BIJ HET ACHTSTE LUSTRUM DER ALGEMENE KATHOLIEKE WERKGEVERSVERENIGING Menigmaal naast elkaar 3 1 HET WIJDEN VAN HET BEROEP L. A.J. M. VAN HEYST J. A. Middelhuis STUDIE DER KATHOLIEKE SOCIALE LEER EEN NOODZAKELIJKE VOORWAARDE WOENSDAG 30 NOVEMBER 1953 SPECIALE BIJLAGE Door Verbondsvoorzitter van de KAB Door Algemeen Voorzitter Noodzaak van studie T S DE A.K.W.V. een godsdienstige vereniging? Is zij een kerkelijke vereniging? Staat ze onder leiding van het Episcopaat? Heeft ze het geestelijk leven van haar leden te verzorgen? Dient de vereniging zich aan allerlei werken van barmhartigheid te wijden? Of is de A.K.W.V. misschien een louter sociaal-economische organi satie ter behartiging van de gemeenschappelijke belangen der katho lieke werkgevers? Heeft zulk een vereniging eigenlijk wel iets te maken met godsdienst en kerkelijke gemeenschap? DE MAASBODE-PERS A.K.W.V. en K.A.B. stoelen op dezelfde beginselen GAARNE voldoe ik aan het vrien delijke verzoek van de Redactie om een kort artikeltje te schrij ven bij gelegenheid van het 8e lus trum van de Algemene Katholieke Werkgeversvereniging. Zeker, in de loop der jaren zijn er tussen de Katholieke Werkgevers vereniging en de K.A.B. ook wel de onvermijdelijke conflicten geweest. Over en weer hebben we eikaar zo nodig bijgelicht inzake brandende kwesties. Doch, gelukkig, vaker nog hebben we elkaar gevonden en me nigmaal stonden A.K.W.V en K.A B. naast elkaar, vooral bij principiële vraagstukken, als de levensbeschou wing doorslaggevend was bij het positie-kiezen. We denken b.v. aan de strijd om de kinderbijslag en blijven de ka tholieke werkgevers erkentelijk voor hun baanbrekend werk in dit op zicht en hun moedig voorbeeld. Inzake de arbeid van de gehuwde vrouw in het bedrijfsleven hebben de katholieke werkgevers zich niet minder principieel getoond en gezin en menselijke persoonlijkheid naar waarde gerespecteerd. Hebben wij een en ander maal ook onze teleurstelling geuit over de trage groei van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie, dan konden we tevens daarbij met voldoening getui gen, dat de katholieke werkgevers zich in dit opzicht gunstig onder scheidden, zoals dat trouwens ook reeds het geval was bij de totstand koming van die wet. EEN bekend redenaar heeft, doe lende op onze af en toe luidruch tige meningsverschillen, enige jaren geleden gezegd, dat. kon in de oudheid van de Christenen gelden: „Ziet hoe ze elkaar liefhebben", van ons beter het „Ziet hoe ze elkaar plukharen" op zijn plaats zou zijn. Het was overigens nog verdiend öok en is daarom voor zover wij weten ook niet tegengesproken. De maatschappelijke ontwikkeling, vooral de sociaal-economische evolu tie, kent nu eenmaal de eigen onver mijdelijke spanningen en strubbe lingen. In een tijdperk, waarin de arbei ders zich meer en meer bewust wor den van hun eigenwaarde en deze tot gelding wisten te brengen door middel van krachtige organisaties, moest dat welhaast onvermijdelijk tegenreacties oproepen in leringen, die zich bij het bestaande nogal wel konden bevinden. We doen dan ook, geloof ik, de geschiedenis geen ge weld aan, door de bewering, dat de toenemende kracht en invloed van de arbeidersorganisaties mede een krachtige stoot hebben gegeven tot de oprichting en de ontwikkeling van vele werkgeversorganisaties. Op de verheugende ontwikkeling in Nederland, van aanvankelijk felle strijd naar arbitrage en constructieve samenwerking is de invloed van de katholieke sociale organisaties van grote invloed geweest. Hoezeer ook met name A.K.W.V. en K.A.B. van elkaar mogen verschillen, verschil len die nog wel eens weer tot tegen stellingen kunnen leiden, beide heb ben dezelfde beginselen met elkaar gemeen, werken volgens dezelfde Pauselijke Encyclieken en Bisschop pelijke uitspraken; putten uit de zelfde Eeuwige Bron. Het is vanuit die grote alles om vattende katholieke levenssfeer dat ook de katholieke arbeidersbeweging zich verheugt over een krachtige katholieke werkgeversvereniging, die in stands- en vakorganisatorische arbeid zovele ontmoetingspunten met de K.A.B. heeft. 13 er voor de katholieke arbeiders immer nog het gevaar van de socialistische aantrekkingskracht; voor de katholieke werkgevers is het gevaar van afglijden naar liberalis me en neutralisme niet minder evi dent. Het is niet voldoende zeker niet in onze tijd dat beide, werkgevers en arbeiders, hetzelfde geloof belij den en dezelfde kerk bezoeken. Doch, zoals zij gelijkelijk naderen tot het Liefdemaal, hebben zij ook beide tot taak de sociale consequenties van het katholiek-zijn naar vermogen bij hun maatschappelijke werkzaam heden te realiseren. In eigen ook fel omstreden katholieke organisatie heeft de A.K.W.V. dat naar beste weten en kunnen veertig jaren gedaan. De resultaten zijn af te lezen uit een vergelijking met tal van andere lan den. In dat „goede dat op sociaal gebied tot stand gekomen is" (Man dement no. 19) moge de A K.W.V. zich bij dit 8e lustrum mede van harte verheugen en er een stimulans in vinden voor de volgende periode, welke ons nader moge brengen tot een „in christelijk opzicht volmaak ter bestel" (Mandement). Een militant lid van de A.K.W.V. voert in zijn ondernemingsblad de aloude regel: „Patroon en arbeider ontmoet elkander die beiden gemaakt heeft is de Heer". De diepe zin van dezq patriarchale regel moge in moderne visie mede door het werk van de jubilerende Algemene Katholieke Werkgevers vereniging gestalte krijgen in ons naar sociale liefde hunkerende be drijfsleven. Veertig jaar A.K.W.V. EEN LUSTRUM van een vereniging of organisatie heeft alleen maar zin en betekenis, als dit jubileum gebruikt wordt om het doel van de vereniging beter te doen begrijpen en daardoor ook beter bereikbaar te maken. Ieder menselijk han delen is juist zinvol, omdat het op een bepaald doel gericht is. En wat is een mooiere en betere vorm van menselijk handelen dan juist de samenwerking. De bij een lustrum gebruikelijke historische terugblik kan kort zijn, maar kan toch ook weer niet gemist worden. Het moet ons de lijn laten zien, waarlangs een vereniging zich ontwikkeld heeft; het moet ons met zijn feiten en successen duidelijk maken, hoe wèl en hoe niet gewerkt moet worden. Kortom de bezinning van het heden moet ons de stimulans geven om met de ervaring van het verleden de toekomst beter en rijper tegemoet te treden. Het verleden 40 jaar is niet zo'n lange pe riode, dat die tijdsduur zelf een reden tot feest vieren zou zijn. Het is juist ongeveer de werkzame periode van een mensenleven. Er kan dus toch wel heel wat tot stand worden gebracht. Dat de Vereniging niet ouder is, vindt eenvoudig zijn oorzaak in de maatschappelijke ontwikkeling, welke eerst in die jaren zover was, dat de behoefte aan dit soort groeperingen werd gevoeld. Het is aan het grote doorzicht van prof. L. van Aken van de Abdij van Berne te danken, dat hij met de werkgevers-initiatiefnemers van die tijd, mannen als Van Dijk en Van Oppen, een visie op de toekomst heeft gehad, welke hen tezamen tot een daad bracht, die, nu zij voor ons geschie denis is geworden, eigenlijk vanzelfsprekend lijkt te zijn- Dat zij toentertijd niet als zo vanzelfsprekend werd gezien, blijkt wel, als we lezen, daj de pe riode, die verliep vanaf het eerste initiatief tot aan de werkelijke oprichting bijna twee-en-een-half jaar bedroeg, hoewel hierbij het uitbreken van de oorlog ook wel een rol van vertraging gespeeld zal hebben. Maar in September 1915 was het dan zo ver, en toen een maand later de jonge mr Kor- tenhorst als algemeen-secretaris werd aangesteld, kon de vereniging starten, oorspronkelijk als al gemeen landelijke vereniging met gewestelijke on derafdelingen, weldra als Federatie van vijf auto nome diocesane verenigingen. Daarnaast vond een bundeling plaats van de reeds eerder opgerichte vakorganisaties en ontstond het R. K. Verbond van Werkaeversvakverenigingen De A.K.W.V. en het Katholiek Verbond hebben altijd ten nauwste samengewerkt; zij zijn ook in de top zowel wat het bestuur betreft als in het centrale secretariaat, door personele unies geheel met elkander verbonden. Deze tweeledige opzet in organisatievorm wekt wel eens verwarring. Toch is deze opzet niet alleen logisch, maar zij geeft juist in zeer duidelijke tastbare vorm, het zo vaak be twiste motief, het „raison d'être", van de eigen confessionele Katholieke organisatie aan. 'OCH is het goed zich telkens opnieuw, en een lustrum biedt hier, zoals gezegd, een wel kome gelegenheid toe, te bezinnen op dit diepste wezen ener organisatie. We moeten dan echter teruggaan tot het diepste wezen van de mens, die deze organisatie stichtte. Als menselijk schepsel hebben wij de plicht te voldoen aan de eisen, die onze Schepper ons stelde. Die verhouding Mens tot God is in de eerste plaats een religieuze verhouding wij spreken daarom ook van Godsdienst maar een religieuze ver houding vol sociale consequenties. Wij moeten onze Godsdienstigheid tot stempel, tot drijfveer, maken van al ons handelen, dus ook van ons zake lijk handelen. Niet voor niets spreken wij tegen woordig van: heiliging dóór en in het beroep. Dat is de uiterste consequentie; een consequentie die overigens door God gevraagd wordt. De plichten van staat bepalen niet toevallig, maar essentieel ons leven. Zij zijn anders voor de religieus en de leek, en onder deze weer verschillend voor de vader of moeder, de verloofde, de dokter, de ban kier, de arbeider of ondernemer. Allen zijn wij Zijn schepsel: maar hoe wij als Zijn schepsel heb ben te leven wordt beheerst door de plaats, waar hij ons neerzette; niet alleen in hét huwelijk, maar ook in dit huwelijk; niet alleen als ondernemer, maar ook als leider van déze zaak, in dit tijdsge wricht. De A.K.W.V. als standsorganisatie wil ons helpen ons gezamenlijk te bezinnen op de wijze, waarop wij onze plichten menen te moeten vervullen, om studie te maken van de vele vraagstukken, welke wij door onze dagelijkse beslissingen mede be- invloeden. Maar bij de bestudering alleen kan en mag het niet blijven. Wij staan voor de verwezen lijking in de practijk. Wij hebben een taak te ver vullen in déze maatschappij op déze plaats, in déze concrete omstandigheden. Tezamen georganiseerd in het R. K. Verbond van Werkgeversvakvereni gingen kunnen wij onze ideeën beter en sterker naar voren brengen en trachten te verwezenlijken. Het R. K. Verbond wil zijn werkzaamheden base ren op de beginselen, voortspruitend uit de katho lieke levens- en wereldbeschouwing. Evenwel kan 'worden vastgesteld, dat deze normen uiteraard niet alleen niet in strijd zijn met de richtlijnen kenbaar op grond van de natuurlijke rede, maar dat zij er practisch op rusten. Gelukkig bestaat ook buiten katholieke kring hiervoor begrip. En onze huidige, roemrijke re gerende Paus Pius XII, gevoed door de overtui ging, dat de wereld van thans slechts in haar voegen kan worden gehouden door samenwerking van alle goedwillenden, doet dan ook herhaalde lijk een beroep op degenen, die buiten onze Kerk staan, om alle krachten samen te bundelen voor het behoud en de versterking van de natuurlijke zedewet en de hierop gefundeerde sociale orde. Niet alleen onze Christelijke verdraagzaamheid, maar ook deze practische eenheid van uitgangs punt maken het ons dus mogelijk in de practijk, niettegenstaande onze „eigen" organisatie samen te werken met „andersdenkenden", met collega's, die, hoewel niet de specifiek katholieke levensvisie toegedaan, toch een op het natuurrecht, en de algemene Christelijke beginselen gefundeerde le vensopvatting huldigen en nastreven. XXX SE SAMENWERKING is daarenboven ook uit I practisch oogpunt gewenst. Immers een stands organisatie (en wat is de A.K.W.V. anders?) heeft mede ten doel, de belangenbehartiging ook de materiële belangen van de groepering, welke zij vertegenwoordigt. Ondernemersbelangen.een woord, dat vaak ressentimenten oproept, omdat het vereenzelvigd wordt met egoïstisch eigenbelang van een groep, die toch al rijkelijk met het „vette der aarde" ge zegend is. Zeker, diegenen in de maatschappij, die een grotere verantwoordelijkheid dragen, genieten over het algemeen ook een grotere materiële wel stand. Dat is altijd en overal ter wereld zo geweest, en zal ook altijd zo blijven, omdat het in de natuur der dingen is gelegd. Dat geldt niet alleen voor ondernemers, dat geldt min of meer als een noodzakelijkheid evenzeer voor elke verantwoordelijke functie in de maat schappij. Een ongemotiveerde luxe blijft hier na tuurlijk buiten beschouwing. Die verantwoordelijkheid van de ondernemer gaat daarenboven vaak verder, d.w.z. zijn invloed op het maatschappelijk gebeuren is groter dan van menig ander; niet alleen zijn tientallen, honderd tallen, ja vaak duizenden g'-zinnen voor een be langrijk gedeelte afhankeb'k van zijn beleid en zijn inzicht, maar ook moet zijn initiatief, zijn risico-nemen, zijn beslissingen mede een voorname bron en drijfkracht zijn van de maatschappelijke welstand. Daartoe moet echter de ondernemer kunnen doen, wat dés ondernemers is: eigen initiatief ontplooien en risico nemen, met alle kwade maar ook met de goede kansen van dien. In onze naar socialisme en collectivisme strevende maatschappij is dat alles helemaal niet zo vanzelfsprekend meer en het is zeker meer dan vroeger noodzakelijk, dat voor deze vrije ondernemersbelangen wordt opgekomen. Het is hier de plaats niet daar dieper op in te gaan, omdat daarmede niet alleen het wezen, maar ook de gehele activiteit van de werkgeversorganisatie besproken zou moeten worden.... Daarou is de viering van een lustrum niet alleen verantwoord, maar zelfs nuttig en noodzakelijk. En al kan ook bij een lustrum niet de gehele verenigingsactiviteit besproken worden, het kan wel de kern, het wezen van het verenigingsleven dieper doen beseffen en beleven. Beseffen en beleven, op de eerste plaats door diegenen, die bij de vereniging horen: de katholieke ondernemers; maar ook beseffen en be leven d.w.z. begrip, kennis en daardoor wellicht ook waardering bijbrengen bij anderen, die buiten de kring der direct belanghebbenden staan. Werkgevers hebben een verantwoordelijke, maar mooie taak, maar ook werkgevers zijn mensen, zij hebben steun nodig aan elkander. Zij hebben be grip nodig en vrijheid van anderen. De A.K.W.V. is er om te trachten dit voor hen en voor de maat schappij te bereiken. DOELSTELLING: alleen maar incidentele correcties aan te brengen. Hun streven werd spoedig gericht op het bevorderen van een sociale orde, die op heel het econo misch leven het stempel der sociale gerechtigheid zal drukken, d.w.z. van de dienstbaarheid aan het algemeen Ledenvergadering A.K.W.V. op 6 Juni 1922 te Nijmegen. Aan de ingang van de „bus": Dr. L. G. Kortenhorst. welzijn. Hit het bovenstaande volgt, dat het eigenlijke godsdienstig-zedelijke aspect van een vereniging als de A.K.W.V. niet in het oog loopt en niet in het oog mag lopen. Dat komt niet voort uit misplaatste voorzich tigheid of uit gebrek aan principiële levenshouding. Integendeel. De eigenlijke doelstelling van hun orga nisatie was echter niet om zich bui ten het beroep aan goede werken te wijden, maar om juist dat beroep zelf te „wijden", om de eigen onder nemersbelangen na te streven, maar dat dan op christelijke wijze, d.w.z. met inachtneming van de door God aan het economisch leven gestelde orde. Zo gaat gelukkig het godsdienstig aspect hunner vereniging schuil in de tientallen beslissingen, waarvoor hun organisatie dagelijks staat en die er allen even technisch of eco nomisch of juridisch uitzien. MET dat al blijft' de vraag, of een dergelijke arbeid, die zich bo vendien niet beperkt tot de vereniging maar ook het beleid in elke onderneming betreft, mogelijk is zonder voortdurende bezinning op fundamentele vraagstukken. Natuur lijk is dat niet mogelijk. Vandaar dat reeds de wijze Van Aken als con ditio sine qua non voor een waar achtig katholiek» organisatie op de noodzaak wees van studie der ka tholieke sociale leer. Als reden van grote voldoening en tegelijk als uitermate hoopvol teken voor de toekomst mogen hier dan ook genoemd worden de talrijke, trouw bezochte studiekringen, die overal in den lande bestaan en in het Mandement terecht met ere ge noemd worden. Als we zoeken naar het eigen werkterrein van een standsorganisatie als de A.K.W.V., dan ligt het als conditie voor de bovengenoemde primair beoogde kerstening in de studie. Wil dat zeggen, dat de andere „geestelijke activiteiten", die in de aanhef van dit artikel genoemd wer den, bij de A.K.W.V. niet te vinden zijn? Zo is het ook weer niet. Mis schien is met enige vrijmoedigheid de situatie het best aldus weer te geven: men gaat in ieder geval niet samen op bedevaart, overigens zoekt men de verzorging van zijn geestelijk leven het liefst in de ge meenschap van de parochie, maar men is wel overtuigd, dat een retraite voor de moderne mens nuttig is. Wanneer wij tenslotte deze be schouwing over het principiële ka rakter der A.K.W.V. in een paar woorden willen samenvatten, dan leent de kortste parabel uit het Evangelie zich daarvoor heel goed. „Het rijk der hemelen gelijkt op zuurdeeg, dat een vrouw onder drie maten meel mengt totdat het geheel gegist is". Om dat aspect van het koninkrijk Gods gaat het bij de katholieke werkgevers en hun standsorganisatie: het heilige moet door gewone daden heen gemengd worden. Dr F. HOLTHUIZEN. Net dagelijks bestuur der A.K.W.V. in 191,0. V.l.n.r.: de heren P. J. Spoorenberg, Rud. Raymakers, mr dr L. F. H. Rcgout, dr L. G. Kortenhorst algsccr.) ir F. H. Guljé (alg. voorz.J, mr dr E. Jaspar (secr.) (boven), H. Kersten sr, mr B. J. M. van Spaendonckdr Gassianus Hentzen O.F.M. (geest, adv.), Jvan Vlymen en Ch Het secretariaatsgebouw van de A.K.W.V, aan de Haagse Raamweg. vereniging. Het doel immers bepaalt de plaats en de betekenis der afzon derlijke daden. Over de primaire doel stelling nu onzer sociale organisaties laat het jongste Mandement ons geen ogenblik in onzekerheid. Over de standsorganisaties wordt nog eens met grote nadruk herhaald, dat het eerste doel ervan gelegen is in de kerstening van het wereldlijk terrein. Deze doelstelling maakt duidelijk, dat de verzorging van godsdienstig- zedelijke belangen, zoals deze behoort plaats te vinden binnen het kader on zer standsorganisaties, niet gericht moet zijn op kerksheid of godsdien stigheid zonder meer of op vroomheid in het algemeen. De standsorganisaties vragen de vervulling van de aparte opgave, waarvoor de moderne chris ten staat, om in een neutrale maat schappij volop als christen te leven en zijn invloed aan te wenden, dat de verhoudingen, de gewoonten, de structuren, de bedrijfsvoering zoveel mogelijk aan Gods bedoelingen be antwoorden. Het is precies deze kop peling van godsdienstig-zedelijke be langen aan het sociael apostolaat die we aantreffen in de passage van liet Mandement, waar de meer beperkte doelstelling der vakorganisatie, wordt aangegeven. Wij lezen daar nl.,.De vakorganisatie, die immers ook behar tiging van godsdienstige en zedelijke belangen tot doel heeft, zou nog meer haar kracht kunnen inzetten voor de kerstening van beroep en bedrijf". Het typerende van de katholieke organi saties is dan ook te vinden in de aan vaarding en de doorvoering van ethi sche en morele normen op het aparte gebied van het arbeidersleven, het middenstandsmilieu, de werkgevers wereld. Natuurlijk mag dat niet zo verstaan worden,- alsof elk lid van een niet- principiële vereniging altijd moraal- loos zou handelen gelukkig is dat niet zo maar bij christelijke vereni gingen wordt het christelijk beginsel niet zoveel woorden aanvaard als bepalende factor en norm voor het maatschappelijk leven. Dat onze organisaties het geestelijk leven harer leden sléchts onder dat bepaalde opzicht beogen, spreekt al even duidelijk uit haar verhouding tot de Hiërarchie. Zonder twijfel bestaat er een bepaalde afhankelijkheid. „De leiding van het mystieke Lichaam der Kerk is toevertrouwd aan de bisschop pen. Deze leiding betreft niet alleen de apostolische werken op kerkelijk ter rein maar ook de doorvoering van het Evangelie op wereldlijk gebied". BLIJKBAAR wegens de aard van het werkterrein is die afhanke lijkheid hier echter niet een ab solute. Ze loopt niet langs de weg van de priester-voorzitter, maar langs de draad van een geestelijk adviseur. Het zijn immers de leken zelf, de ar beiders en werkgevers zelf, die hier verantwoordelijkheid dragen. Hoe de door de Kerk verkondigde normen in het sociaal-economische leven moeten worden toegepast, laat de Kerk over aan hen, die daartoe in het maat schappelijk bestel bevoegd en geroe pen zijn. Het zijn leken, die concrete gestalte geven aan de sociale leer der Kerk. Strijd voor liet algemeen welzijn SLECHTS in het licht dezer grond gedachten, die we grotendeels aan het Mandement ontleenden, is in zicht te verkrijgen in de functie, die elke stands- of vakorganisatie apart te vervullen heeft. Beperken we ons tot de A.K.W.V. en vragen we ons af, hoe de A.K.W.V. de kerstening van de ondernemerswereld wil bereiken, welke voor dat doel de meest aan gepaste middelen zijn, kortom hoe daar de godsdienstig-zedelijke belan gen der leden behartiging vinden. Daar we hier te maken hebben met de geestelijke leiders van het productie proces, kan hun taak niet minder zijn dan deze: het sociaal-economische leven in zijn geheel, in zijn geest, in zijn doelstelling en in zijn structuur te doen overeenstemmen met Gods bedoelingen. Zij hebben de specifieke maar toch nooit eenvoudige taak om de koe bij de horens te vatten. Zij mogen zich niet beperken tot het sa neren van het economische leven in één van zijn onderdelen of uitlopers. Zij behoren de ziekte-haard zelf te blijven bestrijden, de infectie dooreen ongebreideld winststreven; zij beho ren de gezondheid van het economisch leven te bevorderen door het onmis bare eigenbelang en het even onmis bare verlangen naar winst niet als zuiver egoïstische strevingen te cul tiveren tegen het welzijn der gemeen schap in. Het is wellicht goed er in navol ging der grote eencyclieken nog eens op te wijzen, dat de bron van veel ellende dus niet gelegen is in de schei ding van kapitaalbezit en arbeid, of in de techniek. Evenmin ligt de grond fout hierin, dat het winststreven het richtsnoer voor productie en produc tiemethode is geworden. Elke hervormingsactie, die zich te gen één dezer factoren ais zodanig richt, raakt niet de kern van de zaak. De ethiek vraagt niet van de onder nemers om hoe dan ook on-economisch te werk te gaan. Ze vraagt slechts het zuivere begrip, dat produceren uiter aard een sociale functie is, die niet ten koste van de volkswelvaart ver vuld mag worden, maar ten dienste ervan. Katholieke ondernemers moch ten zich dus niet tevreden stellen met Het eerste bestuur der A.K.W.V. Het enige nog in leven zijnde lid van het eerste bestuur, de heer Emile van Oppen uit Maastricht, zit geheel rechts op de eerste rij; de eerste voorzitter, de heer J. B. van Dijk uit Amsterdam, zit op de derde olaals van rechts en op de Vierde plaats de toenmalige geest, adviseur prof. L. van Aken. De toenmalige secretaris, dr L. G. Kortenhorst, ziet men in het midden kerkelijke organisaties wekt slechts verwarring. Het antwoord op al deze actuele vragen is niet in een enkel woord te geven. Wanneer we de statuten raadplegen, vinden we daar aange geven, dat de vereniging de „gods dienstig-zedelijke belangen" harer leden behartigt, alsmede, dat de vereniging „de beginselen der katho lieke leer" in acht neemt. Daarmede wordt ongetwijfeld enig licht ver schaft in de bovengestelde vragen. Maar wat is precies de draagwijdte van de statutaire bepalingen? Welke zijn de consequenties ervan voor het karakter der vereniging? Welke voor de activiteiten, waaraan de vereni ging zich zal wijden? Aangezien deze vragen in orincipe gelijkelijk al onze standsorganisaties betreffen, is het wellicht nuttig eerst in het algemeen na te gaan, welke in houd we moeten geven aan de uit drukking, die we dan ook overal terugvinden: „behartiging van de godsdienstig-zedelijke belangen der leden". Hoe algemeen deze termen ook gesteld zijn, ze kunnen moeilijk de betekenis hebben dat onze sociale organisaties het aangewezen milieu zouden zijn voor een fundamentele vorming in de grondbeginselen van ons geloof. Toch werd dit onlangs beweerd (Nieuwe Mens; Maart 1955). Zulk een overhevelen van de taak van het kerkelijk leergezag naar onze wèl katholieke, maar daardoor nog niet Welk is dan het godsdienstig-zede- lijk werkterrein der organisaties? Ligt het in het organiseren van tridua, in het gezamenlijk naderen ter heilige tafel, in het samen ter beevaart gaan, in de ontmoeting bij het eigen verenigingsaltaar? Ligt het wellicht in het bevorderen van het retraitewerk, dat in Quadragesimo Anno zo nadrukkelijk met de sociale organisaties in verband gebracht wordt? Of zouden we het moeten zoe ken in de befaamde, in ons land haast overal ingevoerde, „10-minuten- speech" van de geestelijk adviseur? Openbaart het godsdienstig karakter der verenigingen zich misschien het treffendst in bepaalde werken van apostolaat zoals het stichten van studiebeurzen voor de priesteroplei ding of het steunen van de kerken bouw? Antwoord op de vragen DE reden, waarom al het boven staande in vragende vorm gego ten werd, is waarlijk niet deze, dat er twijfel over zou bestaan, of de genoemde activiteiten binnen het ka der der sociale organisaties mogen vallen. Ook zal niemand, die enige ervaring heeft, de betekenis dezer godsdienstige daden zowel voor de deelnemende leden als voor de goede geest van de vereniging willen onder schatten. Toch verraadt de vragende vorm inderdaad een twijfel en wel deze: of in de genoemde activiteiten hoe lofwaardig en aanbevelenswaardig dan ook het godsdienstig-zedelijk karakter van een organisatie zijn meest karakteristieke en wezenlijke uiting vindt. Oplossing van deze twijfel en klaar heid in de vraag, waarin dan even tueel het godsdienstig karakter van een vereniging wèl zuiver tot uitdruk king komt, is slechts te verkrijgen in het licht van dc doelstelling der

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1955 | | pagina 5