Zonder slag of stoot valt ten offer
aan het massificatieproces
Nieuwbouw voor de Tilburg se Hogeschool
Plannen bij O.K.W. ingediend
Onder de arbeidersjeugd heerst een
grote geestelijke nood
MODERNE
N
Niet opgewassen tegen nieuwe
levenssituatie
beroepen
Export-manager
Arbeids-analyst
Sa les-promotion
Public relations
opfunctie
WOENSDAG 30 NOVEMBER 1955
SPECIALE BIJLAGE
N ONZE SAMENLEVING is er een grote groep
jonge mensen, die weinig in tel is. In hun uiter
lijke optreden zijn zij vaak ook weinig sympathiek,
Hun luidruchtig gedoe, hun ruw, onbehouwen
gedrag, het brutale, vroegrijpe air, dat zij over zich
hebben, is voor menigeen een bron van ergernis en
een voldoende reden zo weinig mogelijk te maken
te hebben met deze categorie van de jeugd, n.J.
de tienduizenden jongens en meisjes, die na de
lagere school onmiddellijk gaan werken in indus
trie of ambacht.
Wie alleen let op dit uiterlijke optreden en daarop
zijn afkeurend oordeel baseert, moet echter
niet menen iets te begrijpen van deze jonge men
sen. Want al dat uiterlijke lawaai, het ruwe, bru
tale en braniachtige gedoe is niets anders dan
camouflage, waarachter een gevoel van grote in
nerlijke onzekerheid en onmacht, een ernstig gemis
aan geborgenheid schuil gaat. En hoe kan dat ook
anders? Nauwelijks hebben zij het verplichte
aantal schooljaren achter de rug, of zij worden
zonder enige overgang en zonder verdere vorming
geplaatst in een geheel op volwassenen ingestelde
wereld, die hemelsbreed verschilt van het oude
gezins- en schoolmilieu. Een wereld van dreunende
machines, harde zakelijkheid en ver doorgevoerde
gespecialiseerde arbeid, een wereld, waarin het
mens-zijn veelal vervallen is tot een nummer-
bestaan, een massaal onoverzichtelijk complex, dat
op de jonge arbeid (st)ers de indruk maakt van een
grote onoverzienbare chaos, een technische en
organisatorische wildernis
Los-bandi g
Arbelcl noodzakelijk ktvaacl
G roeiende bezorgdheid
Verhoging van geestelijke
weerbaarheid eerste
vereiste
Geheel nieuwe aanpak
is nodig
Heel dit werk verkeert overigens
nog in een experimenteel stadium.
Liefst in bedrijfstijd
Contact met ouders
Taak van het bedrijfsleven
Invoering Juniorenstatus
Recht op onze belang
stelling en steun
Levensschool voor jonge arbeiders
rpEGENOVER DEZE hun geheel
I vreemde wereld moeten zij zonder
enige voorbereiding, terwijl zij
juist in de zo gevoelige en kwetsbare
periode der puberteit zijn. hun hou
ding bepalen. Is het wonder, dat zij
tegen hun nieuwe levenssituatie niet
opgewassen zijn? En dat zij niet veel
verder komen dan zo spoedig moge
lijk een schijnvolwassenheitl te ont
wikkelen. d.w.z. de uiterlijke gedra
gingen van hun volwassen bedrjjfsgc
noten over te nemen zonder een
daaraan beantwoordende innerlijke
rijping doorgemaakt te hebben? Dat
zij in deze situatie onmogelijk tot wer
kelijke volwassenheid uitgroeien, be
hoeft geen nader betoog. In vele pu
blicaties der laatste jaren is dit in het
licht gesteld. De geestehike bagage,
waarmee deze jonge mensen het
leven ingestuurd worden, is dermate
pover, dat zii in liet geheel niet in
staat zijn om de vloed van nieuwe
levenservaringen, die over hen heen
spoelt, zelfstandig te verwerken. Er
vindt slechts een zuiver uiterlijke aan
passing plaats. Innerlijk blijft deze
wereld hun vreemd en vijandig en te
midden van de massa volwassenen,
waarin zij dagelijks opgaan, voelen zij
zich ook als vreemden.
Ook het werk, dat zij te verrichten
krijgen, blijft hun vreemd, gaat ge
heel buiten hun innerlijke leven om.
De eentonige herhaal-arbeid biedt hun
geen enkele kans iets eigens in hun
werk te leggen. Dat hun verantwoor
delijkheidsbesef op een zeer laag pitje
staat te sudderen, is, hoezeer te be
treuren alleszins te begrijpen. Want
verantwoordelijkheidsbesef kan slechts
gedijen, waar de jeugdige arbeid(st)er
zich werkelijk verbonden gevoelt met
zijn werk en het bedrijf, waar hij dat
werk verricht.
En deze binding komt niet tot
stand, zoals wij zagen. Er is trouwens
bij deze jeugd van geen enkele bin
ding sprake. Zij is in de letterlijke zin
van het woord los-bandig.
Mede onder invloed van het nieu
we levensm-lieu ontgroeien deze
jonge menses, al spo&lig aan het
gezinsverband, waaruit zij voortko
men en dat hen veelal meer groot
gebracht dan opgevoed heeft. Zij
voelen zich nu zij zelf geld verdie
nen, zelfstandig en gaan voortaan
hun eigen gang zonder nieuwe vaste
bindingen aan te gaan. Er is ook
niets, dat hen hierop heeft voorbe
reid De staat- is voor hen in nog
sterker mate dan het bedrijf een
vreemde, vijandige macht, waar
mede zij meestal alleen in aanraking
komen via politie en militaire
dienst. Van een bewust burgerschap
is in deze situatie uiteraard mets te
bespeuren.
Evenmin van een bewuste binding
met dejeugd- en vakbeweging.
Voorzover er een religieuze binding
aanwezig was, toen zij de school
verlieten, verkwijnt deze «iel in de
nieuwe wereld, waarin zij binnen
treden en waarin niets herinnert
aan een hogere wereld dan de stol-
felijke.
Ook het verleden met zijn tradities
is voor hen een gesloten boek. Zij »aan
geheel in het ogenblik op. Pluk de dag,
is hun hele levensfilosofie. Wat vorige
fic•.u-toni ge
herhaalarbeid
arbeidersgeneraties met veel moeite
en strijd voor hen verworven hebben
aan sociale zekerheden, beschouwen
zij als een volkomen vanzelfsprekende
zaak, waar men zoveel mogelijk van
moet zien te profiteren. „In de ziekte
wet lopen", is een bezigheid, die door
hen niet zelden met grote vaardigheid
beoefend wordt.
Dc arbeid is in hun ogen een nood
zakelijk kwaad. Noodzakelijk voor het
levensonderhoud en om zich te kun
nen uitleven in de vrije tijd. In de
vrije tijd ligt het zwaartepunt van hun
leven. De besteding ervan geschiedt
echter even passief als het werk in
fabriek, atelier of werkplaats en
versnelt op haar beurt het proces van
geestelijke afstomping. Zij zijn een
willige prooi van de moderne amuse
mentsindustrie. Vooral in de biosco
pen zijn zij kind in huis. De film is
een uiterst belangrijk aspect van hun
leven, hun voomsuimste „geestelijk
voedsel". Hun geknotte levensdrift kan
zich in die droomfabrickcn onbelem-
merd uitleven.
Het beeld, dat wij in het boven
staande van de ongeschoolde arbei
dersjeugd geschetst hebben, ts natuur
lijk zeer schematisch. De werkelijk
heid is veel genuanceerder. Maar glo
baal genomen geeft het, lijkt ons. toch
wel de zeer bedenkelijke, tragische si
tuatie weer, waarin deze grote groep
jonge mensen verkeert. Zonder slag of
stoot vallen zij ten offer aan het mas
sificatieproces, het grote gevaar van
onze tijd. Het maakt onder hen de
snelste vorderingen. Wanneer zij, aldus
de grote leider der katholieke arbei
dersjeugd mgr dr Jos Cardijn, niet
onttrokken worden aan hun eenzaam
heid hun verlatenheid en hun on
macht, dan zullen zij de eindeloze rijen
versterken van de massa, die nooit
leerde denken, leerde oordelen, leerde
leven.
Gelukkig is dc bezorgdheid en de
belangstelling voor hun lot de laat
ste jaren sterk groeiende en zijn al
verschillende waardevolle initiatie
ven genomen om tegemoet te komen
aan hun grote geestelijke nood. Ook
onder de werkgevers is een groeiend
begrip voor deze nood, al zijn er nog
wel talrijke, die hiervan nog niet
voldoende doordrongen zijn en daar
om niet in genoegzame mate bereid
zijn hun medewerking te verlenen
aan dc verwezenlijking der juist
bedoelde initiatieven.
Des te verheugender is het deswege,
dat de Algemene Katholieke Werkge
versvereniging, die op 13 en 14 Sep
tember a.s. in Arnhem haar achtste
lustrum viert, besloten heeft als thema
van haar lustrum-congres te kiezen
het probleem van „de jeugd in onze
bedrijven", en wij twijfelen er niet aan,
of dit congres zal een belangrijke bij
drage leveren tot het kweken van een
helder besef voor de nood van de tien
duizenden jonge mensen, die na de la
gere school zonder enige overgang en
verdere vorming de harde wereld van
de volwassenen in moeten.
za§en. zijn de jonge
arbeid (st)ers tegen deze diep-
tofnvE!enu'\ milieu-verandering gees-
n - Scheel niet opgewassen.
Daarom is het een eerste vereiste
hun geestelijke weerbaarheid tegen de
mgunstige invloeden van het moderne
ieï ï!-seerte en gcmecha-
ïiseeifle bediijfsleven zoveel riiogèïijk
te veihogcn. door ze een voortgezette
en aan hun levenssituatie goed aange
paste levensvorming te verschaffen
Het meest wenselijke ware een ver
lenging der leerplicht tot 16 jaar De
puberteitsontwikkeling van deze groep
zal zich in het meer beschutte
schoolmilieu immers veel onge
stoorder kunnen voltrekken. De ver
wezenlijking van een dergelijke leer-
olichtver'lenging stuit echter op zo-
ianige moeilijkheden, dat op een in
voering ervan op korte termijn niet
gerekend mag worden
Voorlopig is slechts bereikbaar een
voort z-'-"tte vovmin? in de vorm van
partieel onderwijs, zoals in feite al
sinds enige tijd gegeven wordt door
de Mater Amabilis- en Zonnebloem-
scholen voor de meisjes en door de
z.g. levensscholen voor de jongens.
Naar uit de Tweede Onderwijsnota
blijkt, wordt thans op het departe
ment van Onderwijs. Kunsten en We
tenschappen gewerkt aan een wette
lijke regeling van dit onderwijs, dat
nu nog geheel op basis van vrijwillig
heid geschiedt, maar dat in de wette
lijke regeling verplicht gesteld zal
worden.
De geestelijke nood onder de vrou
welijke arbeidersjeugd heeft aan
vankelijk het sterkst de aandacht ge
trokken met gevolg, dat t.a.v. deze
jeugd het eerst de helpende hand is
uitgestoken in de vorm van het Ma
ter Amabilis- en Zonnebloemwerk.
Het Mater Amabiliswerk ontwik
kelt zich thans binnen het kader van
het Centraal Instituut ter verzorging
van de Mater Amabilisscholen te
Utrecht en omvat twee typen van
vormingsarbeid: n.l. de Jongeren
cursus der M.A.-school, bestemd
voor .werkende meisjes van 14-17
jaar, en de Mater Amabllisschool
voor meisjes van 17 jaar en ouder.
Het Zonnebloemwerk, richt zich
op de vorming van het niet-katho-
lieke arbeidende meisje. De lande
lijke centrale hiervan is het Natio
naal Centrum Vorming Bedrijfs-
jeugd. Beide vormingsinstituten
worden al enige jaren door de over
heid gesubsidieerd.
De laatste jaren krijgt men elders ook
meer en meer oog voor de grote vor-
mingsbèhoeften van de mannelijke ar
beidersjeugd. Wat het katholieke
volksdeel betreft, in vele plaatsen zijn
reeds katholieke levensscholen voor
jonge arbeiders in het leven geroepen.
Op 1 Juli 1955 was het totaal aantal
leerlingen al gestegen tot 1200 Om op
landelijk niveau de belangen van deze
vormingsinstituten voor de katholieke
mannelijke arbeidersjeugd behoorlijk
te kunnen behartigen is vorig jaar op
initiatief van 't Nationaal Verbond der
Kath. Arbeiders Jeugdbeweging een
„landelijke stichting Katholieke Le
vensscholen voor jonge arbeiders" op
gericht. waarvan afgevaardigden van
de A.K.W,, de K.A B„ de K.A.J het
R.K. Bureau voor Onderwijs cn Op
voeding en van de Kath. Nationale
Jongensjeugdzorg deel uitmaken.
Ook voor de niet-katholieke manne
lijke arbeidersjeugd zijn reeds enige
vormingsinstituten opgericht.
Het vereist een geheel nieuwe aan
pak. De oude „schoolse" methodiek en
didactiek is voor de arbeidersjeugd
volkomen ongeschikt. De vormings-
stof zal zo nauw mogelijk moeten aan
sluiten bgj de concrete levenssituatie,
waarin deze jonge mensen leven. Zij
zal hen moeten helpen deze situatie
zelfstandig te verwerken en in hun
leven te integreren. Tevens zal dit on
derwijs er op uit moeten zijn hun
zelfwerkzaamheid in de vrije tijd, die
thans meestal volkomen passief wordt
verbruikt, tc activeren.
Grote aandacht zal ook besteed
moeten worden aan hun sociale
cn culturele vorming en dat niet
via een schools systeem van vakken,
maar door uit te gaan van concrete
situaties. In deze richting wordt reeds
volop gewerkt en de resultaten hier
mede bereikt, zijn bemoedigend.
Om enige indruk te geven van de
aard van dit levensvormende onder
wijs laten wij hier de vormingsstof
volgen, welke op het programma van
de katholieke levensscholen voor jon
ge arbeiders staat en in vijf onderde
len uiteenvalt,
1. Principiële inleiding in de nieu
we levenssituatie, b.v. het arbeids
leven, het gezinsleven, de burgerge
meenschap. Als motto wordt hier
voor gekozen: „Dit moeten wij we
ten".
2. Vorming van het oordeel aan de
hand van actualiteiten, ontleend aan
kranten, tijdschriften, radio e.d. Mot
to: „Zelfstandig en nuchter oorde
len".
3. Practische handvaardigheid, ge
richt op het leren vervaardigen van
nuttige voorwerpen. Motto: „Een
duizendkunstenaar".
4. Culturele vorming, welke be
oogt het voorbereiden op eigen cri-
tisehe keuze en op zelfwerkzaam
heid in een actieve vrijetijdsbeste
ding Motto: „Kunnen kiezen".
5 Lichamelijke vorming. Motto:
„Gezond, fit en weerbaar zijn
Het meest wenselijke is, dat dit
partiële onderwijs in bedrijfstijd ge
geven kan worden met doorbetaling
van het loon. Dit is thans zonder de
medewerking der werkgevers niet mo
gelijk. Verscheidene werkgevers zijn
hiertoe reeds bereid. In Eindhoven b.v,
wordt door de N.V. Philips van Octo
ber van het vorige jaar af aan een
100-tal jongens van 14—17 jaar acht
uur per week vrijaf gegeven met be
houd van loon voor het ontvangen
van deze levensvorming. Maar vele
werkgevers kunnen hiertoe nog niet
komen, zodat tot dusverre slechts on
geveer 800 jongens en circa 1400 meis
jes in bedrijfstijd dit partiële onder
wijs kunnen volgen. Voorzover het
niet in bedrijfstijd gegeven kan wor
den, vindt het thans in de avonduren
plaats. De ervaring leert echter, dat
de meest bedreigde arbeidersjeugd
door het cursuswerk in de avonduren
niet bereikt wordt.
De ervaring leert ook, dat dit vor
mingswerk niet het gewenste effect
sorteert als er geen goede wisselwer
king is met het gezinsmilieu waaruit
deze jeugd voortkomt. Daarom wordt
via huisbezoek en ouder-avonden ge
regeld contact onderhouden met de
ouders. Op de Katholieke levensscho
len voor jonge arbeiders wordt ook
enkele malen per jaar door de leiding
het program van de school besproken
met de ouders om ben zo op de hoog
te te brengen van de stof, die behan
deld Wordt.
Over dit voorspoedig uitgroeien
de werk zou nog heel wat meer te
zeggen zijn, maar we moeten het
hierbij laten.
Ook na de verlenging der leer
plicht als boven bedoeld, zal aan par
tieel e-iderwijs dan nor de leeftijds
klassen van 16 tot 18 jaar behoefte
blijven bestaan. Hierdoor wordt im-
Achter het masker van onverschilligheid en brutaliteit schuilt
grote geestelijke nood
mers voor de jonge mens een geleide
lijke overgang naar de maatschappij
mogelijk gemaakt, hetgeen, naar thans
meer en meer wordt ingezien, van
groot belang is voor een evenwichtige
persoonlijkheidsuilgroei. Ook in de
Tweede Onderwijsnota komt dit tot
uiting.
De levensvorming als boven om
schreven behoort niet tot de taak van
het bedrijfsleven. Het is niet overbodig
dit vast te stellen, want er zijn in ons
land grote bedrijven, die menen, dat
hier wel een taak voor hen is wegge
legd, Deze levensvorming dient even
wel uit te gaan van vormingsinsti
tuten op levenbeschouwelijke grond
slag. Het bedrijfsleven kan echter zelf
ook veel ten goede doen voor de arbei
dersjeugd. Voorzover dit mogelijk is,
zal het ernaar moeten streven de een
tonige herhaalarbeid voor de jeugdige
werknemers te vermijden. Verder zal
door kadervorming bij het leidingge
vende personeel, dat jeugdigen onder
zich heeft, meer begrip aangekweekt
moeten wordenvoor de bijzondere
positie en behoeften van de jeugdige
werknemers in het geheel op volwas
senen ingesteld bedrijf. Hier en daar
gebeurt reeds iets in deze richting, dat
verdere uitbouw verdient. Van groot
belang is ook een goede introductie
van de jeugdige werknemer in de zo
geheel nieuwe wereld, welke hij bin
nentreedt. Zoals wij zagen, maakt het
bedrijf op de jonge arbeiders(sters)
thans veelal de indruk van een vol
komen onoverzichtelijk complex, een
technische en organisatorische wilder
nis. zodat zij geen enkel begrip krijgen
van het grote geheel, waarvan hun
arbeid deel gaat uitmaken. Dit geldt
trouwens evenzeer voor volwassen
arbeiders en daarom is een goede
introductie voor alle indiensttredende
arbeiders van grote betekenis. Dit
wordt ook meer en meer begrepen.
Een voorbeeld van goede intro
ductie biedt o.a. de D.A.F. te Eind
hoven De eerste morgen van de
indiensttreding wordt hier geheel
besteed aan algemene voorlichting
en een rondgang door het bedrijf.
Hierna worden de nieuwelingen de
eerstvolgende vier dagen één uur
voor het einde van de werktijd
bijeengebracht voor een groeps
discussie over verschillende onder
werpen, zoals de geschiedenis van
het bedrijf, de voornaamste D.A.F.-
pioducien. de organisatie en inrich
ting van de fabriek en de sociale
voorzieningen. De introductie-bij
eenkomsten staan telkens onder
leiding van een andere functionaris
van de afdeling Sociale Zaken. De
laatste avond, welke geleid wordt
door het hoofd van Sociale Zaken,
is geheel gewijd aan de bespreking
der moeilijkheden en problemen, die
men in de afgelopen week ontmoet
heeft. Op het einde van^Je proeftijd
vindt dan tenslotte als logisch sluit
stuk van de introductie de uitrei
king van de vaste bedrijfspassen
plaats, nadat eerst nog een groeps
discussie is gehouden over de opge
dane ervaringen. Doelbewust wordt
er zo naar gestreefd een band te
scheppen met het bedrijf als ook
met al degenen, die tegelijkertijd in
dienst getreden zijn.
Tenslotte en hier betreden wij
het terrein van de wetgever zou
ook zeer wenselijk zijn. wat op het
Sociaal-Economisch Jeugdcongres der
K.A.J. in Maart van dit jaar te Eind
hoven is bepleit: n.l. een wettelijke
regeling van de z.g. Juniorenstatus.
waarin rechten en plichten der jonge
re arbeiders, voorzover differentiatie
t.a.v. ouderen noodzakelijk is, afzon
derlijk worden geregeld. Te denken
valt hierbij o.a. aan een wettelijke va-
cantieregeling voor jeugdige arbeid-
(st)ers, welke een geleidelijke over
gang van de langdurige schoolvacan-
tie naar de vacantie der volwassenen
mogelijk maakt, b.v. van 4 weken op
15 jaar naar 2 weken op 23 jaar; een
wettelijk verbod voor Zondag- en
nachtarbeid voor jeugdigen tot en met
21 jaar en voor ploegenarbeid tot en
met 19 jaar; en een wettelijke rege
ling, welke gedurende twee jaar we
kelijks een aantal uren partieel on
derwijs voor alle jeugdige arbeid-
(st)ers na het einde van de leerplicht
mogelijk maakt.
Wij zijn dit artikel begonnen met
vast te stellen dat het uiterlijke op
treden van de arbeidersjeugd voor
menigeen een bron van ergernis is.
Wanneer men hier echter niet bjj stil
blijft staan, maar doordringt achter
het masker van onverschilligheid en
brutaliteit, dat zij naar de wereld ge
keerd houdt, bespeurt men, naar wij
hebben gezien, een grote geestelijke
nood. welk rechtstreeks voortvióeit
uit haar bijzonder moeilijke levenssi
tuatie. Een situatie, waarin zij niet de
kans krijgt om tot waarachtige vol
wassenheid uit te groeien Hierdoor
wordt haar een groot onrecht aange
daan. Want het is een persoonlijk
heidsrecht van ieder mens. dat hem
de kans gegeven wordt tot werkelijke
volwassenheid te komen. Daarom heeft
deze jeugd recht op onze volle be
langstelling en steun en op een be-
leid, dat er met alle kracht naar
streeft de ernstige obstakels weg fe
nemen, welke haar uitgroei tot vol
wassenheid versperren.
Al heeft zjj, opgegroeid als zij is in een
liefdeloze, kille wereld, bitter weinig
gemeenschapsbesef, zij heeft wel een
intense behoefte aan persoonlijke be
nadering, persoonlijk contact cn op
rechte gcwoon-menselijke belangstel
ling. Langs deze weg is deze „onbe
reikbare" jeugd nog te bereiken en
uit het maatschappelijk isolement,
alleen zo kunnen wjj haar verlossen
waarin zij door een tragisch samen
spel van krachten is geraakt.
S. W. C.
De plattegrond geeft hel deel ran de Tilburgse ucbi'eulo.gs plan, waarin de gebouwen van de Economische Hogeschool
(geheel links) en de allee met aan cultuur en wetenschap gewijde bouwwerken, zijn opgenomen. De schets stelt een
mjgevel van de nieuwe Hogeschool voor.
AAR ONS WORDT BERICHT,
zijn onlangs bij de minister van On
derwijs, Kunsten en Wetenschappen
de plannen ingediend voor de nieuw
bouw van de R.K. Economische Ho
geschool in Tilburg. Aan de Oostelijke
zijde van de stad, waar zich hu nog
door Canadese populieren gemarkeer
de weilanden uitstrekken, wil men als
sluitstuk van een brede allee, die
evenwijdig aan de spoorbaan op de
van gemeentewege geplande door
braak aansluit, een rond een binnen
hof gesloten complex optrekken, dat
zijn bekroning vindt in een door een
koepel afgesloten aula.
Ter weerszijden van de binnenhof
bevindpn zich de college-zalen en ad
ministratieruimten, terwijl de ach
tervleugel in beslag wordt genomen
door boekerij, aula en representatieve
ruimten voor het curatorium der
Hogeschool.
De voorkant zal een gaanderij be
vatten, die ter linkerzijde voor de stu
denten en rechts voor de hoogleraren
bestemd is. De brede allee, die op de
monumentale toegang uitloopt zal ter
rechterzijde geflankeerd worden door
gebouwen., gewijd aan kunst en cul
tuur. Op dezé manier zal stedebouw
kundig een niéuw hoogtepunt worden
geschapen voor het vrij willekeurig
uit" In dorpen-agglomeratie gegroeide
Tilburg, De vereiste maatregelen om
de Economische Hogeschool aan de
nodige gronden te helpen zijn uiter
aard nog niet alle getroffen. Maar ge
zien het belang dat voor deze Bra
bantse Industriestad in de ontplooiing
van een monumentale wijk van cul
turele aard gelegen is, zo vernemen
wij uit Tilburg, zal zeker al het mo
gelijke worden gedaan om .de uitvoe
ring van dit plan te bevorderen.
ICohtrcle-j