van Jos. Panhuysen Landschappen „Boek van de maand AD DEKKERS Een op de zes gelooft in spoken I Londens iedereen i Theaterspeelde Zelfonderzoek in ernst en humor litterair journaal het I beter Het menselijk tekort aan onderling begrip van ZATERDAG 26 NOVEMBER 1955 Enquête n De mens en zijn normen DE SCHILDER EN ZIJN NIEMANDSLAND Gemiste kans, maar het publiek lacht j, Experiment Over Engeland en Engelsen Italiaans landschap no. IS, schilderij op de tentoonstelling in ,,De Wildeman" te Am sterdam. Een der meesterlijke typeringen van Ronald Searle: de Britse politicus. IN hetzelfde vlak van de ..gentleness" li,gt ook zij.n bijna komische die renliefde. In scherp contrast staat daarmee d>e bloeddorstigheid in de jacht-sport en de hardheid in de opvoeding, die men bij de En gelsen kan aantreffen. Eenzelfde; soort van wonderlijke tegenstelling open baart zich in alles wat het sexuele leven betreft: naast de onbeschaamde open baarheid van de boulevard-pers staat de puriteinse opzichter van het dieren park in het genoemde boekje van Mau- rois die op een vraag van een bejaard dametje over een nijlpaard „of het een mannetje of een vrouwtje is", strak ant woordt: „Dat is alleen van belang, me vrouw, voor een ander nijlpaard". NIET ALLEEN echter de buitenlander, óók de Engelsman wil zich graag de spiegel voorhouden, en zelfspot is een van de meest aantrekkelijke eigen schappen van de Engelsman. Een ernstige poging om het Engelse karakter te peilen is Geoffrey Gorer's boek Exploring English Character (The Cresset Press, 30 s.) een sociographisch onderzoek over de houding van de En gelsen ten opzichte van religie, liefde huwelijk, opvoeding, huiselijk leven, orde en gezag. Het boek is een weerslag van een onderzoek ingesteld onder de lezers van het populaire Zondagsblad „People' dat een oplaag heeft van meer dan 5 millioen en volgens onderzoekingen in de handen van meer dan 12 millioen le zers komt. Hiervan hebben ongeveer 15.000 op hun verzoek de vragenlijst van Gorer ontvangen, die meer dan 10.000 lijsten ingevuld terug ontving. Hieruit is wederom een keuze gemaakt van 5.000 antwoorden die tot basis van het boek hebben gediend. Als onmiddellijke kant tekening dient hier toegevoegd te wor den dat het lezerspubliek van People veel schaarser te vinden is in de hogere maatschappelijke en intellectuele milieus De resultaten kloppen niet altijd met andere soortgelijke onderzoekingen. Zo geeft deze enquête het cyfer 35 pet voor het aantal katholieken dat eenmaal per week de kerk bezoekt, naast 12 pet Anglikanen. Andere enquêtes geven het aanmerkelijk hogere cijfer voor de ka tholieken van 52 pet. Wie het Engelse volk kent, verbaast zich niet hier te Ie- zen dat 1/6 van de bevolking in spoken gelooft, terwijl V* erover twijfelt. Ty pisch is ook het nog hoge perces>»age van ouders die aanhangers zijn van de ransel-dogmatiek. Dat 6 pet van de be volking meent de toekomst te kunnen voorspellen zal ook een openbaring zijn voor de lezers van deze interessante, of schoon niet altijd misschien overtuigen de analyse van het Engelse karakter. Parade Kort na deze ernstige studie heeft Geoffrey zijn amusante Engelse karak terschetsen uit Punch laten bundelen on der de titel Modern Types (The Cresset Press, 8s., 6d.). In een humoristische pa rade trekken ze voorbij: de jongeman die altijd bij de artisten-ingang hangt de vierkantige juffrouw die er een die- renpension op na houdt, de candidaat voor de Liberalen die nooit gekozen wordt, de democratische geestelijke die een geziene figuur is in het plaatselijke café etc., alle geïllustreerd met meester lijke tekeningen van Ronald Searle, de schepper van de piekharige kostschool meisjes van St. Trinian, de schrik van de leraressen en van heel het dorp. ZO GEMAKKELIJK als de Engelsman uiterlijk ie herkennen is, zo moeilijk is hij te doorgronden. Het kost niet veel moeite in een bootje van dc rond vaart door de Amsterdamse grachten een Engelse toerist te ontdekken, maar bij een Engelse buurman, waar je twintig jaar naast hebt gewoond en wiens karakter je meent enigszins te kennen, zul je altijd weer voor verrassingen komen te staan door zijn onverwachte reacties op mensen en gebeurtenissen. Ook om de contouren van hun geestelijke structuui 9chijnt dikwijls een ondoordringbare mist te hangen. Maar het onbekende lokt onweerstaanbaar tot explo reren, en speciaal buitenlanders liebben getracht dooi de nevel heen te breken; niemand is hier misschien beter in geslaagd dan André Maurois, vooral in zijn hoogst amusante brieven aan een jong meisje dat voor bet eerst Engeland gaat bezoeken. Prachtig hekent bij hel Engelse karakter in het beroemde verbaal van de gast op een Engels landhuis, die een week te vroeg in bal-masqué eostuum verschijnt en daar de hele avond en zelfs de nacht doorbrengt zonder dat de gastheer of gastvrouw ook maar enige toespeling maakt op het feit dat hij als „pierrot" is uitgedost. Dit is Engelse „gentleness", voor ons tot bijna in bet absurde doorgevoerd, maar zeer karakteristiek voor de Engelsman, die een ontzettende angst heeft voor gek gezet te worden en dit daarom ook een ander nie» wil aandoen. EEN PRACHTIG uitgegeven boek is Charles Duff's Engeland and the English (Boardman, 18s.) dat uitgaat van het beginsel dat een levend maat- schappelijk-historisch overzicht de on misbare achtergrond vormt voor de juis te appreciatie van de reiziger die door Engeland trekt. Deze ongewone reisgids van meer dan 300 pagina's bestaat daar om voor meer dan de helft uit een ge schiedkundige inleiding. Hier en daar geeft de schrijver wel een' wat te sim plistische kijk op de historie, zoals in zijn juichende beschrijving van de rege ring van Hendrik VIII, die zelf door hem gekarakteriseerd wordt als „a hale-and- hearty good fellow, a fine boisterous live man of the type the English love". Deze juichtoon over het „merry Eng land" van de ouderwetse geschiedenis boekjes lean toch niemand meer au serieux nemen. De harde werkelijkheid van de 1000 martelaren, die hun leven gaven voor hun overtuiging is heel wat anders dan Charles Duff de lezer zou willen doen geloven. Ook zijn beschou wingen over de verdraagzaamheid van de Engelsman zijn irriterend en onjuist. In het tweede gedeelte, dat boeiend ge schreven is, doorkruist dc schrijver En geland naar de vier windstreken en geeft een uiteraard summiere, maar fasci nerende beschrijving van de streek die hij doortrekt. Het aantrekkelijke van deze reisgids is vooral gelegen in de vele historische en litteraire aanknopingspun ten waar de schrijver op wijst, al betreu ren wij ook hier dat hij weinig of niets weet te vertellen over vele Middeleeuw se pre-reformatorische monumenten, die de katholieke bezoeker van het vasteland bijzonder zouden boeien. Recent portret van Kardinaal Griffin uit het boek van Michael de la Bedoyere. Jeugdproblemen Een ander boek over Engelsen, dat mij toegezonden werd, is een speciaal-studie over het probleem van de jeugd in En geland. Wij kennen allemaal de Teddy boys" met hun kleding volgens de mode uit de tijd van Koning Edward (vandaar de naam, die een afkorting is van Ed ward) met hun smalle broekspijpen, vreemdsoortige bolhoedjes en lange ha ren, die dikwijls in „gangs" opereren de straat en bioscoop onveilig maken op een wijze, die geen baldadigheid meer te noemen is. pearl Jephcott tracht in Some Young People (Allen, and Unwin, 12s. 6d.) het antwoord te geven op de vraag waarom grote groepen van onze tegenwoordige jeugd niets voelen voor georganiseerde jeugdbeweging. Het ant woord is niet zo eenvoudig als soms wordt voorgegeven door hen die bewe ren dat onze jeugd niets van leiding zou moeten hebben. Vele andere factoren spelen hierbij een rol zoals deze inte ressante enquête duidelijk laat zien. De lachende kardinaal VAN TEDDY-BOYS naar kardinalen is een hele stap. Toch is in dit geval de overgang niet zo sterk als het op het eerste gezicht lijkt. Michael de la Bedoyère's Bernard Cardinal Griffin (Rockliff, 12s. 6d.) is de levensschets van een kardinaal die de inspiratie voor zijn levensroeping voor een aanmerkelijk deel gevonden heeft in zijn grote apostolische liefde voor de jeugd en voor de onver zorgde en verwaarloosde jeugd in het bijzonder. In Coleshill bij Birmingham heeft de jonge father Griffin en de late re coadjutor-bisschop van Birmingham zijn krachten zo geheel gegeven aan de zorg voor de 700 bewoners van dit ge bouwen-complex voor wezen en voogdij kinderen, dat hij daar misschien reeds te veel van zijn lichaamskrachten heeft gevergd. Kort na zijn verheffing tot kar dinaal is deze „Benjamin van het H. Col lege", zoals Paus Pius XII hem noemde neergeveld door een zeer ernstige aanval van trombose in de hartslagader. In dit profiel van de kardinaal dat uiteraard waar het gaat over een nog levende per soon het drie-dimensionale mist van het historisch perspectief, laat Michael de la Bedoyère ons duidelijk zien met welke enorme wilskracht, geput uit een onver zettelijk geloof, de lachende kardinaal van Westminster zijn groot physiek lij den heeft weten te heffen tot een hoog bovennatuurlijk niveau. Tenslotte nog eens Chesterton. Wie wel eens gemeend heeft dat Chesterton te eigentijds was om populair te blijven, heeft zich toch kennelijk vergist, want in het komende jaar verschijnt in de populaire Penguin-editie een nieuwe se rie van zijn werken. Andere schrijvers, van wie in dit j3ar goedkopen herdruk ken in deze editie zullen verschijnen tijn: C. S. Forester en John Buchan. Mei deze hoopvolle gedachte voor de literatuur liefhebber, die zich geen dure nieuwe uitgaven kan permiteren, eindigt dit Londense journaal And so te bed. weet DE ROMANS van Jos Pau- liuysen vertonen eenzelfde grondmotiefhet ontstellend te kort aan begrip en daardoor aan liefde tussen de mensen. Er zijn schakeringen. In «Rechtvaardigen en zondaars'' zon de conclusie kunnen luiden: oordeel niet als je niet alles weet. In „Leven al- leen is niet genoeg ..ervaart de hoofdpersoon dat wij zelfs de allernaasten gebrekkig kennen, ai menen wij het tegendeel. Het mo tief keert in een andere vorm terug in „Iedereen weet her beter" dat dezer dagen verscheen. Jan Tondel, het zonderlinge, eigenwijze mannetje dat eindigt als een moordenaar en een gek» is in wezen heel anders dan bij schijnt. Iedereen zou dat kunnen weten, wanneer hij zich werkelijk iets van Jan Tondel had aange trokken. Maar iedereen wist het beter en trachtte Jan Tondel te veranderen inplaats van hem te begrijpen. Door het leven van Jan Tondel op de voet te volgen en het terug te lei den tot aan de wortels van zijn schokkende jeugdervaringen, dwingt Jos Panhuysen zijn lezers om de hoofdfiguur te zien zoals hy werke lijk is meer deerniswekkend dan zonderling, meer wijs dan eigenwijs. De mensen waarmee Jan Tondel te maken krijgt menen het voor het me rendeel goed. Maar zij hebben aan het leven nu eenmaal bepaalde normen gesteld, oppervlakkige normen, die de kern van het leven niet raken. Aan die normen voldoet Jan Tondel niet. Hij kleedt zich nonchalant. Hij is in ont stellende mate oprecht en stelt imper tinente vragen. Bijvoorbeeld „Bent u al lang rijk?" bij een eerste ontmoe ting met zijn mogelijke werkgever. Hij vindt een vriendelijk woord belang rijker dan stug vakmanschap. Hij slaat uit pure koppigheid, omdat hij niet verdraagt dat de ander zo zeker van zichzelf is, een dubbel gesalarieerde betrekking af. De mensen met hun kortzichtige normen houden hem voor een dwaas en een lastpost. Maar niet allemaal. Het meisje Nicole, zelf met een ste vige portie jeugdbitterheid uit Tours gekomen, heeft intuïtief de geeste lijke verwantschap met deze won derlijke man gevoeld. Haar geschie denis en de zijne gaan op een vreem de wijze verwikkeld worden, zoals Jan Tondel betrokken raakt in het leven van alle personen uit het boek. Zonder het zelf te beseffen want tenslotte weet ook Jan Tondel alles beter wordt hij verliefd op het meisje dat hij in zijn gedachten al leen maar onzelfzuchtig meent te be hoeden voor ongeluk, door zijn raad gevingen en door zijn gebed. Deze onbewuste liefde grijpt de dichter lijk gevoelige Jan Tondel diep in zijn ziel. De bitterheid en vooral de angst uit zijn kinderjaren wordt door zijn nieuwe ervaringen met de mensen opnieuw omhoog gewoeld. Zijn idea listische levensopvatting botst tegen onbegrip harteloosheid, cynisme. Een gesprek met de brutaal cynische vrouw van zij.n werkgever veroor zaakt een hevige crisis van twijfel. Een erfelijke aanleg tot waanzin gaat in hem woekeren. Als me vrouw Schey hem vertelt da.t haar man een verhouding heeft miet Nicole is de maat vol. Hij braveert zijn jongensangst voor de hel. „Dan moet het maar" is zijn laatste gedachte voor hij zijn pistool op de onschuldige Schey richt en waanzinnig ineen zakt. Jos Panhuisen, De vertelling wordt onderbroken door Tondel's bezoeken aan Kars- ten, een protestantse belasting ambtenaar, een der weinigen, die Tondel beter begrijpt. Hij is de ob jectieve waarnemer die al bij het eer ste bezoek twijfelt of hij niet met een gek te doen heeft, maar ook de die pere gronden peilt waarom Jan Ton del zo vreemd, zo gevoelig, zo koppig, zo wanhopig is. „Ik weet heel goed", zegt hij „dat mensen nog iets meer zijn dan be lastingbetalers. Wat ze zijn weet ik niet. Door Jan Tondel heb ik er wat meer leren kennen, heel verschillen de zelfs. Ze ljjken me »u veel vreem der dan ik vroeger dacht. Maar het is best mogelijk dat ik me tot dan toe weinig van hen aantrok." In deze woorden vindt men Panhuy- sen's grondmotief, waarvan boven sprake was, terug. Het krijgt in dit boek een betekenisvol aspect wanneer de schrijver Jan Tondel's bestaan in een wijder perspectief plaatst. Hij was geen heilige en zijn leven lijkt met alle goede bedoelingen een complete mislukking. Maar door zijn toedoen blijkt ieder in wiens leven hij een rol speelde gelukkiger te zijn geworden. Alleen hijzelf is de getroffene. Dat is het mysterie dat door de menselijke rede niet is te doorgronden. Of heeft de dominee met zijn bijbeltekst het juiste woord gevonden. Na de catastro phe noemt hij Karsten een tekst uit Jesaja: „Hij staat geschreven in de pal men van Gods hand". Karsten gelooft dat de dominee ge lijk heeft. Als dit niet het geval was, zo besluit het boek, zou het onduld baar zijn. Panhuysen plaatst daarmee deze boeiende problematiek in een brede christelijke gedachtengang. Ook met de mislukking van deze oprechte, ge kwelde mens heeft God een bedoeling. En al kan de mens deze bedoeling niet vatten, de zekerheid van haar bestaan noopt tot mildheid. Het milde oordeel over Jan Tondel is niet in een slothoofdstuk eraan ge plakt, het is de zin van de hele roman, nauwelijks uitgesproken, overal voel baar. Voelbaar niet alleen voor iemand die gespitst is op de vreemdsoortige verwikkelingen der moderne roman kunst, maar voor iedereen. Zo simpel en transparant heeft de schrijver zijn figuren in hun bestaan uitgebeeld. Zulk een indringende levenservaring kreeg zelden met zoveel eenvoud, zoveel nuchterheid en zoveel humor gestalte. De katholieke romanschrijf kunst werd er door verrijkt met een opvallend goed boek. P. N.a.v. „Iedereen weet het beter" door Jos Panhuysen - Uitg. Stols, Den Haag. In de aardige toonzaaltjes van „De Wildeman" op de Nieuwe Zjjds Voor burgwal te Amsterdam, exposeert de jonge schilder Ad Dekkers tot 4 De cember enige schilderijen en een fiks aantal gouaches en tekeningen. Het zijn meest landschappen. En omdat Ad Dekkers als gouden Prix de Rome-laureaat 1953 geruime tijd in Italië heeft vertoefd, begrijpt n van hier, dat het merendeel dier land schappen geestdriftig de schoonheids verrukking vertolkt, waarvan een jong en kieurgevoellg vreemdeling bijna overal in dat prachtige land zich vanzelf voelt volstromen. Dekkers en zijn werkzaam penseel hebben er heel wat gezworven. Fi- renze, Fiesole en Galuzzo natuurlijk, Anticoli, Volterra, en wie twijfelt er aan Assisi. Hij dronk er zijn ogen vol met, olij venzilver, en de don kere toortsen der cypressen, okerrode aarde en lichtokeren dorpen tegen het blauwe perspectief van heuvels en bergen en een azuren hemel. Maar ook in het eigen land vindt Dekkers landschappelijke thema's te over: in Brabant waar hij geboren is, rond Didam in een uithoek van Gei derland waar hij woont, in Amster dam waar hij het beste deel van zijn opleiding genoot, in Zierikzee en waai hij maar terecht komt: land, akkers bomen, stads- en dorpsgezichten doen het hem overal aan. De zeer goed te'volgen geleidelijke uitzuivering van zijn kleurgevoel en de daarmee corresponderende uitbloei van zijn coloristisch vermogen is daar de meest overtuigende aanwijzing voor. Er gaat een eigenaardige en denkelijk slechts incidentele verstil ling van zijn gemoedsdrift mee ge paard. die uitloopt op een wezenlijke verdieping van die drift en een ge lukkiger beheersing van zijn vorm. 'Ik ervaar dat het best in zijn bij zonder mooi Italiaans landschap no 18. naar mijn gevoelen het schoonste schilderijtje van deze expositie. De tekeningen, meestal in O.I. inkt en gewassen, doen in deze ontwikke ling niet geheel mee. Zij zijn a.h.w. een spel apart, boeiend soms door de spontane levendigheid en expres sieve trefkracht der behandeling, maar in te veel gevallen iets te ge makkelijk aangevat en weer losge laten, als waren zij eer de vrucht vgn obligate bezigheid dan van aandacht en echte bezieling. Wat de aandacht overigens aan uitstekende kunde kan activeren, toont de voortreffelijke houtskooltekening „Bomen", die een naarstige studie is als u wilt maar dan toch een die de nazaat van de gouden Eeuw der Nederlandse schil der- en prentkunst meer waardig is, dan alle zeergevierde „studies" op onze gebruikelijke tentoonstellingen van mode-kunst(en) bij elkaar. Ad Dekkers is op een gezpnde weg en hij is er al êen eindweegs. K. S. Portretten Daarnaast maakt hij bloemstuk ken in olieverf of tempera op groter formaat, die heel eenvoudig en stil-gehouden zijn, en dan toont hij ook nog twee kinderportretten, waarvan het grootste het aantrek kelijkst is als schilderij, omdat het door een vrijelijk gewolk van aan gename kleuren in achtergrond en aankleding, met verbeelding ver goedt wat het aan psychologie niet achtte; het kleinere is echter het aantrekkelijkst als portret, want hierin is zo goed als alle vrijheid van verbeelding verdrongen, terwijl ondanks een armoedige schilder wijze toch iets van psyche tot leven komt. De tegenstelling die zich hier opdoet, is wel een bewijs dat er in Dekkers als portretschilder nog qualiteiten moeten schuilen op welke deze expositie ons geen blik vergunt. Ik zou daarom niet zonder meer durven zeggen, dat zijn kracht in het landschap ligt en niet evenzeer in iets anders. Maar voorzover hij zich op deze expositie bloot geeft, ligt die opmerking niettemin voor de hand. Vooral de geschilderde landschappen, in gouache, tonen hier de kunstenaar. En wel een kunstenaar wiens onmis kenbare begaafdheid bezig is. in de arbeid van het schilderen zelf, maar ook in het mens-zijn, te rijpen tot een benijdenswaardige habituele kracht. In de schilderarbeid van Dekkers ontbreekt het experiment niet, maar om het te vinden moet men het zoe ken. Het is er niet om zichzelfs wille, het is er zeker niet als een obligate nabootsing van Parijs - ook al denkt men bij een drietal gouaches even aan Cézanne. Bij nader toezien blijkt dit immers louter toeval. Het experiment is er in Dekkers' werk slechts als het logisch uitvloei sel van de noodzaak die iedere kun stenaar kent, om in de getrouwe be handeling van de meest reële gege vens die de zijne zijn, over het dode punt heen te komen, dat het nie mandsland tussen bereik en bedoelen ontsluit. Dat niemandsland verovert men nooit geheel. Ook Dekkers niet. Maai soms is men er op geheel verrassende wijze na aan toe. Als dit dan niet be tekent dat de schilder bezig is zich zelf te overleven, dan betekent het dat hij zijn bedoelen aanstonds ver legt en het niemandsland weer uit breidt; want is een schilder gezond van geest dan is zijn doel als een horizon: bij elke stap die hij nadert wijkt het een stap dieper weg. Ik denk dat de expositie die Dek kers onR voorzet het tamelijk geslo ten beeld is van de spanning die één zo'n réciproque stap in zijn ziel ge wekt heeft. Scène uit ,J3oek van de maand". V.l.n.r. Jenny v. Maerlandt, Ineke Brinkman en Richard Flink. Als alle blijspelschrijvers eens zouden willen zweren hun stuk niet af te leveren vóór het slotbedrijf werkelijk goed in elkaar zit Dan zou j een teleurstelling als ons tegen het einde van „Boek van de maand" overviel, tot de uitzonderingen behoren. De schrijver van deze niemen- j dal, Basil Thomas, heeft zijn stuk overigens op een heel aardige vondst gebouwd. De 18-jarige dochter van een Parlementslid waarom „Kamerlid" in de vertaling? heeft een romannetje geschreven. De roman is een compleet succes voordat Betty's ouders ook maay iets van dochterlijke romanschrijverij vermoeden. Als zij verbaasd het present- exemplaar ontvangen, is het zelfs al uitgeroepen tot boek van de maand. De lectuur van het boekje openbaart uiterst compromitterende din- gen. Het is niet zo maar een romannetje. Betty heeft duidelijk haar ouders en hun vrienden als model gebruikt voor haar personages. Zij heeft de modellen, nu eens grotesk, dan weer boosaardig, vertekend. Alle romanfiguren hebben hun amoureus avontuurde vader en zijn schoonzuster, de moeder en een huisvriend, de generaal en een dienst- j meisje, de dochter en een buurvriend. Dit alles gaat, terwijl de ouders lezen, hallucinaire werkelijkheid worden. In de drakerig romantische sfeer van Betty's boekje grijpen dc stormachtige liefdestaferelen uit de bekroonde roman inderdaad plaats. Daar, in deze Grand Guignol- sfeer, bezit Basil Thomas' spelletje werkelijk kostelijke momenten. Maar wanneer het visioen voorbij is en de werkelijke consequenties j van Betty's onbeschaamd boekje bij de diverse slachtoffers van haar fantasie aan de orde komen, zakt het stuk als een melige pudding in elkaar. Het is ons onbegrijpelijk hoe een toneelschrijver zulk een uit- stekende kans zo jammerlijk kan missen. Enfin, het publiek heeft hard gelachen, ook om platvloerse grapjes, en „Boek van de maand" zal heus als amusementsstuk wel een succesje worden. „Theater" heeft Donderdag in Rotterdam en gisteren in Arnhem de eerste vertoningen van het stuk gegeven. Onder regie van Johan Wal- j hain heeft het gezelschap over het algemeen goed de weinige speel- kansen het gepraat in tafereel I bijvoorbeeld bood die vrijwel ab- soluut niet gebruikt. Een compliment voor de jeugdige Ineke Brink- j man die, voor het eerst in een hoofdrol optredend, een aardige uitbeel- ding van de onbeschroomde 18-jarige gaf. Uiteraard kent zij nog niet de fijne knepen van het comediespelen, maar haar spel mag zeker met j ere vermeld worden. Richard Flink behoefde zijn hand natuurlijk niet j om te draaien voor het dubbelrolletje van de werkelijke- en de roman- vader. Zijn toneelroutine zorgt wel dat de humor precies op tijd extra aangedikt wordt. Jenny van Maerlandt, als de moeder, was goed, zon- der bijzonder op te vallen. Elise Hoomans mist van nature het ko- S misch talent, maar droeg als vervangster van Annie de Lange het hare bij aan de vrolijkheid. Gerard Hartkamp was een stijve kolonel en roman-generaal, Wim Hoddes vooral goed als de stormachtige min- naar in het romanvisioen. Wim Kouwenhoven niet groots als Betty's j vriend de journalist. En Lies Franken? Ja, eigenlijk was zij de enige die met kleine gebaartjes en mimische details iets bijzonders van haar (kleine) dienstmeisjesrol maakte. Zij bewees weer eens, dat zelfs in J een bijrolletje van een onbenullig stuk het talent zich onmiskenbaar manifesteert p.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1955 | | pagina 5