hij deel van uit
maakt is het motief van zijn handelen.
En de gastvrijheid, behoort die niet tot
het jachtgebied van de, de ander zoeken
de, mens?
Welnu, die deugd staat in de beweging
hoog aangeschreven. Menige stam voor
trekkers biedt zijn diensten aan over de
wijde wereld overal waar hulp nodig is.
De goede voortrekker staat daarop ge
richt.
En we konden niet beter ons 25-jarig
feest vieren dan met een gave aan het
episcopaat voor de kerk als onze Heiligste
gemeenschap.
Gemeenschapsdie ast
Dat we ons gesprek met een districts,
aalmoezenier van de jeugdbeweging op d»
tweede plaats zetten, komt alleen omdat
we hem later spraken. Hij vertelde ons
een typische activiteit:
Een groep meisjes die de Mater-Ama-
bilisschool had doorlopen, wilde graag
dieper ingaan op de beleving van de idea
len en gedachten die haar daar waren
voorgehouden. Een voortreffelijk program
ma-onderdeel van die „levensschool" is de
bestemming op en de practische beleving
van wat genoemd wordt ..gemeenschap.--
dienst".
Op deze dienstbaarheid ran de gemeen
schap wilde deze kleine gemeenschap
doorgaan.
De aalmoezenier wees hen op de meis
jes, die vroeger of kort ge-'eden met hen
op de scholen gezeten hadden: U.L.O. of
Middelbare school of Huishoudschool net
waar ze zelf geweest waren.
Wie weet hoezeer er onder hen zijn die
jullie hulp nodig hebben. Waar zijn ze ge
bleven, zijn ze verdwenen, hebben ze zor
gen, hoe staat het met hun geloof?
Ga om te beginnen zien waar ze geble
ven zijn. Dan praten we en vinden zeker
iets om te helpen.
Lof voor deze gedachte! Het Charitas-
motief van meisjes die samen helpen wil
len wordt gericht op een andere groep,
die ooit door de. banden van de school
vriendschap gebonden waren.
Voorts wees de aalmoezem'.ar ons op de
K.A.J.
Hij sloot onbewust aan op 'n opmerking
die wij een vorige maal lieten vallen. Be
seften we wel dat we leden zijn van een
Wereldkerk, of komen we weinig verder
dan de ontdekking dat we samen met nog
een paar honderd andere Cnristenen in de
Zondagsmis izitten?
Dc Kajotlers hebben banden aan hel
I(jf om te werken. Vjjf of zes van ben
zullen naar de Missie van Tanganyika
gaan om cr een seminarie, een klooster
en een kapel te gaan bouwen met inheem
se arbeiders.
Ge vergist u als ge meent dat slechts
zes ka.iottcrs gaan. liet is de hele bewe
ging. die gaai. De zes man z(jn dc expo-
nentcn van dc totale gemeenschap van
jonge arbeiders, die op welke georgani
seerde manier, dat doet er weinig toe,
Afrika een dienst gaat bewijzen.
Een paar opmerkingen van die aalmoe
zenier mogen we U niet onthouden Ze zijn
de moeite van het onthouden waard.
Ondanks de tot verheugen stemmende
activiteiten, waren hij noch wij tevreden,
het grote geheel van de maatsciiappij
overziende. Dat kan trouwens niemand
zijn. Gemeenschapsbesef is groeiende, ac-
coord, maar het is nog lang van 'vol
groeid zijn af.
„Wat wij hebben", zei nij, „is een goed
geordende maatschappij, maar is het ook
een samenleving?"
Samenleving, dat is een begrip om over
te denken. Dat moest die maatschappij in
derdaad zijn.
En dan: „De juiste ins'e ling is de
voortdurende onrust om charitatief werk
zaam te zijn omdat het een levensbehoef
te en een levensnoodzaak isafge
zien zelfs van het feit of er nood is"'
Inderdaad, wc mogen niet wachten tot
dc nood ons uitdaagt!
cjfe—;r—
1
,-Ik heb 'n schippershond gespro
ken", aldus Hond niet zonder opwin
ding kwispelend, „van een schip dat
pas uit Zuid-Amerika terug was.
„Hoe is dat daar nou in Argentinië?"
zeg ik tegen die hond. „Heerlijk!"
zegt hij. ,,'n pracht land, altijd wat
te beleven en nooit een dooie boel
op straat!" Op mijn vraag naar ver
dere détails legde hij me uit, dat
Zuid-Amerika een ideaal oord voor
honden is. De mensen hebben 't zo
druk met elkaar, dat ze geen tijd
hebben om de honden slecht te be
handelen. En de honden hebben er
zo weinig te doen, dat ze volop tijd
overhouden om de mensen naar best
vermogen te kwellen. In Buenos Aires
aldus mijn zegshond, zijn tljdene de
dagen van de opstand alle honden
opgeroepen om in gesloten en ge
scandeerde blafkoren tegen Peron te
betogen. De meeste honden hebben
aan deze oproep gevolg gegeven,
hetgeen historisch wel interessant is
als eerste staal van ongedwongen sa
menwerking van hondse zijde met
katholieke actie. Na afloop toen
Peron op 'n onschendbare kanonneer
boot z'n miljoentjes ging natellen, was
het voor alle blafkoren gemeen
schappelijk kluiven. Drie Deense dog
gen en twee keffertjes werden door 'n
met lintjes gecamoufleerde geheraal
officieel toegesproken en gedécóreerd.
Een tragisch moment brak aan, toen
een op avontuur beluste bastaard
tegen de generaal begon te blaffen.
Uit gewoonte blafte de generaal te
rug, totdat hij zich ervan bewust
werd met een straathond te doen te
hebben en vriendelijk begon uit te
leggen, dat de opstand nu voorbij
was, zodat blaffen voorlopig rustig
kon worden overgelaten aan de nieu
we machthebbers. De honden heb
ben een vrolijke avond gehad en wer
den de volgende morgen stuk voor
stuk verrast met een stevige kater.
Al bij al is mij wel duidelijk ge
worden, dat je in Zuid-Amerika met
blaffen meer kunt bereiken dan
hier.