van Jos. Panhuysen
Landschappen
„Boek van de maand
AD DEKKERS
Een op de zes gelooft in spoken
I Londens
iedereen i
Theaterspeelde
Zelfonderzoek in ernst en humor
litterair journaal
het I
beter
Het menselijk tekort aan
onderling begrip
van
ZATERDAG 26 NOVEMBER 1955
Enquête
n
De mens en zijn normen
DE SCHILDER EN ZIJN NIEMANDSLAND
Gemiste kans, maar het publiek lacht j,
Experiment
Over Engeland en Engelsen
Italiaans landschap
no. IS, schilderij op de
tentoonstelling in ,,De
Wildeman" te Am
sterdam.
Een der meesterlijke typeringen van
Ronald Searle: de Britse politicus.
IN hetzelfde vlak van de ..gentleness"
li,gt ook zij.n bijna komische die
renliefde. In scherp contrast staat
daarmee d>e bloeddorstigheid in de
jacht-sport en de hardheid in de
opvoeding, die men bij de En
gelsen kan aantreffen. Eenzelfde; soort
van wonderlijke tegenstelling open
baart zich in alles wat het sexuele leven
betreft: naast de onbeschaamde open
baarheid van de boulevard-pers staat
de puriteinse opzichter van het dieren
park in het genoemde boekje van Mau-
rois die op een vraag van een bejaard
dametje over een nijlpaard „of het een
mannetje of een vrouwtje is", strak ant
woordt: „Dat is alleen van belang, me
vrouw, voor een ander nijlpaard".
NIET ALLEEN echter de buitenlander,
óók de Engelsman wil zich graag de
spiegel voorhouden, en zelfspot is
een van de meest aantrekkelijke eigen
schappen van de Engelsman.
Een ernstige poging om het Engelse
karakter te peilen is Geoffrey Gorer's
boek Exploring English Character (The
Cresset Press, 30 s.) een sociographisch
onderzoek over de houding van de En
gelsen ten opzichte van religie, liefde
huwelijk, opvoeding, huiselijk leven, orde
en gezag. Het boek is een weerslag van
een onderzoek ingesteld onder de lezers
van het populaire Zondagsblad „People'
dat een oplaag heeft van meer dan 5
millioen en volgens onderzoekingen in
de handen van meer dan 12 millioen le
zers komt. Hiervan hebben ongeveer
15.000 op hun verzoek de vragenlijst van
Gorer ontvangen, die meer dan 10.000
lijsten ingevuld terug ontving. Hieruit is
wederom een keuze gemaakt van 5.000
antwoorden die tot basis van het boek
hebben gediend. Als onmiddellijke kant
tekening dient hier toegevoegd te wor
den dat het lezerspubliek van People
veel schaarser te vinden is in de hogere
maatschappelijke en intellectuele milieus
De resultaten kloppen niet altijd met
andere soortgelijke onderzoekingen.
Zo geeft deze enquête het cyfer 35 pet
voor het aantal katholieken dat eenmaal
per week de kerk bezoekt, naast 12 pet
Anglikanen. Andere enquêtes geven het
aanmerkelijk hogere cijfer voor de ka
tholieken van 52 pet. Wie het Engelse
volk kent, verbaast zich niet hier te Ie-
zen dat 1/6 van de bevolking in spoken
gelooft, terwijl V* erover twijfelt. Ty
pisch is ook het nog hoge perces>»age
van ouders die aanhangers zijn van de
ransel-dogmatiek. Dat 6 pet van de be
volking meent de toekomst te kunnen
voorspellen zal ook een openbaring zijn
voor de lezers van deze interessante, of
schoon niet altijd misschien overtuigen
de analyse van het Engelse karakter.
Parade
Kort na deze ernstige studie heeft
Geoffrey zijn amusante Engelse karak
terschetsen uit Punch laten bundelen on
der de titel Modern Types (The Cresset
Press, 8s., 6d.). In een humoristische pa
rade trekken ze voorbij: de jongeman
die altijd bij de artisten-ingang hangt
de vierkantige juffrouw die er een die-
renpension op na houdt, de candidaat
voor de Liberalen die nooit gekozen
wordt, de democratische geestelijke die
een geziene figuur is in het plaatselijke
café etc., alle geïllustreerd met meester
lijke tekeningen van Ronald Searle, de
schepper van de piekharige kostschool
meisjes van St. Trinian, de schrik van de
leraressen en van heel het dorp.
ZO GEMAKKELIJK als de Engelsman uiterlijk ie
herkennen is, zo moeilijk is hij te doorgronden.
Het kost niet veel moeite in een bootje van dc rond
vaart door de Amsterdamse grachten een Engelse
toerist te ontdekken, maar bij een Engelse buurman,
waar je twintig jaar naast hebt gewoond en wiens
karakter je meent enigszins te kennen, zul je altijd
weer voor verrassingen komen te staan door zijn
onverwachte reacties op mensen en gebeurtenissen.
Ook om de contouren van hun geestelijke structuui
9chijnt dikwijls een ondoordringbare mist te hangen.
Maar het onbekende lokt onweerstaanbaar tot explo
reren, en speciaal buitenlanders liebben getracht dooi
de nevel heen te breken; niemand is hier misschien
beter in geslaagd dan André Maurois, vooral in zijn
hoogst amusante brieven aan een jong meisje dat voor
bet eerst Engeland gaat bezoeken. Prachtig hekent bij
hel Engelse karakter in het beroemde verbaal van
de gast op een Engels landhuis, die een week te vroeg
in bal-masqué eostuum verschijnt en daar de hele
avond en zelfs de nacht doorbrengt zonder dat de
gastheer of gastvrouw ook maar enige toespeling
maakt op het feit dat hij als „pierrot" is uitgedost.
Dit is Engelse „gentleness", voor ons tot bijna in bet
absurde doorgevoerd, maar zeer karakteristiek voor
de Engelsman, die een ontzettende angst heeft voor
gek gezet te worden en dit daarom ook een ander nie»
wil aandoen.
EEN PRACHTIG uitgegeven boek is
Charles Duff's Engeland and the
English (Boardman, 18s.) dat uitgaat
van het beginsel dat een levend maat-
schappelijk-historisch overzicht de on
misbare achtergrond vormt voor de juis
te appreciatie van de reiziger die door
Engeland trekt. Deze ongewone reisgids
van meer dan 300 pagina's bestaat daar
om voor meer dan de helft uit een ge
schiedkundige inleiding. Hier en daar
geeft de schrijver wel een' wat te sim
plistische kijk op de historie, zoals in
zijn juichende beschrijving van de rege
ring van Hendrik VIII, die zelf door hem
gekarakteriseerd wordt als „a hale-and-
hearty good fellow, a fine boisterous live
man of the type the English love".
Deze juichtoon over het „merry Eng
land" van de ouderwetse geschiedenis
boekjes lean toch niemand meer au
serieux nemen. De harde werkelijkheid
van de 1000 martelaren, die hun leven
gaven voor hun overtuiging is heel wat
anders dan Charles Duff de lezer zou
willen doen geloven. Ook zijn beschou
wingen over de verdraagzaamheid van
de Engelsman zijn irriterend en onjuist.
In het tweede gedeelte, dat boeiend ge
schreven is, doorkruist dc schrijver En
geland naar de vier windstreken en geeft
een uiteraard summiere, maar fasci
nerende beschrijving van de streek die
hij doortrekt. Het aantrekkelijke van
deze reisgids is vooral gelegen in de vele
historische en litteraire aanknopingspun
ten waar de schrijver op wijst, al betreu
ren wij ook hier dat hij weinig of niets
weet te vertellen over vele Middeleeuw
se pre-reformatorische monumenten, die
de katholieke bezoeker van het vasteland
bijzonder zouden boeien.
Recent portret van Kardinaal Griffin uit het boek van Michael de la Bedoyere.
Jeugdproblemen
Een ander boek over Engelsen, dat mij
toegezonden werd, is een speciaal-studie
over het probleem van de jeugd in En
geland. Wij kennen allemaal de Teddy
boys" met hun kleding volgens de mode
uit de tijd van Koning Edward (vandaar
de naam, die een afkorting is van Ed
ward) met hun smalle broekspijpen,
vreemdsoortige bolhoedjes en lange ha
ren, die dikwijls in „gangs" opereren
de straat en bioscoop onveilig maken op
een wijze, die geen baldadigheid meer
te noemen is. pearl Jephcott tracht in
Some Young People (Allen, and Unwin,
12s. 6d.) het antwoord te geven op de
vraag waarom grote groepen van onze
tegenwoordige jeugd niets voelen voor
georganiseerde jeugdbeweging. Het ant
woord is niet zo eenvoudig als soms
wordt voorgegeven door hen die bewe
ren dat onze jeugd niets van leiding zou
moeten hebben. Vele andere factoren
spelen hierbij een rol zoals deze inte
ressante enquête duidelijk laat zien.
De lachende kardinaal
VAN TEDDY-BOYS naar kardinalen is
een hele stap. Toch is in dit geval
de overgang niet zo sterk als het
op het eerste gezicht lijkt. Michael de la
Bedoyère's Bernard Cardinal Griffin
(Rockliff, 12s. 6d.) is de levensschets van
een kardinaal die de inspiratie voor zijn
levensroeping voor een aanmerkelijk deel
gevonden heeft in zijn grote apostolische
liefde voor de jeugd en voor de onver
zorgde en verwaarloosde jeugd in het
bijzonder. In Coleshill bij Birmingham
heeft de jonge father Griffin en de late
re coadjutor-bisschop van Birmingham
zijn krachten zo geheel gegeven aan de
zorg voor de 700 bewoners van dit ge
bouwen-complex voor wezen en voogdij
kinderen, dat hij daar misschien reeds
te veel van zijn lichaamskrachten heeft
gevergd. Kort na zijn verheffing tot kar
dinaal is deze „Benjamin van het H. Col
lege", zoals Paus Pius XII hem noemde
neergeveld door een zeer ernstige aanval
van trombose in de hartslagader. In dit
profiel van de kardinaal dat uiteraard
waar het gaat over een nog levende per
soon het drie-dimensionale mist van het
historisch perspectief, laat Michael de
la Bedoyère ons duidelijk zien met welke
enorme wilskracht, geput uit een onver
zettelijk geloof, de lachende kardinaal
van Westminster zijn groot physiek lij
den heeft weten te heffen tot een hoog
bovennatuurlijk niveau.
Tenslotte nog eens Chesterton. Wie wel
eens gemeend heeft dat Chesterton te
eigentijds was om populair te blijven,
heeft zich toch kennelijk vergist, want
in het komende jaar verschijnt in de
populaire Penguin-editie een nieuwe se
rie van zijn werken. Andere schrijvers,
van wie in dit j3ar goedkopen herdruk
ken in deze editie zullen verschijnen tijn:
C. S. Forester en John Buchan. Mei deze
hoopvolle gedachte voor de literatuur
liefhebber, die zich geen dure nieuwe
uitgaven kan permiteren, eindigt dit
Londense journaal
And so te bed.
weet
DE ROMANS van Jos Pau-
liuysen vertonen eenzelfde
grondmotiefhet ontstellend te
kort aan begrip en daardoor aan
liefde tussen de mensen. Er zijn
schakeringen. In «Rechtvaardigen
en zondaars'' zon de conclusie
kunnen luiden: oordeel niet als
je niet alles weet. In „Leven al-
leen is niet genoeg ..ervaart de
hoofdpersoon dat wij zelfs de
allernaasten gebrekkig kennen, ai
menen wij het tegendeel. Het mo
tief keert in een andere vorm
terug in „Iedereen weet her
beter" dat dezer dagen verscheen.
Jan Tondel, het zonderlinge,
eigenwijze mannetje dat eindigt
als een moordenaar en een gek»
is in wezen heel anders dan bij
schijnt. Iedereen zou dat kunnen
weten, wanneer hij zich werkelijk
iets van Jan Tondel had aange
trokken. Maar iedereen wist het
beter en trachtte Jan Tondel te
veranderen inplaats van hem te
begrijpen.
Door het leven van Jan Tondel op
de voet te volgen en het terug te lei
den tot aan de wortels van zijn
schokkende jeugdervaringen, dwingt
Jos Panhuysen zijn lezers om de
hoofdfiguur te zien zoals hy werke
lijk is meer deerniswekkend dan
zonderling, meer wijs dan eigenwijs.
De mensen waarmee Jan Tondel te
maken krijgt menen het voor het me
rendeel goed. Maar zij hebben aan het
leven nu eenmaal bepaalde normen
gesteld, oppervlakkige normen, die de
kern van het leven niet raken. Aan die
normen voldoet Jan Tondel niet. Hij
kleedt zich nonchalant. Hij is in ont
stellende mate oprecht en stelt imper
tinente vragen. Bijvoorbeeld „Bent u
al lang rijk?" bij een eerste ontmoe
ting met zijn mogelijke werkgever. Hij
vindt een vriendelijk woord belang
rijker dan stug vakmanschap. Hij slaat
uit pure koppigheid, omdat hij niet
verdraagt dat de ander zo zeker van
zichzelf is, een dubbel gesalarieerde
betrekking af.
De mensen met hun kortzichtige
normen houden hem voor een dwaas
en een lastpost. Maar niet allemaal.
Het meisje Nicole, zelf met een ste
vige portie jeugdbitterheid uit Tours
gekomen, heeft intuïtief de geeste
lijke verwantschap met deze won
derlijke man gevoeld. Haar geschie
denis en de zijne gaan op een vreem
de wijze verwikkeld worden, zoals
Jan Tondel betrokken raakt in het
leven van alle personen uit het boek.
Zonder het zelf te beseffen want
tenslotte weet ook Jan Tondel alles
beter wordt hij verliefd op het
meisje dat hij in zijn gedachten al
leen maar onzelfzuchtig meent te be
hoeden voor ongeluk, door zijn raad
gevingen en door zijn gebed. Deze
onbewuste liefde grijpt de dichter
lijk gevoelige Jan Tondel diep in zijn
ziel. De bitterheid en vooral de angst
uit zijn kinderjaren wordt door zijn
nieuwe ervaringen met de mensen
opnieuw omhoog gewoeld. Zijn idea
listische levensopvatting botst tegen
onbegrip harteloosheid, cynisme.
Een gesprek met de brutaal cynische
vrouw van zij.n werkgever veroor
zaakt een hevige crisis van twijfel.
Een erfelijke aanleg tot waanzin
gaat in hem woekeren. Als me
vrouw Schey hem vertelt da.t
haar man een verhouding heeft
miet Nicole is de maat vol. Hij
braveert zijn jongensangst voor de
hel. „Dan moet het maar" is zijn
laatste gedachte voor hij zijn pistool
op de onschuldige Schey richt en
waanzinnig ineen zakt.
Jos Panhuisen,
De vertelling wordt onderbroken
door Tondel's bezoeken aan Kars-
ten, een protestantse belasting
ambtenaar, een der weinigen, die
Tondel beter begrijpt. Hij is de ob
jectieve waarnemer die al bij het eer
ste bezoek twijfelt of hij niet met een
gek te doen heeft, maar ook de die
pere gronden peilt waarom Jan Ton
del zo vreemd, zo gevoelig, zo koppig,
zo wanhopig is.
„Ik weet heel goed", zegt hij „dat
mensen nog iets meer zijn dan be
lastingbetalers. Wat ze zijn weet ik
niet. Door Jan Tondel heb ik er wat
meer leren kennen, heel verschillen
de zelfs. Ze ljjken me »u veel vreem
der dan ik vroeger dacht. Maar het
is best mogelijk dat ik me tot dan
toe weinig van hen aantrok."
In deze woorden vindt men Panhuy-
sen's grondmotief, waarvan boven
sprake was, terug. Het krijgt in dit
boek een betekenisvol aspect wanneer
de schrijver Jan Tondel's bestaan in
een wijder perspectief plaatst. Hij was
geen heilige en zijn leven lijkt met
alle goede bedoelingen een complete
mislukking. Maar door zijn toedoen
blijkt ieder in wiens leven hij een rol
speelde gelukkiger te zijn geworden.
Alleen hijzelf is de getroffene. Dat is
het mysterie dat door de menselijke
rede niet is te doorgronden. Of heeft
de dominee met zijn bijbeltekst het
juiste woord gevonden. Na de catastro
phe noemt hij Karsten een tekst uit
Jesaja: „Hij staat geschreven in de pal
men van Gods hand".
Karsten gelooft dat de dominee ge
lijk heeft. Als dit niet het geval was,
zo besluit het boek, zou het onduld
baar zijn.
Panhuysen plaatst daarmee deze
boeiende problematiek in een brede
christelijke gedachtengang. Ook met
de mislukking van deze oprechte, ge
kwelde mens heeft God een bedoeling.
En al kan de mens deze bedoeling niet
vatten, de zekerheid van haar bestaan
noopt tot mildheid.
Het milde oordeel over Jan Tondel
is niet in een slothoofdstuk eraan ge
plakt, het is de zin van de hele roman,
nauwelijks uitgesproken, overal voel
baar. Voelbaar niet alleen voor iemand
die gespitst is op de vreemdsoortige
verwikkelingen der moderne roman
kunst, maar voor iedereen. Zo simpel
en transparant heeft de schrijver zijn
figuren in hun bestaan uitgebeeld.
Zulk een indringende levenservaring
kreeg zelden met zoveel eenvoud,
zoveel nuchterheid en zoveel humor
gestalte. De katholieke romanschrijf
kunst werd er door verrijkt met een
opvallend goed boek. P.
N.a.v. „Iedereen weet het beter" door
Jos Panhuysen - Uitg. Stols, Den Haag.
In de aardige toonzaaltjes van „De
Wildeman" op de Nieuwe Zjjds Voor
burgwal te Amsterdam, exposeert de
jonge schilder Ad Dekkers tot 4 De
cember enige schilderijen en een fiks
aantal gouaches en tekeningen.
Het zijn meest landschappen. En
omdat Ad Dekkers als gouden Prix de
Rome-laureaat 1953 geruime tijd in
Italië heeft vertoefd, begrijpt n van
hier, dat het merendeel dier land
schappen geestdriftig de schoonheids
verrukking vertolkt, waarvan een
jong en kieurgevoellg vreemdeling
bijna overal in dat prachtige land
zich vanzelf voelt volstromen.
Dekkers en zijn werkzaam penseel
hebben er heel wat gezworven. Fi-
renze, Fiesole en Galuzzo natuurlijk,
Anticoli, Volterra, en wie twijfelt
er aan Assisi. Hij dronk er zijn
ogen vol met, olij venzilver, en de don
kere toortsen der cypressen, okerrode
aarde en lichtokeren dorpen tegen
het blauwe perspectief van heuvels
en bergen en een azuren hemel.
Maar ook in het eigen land vindt
Dekkers landschappelijke thema's te
over: in Brabant waar hij geboren is,
rond Didam in een uithoek van Gei
derland waar hij woont, in Amster
dam waar hij het beste deel van zijn
opleiding genoot, in Zierikzee en waai
hij maar terecht komt: land, akkers
bomen, stads- en dorpsgezichten doen
het hem overal aan.
De zeer goed te'volgen geleidelijke
uitzuivering van zijn kleurgevoel en
de daarmee corresponderende uitbloei
van zijn coloristisch vermogen is daar
de meest overtuigende aanwijzing
voor. Er gaat een eigenaardige en
denkelijk slechts incidentele verstil
ling van zijn gemoedsdrift mee ge
paard. die uitloopt op een wezenlijke
verdieping van die drift en een ge
lukkiger beheersing van zijn vorm.
'Ik ervaar dat het best in zijn bij
zonder mooi Italiaans landschap no
18. naar mijn gevoelen het schoonste
schilderijtje van deze expositie.
De tekeningen, meestal in O.I. inkt
en gewassen, doen in deze ontwikke
ling niet geheel mee. Zij zijn a.h.w.
een spel apart, boeiend soms door
de spontane levendigheid en expres
sieve trefkracht der behandeling,
maar in te veel gevallen iets te ge
makkelijk aangevat en weer losge
laten, als waren zij eer de vrucht vgn
obligate bezigheid dan van aandacht
en echte bezieling. Wat de aandacht
overigens aan uitstekende kunde kan
activeren, toont de voortreffelijke
houtskooltekening „Bomen", die een
naarstige studie is als u wilt maar
dan toch een die de nazaat van de
gouden Eeuw der Nederlandse schil
der- en prentkunst meer waardig is,
dan alle zeergevierde „studies" op
onze gebruikelijke tentoonstellingen
van mode-kunst(en) bij elkaar.
Ad Dekkers is op een gezpnde weg
en hij is er al êen eindweegs.
K. S.
Portretten
Daarnaast maakt hij bloemstuk
ken in olieverf of tempera op groter
formaat, die heel eenvoudig en
stil-gehouden zijn, en dan toont hij
ook nog twee kinderportretten,
waarvan het grootste het aantrek
kelijkst is als schilderij, omdat het
door een vrijelijk gewolk van aan
gename kleuren in achtergrond en
aankleding, met verbeelding ver
goedt wat het aan psychologie niet
achtte; het kleinere is echter het
aantrekkelijkst als portret, want
hierin is zo goed als alle vrijheid
van verbeelding verdrongen, terwijl
ondanks een armoedige schilder
wijze toch iets van psyche tot leven
komt. De tegenstelling die zich hier
opdoet, is wel een bewijs dat er
in Dekkers als portretschilder nog
qualiteiten moeten schuilen op
welke deze expositie ons geen blik
vergunt.
Ik zou daarom niet zonder meer
durven zeggen, dat zijn kracht in het
landschap ligt en niet evenzeer in
iets anders. Maar voorzover hij zich
op deze expositie bloot geeft, ligt die
opmerking niettemin voor de hand.
Vooral de geschilderde landschappen,
in gouache, tonen hier de kunstenaar.
En wel een kunstenaar wiens onmis
kenbare begaafdheid bezig is. in de
arbeid van het schilderen zelf, maar
ook in het mens-zijn, te rijpen tot een
benijdenswaardige habituele kracht.
In de schilderarbeid van Dekkers
ontbreekt het experiment niet, maar
om het te vinden moet men het zoe
ken. Het is er niet om zichzelfs wille,
het is er zeker niet als een obligate
nabootsing van Parijs - ook al denkt
men bij een drietal gouaches even aan
Cézanne. Bij nader toezien blijkt dit
immers louter toeval.
Het experiment is er in Dekkers'
werk slechts als het logisch uitvloei
sel van de noodzaak die iedere kun
stenaar kent, om in de getrouwe be
handeling van de meest reële gege
vens die de zijne zijn, over het dode
punt heen te komen, dat het nie
mandsland tussen bereik en bedoelen
ontsluit.
Dat niemandsland verovert men
nooit geheel. Ook Dekkers niet. Maai
soms is men er op geheel verrassende
wijze na aan toe. Als dit dan niet be
tekent dat de schilder bezig is zich
zelf te overleven, dan betekent het
dat hij zijn bedoelen aanstonds ver
legt en het niemandsland weer uit
breidt; want is een schilder gezond
van geest dan is zijn doel als een
horizon: bij elke stap die hij nadert
wijkt het een stap dieper weg.
Ik denk dat de expositie die Dek
kers onR voorzet het tamelijk geslo
ten beeld is van de spanning die één
zo'n réciproque stap in zijn ziel ge
wekt heeft.
Scène uit ,J3oek van de maand". V.l.n.r. Jenny v. Maerlandt, Ineke Brinkman
en Richard Flink.
Als alle blijspelschrijvers eens zouden willen zweren hun stuk niet
af te leveren vóór het slotbedrijf werkelijk goed in elkaar zit Dan zou
j een teleurstelling als ons tegen het einde van „Boek van de maand"
overviel, tot de uitzonderingen behoren. De schrijver van deze niemen-
j dal, Basil Thomas, heeft zijn stuk overigens op een heel aardige vondst
gebouwd. De 18-jarige dochter van een Parlementslid waarom
„Kamerlid" in de vertaling? heeft een romannetje geschreven. De
roman is een compleet succes voordat Betty's ouders ook maay iets van
dochterlijke romanschrijverij vermoeden. Als zij verbaasd het present-
exemplaar ontvangen, is het zelfs al uitgeroepen tot boek van de maand.
De lectuur van het boekje openbaart uiterst compromitterende din-
gen. Het is niet zo maar een romannetje. Betty heeft duidelijk haar
ouders en hun vrienden als model gebruikt voor haar personages. Zij
heeft de modellen, nu eens grotesk, dan weer boosaardig, vertekend.
Alle romanfiguren hebben hun amoureus avontuurde vader en zijn
schoonzuster, de moeder en een huisvriend, de generaal en een dienst-
j meisje, de dochter en een buurvriend. Dit alles gaat, terwijl de ouders
lezen, hallucinaire werkelijkheid worden. In de drakerig romantische
sfeer van Betty's boekje grijpen dc stormachtige liefdestaferelen uit
de bekroonde roman inderdaad plaats. Daar, in deze Grand Guignol-
sfeer, bezit Basil Thomas' spelletje werkelijk kostelijke momenten.
Maar wanneer het visioen voorbij is en de werkelijke consequenties
j van Betty's onbeschaamd boekje bij de diverse slachtoffers van haar
fantasie aan de orde komen, zakt het stuk als een melige pudding in
elkaar. Het is ons onbegrijpelijk hoe een toneelschrijver zulk een uit-
stekende kans zo jammerlijk kan missen. Enfin, het publiek heeft hard
gelachen, ook om platvloerse grapjes, en „Boek van de maand" zal heus
als amusementsstuk wel een succesje worden.
„Theater" heeft Donderdag in Rotterdam en gisteren in Arnhem de
eerste vertoningen van het stuk gegeven. Onder regie van Johan Wal-
j hain heeft het gezelschap over het algemeen goed de weinige speel-
kansen het gepraat in tafereel I bijvoorbeeld bood die vrijwel ab-
soluut niet gebruikt. Een compliment voor de jeugdige Ineke Brink-
j man die, voor het eerst in een hoofdrol optredend, een aardige uitbeel-
ding van de onbeschroomde 18-jarige gaf. Uiteraard kent zij nog niet
de fijne knepen van het comediespelen, maar haar spel mag zeker met
j ere vermeld worden. Richard Flink behoefde zijn hand natuurlijk niet
j om te draaien voor het dubbelrolletje van de werkelijke- en de roman-
vader. Zijn toneelroutine zorgt wel dat de humor precies op tijd extra
aangedikt wordt. Jenny van Maerlandt, als de moeder, was goed, zon-
der bijzonder op te vallen. Elise Hoomans mist van nature het ko-
S misch talent, maar droeg als vervangster van Annie de Lange het
hare bij aan de vrolijkheid. Gerard Hartkamp was een stijve kolonel
en roman-generaal, Wim Hoddes vooral goed als de stormachtige min-
naar in het romanvisioen. Wim Kouwenhoven niet groots als Betty's
j vriend de journalist. En Lies Franken? Ja, eigenlijk was zij de enige
die met kleine gebaartjes en mimische details iets bijzonders van haar
(kleine) dienstmeisjesrol maakte. Zij bewees weer eens, dat zelfs in
J een bijrolletje van een onbenullig stuk het talent zich onmiskenbaar
manifesteert p.