zizïszr «r
mensen
VERNIEUWEN!
*an
Maar wat en hoer5
g
WAT IS GELOVEN?
HONDEPRAAT
in een nieuw jaar
In het weekend ben ik een ander
ZATERDAG 7 JANUARI 1956
PAGINA 7
Er vallen weer 52 week-ends
door te brengen in 1956
JI e vervelen ons
N -
v a
De verloofden
De werkers van het
vrije uur
OP ZOEK NAAR OORZAKEN
FORMALISME DOORBREKEN
HET MILIEU
Luchtige notities
werkkW RUSTDAG ll0°* geen
O ed)ng> maar rustkleding.
zato 'f°eie S°ed" voor zondag en
^dagavond. We weten niet
er van waar is van de ver-
"derstelling dat men zondagse
bii T* aam,rekt voot 9. L. Heel
wel daftCr ?ke Saan? we weten
dP v er volk genoeg niet naar
te ziin i om een ander
drenteltC een°eie de gl'°te 8Ud
Wt van de rond in de
drukke punten OScooP of °P
hemclshlauwa" Cen bo!,levarf3
vrome hePi i n to(dl n°k
gele sokken Spiaak) met kanarie-
nen. 11 geelokeren schoe-
de hoogte^^^K zijn ze goed op
beslist Vepi et de mode. Ze kijken
™et onaardig f1???5 en ze kopen
dat zuiniShp'ria J? b vele "talen
een zuinighefri keuze bepaalt,
zeer voortvi ?yerigens, die niet zo
fPaarzin ml °6lt ,Ult vaderlandse
len noodzakelijk meeste gevaL
bromfiets X p 15vanwege de
met de eigenaar mee S opgeP°etst
Jsenaar mee mag.
epgesteld???6 d'e karretjes keurig
van het clubi?d?f?be;et;'e terzi.ide
te gekscheren f staat te staan en
vermaakt De °n m bioscoop zich
stadsfeueri j0111 mertjes van de
l°nge'juffrou Je e bondjes van de
de society. Paarden van
we.n .d°maar zf j? Dan werken
ander een nTo, g ziin we een
kan zien we?? mens' Niemand
voeren. Nu 7pne 0J de week uit
een dat geldt en of beter
schoten jeugd) X dle °P«e-
deren die we' nn« - we de kin-
Poetste hanen die Le^dn?? °Pge"
de ren stappen, indruk tS T
maken op de hennpti„ "achten te
bg(?) komen nf n a dle toeval-
een film gemist hehh? vn,endies die
dersonrtiff k hebben of een min-
ziin verm bJornmertje hebben. We
een schetterend^'? ve,rtonen met
en verholen jaloei??? -kltedmgstuk
aanstaat d °nS
ken aan onze sigarttte^ ?e^k-
ere. Vandaag zijn we eon ander
Morgen maandag is alles afgetopt
dan zijn we gewoon jonge mensen
die de kost proberen te verdienen.
SOMS IS HET WEEKEND een op
gave om door te komen. Er zijn
mensen die zich dan vervelen.
Vervelen is een vervelend ding. Af
gezien van het duiyels oorkussen
dat de volksmond er van gemaakt
heeft is het in de ogen van levens
kunstenaars een bewijs van een
pover geestelijk bezit, in ieder ge
val geen bewijs van de kwaliteiten
van het slachtoffer. Slachtoffer, dat
is een goed woord. Want doe er
maar wat aan. De hele week draait
de molen en wij draaien mee en
ineens staat hij stil en vliegen wij
eruit voor anderhalve dag. Het
-chema klopt niet meer, de klok
gaat trager en we vervelen ons-
st a?rdags gaat het nog. Op de
i Js bet druk en er valt nog
U bent nu bezig aan het eerste
weekend in 1956. Dat is ook wel
iets om bij stil te staan, want er
zullen er nog vele worden door
gebracht. En waarmee en hoe?
Och uw agenda staat nog niet
vol. Hij is nog onwaarschijnlijk
leeg. Hij kan nog wel verloren
worden, maar over een poosje is
hij belangrijker dan de eigenaar.
Hij is uw tweede ik, bij de gratie
waarvan ge leeft en werkt.
We willen alleen maar zeggen
dat de weken weer druk gaan
draaien als een molen, als een
muizenmallemolen waarvan wij
de muizen zijn die het geval hoe
langer hoe sneller in het rond
laten lopen.
Alleen in het weekend staan
we stil en stappen we uit. En
wat doen we dan? Laten we met
een stuk of wat notities als uit
gangspunt er even over naden
ken.
in, tot iemand zegt „zou Jan
"NT nu .Tan r,^.. j:
zijn
straat - i gaat het n°É
wat to iS druk en er vatt
de 7n kopen dat wel nodig is .Maar
dicht h ®81. De mensenwereld zit
in hun ymkeliers zitten te zitten
vervol- ?en hoven de winkel. Ze
stieXV1?1 °°k of houden zich
bopkh j° Pmt de zaak bezig. Ze
ZaVo ouden aan de huishoudtafel.
onpnn Wa.ar ™at te eten valt zijn
hripu ?n theaters ook en op de
netip !00P'. -de bele dag een man-
tenaiit6 scmlderen voor de sigaret
je ^i0°maat "guldens wisselen".
ZonrjL3?1™ in zi-in beletage die
kijken udt' kan zo op zijn pet
dioknnn°ldtJgel?zen cn aan de ra~
gedut p-gedraaid en in de middag
Niemand heeft ergens zin
ïemauu iegi „zou jan thuis
„Nou, Jan.... zou die niet
naar zijn moeder zijn, met de kin
deren?" „Maar Piet is toch zeker
thuis!"
Later wordt met uitgestoken
hand Piet begroet: „kom we dach
ten zo, het is behoorlijk weer laten
we eens gaan kijken hoe Piet het
maakt". „Leuk, leuk, heel leuk,
kom d'r in".
Enkele uren zijn we geborgen
tegen de verveling. Maar stel je
voor dat Piet niet thuis was ge
weest?
We gaan near het
voetballen
ZONDAG: SPOHTDAG. De
Maandagse krant is er vol van
en een onbekende in Jerusalem
zou concluderen dat heel Nederland
aan body- of brain-building doet op
de dag des Heren. Van het schaak
bord tot het voetbalveld: spor
ters en supporters van de laat
ste het meest en dat doet wel
iets af aan de indruk uit die
krant, want op de tribunes doe
Je toch niet veel meer dan chocola
eten en een beetje roken, meestal
au 6en vrij ongemakkelijke zit met
h onaangename stoornissen van
vf1, Nederlands klimaat. En ver-
aei-- Anderhalf uur leven van de
emoties, die niet weinig worden
versterkt door de kennis van zaken
waarmede de ene manipulatie
wordt af- en de andere goedge
keurd en ook door de ervaring op
gelost te zijn in de menigte die met
Jou meejuicht en jammert.
Zo slaat de sport een middag
stuk. Sporten die een vroege mor
gen stuk slaan zijn er niet veel.
De beoefenaren daarvan hebben
net zwaarder dan de pieren in de
voetbalpierenbak.
Zaterdag wordt voor het slapen
gaan de huiskamer volgezet en vol
gehangen. De kleine jongen mag
mee- Hij bestudeert het zorgvuldig
inpakken van de spullen en helpt
mee waar hij kan. Het „voertje"
maken is nauwkeuriger werk dan
het bereiden van de cocktail. Zijn
petje, zijn trui, zijn wanten, zijn
twee paar kousen, zijn dubbele
hemd, zijn dikke das en al de extra
dingen die zijn moeder voor hem
opzocht liggen klaar naast zijn
vader's zware jekker en laarzen.
Zondagmorgen vroeg vissen. Hij
droomt ervan.
Die zondag kan het eigenlijk
niets schelen waarmee ze thuis
komen.
De zondagmorgen is opgegaan met
ss
i-.ir
n
Tv;-
VERNIEUWEN! Maar wat en hoe
Ruim een maand geleden maak
ten wij het voornemen bekend
om ook van onze kant een poging
te wagen om af en toe een bij
drage te geven tot het verhelde
ren van de situatie, waarin we
momenteel verkeren.
Daar deze pagina maar eens in
de week verschijnt is het moei
lijk om de gedachtengang van de
achtereenvolgende artikelen en
vooral hun onderling verband te
blijven overzien. Daarom dach
ten we er goed aan te doen hier
nog eens een korte samenvatting
te geven, een kort overzicht van
het tot nu toe besprokene.
voor deze keer (voor' een kerks
visser) de late mis in de dorpskerk
er achteraan.
Thuis is er voor de rest van de
zondag geen vrezen. Voor de kleine
jongen niet en voor vader niet. De
warmte en de weinige nachtrust
doen hun werk. De rest van de zon
dag wordt opgeslapen of opgesoesd.
De weekendcultus van verloofden
is een kous apart. Ge zult ze de kost
moeten geven die het zo doen
Zaterdagmiddag (een eindje in
de namiddag. want er moei
eerst opgeknapt worden (al of niet
in het bad) komt hij haar halen
om te gaan niksen in de stad. Een
beetje fantaseren en een beetje
oriënteren omtrent de prijzen voor
de etalages. Want eenmaal komt
de grote dag. Zaterdagavond hij
haar thuis omdat dat de beurt
en Zondag koffiedrinken bij ha
omdat dat ook de beurt is, en dan
eten om de zondagavond bij hein
omdat dat dan natuurlijk daar dc
beurt is. In de middag even de
deur uit.
En wat doen we allemaal? Zitten
te zitten, naast elkaar, een beetje
handje-parler d'amouren, een beet
je onbenullige dingen zeggen, mis
schien een beetje plaatjes kijken of
foto s of een beetje kibbelen met de
andere huisgenoten en met het
voorwerp van de liefde. Als we
zulke taferelen bepeinzen moeten we
een beetje lachen om al dat schoons
over ontluikende liefde; verlovings
tijd is een voorbereidingstijd, enz.
O, zarte Sehnsucht, süszes Hoffen'
Der ersten Liebe gol'dne Zeit!
Das Auge sieht den Himmel off en
es gchwelgt das Herz im Seligkeit;
O, dasz sie ewig grünen bliebe
die schone Zeit der jungen Liebe!
Voor deze bezigheid komen de ge
liefden niet veel verder dan de bank
bij haar of bij hem thuis:
Das schönste sucht er auf den
Fluren
Womit er seine Liebe schmückt.
Als we het wel hebben is de bur
gerlijke Schiller waarachtig voor
veel geliefden nog een hele idealist
PIET, JE MOET er toch eens naar
kijken, mijn aardappelschilbak
is kapot en het slot van die ene
kast in de achterkamer doet het
soms niet".
De traditionele omschrijving van „geloven" luidt: het is een aannemen
op gezag van God van die waarheden, die we natuurlijkerwijze niet kennen
of begrijpen kunnen. God onthult ons die waarheden en staat er borg
voor. Het gevaar van deze omschrijving is, dat wij het geloven gaan zien
als louter een verstandszaak en dat het geloven gaat bestaan in ecu
onpersoonlijk aannemen van enkele waarheden, zonder dat zij iets met
liet leven te maken schijnen te hebben. Geloven kan zo gemakkelijk
ontaarden in een: „we geloven het wel", 't Is daarom goed de gangbare
omschrijving wat, uit te diepen.
Daarmee kan men zich in het
weekend ook bezig houden.
Ditmaal (dat zegt hij altijd) komt
het hem niet zo goed uit, want hij
had gedacht het houten vloertjp
van de veranda te gaan veranderen
en dan meteen de twee bloembakken
te verlengen en een streek verf te
geven.
Er zijn mensen die een heel stuk
weekend „verwerken". Pas om een
uur of tien zaterdagavond zien ze
de krant, want dan pas is het werk
gedaan (dat niet afkwam), dan zijn
ze pas uitgebreid in bad geweest en
hebben van iedereen in huis de zon
dagse en weekse schoenen voor de
maandag gepoetst.
We geloven dat onder die catego
rie ook de postzegelaars vallen en
de kruiswoordraadselaars. Maar dat
is meer arbeid voor de zondag.
Een stuk onsympathieker zijn de
motorjannen die de stilte van het
weekend op de stoep of in de tuin
verstoren door hun gestart aan een
defecte motor. Als het geraas ver
stomt betekent dat dat ze er weer
onder gaan liggen, „dat vind ik fijn,
dat sleutelen" hebben we eens
iemand horen zeggen. Sleutelen
heet dat dus, een mooi woord.
Een hekel aan alle geraas hebben
de mannen en vrouwen die boeken
en tijdschriften in gaan halen.
We kennen zulke mannen. Ze
laten zich al rond het koffieuur in
een fauteuil zakken, met een lichtje
er boven, om hen heen op de grond
ligt het leesvoedsel. Tegen twee uur
geeft de stand van het hoofd aan dat
er onmogelijk gelezen kan worden.
Na een uur is dat weer over. Als ze
om een of andere reden op moeten
houden, gaat er maar een klein deel
van het bedrukte papier de papier
mand in. De rest wordt bewaard tot
het volgend weekend: „jammer ik
ben er weer niet aan toe gekomen
OVERZIEN WE de oogst van noti
ties. De enige conclusie die heel
duidelijk is, is dat we zo lekker
uit het schema van de week vallen,
op een heel ander tempo draaien,
tussenbeide zelfs stilstaan, allemaal
andere dingen doen, andere mensen
zijn.
Het is alleen spijtig dat we goed
deels niet in.de vrijheid belanden.,
maar in een ander schema, dat van
het weekend.
En ook is het tragisch dat die
weekend-besteding vaak zoveel le
venskunst mist. 't Is maar een ma
gere bedoening soms.
Daarom een klein jeremiadetje
toe over het dolce far niente, het
zalig nietsdoen. Wie verstaat er de
kunst nog van het flaneren? Op
zaterdagmiddag boulevarderen door
de stad met het beste pakje aan en
elegant je meisje aan de rechterzij?
Met voorzichtige pas waaruit noch
ha.ast noch luiheid spreekt, de ogen
dwalend en vol interesse rustend op
alle kleine dingen en gebeurlijkhe
den waar we anders geen tijd voor
hebben?
Luisterend naar de klokken die
een uur op de toren slaan, kijkend
naar de verkeersagent, naar de
hondjes en de schoentjes van de
dames, naar de spelende kinderen
vooral?
En wie kan er nog op zijn zon
dags eten? Zonder haast, met wel
behagen mes en vork hanterend en
uitgebreid werkend met een ser
vet? Wie koopt er voor het week
end en voor dat zondagsmaal een
heel nederige fles wijn (dat kan
heel goed tegenwoordig)? Daar kun
je een uur mee spelen, bij elkaar op
geteld chambreren, de glazen voor
de dag halen en poetsen, inschen
ken, proeven en drinken en dan op
een passende manier met de huis
genoten vinden dat het lekker is.
Wie kan er bedaard lezen en dut
ten op een gecultiveerde manier?
Wie kan cr nog converseren en heel
stil luisteren naar een met zorg ge
kozen radioprogramma?
Ja, en het venijn zit in de staart,
wie kan er nog de krant lezen?
Welnu, lees er dan op deze pa
gina in, zo tussen al die regels door,
dat het een stukje levenskunst is
de rustperioden die weekenden zijn,
door te brengen op een goede ma
nier.
Met een beetje begrip ervoor
zijn weekenden mooie uren om een
eigen echt leven te leiden.
Er komen er nog 51 van het jaar.
F. B.
Geloven veronderstelt twee dingen:
op de eerste plaats geloven aan enke
le waarheden, b.v. dat Christus ons
verlost heeft, dat Hij de Zoon van God
is en ons gelukkig wil maken. Maar
op de tweede plaats veronderstelt het
geloof ook dat wij in Christus, in God
geloven. En van dit laatste zullen we
moeten uitgaan. We kunnen immers
niet geloven aan waarheden, wanneer
we niet in Christus geloven. Maar zó
wordt het ook weer te onpersoonlijk
uitgedrukt. Ik geloof niet in een neu
traal iemand, maar: in een ander, in
een Gij, dat bent U, Christus, Die mij
de waarheid hebt gegeven en er Zelf-
borg voor staat. Zo gezien is mijn ge
loof een persoonlijke, bewuste en roe
keloze overgave. Ons verstand neemt
de inhoud van het geloof aan, maar
het is de werkelijke daad van de wil
waardoor wij ons overgeven. In onze
geloofsovergave zijn vanzelfsprekend
besloten een even spontaan en roeke
loos vertrouwen en een waarachtig
liefhebben. Waaruit dan weer volgt,
dat ik deze overgave in mijn leven
waar moet maken door zó te leven
dis deze overgave van mij veronder
stelt. Vervolgens moeten we hierbij
bedenken, dat ook de inhoud van het
geloof nooit iets mag zijn dat we lou
ter van buiten leren en als een onper
soonlijke wetenschap met ons dragen:
ik ben persoonlijk betrokken bij alle
heilsfeiten van Christus; mijn geluk
staat er voortdurend bij op het spel.
Zo wordt mijn geloof een overgave
aan Christus' bezorgdheid om mij.
Van dit zo juist geschetste geloof
zal de „gelovige" zijn hele leven, elke
dag van de morgen tot de avond en
in alle omstandigheden, moeten trach
ten te getuigen en hij is er allerminst
mee klaar wanneer hij in de puur
juridische zin aan de Zondagsplicht
voldoet. Nu lijkt het er op, dat we
daar momenteel wel bijzonder ver
vandaan staan.
MERKWAARDIGE VISIE....'-
In de Linie van 31 december staat
een merkwaardige brief van een pas
toor gepubliceerd. De schrijver begint
met te constateren, dat de geloofsaf
val catastrofale vormen heeft aange
nomen. „En nu wil de wetenschaps
mens, die doorgedrongen is tot in de
kern van het atoom, ook doordringen
tot in de kern van dit probleem en
de grondoorzaak van deze massale af
val wetenschappelijk verklaren"
„Honderden aanleidingen worden op
gesomd: dan zijn 't de gemengde hu
welijken, dan weer de woningen, die
te klein zijn voor 'n normaal gezin, dan
het gebrek aan begrip voor de ere
dienst, dan de film en de dancing, dan
het boek en de pornografie weer de
schuldigen". „Toen ging men dè oor
zaak zoeken bij de Kerk" „Van de
Kerk naar ons, parochiegeestelijken,
de dienstdoende geestelijkheid, was
slechts een kleine stap en welk
vruchtbaar terrein werd ineens be
reikt. Nu gingen wij voor de bijl, ge
nadeloos". Dan vraagt schr. zien
af: „Langs welke weg moeten we dan
de diepste oorzaak van de massale ge
loofsafval benaderen?". Hij geeft een
antwoord, nu hij meende niet langer
te mogen wachten. Hij citeert de en
cycliek over het Mystieke Lichaam
van Christus: „Het ligt n.l. in ons
voornemen (eerste bladzijde, tweede
alinea van genoemde encycliek) te
spreken over de rijkdommen, die lig
gen in de schoot der Kerk, die Christus
verworven heeft door Zijn Bloed en
wier ledematen zich beroemen op een
Hoofd, dat met doornen gekroond is,
wel een sprekend getuigenis dat juist
het meer glorievolle en uitnemende
slechts uit smarten wordt geboren".
„Wat zegt de Paus dus?", gaat schr.
voort.. „Christus (en dat is de Kerk)
wordt vandaag opnieuw gekruisigd.
Wij weten ook uit de Openbaring
met onfeilbare zekerheid, dat alle ver
schijnselen van Zijn lijden en dood
zich op het einde van de wereld bijna
letterlijk zullen herhalen. Ik vraag
mij nu af, of soms het leven van
Christus hier op deze wereld in Zijn
Mystiek Lichaam (van 331955) pa
rallel loopt met het leven van Christus
op deze aarde in het vlees (van 133).
En ik durf op deze vraag bevestigend
te antwoorden.
Na het Bethlehem van de catacom-
bentijd, na de Herodesvervolgingen
van de Romeinse keizers, na het open
bare leven van de Middeleeuwen,
de Jeruzalemweken van het rationa
lisme hebben de laatste eeuw én libe
ralisme én socialisme én communisme
én heidens humanisme slechts één
doel nagestreefd: Hem te doden, de
Christus Mysticus".
Tot zover de schrijver in de Linie
We zouden hierbij graag een paar
notities maken.
Schr. zegt, dat de oorzaak van de
geloofsafval alleen kan worden ver
klaard „door een verstand, voorge
licht door het geloof". Maar hij wil
ons toch niet zo ver hebben, dat we
in zijn visie geloven? Schr. is er van
overtuigd, dat we aan de laatste phase
van de parallel toe zijn. In de Hande
lingen 1, 67 lezen we: „Dc aanwezi
gen vroegen Ilcm dan: Heer zult Gij
in deze tvid het koninkrijk voor Israël
herstellen? Hjj zei hun: U KOMT
HF.T NIET TOE. TIJDEN OF DAC/EN
TE KENNEN. DIE DE VADER DOOR
EIGEN MACHT HEEFT VASTGE
STELD". Dit woord hebben we te ge
loven. Het lijkt ons dan ook eerder
zó. dat in ELKE TIJD, in ELKE
PHASE van de geschiedenis na
Christus, zich Zijn Mysteries herha
len, beter voltrekken in het Lichaam
van Christus, de Kerk. Z(jn dood heeft
zich dus evenzeer voltrokken aan de
christenen van de catacombentjjd als
aan de CHRISTENEN van nu. (DE
PASTOOR WIL NATUURLIJK NIET
DE GEESTELIJKE STAND VEREEN
ZELVIGEN MET DE KERK). Waar hij
spreekt over het mysterie van de on
gerechtigheid l(jkt het goed dit myste
rie in volle breedte en diepte MYSTE
RIE te laten en als zodanig te accep
teren. Wanneer wij priesters en
leken doen wat wij kunnen, dan
mogen we het „mysterium iniquitatis"
als „Gods probleem" aan Hem overla
ten. Maar dat: doen wat we kunnen,
houdt heel veel in. O.a. dat we nederig
en met bekommernis zoeken naar oor
zaken, want eerst bij een juiste diag
nose kunnen de gepaste geneesmidde
len toegediend worden.
In 1945 sprak de H. Vader tot de
vastenpredikers van Rome. Het ging
over het misverzuim. Men wijt dat
aan de liturgie, zo zei de Paus, en
men meent, dat men door deze te her
vormen, de kwaal kan genezen. Maar
de oorzaak ligt veel dieper. De hele
bovennatuurlijke wereld is hun
vreemd geworden en zegt hun niets
meer; de geestelijke organen zelf
waarmede dergelijke hoge en heilza
me waarheden worden opgenomen,
zijn afgestorven en verschrompeld. Zo
diep moet men teruggaan om genezing
te brengen.
Dr. L. Buys tekent hierbij aan (Ned.
Kath. St. '46, pag. 16): „Van de gods
dienstige traagheid onder een deel van
ons katholieke volk zal men verhou
dingsgewijs hetzelfde moeten zeggen.
Ze zijn te weinig kerks, omdat ze wei
nig godsdienstig zijn en naast de ware
God ook „vreemde goden voor hun
ogen hebben". Met meer actieve deel
name en dergelijke hoe voortreffe
lijk die dingen in zich ook mogen zijn
is dat niet te genezen. De fout ligt
dus niet in hoofdzaak in de Kerk: ze
ligt in het geweten, waar het geloof
verzwakt is, de Godvrezendheid is ge
weken en de trouw aan Gods gebod
verbroken".
Vanwaar dan die verzwakking van
het geloof?
Wanneer we naar het uiterlijk zien
dan constateren we, dat er door de
katholieken ontzaglijk veel is be
reikt. We denken o.a. aan het organi
satieleven, aan de pers, de radio, de
scholen. Niemand kan het grote be
lang van dit alles in twijfel trekken.
Maar viel er tegelijk met deze voor
<een groot deel uiterlijke opbouw en
expansie een even sterke ontwikkeling
naar innerlijke groei waar te nemen?
Of moesten we bekennen, dat de in
nerlijke geloofsbeleving sterk is ach
tergebleven?
Wanneer we geconstateerd hebben,
dat het geloof een „overgave aan
Christus" is, dan moet ook dit weer
geen formule worden. We moeten ons
voortdurend buigen over de woorden
die God ons zegt en trachten de zin
ervan te begrijpen. Daarbij dienen we
ons er goed bewust van te zijn, dat
het om feiten, om werkelijkheden gaat.
Het gaat om een, déze levende mens,
Christus, de Zoon van de levende God.
Dan pas kunnen we gaan spreken van
een echte omgang met Christus. Dan
pas kunnen we onze gemeenschap met
Hem gaan uitdrukken in woorden. Ons
gebed wordt dan een spreken niet tot
een „Hij", maar tot een „Gij". Dan pas
zal Hij een alles overheersende plaats
in ons leven innemen. Zo kan ontstaan
een „leven uit het geloof". En dit is
een werkelijke vernieuwing van waar
uit alle activiteiten eerst zinvol kun
nen worden.
Als het waar is, dat de grote fout
van de christenen in onze dagen be
staat in een gebrek aan persoonlijk
geloven in Christus, en dat het christe
lijk leven is blijven hangen in het
uiterlijke, in de routine, het formalis
me en de sleur dan moet hier de
prediking in haar meest elementaire eu
fundamentele vorm weer aangewend
worden. De nadruk ligt dan op de eis
mt volledige overgave. Aan deze pre
diking is het heil verbonden. Maar ook
en dit is juist de crisis de schei
ding der geesten. In de prediking stelt
Christus Zichzelf ter beschikking- Dit
is dan een werkelijke en existentiële
ontmoeting. Maar wil deze ontmoeting
zo ervaren worden, dan moet er een
gunstige bodem zijn, nl. die van een
bereid hart. Daar moet zijn: het ver
mogen om lief te hebben. Nu is iedere
menselijke liefde gedoemd teleurge
steld te worden, omdat niemand het
menselijk hart volmaakt kan bevredi
gen: tenzij Christus. Maar wil de
mens zich aan Christus kunnen over
geven, dan moet hij eerst tot een ze
kere geestelijke volwassenheid ko
men. Dan is er tenslote de taak van
de prediking van de ene kant en van
Gods genade van de andere kant (de
H. Geest werkt via de prediking èn
rechtstreeks!): „Terwijl Paulus preek
te, raakte God het hart van Lydia!"
Maar de bereidheid van de bodem van
het menselijk hart vraagt ook de be
reidheid van het milieu, waarin de
mens leeft. We worden a.h.w. onbe
wust beïnvloed door het milieu. De
christen leeft in de wereld met alle
gevolgen van dien in zijn persoonlijk
leven, zijn gezinsleven, zijn beroep,
zijn vreugden en zijn verdriet Hij kan
zich aan die wereld niet onttrekken
Hij zal er naar moeten streven altijd
een zekere reserve te houden: de tijd
is kort, de christen is een pelgrim op
deze wereld; hij zal zich niet blijvend
mogen installeren en niet te veel „ba
gage" met zich mogen nemen. Zo zal
hij minstens een bepaalde stellingna-
me zich moeten veroveren en waar
mogelijk moeten trachten het milieu
waarin hij leeft le hervormen over
eenkomstig de normen van het Evan
gelie.
Tot zover waren wij op deze pagina
gebleven. Van een kort overzicht heeft
deze lange beschouwing niet veel weg.
We vragen de lezer vergeving. Over
het'bezwaar van de „te zware kost"
van deze pagina hebben wij ons heen-
gezet in de wetenschap, dat veel jon
ge mensen deze zaterdagse pagina ge
bruiken als uitgangspunt voor bespre
kingen in club- en groepsbijeenkom
sten.
P. WESSELING C.ss.R.
„In Den Haag zijn bij de jaar
wisseling een drietal agenten van
politie bewusteloos geslagen", al
dus Hond, opgewekt voor zich uit
staart-babbelend. „Het bericht
heeft mij getroffen als een gerust
stellend symptoom van de voort
schrijdende emancipatie van de
Hagenaars. Het Haagse publiek,
eraan gewend om hoge gezagsdra
gers in zijn midden te zien, leed
in de ogen van de rest der natie
aan een soort burgerlijk-deftige-
farizeïsche gezagsadoratie, ge
mengd met een stevige dosis lege
ijdelheid, meer bekend onder de
naam Haagse bluf. Zelfs Haagse
honden werden door honden uit
andere steden en ten plattelande
met een wantrouwend oog te dien
aanzien gadegeslagen.
Wat zich nu onder het knallen
der vuurpijlen en bij het schijnsel
Van kerstbomen-kampvuren in de
residentie heeft voorgedaan, geeft
de objectieve toeschouwer weer
moed. De berusting in parade
rende autoriteit en uiterlijke
waardigheid wordt doorbroken.
Het Haagse volk staat op en slaat
drie dienaren der wet terneder.
Dit is een daad van anarchisme,
het zij toegegeven, en geen enkel
vredescomité zal er achter gaan
staan. Maar het is toch zeker óók
een daad, die getuigt van een
zekere bewegelijkheid des geestes.
Vanzelfsprekend moeten onze
gedachten hierbij ook uitgaan
naar de slachtoffers, die deze on
vermoede Haagse bewegelijkheid
des geestes moesten bekopen met
een tijdelijke onbewegelijkheid
des geestes. Zij hadden hierop
uiteraard niet gerekend. Maar
voortaan is hun grijze bestaan in
de keurige Hofstad gekleurd tot
een avontuur. Zij en hun collega's
wandelen vanaf 1 januari 1956 op
en neer tussen de uitersten van
pompeus gezag en vulgaire anar
chie. Zoals een eenvoudige straat
hond natuurlijk heen en weer
snelt tussen ordelijke huiskamer
en rommelige vuilnisemmer...."