BIJ HET ACHTSTE LUSTRUM DER
ALGEMENE KATHOLIEKE WERKGEVERSVERENIGING
Menigmaal naast elkaar
3
1
HET WIJDEN VAN HET BEROEP
L. A.J. M. VAN HEYST
J. A. Middelhuis
STUDIE DER KATHOLIEKE SOCIALE LEER
EEN NOODZAKELIJKE VOORWAARDE
WOENSDAG 30 NOVEMBER 1953
SPECIALE BIJLAGE
Door
Verbondsvoorzitter van de KAB
Door
Algemeen Voorzitter
Noodzaak van studie
T S DE A.K.W.V. een godsdienstige vereniging? Is zij een kerkelijke
vereniging? Staat ze onder leiding van het Episcopaat? Heeft
ze het geestelijk leven van haar leden te verzorgen? Dient de
vereniging zich aan allerlei werken van barmhartigheid te wijden?
Of is de A.K.W.V. misschien een louter sociaal-economische organi
satie ter behartiging van de gemeenschappelijke belangen der katho
lieke werkgevers? Heeft zulk een vereniging eigenlijk wel iets te
maken met godsdienst en kerkelijke gemeenschap?
DE MAASBODE-PERS
A.K.W.V. en K.A.B.
stoelen op dezelfde
beginselen
GAARNE voldoe ik aan het vrien
delijke verzoek van de Redactie
om een kort artikeltje te schrij
ven bij gelegenheid van het 8e lus
trum van de Algemene Katholieke
Werkgeversvereniging.
Zeker, in de loop der jaren zijn
er tussen de Katholieke Werkgevers
vereniging en de K.A.B. ook wel de
onvermijdelijke conflicten geweest.
Over en weer hebben we eikaar zo
nodig bijgelicht inzake brandende
kwesties. Doch, gelukkig, vaker nog
hebben we elkaar gevonden en me
nigmaal stonden A.K.W.V en K.A B.
naast elkaar, vooral bij principiële
vraagstukken, als de levensbeschou
wing doorslaggevend was bij het
positie-kiezen.
We denken b.v. aan de strijd om
de kinderbijslag en blijven de ka
tholieke werkgevers erkentelijk voor
hun baanbrekend werk in dit op
zicht en hun moedig voorbeeld.
Inzake de arbeid van de gehuwde
vrouw in het bedrijfsleven hebben
de katholieke werkgevers zich niet
minder principieel getoond en gezin
en menselijke persoonlijkheid naar
waarde gerespecteerd.
Hebben wij een en ander maal ook
onze teleurstelling geuit over de
trage groei van de publiekrechtelijke
bedrijfsorganisatie, dan konden we
tevens daarbij met voldoening getui
gen, dat de katholieke werkgevers
zich in dit opzicht gunstig onder
scheidden, zoals dat trouwens ook
reeds het geval was bij de totstand
koming van die wet.
EEN bekend redenaar heeft, doe
lende op onze af en toe luidruch
tige meningsverschillen, enige
jaren geleden gezegd, dat. kon in de
oudheid van de Christenen gelden:
„Ziet hoe ze elkaar liefhebben", van
ons beter het „Ziet hoe ze elkaar
plukharen" op zijn plaats zou zijn.
Het was overigens nog verdiend öok
en is daarom voor zover wij weten
ook niet tegengesproken.
De maatschappelijke ontwikkeling,
vooral de sociaal-economische evolu
tie, kent nu eenmaal de eigen onver
mijdelijke spanningen en strubbe
lingen.
In een tijdperk, waarin de arbei
ders zich meer en meer bewust wor
den van hun eigenwaarde en deze
tot gelding wisten te brengen door
middel van krachtige organisaties,
moest dat welhaast onvermijdelijk
tegenreacties oproepen in leringen,
die zich bij het bestaande nogal wel
konden bevinden. We doen dan ook,
geloof ik, de geschiedenis geen ge
weld aan, door de bewering, dat de
toenemende kracht en invloed van
de arbeidersorganisaties mede een
krachtige stoot hebben gegeven tot
de oprichting en de ontwikkeling van
vele werkgeversorganisaties.
Op de verheugende ontwikkeling
in Nederland, van aanvankelijk felle
strijd naar arbitrage en constructieve
samenwerking is de invloed van de
katholieke sociale organisaties van
grote invloed geweest. Hoezeer ook
met name A.K.W.V. en K.A.B. van
elkaar mogen verschillen, verschil
len die nog wel eens weer tot tegen
stellingen kunnen leiden, beide heb
ben dezelfde beginselen met elkaar
gemeen, werken volgens dezelfde
Pauselijke Encyclieken en Bisschop
pelijke uitspraken; putten uit de
zelfde Eeuwige Bron.
Het is vanuit die grote alles om
vattende katholieke levenssfeer dat
ook de katholieke arbeidersbeweging
zich verheugt over een krachtige
katholieke werkgeversvereniging, die
in stands- en vakorganisatorische
arbeid zovele ontmoetingspunten
met de K.A.B. heeft.
13 er voor de katholieke arbeiders
immer nog het gevaar van de
socialistische aantrekkingskracht;
voor de katholieke werkgevers is het
gevaar van afglijden naar liberalis
me en neutralisme niet minder evi
dent.
Het is niet voldoende zeker niet
in onze tijd dat beide, werkgevers
en arbeiders, hetzelfde geloof belij
den en dezelfde kerk bezoeken. Doch,
zoals zij gelijkelijk naderen tot het
Liefdemaal, hebben zij ook beide
tot taak de sociale consequenties van
het katholiek-zijn naar vermogen bij
hun maatschappelijke werkzaam
heden te realiseren.
In eigen ook fel omstreden
katholieke organisatie heeft de
A.K.W.V. dat naar beste weten en
kunnen veertig jaren gedaan. De
resultaten zijn af te lezen uit een
vergelijking met tal van andere lan
den. In dat „goede dat op sociaal
gebied tot stand gekomen is" (Man
dement no. 19) moge de A K.W.V.
zich bij dit 8e lustrum mede van
harte verheugen en er een stimulans
in vinden voor de volgende periode,
welke ons nader moge brengen tot
een „in christelijk opzicht volmaak
ter bestel" (Mandement).
Een militant lid van de A.K.W.V.
voert in zijn ondernemingsblad de
aloude regel:
„Patroon en arbeider ontmoet
elkander die beiden gemaakt
heeft is de Heer".
De diepe zin van dezq patriarchale
regel moge in moderne visie mede
door het werk van de jubilerende
Algemene Katholieke Werkgevers
vereniging gestalte krijgen in ons
naar sociale liefde hunkerende be
drijfsleven.
Veertig jaar A.K.W.V.
EEN LUSTRUM van een vereniging of
organisatie heeft alleen maar zin en
betekenis, als dit jubileum gebruikt
wordt om het doel van de vereniging
beter te doen begrijpen en daardoor ook beter
bereikbaar te maken. Ieder menselijk han
delen is juist zinvol, omdat het op een
bepaald doel gericht is. En wat is een mooiere
en betere vorm van menselijk handelen
dan juist de samenwerking.
De bij een lustrum gebruikelijke historische
terugblik kan kort zijn, maar kan toch ook
weer niet gemist worden. Het moet ons de
lijn laten zien, waarlangs een vereniging zich
ontwikkeld heeft; het moet ons met zijn
feiten en successen duidelijk maken, hoe
wèl en hoe niet gewerkt moet worden.
Kortom de bezinning van het heden moet
ons de stimulans geven om met de ervaring
van het verleden de toekomst beter en rijper
tegemoet te treden.
Het verleden 40 jaar is niet zo'n lange pe
riode, dat die tijdsduur zelf een reden tot feest
vieren zou zijn. Het is juist ongeveer de werkzame
periode van een mensenleven.
Er kan dus toch wel heel wat tot stand worden
gebracht. Dat de Vereniging niet ouder is, vindt
eenvoudig zijn oorzaak in de maatschappelijke
ontwikkeling, welke eerst in die jaren zover was,
dat de behoefte aan dit soort groeperingen werd
gevoeld. Het is aan het grote doorzicht van prof.
L. van Aken van de Abdij van Berne te danken,
dat hij met de werkgevers-initiatiefnemers van die
tijd, mannen als Van Dijk en Van Oppen, een visie
op de toekomst heeft gehad, welke hen tezamen
tot een daad bracht, die, nu zij voor ons geschie
denis is geworden, eigenlijk vanzelfsprekend lijkt
te zijn-
Dat zij toentertijd niet als zo vanzelfsprekend
werd gezien, blijkt wel, als we lezen, daj de pe
riode, die verliep vanaf het eerste initiatief tot aan
de werkelijke oprichting bijna twee-en-een-half
jaar bedroeg, hoewel hierbij het uitbreken van de
oorlog ook wel een rol van vertraging gespeeld
zal hebben. Maar in September 1915 was het dan
zo ver, en toen een maand later de jonge mr Kor-
tenhorst als algemeen-secretaris werd aangesteld,
kon de vereniging starten, oorspronkelijk als al
gemeen landelijke vereniging met gewestelijke on
derafdelingen, weldra als Federatie van vijf auto
nome diocesane verenigingen. Daarnaast vond een
bundeling plaats van de reeds eerder opgerichte
vakorganisaties en ontstond het R. K. Verbond van
Werkaeversvakverenigingen
De A.K.W.V. en het Katholiek Verbond hebben
altijd ten nauwste samengewerkt; zij zijn ook in
de top zowel wat het bestuur betreft als in het
centrale secretariaat, door personele unies geheel
met elkander verbonden. Deze tweeledige opzet in
organisatievorm wekt wel eens verwarring. Toch
is deze opzet niet alleen logisch, maar zij geeft juist
in zeer duidelijke tastbare vorm, het zo vaak be
twiste motief, het „raison d'être", van de eigen
confessionele Katholieke organisatie aan.
'OCH is het goed zich telkens opnieuw, en een
lustrum biedt hier, zoals gezegd, een wel
kome gelegenheid toe, te bezinnen op dit
diepste wezen ener organisatie. We moeten dan
echter teruggaan tot het diepste wezen van de
mens, die deze organisatie stichtte.
Als menselijk schepsel hebben wij de plicht te
voldoen aan de eisen, die onze Schepper ons stelde.
Die verhouding Mens tot God is in de eerste plaats
een religieuze verhouding wij spreken daarom
ook van Godsdienst maar een religieuze ver
houding vol sociale consequenties. Wij moeten
onze Godsdienstigheid tot stempel, tot drijfveer,
maken van al ons handelen, dus ook van ons zake
lijk handelen. Niet voor niets spreken wij tegen
woordig van: heiliging dóór en in het beroep. Dat
is de uiterste consequentie; een consequentie die
overigens door God gevraagd wordt. De plichten
van staat bepalen niet toevallig, maar essentieel
ons leven. Zij zijn anders voor de religieus en de
leek, en onder deze weer verschillend voor de
vader of moeder, de verloofde, de dokter, de ban
kier, de arbeider of ondernemer. Allen zijn wij
Zijn schepsel: maar hoe wij als Zijn schepsel heb
ben te leven wordt beheerst door de plaats, waar
hij ons neerzette; niet alleen in hét huwelijk, maar
ook in dit huwelijk; niet alleen als ondernemer,
maar ook als leider van déze zaak, in dit tijdsge
wricht.
De A.K.W.V. als standsorganisatie wil ons helpen
ons gezamenlijk te bezinnen op de wijze, waarop
wij onze plichten menen te moeten vervullen, om
studie te maken van de vele vraagstukken, welke
wij door onze dagelijkse beslissingen mede be-
invloeden. Maar bij de bestudering alleen kan en
mag het niet blijven. Wij staan voor de verwezen
lijking in de practijk. Wij hebben een taak te ver
vullen in déze maatschappij op déze plaats, in déze
concrete omstandigheden. Tezamen georganiseerd
in het R. K. Verbond van Werkgeversvakvereni
gingen kunnen wij onze ideeën beter en sterker
naar voren brengen en trachten te verwezenlijken.
Het R. K. Verbond wil zijn werkzaamheden base
ren op de beginselen, voortspruitend uit de katho
lieke levens- en wereldbeschouwing. Evenwel kan
'worden vastgesteld, dat deze normen uiteraard
niet alleen niet in strijd zijn met de richtlijnen
kenbaar op grond van de natuurlijke rede, maar
dat zij er practisch op rusten.
Gelukkig bestaat ook buiten katholieke kring
hiervoor begrip. En onze huidige, roemrijke re
gerende Paus Pius XII, gevoed door de overtui
ging, dat de wereld van thans slechts in haar
voegen kan worden gehouden door samenwerking
van alle goedwillenden, doet dan ook herhaalde
lijk een beroep op degenen, die buiten onze Kerk
staan, om alle krachten samen te bundelen voor
het behoud en de versterking van de natuurlijke
zedewet en de hierop gefundeerde sociale orde.
Niet alleen onze Christelijke verdraagzaamheid,
maar ook deze practische eenheid van uitgangs
punt maken het ons dus mogelijk in de practijk,
niettegenstaande onze „eigen" organisatie samen
te werken met „andersdenkenden", met collega's,
die, hoewel niet de specifiek katholieke levensvisie
toegedaan, toch een op het natuurrecht, en de
algemene Christelijke beginselen gefundeerde le
vensopvatting huldigen en nastreven.
XXX
SE SAMENWERKING is daarenboven ook uit
I practisch oogpunt gewenst. Immers een stands
organisatie (en wat is de A.K.W.V. anders?)
heeft mede ten doel, de belangenbehartiging
ook de materiële belangen van de groepering,
welke zij vertegenwoordigt.
Ondernemersbelangen.een woord, dat vaak
ressentimenten oproept, omdat het vereenzelvigd
wordt met egoïstisch eigenbelang van een groep,
die toch al rijkelijk met het „vette der aarde" ge
zegend is. Zeker, diegenen in de maatschappij, die
een grotere verantwoordelijkheid dragen, genieten
over het algemeen ook een grotere materiële wel
stand. Dat is altijd en overal ter wereld zo geweest,
en zal ook altijd zo blijven, omdat het in de natuur
der dingen is gelegd.
Dat geldt niet alleen voor ondernemers, dat geldt
min of meer als een noodzakelijkheid evenzeer
voor elke verantwoordelijke functie in de maat
schappij. Een ongemotiveerde luxe blijft hier na
tuurlijk buiten beschouwing.
Die verantwoordelijkheid van de ondernemer
gaat daarenboven vaak verder, d.w.z. zijn invloed
op het maatschappelijk gebeuren is groter dan van
menig ander; niet alleen zijn tientallen, honderd
tallen, ja vaak duizenden g'-zinnen voor een be
langrijk gedeelte afhankeb'k van zijn beleid en
zijn inzicht, maar ook moet zijn initiatief, zijn
risico-nemen, zijn beslissingen mede een voorname
bron en drijfkracht zijn van de maatschappelijke
welstand.
Daartoe moet echter de ondernemer kunnen doen,
wat dés ondernemers is: eigen initiatief ontplooien
en risico nemen, met alle kwade maar ook met de
goede kansen van dien. In onze naar socialisme en
collectivisme strevende maatschappij is dat alles
helemaal niet zo vanzelfsprekend meer en het is
zeker meer dan vroeger noodzakelijk, dat voor
deze vrije ondernemersbelangen wordt opgekomen.
Het is hier de plaats niet daar dieper op in te gaan,
omdat daarmede niet alleen het wezen, maar ook
de gehele activiteit van de werkgeversorganisatie
besproken zou moeten worden.... Daarou is de
viering van een lustrum niet alleen verantwoord,
maar zelfs nuttig en noodzakelijk. En al kan ook
bij een lustrum niet de gehele verenigingsactiviteit
besproken worden, het kan wel de kern, het wezen
van het verenigingsleven dieper doen beseffen en
beleven. Beseffen en beleven, op de eerste plaats
door diegenen, die bij de vereniging horen: de
katholieke ondernemers; maar ook beseffen en be
leven d.w.z. begrip, kennis en daardoor wellicht
ook waardering bijbrengen bij anderen, die buiten
de kring der direct belanghebbenden staan.
Werkgevers hebben een verantwoordelijke, maar
mooie taak, maar ook werkgevers zijn mensen, zij
hebben steun nodig aan elkander. Zij hebben be
grip nodig en vrijheid van anderen. De A.K.W.V.
is er om te trachten dit voor hen en voor de maat
schappij te bereiken.
DOELSTELLING:
alleen maar incidentele correcties aan
te brengen. Hun streven werd spoedig
gericht op het bevorderen van een
sociale orde, die op heel het econo
misch leven het stempel der sociale
gerechtigheid zal drukken, d.w.z. van
de dienstbaarheid aan het algemeen
Ledenvergadering A.K.W.V. op 6 Juni
1922 te Nijmegen. Aan de ingang van
de „bus": Dr. L. G. Kortenhorst.
welzijn.
Hit het bovenstaande volgt, dat
het eigenlijke godsdienstig-zedelijke
aspect van een vereniging als de
A.K.W.V. niet in het oog loopt en
niet in het oog mag lopen. Dat komt
niet voort uit misplaatste voorzich
tigheid of uit gebrek aan principiële
levenshouding. Integendeel. De
eigenlijke doelstelling van hun orga
nisatie was echter niet om zich bui
ten het beroep aan goede werken te
wijden, maar om juist dat beroep
zelf te „wijden", om de eigen onder
nemersbelangen na te streven, maar
dat dan op christelijke wijze, d.w.z.
met inachtneming van de door God
aan het economisch leven gestelde
orde.
Zo gaat gelukkig het godsdienstig
aspect hunner vereniging schuil in
de tientallen beslissingen, waarvoor
hun organisatie dagelijks staat en
die er allen even technisch of eco
nomisch of juridisch uitzien.
MET dat al blijft' de vraag, of een
dergelijke arbeid, die zich bo
vendien niet beperkt tot de
vereniging maar ook het beleid in
elke onderneming betreft, mogelijk
is zonder voortdurende bezinning op
fundamentele vraagstukken. Natuur
lijk is dat niet mogelijk. Vandaar dat
reeds de wijze Van Aken als con
ditio sine qua non voor een waar
achtig katholiek» organisatie op de
noodzaak wees van studie der ka
tholieke sociale leer.
Als reden van grote voldoening en
tegelijk als uitermate hoopvol teken
voor de toekomst mogen hier dan
ook genoemd worden de talrijke,
trouw bezochte studiekringen, die
overal in den lande bestaan en in
het Mandement terecht met ere ge
noemd worden. Als we zoeken naar
het eigen werkterrein van een
standsorganisatie als de A.K.W.V.,
dan ligt het als conditie voor de
bovengenoemde primair beoogde
kerstening in de studie.
Wil dat zeggen, dat de andere
„geestelijke activiteiten", die in de
aanhef van dit artikel genoemd wer
den, bij de A.K.W.V. niet te vinden
zijn? Zo is het ook weer niet. Mis
schien is met enige vrijmoedigheid
de situatie het best aldus weer te
geven: men gaat in ieder geval niet
samen op bedevaart, overigens
zoekt men de verzorging van zijn
geestelijk leven het liefst in de ge
meenschap van de parochie, maar
men is wel overtuigd, dat een retraite
voor de moderne mens nuttig is.
Wanneer wij tenslotte deze be
schouwing over het principiële ka
rakter der A.K.W.V. in een paar
woorden willen samenvatten, dan
leent de kortste parabel uit het
Evangelie zich daarvoor heel goed.
„Het rijk der hemelen gelijkt op
zuurdeeg, dat een vrouw onder drie
maten meel mengt totdat het geheel
gegist is". Om dat aspect van het
koninkrijk Gods gaat het bij de
katholieke werkgevers en hun
standsorganisatie: het heilige moet
door gewone daden heen gemengd
worden.
Dr F. HOLTHUIZEN.
Net dagelijks bestuur der A.K.W.V. in 191,0. V.l.n.r.: de heren P. J. Spoorenberg,
Rud. Raymakers, mr dr L. F. H. Rcgout, dr L. G. Kortenhorst algsccr.)
ir F. H. Guljé (alg. voorz.J, mr dr E. Jaspar (secr.) (boven), H. Kersten sr,
mr B. J. M. van Spaendonckdr Gassianus Hentzen O.F.M. (geest, adv.), Jvan
Vlymen en Ch
Het secretariaatsgebouw van de
A.K.W.V, aan de Haagse Raamweg.
vereniging. Het doel immers bepaalt
de plaats en de betekenis der afzon
derlijke daden. Over de primaire doel
stelling nu onzer sociale organisaties
laat het jongste Mandement ons geen
ogenblik in onzekerheid. Over de
standsorganisaties wordt nog eens met
grote nadruk herhaald, dat het eerste
doel ervan gelegen is in de kerstening
van het wereldlijk terrein.
Deze doelstelling maakt duidelijk,
dat de verzorging van godsdienstig-
zedelijke belangen, zoals deze behoort
plaats te vinden binnen het kader on
zer standsorganisaties, niet gericht
moet zijn op kerksheid of godsdien
stigheid zonder meer of op vroomheid
in het algemeen. De standsorganisaties
vragen de vervulling van de aparte
opgave, waarvoor de moderne chris
ten staat, om in een neutrale maat
schappij volop als christen te leven
en zijn invloed aan te wenden, dat de
verhoudingen, de gewoonten, de
structuren, de bedrijfsvoering zoveel
mogelijk aan Gods bedoelingen be
antwoorden. Het is precies deze kop
peling van godsdienstig-zedelijke be
langen aan het sociael apostolaat die
we aantreffen in de passage van liet
Mandement, waar de meer beperkte
doelstelling der vakorganisatie, wordt
aangegeven. Wij lezen daar nl.,.De
vakorganisatie, die immers ook behar
tiging van godsdienstige en zedelijke
belangen tot doel heeft, zou nog meer
haar kracht kunnen inzetten voor de
kerstening van beroep en bedrijf". Het
typerende van de katholieke organi
saties is dan ook te vinden in de aan
vaarding en de doorvoering van ethi
sche en morele normen op het aparte
gebied van het arbeidersleven, het
middenstandsmilieu, de werkgevers
wereld.
Natuurlijk mag dat niet zo verstaan
worden,- alsof elk lid van een niet-
principiële vereniging altijd moraal-
loos zou handelen gelukkig is dat
niet zo maar bij christelijke vereni
gingen wordt het christelijk beginsel
niet zoveel woorden aanvaard als
bepalende factor en norm voor het
maatschappelijk leven.
Dat onze organisaties het geestelijk
leven harer leden sléchts onder dat
bepaalde opzicht beogen, spreekt al
even duidelijk uit haar verhouding tot
de Hiërarchie. Zonder twijfel bestaat
er een bepaalde afhankelijkheid. „De
leiding van het mystieke Lichaam der
Kerk is toevertrouwd aan de bisschop
pen. Deze leiding betreft niet alleen de
apostolische werken op kerkelijk ter
rein maar ook de doorvoering van
het Evangelie op wereldlijk gebied".
BLIJKBAAR wegens de aard van
het werkterrein is die afhanke
lijkheid hier echter niet een ab
solute. Ze loopt niet langs de weg
van de priester-voorzitter, maar langs
de draad van een geestelijk adviseur.
Het zijn immers de leken zelf, de ar
beiders en werkgevers zelf, die hier
verantwoordelijkheid dragen. Hoe de
door de Kerk verkondigde normen in
het sociaal-economische leven moeten
worden toegepast, laat de Kerk over
aan hen, die daartoe in het maat
schappelijk bestel bevoegd en geroe
pen zijn. Het zijn leken, die concrete
gestalte geven aan de sociale leer der
Kerk.
Strijd voor liet algemeen
welzijn
SLECHTS in het licht dezer grond
gedachten, die we grotendeels aan
het Mandement ontleenden, is in
zicht te verkrijgen in de functie, die
elke stands- of vakorganisatie apart
te vervullen heeft. Beperken we ons
tot de A.K.W.V. en vragen we ons af,
hoe de A.K.W.V. de kerstening van
de ondernemerswereld wil bereiken,
welke voor dat doel de meest aan
gepaste middelen zijn, kortom hoe
daar de godsdienstig-zedelijke belan
gen der leden behartiging vinden.
Daar we hier te maken hebben met de
geestelijke leiders van het productie
proces, kan hun taak niet minder zijn
dan deze: het sociaal-economische
leven in zijn geheel, in zijn geest, in
zijn doelstelling en in zijn structuur
te doen overeenstemmen met Gods
bedoelingen. Zij hebben de specifieke
maar toch nooit eenvoudige taak om
de koe bij de horens te vatten. Zij
mogen zich niet beperken tot het sa
neren van het economische leven in
één van zijn onderdelen of uitlopers.
Zij behoren de ziekte-haard zelf te
blijven bestrijden, de infectie dooreen
ongebreideld winststreven; zij beho
ren de gezondheid van het economisch
leven te bevorderen door het onmis
bare eigenbelang en het even onmis
bare verlangen naar winst niet als
zuiver egoïstische strevingen te cul
tiveren tegen het welzijn der gemeen
schap in.
Het is wellicht goed er in navol
ging der grote eencyclieken nog eens
op te wijzen, dat de bron van veel
ellende dus niet gelegen is in de schei
ding van kapitaalbezit en arbeid, of
in de techniek. Evenmin ligt de grond
fout hierin, dat het winststreven het
richtsnoer voor productie en produc
tiemethode is geworden.
Elke hervormingsactie, die zich te
gen één dezer factoren ais zodanig
richt, raakt niet de kern van de zaak.
De ethiek vraagt niet van de onder
nemers om hoe dan ook on-economisch
te werk te gaan. Ze vraagt slechts het
zuivere begrip, dat produceren uiter
aard een sociale functie is, die niet
ten koste van de volkswelvaart ver
vuld mag worden, maar ten dienste
ervan. Katholieke ondernemers moch
ten zich dus niet tevreden stellen met
Het eerste bestuur der A.K.W.V. Het enige nog in leven zijnde lid van het eerste
bestuur, de heer Emile van Oppen uit Maastricht, zit geheel rechts op de eerste
rij; de eerste voorzitter, de heer J. B. van Dijk uit Amsterdam, zit op de derde
olaals van rechts en op de Vierde plaats de toenmalige geest, adviseur prof. L.
van Aken. De toenmalige secretaris, dr L. G. Kortenhorst, ziet men in het midden
kerkelijke organisaties wekt slechts
verwarring.
Het antwoord op al deze actuele
vragen is niet in een enkel woord
te geven. Wanneer we de statuten
raadplegen, vinden we daar aange
geven, dat de vereniging de „gods
dienstig-zedelijke belangen" harer
leden behartigt, alsmede, dat de
vereniging „de beginselen der katho
lieke leer" in acht neemt. Daarmede
wordt ongetwijfeld enig licht ver
schaft in de bovengestelde vragen.
Maar wat is precies de draagwijdte
van de statutaire bepalingen? Welke
zijn de consequenties ervan voor het
karakter der vereniging? Welke voor
de activiteiten, waaraan de vereni
ging zich zal wijden?
Aangezien deze vragen in orincipe
gelijkelijk al onze standsorganisaties
betreffen, is het wellicht nuttig eerst
in het algemeen na te gaan, welke in
houd we moeten geven aan de uit
drukking, die we dan ook overal
terugvinden: „behartiging van de
godsdienstig-zedelijke belangen der
leden". Hoe algemeen deze termen
ook gesteld zijn, ze kunnen moeilijk
de betekenis hebben dat onze sociale
organisaties het aangewezen milieu
zouden zijn voor een fundamentele
vorming in de grondbeginselen van
ons geloof. Toch werd dit onlangs
beweerd (Nieuwe Mens; Maart 1955).
Zulk een overhevelen van de taak van
het kerkelijk leergezag naar onze wèl
katholieke, maar daardoor nog niet
Welk is dan het godsdienstig-zede-
lijk werkterrein der organisaties?
Ligt het in het organiseren van
tridua, in het gezamenlijk naderen
ter heilige tafel, in het samen ter
beevaart gaan, in de ontmoeting
bij het eigen verenigingsaltaar? Ligt
het wellicht in het bevorderen van
het retraitewerk, dat in Quadragesimo
Anno zo nadrukkelijk met de sociale
organisaties in verband gebracht
wordt? Of zouden we het moeten zoe
ken in de befaamde, in ons land haast
overal ingevoerde, „10-minuten-
speech" van de geestelijk adviseur?
Openbaart het godsdienstig karakter
der verenigingen zich misschien het
treffendst in bepaalde werken van
apostolaat zoals het stichten van
studiebeurzen voor de priesteroplei
ding of het steunen van de kerken
bouw?
Antwoord op de vragen
DE reden, waarom al het boven
staande in vragende vorm gego
ten werd, is waarlijk niet deze,
dat er twijfel over zou bestaan, of de
genoemde activiteiten binnen het ka
der der sociale organisaties mogen
vallen. Ook zal niemand, die enige
ervaring heeft, de betekenis dezer
godsdienstige daden zowel voor de
deelnemende leden als voor de goede
geest van de vereniging willen onder
schatten.
Toch verraadt de vragende vorm
inderdaad een twijfel en wel deze:
of in de genoemde activiteiten hoe
lofwaardig en aanbevelenswaardig
dan ook het godsdienstig-zedelijk
karakter van een organisatie zijn
meest karakteristieke en wezenlijke
uiting vindt.
Oplossing van deze twijfel en klaar
heid in de vraag, waarin dan even
tueel het godsdienstig karakter van
een vereniging wèl zuiver tot uitdruk
king komt, is slechts te verkrijgen in
het licht van dc doelstelling der