zizïszr «r mensen VERNIEUWEN! *an Maar wat en hoer5 g WAT IS GELOVEN? HONDEPRAAT in een nieuw jaar In het weekend ben ik een ander ZATERDAG 7 JANUARI 1956 PAGINA 7 Er vallen weer 52 week-ends door te brengen in 1956 JI e vervelen ons N - v a De verloofden De werkers van het vrije uur OP ZOEK NAAR OORZAKEN FORMALISME DOORBREKEN HET MILIEU Luchtige notities werkkW RUSTDAG ll0°* geen O ed)ng> maar rustkleding. zato 'f°eie S°ed" voor zondag en ^dagavond. We weten niet er van waar is van de ver- "derstelling dat men zondagse bii T* aam,rekt voot 9. L. Heel wel daftCr ?ke Saan? we weten dP v er volk genoeg niet naar te ziin i om een ander drenteltC een°eie de gl'°te 8Ud Wt van de rond in de drukke punten OScooP of °P hemclshlauwa" Cen bo!,levarf3 vrome hePi i n to(dl n°k gele sokken Spiaak) met kanarie- nen. 11 geelokeren schoe- de hoogte^^^K zijn ze goed op beslist Vepi et de mode. Ze kijken ™et onaardig f1???5 en ze kopen dat zuiniShp'ria J? b vele "talen een zuinighefri keuze bepaalt, zeer voortvi ?yerigens, die niet zo fPaarzin ml °6lt ,Ult vaderlandse len noodzakelijk meeste gevaL bromfiets X p 15vanwege de met de eigenaar mee S opgeP°etst Jsenaar mee mag. epgesteld???6 d'e karretjes keurig van het clubi?d?f?be;et;'e terzi.ide te gekscheren f staat te staan en vermaakt De °n m bioscoop zich stadsfeueri j0111 mertjes van de l°nge'juffrou Je e bondjes van de de society. Paarden van we.n .d°maar zf j? Dan werken ander een nTo, g ziin we een kan zien we?? mens' Niemand voeren. Nu 7pne 0J de week uit een dat geldt en of beter schoten jeugd) X dle °P«e- deren die we' nn« - we de kin- Poetste hanen die Le^dn?? °Pge" de ren stappen, indruk tS T maken op de hennpti„ "achten te bg(?) komen nf n a dle toeval- een film gemist hehh? vn,endies die dersonrtiff k hebben of een min- ziin verm bJornmertje hebben. We een schetterend^'? ve,rtonen met en verholen jaloei??? -kltedmgstuk aanstaat d °nS ken aan onze sigarttte^ ?e^k- ere. Vandaag zijn we eon ander Morgen maandag is alles afgetopt dan zijn we gewoon jonge mensen die de kost proberen te verdienen. SOMS IS HET WEEKEND een op gave om door te komen. Er zijn mensen die zich dan vervelen. Vervelen is een vervelend ding. Af gezien van het duiyels oorkussen dat de volksmond er van gemaakt heeft is het in de ogen van levens kunstenaars een bewijs van een pover geestelijk bezit, in ieder ge val geen bewijs van de kwaliteiten van het slachtoffer. Slachtoffer, dat is een goed woord. Want doe er maar wat aan. De hele week draait de molen en wij draaien mee en ineens staat hij stil en vliegen wij eruit voor anderhalve dag. Het -chema klopt niet meer, de klok gaat trager en we vervelen ons- st a?rdags gaat het nog. Op de i Js bet druk en er valt nog U bent nu bezig aan het eerste weekend in 1956. Dat is ook wel iets om bij stil te staan, want er zullen er nog vele worden door gebracht. En waarmee en hoe? Och uw agenda staat nog niet vol. Hij is nog onwaarschijnlijk leeg. Hij kan nog wel verloren worden, maar over een poosje is hij belangrijker dan de eigenaar. Hij is uw tweede ik, bij de gratie waarvan ge leeft en werkt. We willen alleen maar zeggen dat de weken weer druk gaan draaien als een molen, als een muizenmallemolen waarvan wij de muizen zijn die het geval hoe langer hoe sneller in het rond laten lopen. Alleen in het weekend staan we stil en stappen we uit. En wat doen we dan? Laten we met een stuk of wat notities als uit gangspunt er even over naden ken. in, tot iemand zegt „zou Jan "NT nu .Tan r,^.. j: zijn straat - i gaat het n°É wat to iS druk en er vatt de 7n kopen dat wel nodig is .Maar dicht h ®81. De mensenwereld zit in hun ymkeliers zitten te zitten vervol- ?en hoven de winkel. Ze stieXV1?1 °°k of houden zich bopkh j° Pmt de zaak bezig. Ze ZaVo ouden aan de huishoudtafel. onpnn Wa.ar ™at te eten valt zijn hripu ?n theaters ook en op de netip !00P'. -de bele dag een man- tenaiit6 scmlderen voor de sigaret je ^i0°maat "guldens wisselen". ZonrjL3?1™ in zi-in beletage die kijken udt' kan zo op zijn pet dioknnn°ldtJgel?zen cn aan de ra~ gedut p-gedraaid en in de middag Niemand heeft ergens zin ïemauu iegi „zou jan thuis „Nou, Jan.... zou die niet naar zijn moeder zijn, met de kin deren?" „Maar Piet is toch zeker thuis!" Later wordt met uitgestoken hand Piet begroet: „kom we dach ten zo, het is behoorlijk weer laten we eens gaan kijken hoe Piet het maakt". „Leuk, leuk, heel leuk, kom d'r in". Enkele uren zijn we geborgen tegen de verveling. Maar stel je voor dat Piet niet thuis was ge weest? We gaan near het voetballen ZONDAG: SPOHTDAG. De Maandagse krant is er vol van en een onbekende in Jerusalem zou concluderen dat heel Nederland aan body- of brain-building doet op de dag des Heren. Van het schaak bord tot het voetbalveld: spor ters en supporters van de laat ste het meest en dat doet wel iets af aan de indruk uit die krant, want op de tribunes doe Je toch niet veel meer dan chocola eten en een beetje roken, meestal au 6en vrij ongemakkelijke zit met h onaangename stoornissen van vf1, Nederlands klimaat. En ver- aei-- Anderhalf uur leven van de emoties, die niet weinig worden versterkt door de kennis van zaken waarmede de ene manipulatie wordt af- en de andere goedge keurd en ook door de ervaring op gelost te zijn in de menigte die met Jou meejuicht en jammert. Zo slaat de sport een middag stuk. Sporten die een vroege mor gen stuk slaan zijn er niet veel. De beoefenaren daarvan hebben net zwaarder dan de pieren in de voetbalpierenbak. Zaterdag wordt voor het slapen gaan de huiskamer volgezet en vol gehangen. De kleine jongen mag mee- Hij bestudeert het zorgvuldig inpakken van de spullen en helpt mee waar hij kan. Het „voertje" maken is nauwkeuriger werk dan het bereiden van de cocktail. Zijn petje, zijn trui, zijn wanten, zijn twee paar kousen, zijn dubbele hemd, zijn dikke das en al de extra dingen die zijn moeder voor hem opzocht liggen klaar naast zijn vader's zware jekker en laarzen. Zondagmorgen vroeg vissen. Hij droomt ervan. Die zondag kan het eigenlijk niets schelen waarmee ze thuis komen. De zondagmorgen is opgegaan met ss i-.ir n Tv;- VERNIEUWEN! Maar wat en hoe Ruim een maand geleden maak ten wij het voornemen bekend om ook van onze kant een poging te wagen om af en toe een bij drage te geven tot het verhelde ren van de situatie, waarin we momenteel verkeren. Daar deze pagina maar eens in de week verschijnt is het moei lijk om de gedachtengang van de achtereenvolgende artikelen en vooral hun onderling verband te blijven overzien. Daarom dach ten we er goed aan te doen hier nog eens een korte samenvatting te geven, een kort overzicht van het tot nu toe besprokene. voor deze keer (voor' een kerks visser) de late mis in de dorpskerk er achteraan. Thuis is er voor de rest van de zondag geen vrezen. Voor de kleine jongen niet en voor vader niet. De warmte en de weinige nachtrust doen hun werk. De rest van de zon dag wordt opgeslapen of opgesoesd. De weekendcultus van verloofden is een kous apart. Ge zult ze de kost moeten geven die het zo doen Zaterdagmiddag (een eindje in de namiddag. want er moei eerst opgeknapt worden (al of niet in het bad) komt hij haar halen om te gaan niksen in de stad. Een beetje fantaseren en een beetje oriënteren omtrent de prijzen voor de etalages. Want eenmaal komt de grote dag. Zaterdagavond hij haar thuis omdat dat de beurt en Zondag koffiedrinken bij ha omdat dat ook de beurt is, en dan eten om de zondagavond bij hein omdat dat dan natuurlijk daar dc beurt is. In de middag even de deur uit. En wat doen we allemaal? Zitten te zitten, naast elkaar, een beetje handje-parler d'amouren, een beet je onbenullige dingen zeggen, mis schien een beetje plaatjes kijken of foto s of een beetje kibbelen met de andere huisgenoten en met het voorwerp van de liefde. Als we zulke taferelen bepeinzen moeten we een beetje lachen om al dat schoons over ontluikende liefde; verlovings tijd is een voorbereidingstijd, enz. O, zarte Sehnsucht, süszes Hoffen' Der ersten Liebe gol'dne Zeit! Das Auge sieht den Himmel off en es gchwelgt das Herz im Seligkeit; O, dasz sie ewig grünen bliebe die schone Zeit der jungen Liebe! Voor deze bezigheid komen de ge liefden niet veel verder dan de bank bij haar of bij hem thuis: Das schönste sucht er auf den Fluren Womit er seine Liebe schmückt. Als we het wel hebben is de bur gerlijke Schiller waarachtig voor veel geliefden nog een hele idealist PIET, JE MOET er toch eens naar kijken, mijn aardappelschilbak is kapot en het slot van die ene kast in de achterkamer doet het soms niet". De traditionele omschrijving van „geloven" luidt: het is een aannemen op gezag van God van die waarheden, die we natuurlijkerwijze niet kennen of begrijpen kunnen. God onthult ons die waarheden en staat er borg voor. Het gevaar van deze omschrijving is, dat wij het geloven gaan zien als louter een verstandszaak en dat het geloven gaat bestaan in ecu onpersoonlijk aannemen van enkele waarheden, zonder dat zij iets met liet leven te maken schijnen te hebben. Geloven kan zo gemakkelijk ontaarden in een: „we geloven het wel", 't Is daarom goed de gangbare omschrijving wat, uit te diepen. Daarmee kan men zich in het weekend ook bezig houden. Ditmaal (dat zegt hij altijd) komt het hem niet zo goed uit, want hij had gedacht het houten vloertjp van de veranda te gaan veranderen en dan meteen de twee bloembakken te verlengen en een streek verf te geven. Er zijn mensen die een heel stuk weekend „verwerken". Pas om een uur of tien zaterdagavond zien ze de krant, want dan pas is het werk gedaan (dat niet afkwam), dan zijn ze pas uitgebreid in bad geweest en hebben van iedereen in huis de zon dagse en weekse schoenen voor de maandag gepoetst. We geloven dat onder die catego rie ook de postzegelaars vallen en de kruiswoordraadselaars. Maar dat is meer arbeid voor de zondag. Een stuk onsympathieker zijn de motorjannen die de stilte van het weekend op de stoep of in de tuin verstoren door hun gestart aan een defecte motor. Als het geraas ver stomt betekent dat dat ze er weer onder gaan liggen, „dat vind ik fijn, dat sleutelen" hebben we eens iemand horen zeggen. Sleutelen heet dat dus, een mooi woord. Een hekel aan alle geraas hebben de mannen en vrouwen die boeken en tijdschriften in gaan halen. We kennen zulke mannen. Ze laten zich al rond het koffieuur in een fauteuil zakken, met een lichtje er boven, om hen heen op de grond ligt het leesvoedsel. Tegen twee uur geeft de stand van het hoofd aan dat er onmogelijk gelezen kan worden. Na een uur is dat weer over. Als ze om een of andere reden op moeten houden, gaat er maar een klein deel van het bedrukte papier de papier mand in. De rest wordt bewaard tot het volgend weekend: „jammer ik ben er weer niet aan toe gekomen OVERZIEN WE de oogst van noti ties. De enige conclusie die heel duidelijk is, is dat we zo lekker uit het schema van de week vallen, op een heel ander tempo draaien, tussenbeide zelfs stilstaan, allemaal andere dingen doen, andere mensen zijn. Het is alleen spijtig dat we goed deels niet in.de vrijheid belanden., maar in een ander schema, dat van het weekend. En ook is het tragisch dat die weekend-besteding vaak zoveel le venskunst mist. 't Is maar een ma gere bedoening soms. Daarom een klein jeremiadetje toe over het dolce far niente, het zalig nietsdoen. Wie verstaat er de kunst nog van het flaneren? Op zaterdagmiddag boulevarderen door de stad met het beste pakje aan en elegant je meisje aan de rechterzij? Met voorzichtige pas waaruit noch ha.ast noch luiheid spreekt, de ogen dwalend en vol interesse rustend op alle kleine dingen en gebeurlijkhe den waar we anders geen tijd voor hebben? Luisterend naar de klokken die een uur op de toren slaan, kijkend naar de verkeersagent, naar de hondjes en de schoentjes van de dames, naar de spelende kinderen vooral? En wie kan er nog op zijn zon dags eten? Zonder haast, met wel behagen mes en vork hanterend en uitgebreid werkend met een ser vet? Wie koopt er voor het week end en voor dat zondagsmaal een heel nederige fles wijn (dat kan heel goed tegenwoordig)? Daar kun je een uur mee spelen, bij elkaar op geteld chambreren, de glazen voor de dag halen en poetsen, inschen ken, proeven en drinken en dan op een passende manier met de huis genoten vinden dat het lekker is. Wie kan er bedaard lezen en dut ten op een gecultiveerde manier? Wie kan cr nog converseren en heel stil luisteren naar een met zorg ge kozen radioprogramma? Ja, en het venijn zit in de staart, wie kan er nog de krant lezen? Welnu, lees er dan op deze pa gina in, zo tussen al die regels door, dat het een stukje levenskunst is de rustperioden die weekenden zijn, door te brengen op een goede ma nier. Met een beetje begrip ervoor zijn weekenden mooie uren om een eigen echt leven te leiden. Er komen er nog 51 van het jaar. F. B. Geloven veronderstelt twee dingen: op de eerste plaats geloven aan enke le waarheden, b.v. dat Christus ons verlost heeft, dat Hij de Zoon van God is en ons gelukkig wil maken. Maar op de tweede plaats veronderstelt het geloof ook dat wij in Christus, in God geloven. En van dit laatste zullen we moeten uitgaan. We kunnen immers niet geloven aan waarheden, wanneer we niet in Christus geloven. Maar zó wordt het ook weer te onpersoonlijk uitgedrukt. Ik geloof niet in een neu traal iemand, maar: in een ander, in een Gij, dat bent U, Christus, Die mij de waarheid hebt gegeven en er Zelf- borg voor staat. Zo gezien is mijn ge loof een persoonlijke, bewuste en roe keloze overgave. Ons verstand neemt de inhoud van het geloof aan, maar het is de werkelijke daad van de wil waardoor wij ons overgeven. In onze geloofsovergave zijn vanzelfsprekend besloten een even spontaan en roeke loos vertrouwen en een waarachtig liefhebben. Waaruit dan weer volgt, dat ik deze overgave in mijn leven waar moet maken door zó te leven dis deze overgave van mij veronder stelt. Vervolgens moeten we hierbij bedenken, dat ook de inhoud van het geloof nooit iets mag zijn dat we lou ter van buiten leren en als een onper soonlijke wetenschap met ons dragen: ik ben persoonlijk betrokken bij alle heilsfeiten van Christus; mijn geluk staat er voortdurend bij op het spel. Zo wordt mijn geloof een overgave aan Christus' bezorgdheid om mij. Van dit zo juist geschetste geloof zal de „gelovige" zijn hele leven, elke dag van de morgen tot de avond en in alle omstandigheden, moeten trach ten te getuigen en hij is er allerminst mee klaar wanneer hij in de puur juridische zin aan de Zondagsplicht voldoet. Nu lijkt het er op, dat we daar momenteel wel bijzonder ver vandaan staan. MERKWAARDIGE VISIE....'- In de Linie van 31 december staat een merkwaardige brief van een pas toor gepubliceerd. De schrijver begint met te constateren, dat de geloofsaf val catastrofale vormen heeft aange nomen. „En nu wil de wetenschaps mens, die doorgedrongen is tot in de kern van het atoom, ook doordringen tot in de kern van dit probleem en de grondoorzaak van deze massale af val wetenschappelijk verklaren" „Honderden aanleidingen worden op gesomd: dan zijn 't de gemengde hu welijken, dan weer de woningen, die te klein zijn voor 'n normaal gezin, dan het gebrek aan begrip voor de ere dienst, dan de film en de dancing, dan het boek en de pornografie weer de schuldigen". „Toen ging men dè oor zaak zoeken bij de Kerk" „Van de Kerk naar ons, parochiegeestelijken, de dienstdoende geestelijkheid, was slechts een kleine stap en welk vruchtbaar terrein werd ineens be reikt. Nu gingen wij voor de bijl, ge nadeloos". Dan vraagt schr. zien af: „Langs welke weg moeten we dan de diepste oorzaak van de massale ge loofsafval benaderen?". Hij geeft een antwoord, nu hij meende niet langer te mogen wachten. Hij citeert de en cycliek over het Mystieke Lichaam van Christus: „Het ligt n.l. in ons voornemen (eerste bladzijde, tweede alinea van genoemde encycliek) te spreken over de rijkdommen, die lig gen in de schoot der Kerk, die Christus verworven heeft door Zijn Bloed en wier ledematen zich beroemen op een Hoofd, dat met doornen gekroond is, wel een sprekend getuigenis dat juist het meer glorievolle en uitnemende slechts uit smarten wordt geboren". „Wat zegt de Paus dus?", gaat schr. voort.. „Christus (en dat is de Kerk) wordt vandaag opnieuw gekruisigd. Wij weten ook uit de Openbaring met onfeilbare zekerheid, dat alle ver schijnselen van Zijn lijden en dood zich op het einde van de wereld bijna letterlijk zullen herhalen. Ik vraag mij nu af, of soms het leven van Christus hier op deze wereld in Zijn Mystiek Lichaam (van 331955) pa rallel loopt met het leven van Christus op deze aarde in het vlees (van 133). En ik durf op deze vraag bevestigend te antwoorden. Na het Bethlehem van de catacom- bentijd, na de Herodesvervolgingen van de Romeinse keizers, na het open bare leven van de Middeleeuwen, de Jeruzalemweken van het rationa lisme hebben de laatste eeuw én libe ralisme én socialisme én communisme én heidens humanisme slechts één doel nagestreefd: Hem te doden, de Christus Mysticus". Tot zover de schrijver in de Linie We zouden hierbij graag een paar notities maken. Schr. zegt, dat de oorzaak van de geloofsafval alleen kan worden ver klaard „door een verstand, voorge licht door het geloof". Maar hij wil ons toch niet zo ver hebben, dat we in zijn visie geloven? Schr. is er van overtuigd, dat we aan de laatste phase van de parallel toe zijn. In de Hande lingen 1, 67 lezen we: „Dc aanwezi gen vroegen Ilcm dan: Heer zult Gij in deze tvid het koninkrijk voor Israël herstellen? Hjj zei hun: U KOMT HF.T NIET TOE. TIJDEN OF DAC/EN TE KENNEN. DIE DE VADER DOOR EIGEN MACHT HEEFT VASTGE STELD". Dit woord hebben we te ge loven. Het lijkt ons dan ook eerder zó. dat in ELKE TIJD, in ELKE PHASE van de geschiedenis na Christus, zich Zijn Mysteries herha len, beter voltrekken in het Lichaam van Christus, de Kerk. Z(jn dood heeft zich dus evenzeer voltrokken aan de christenen van de catacombentjjd als aan de CHRISTENEN van nu. (DE PASTOOR WIL NATUURLIJK NIET DE GEESTELIJKE STAND VEREEN ZELVIGEN MET DE KERK). Waar hij spreekt over het mysterie van de on gerechtigheid l(jkt het goed dit myste rie in volle breedte en diepte MYSTE RIE te laten en als zodanig te accep teren. Wanneer wij priesters en leken doen wat wij kunnen, dan mogen we het „mysterium iniquitatis" als „Gods probleem" aan Hem overla ten. Maar dat: doen wat we kunnen, houdt heel veel in. O.a. dat we nederig en met bekommernis zoeken naar oor zaken, want eerst bij een juiste diag nose kunnen de gepaste geneesmidde len toegediend worden. In 1945 sprak de H. Vader tot de vastenpredikers van Rome. Het ging over het misverzuim. Men wijt dat aan de liturgie, zo zei de Paus, en men meent, dat men door deze te her vormen, de kwaal kan genezen. Maar de oorzaak ligt veel dieper. De hele bovennatuurlijke wereld is hun vreemd geworden en zegt hun niets meer; de geestelijke organen zelf waarmede dergelijke hoge en heilza me waarheden worden opgenomen, zijn afgestorven en verschrompeld. Zo diep moet men teruggaan om genezing te brengen. Dr. L. Buys tekent hierbij aan (Ned. Kath. St. '46, pag. 16): „Van de gods dienstige traagheid onder een deel van ons katholieke volk zal men verhou dingsgewijs hetzelfde moeten zeggen. Ze zijn te weinig kerks, omdat ze wei nig godsdienstig zijn en naast de ware God ook „vreemde goden voor hun ogen hebben". Met meer actieve deel name en dergelijke hoe voortreffe lijk die dingen in zich ook mogen zijn is dat niet te genezen. De fout ligt dus niet in hoofdzaak in de Kerk: ze ligt in het geweten, waar het geloof verzwakt is, de Godvrezendheid is ge weken en de trouw aan Gods gebod verbroken". Vanwaar dan die verzwakking van het geloof? Wanneer we naar het uiterlijk zien dan constateren we, dat er door de katholieken ontzaglijk veel is be reikt. We denken o.a. aan het organi satieleven, aan de pers, de radio, de scholen. Niemand kan het grote be lang van dit alles in twijfel trekken. Maar viel er tegelijk met deze voor <een groot deel uiterlijke opbouw en expansie een even sterke ontwikkeling naar innerlijke groei waar te nemen? Of moesten we bekennen, dat de in nerlijke geloofsbeleving sterk is ach tergebleven? Wanneer we geconstateerd hebben, dat het geloof een „overgave aan Christus" is, dan moet ook dit weer geen formule worden. We moeten ons voortdurend buigen over de woorden die God ons zegt en trachten de zin ervan te begrijpen. Daarbij dienen we ons er goed bewust van te zijn, dat het om feiten, om werkelijkheden gaat. Het gaat om een, déze levende mens, Christus, de Zoon van de levende God. Dan pas kunnen we gaan spreken van een echte omgang met Christus. Dan pas kunnen we onze gemeenschap met Hem gaan uitdrukken in woorden. Ons gebed wordt dan een spreken niet tot een „Hij", maar tot een „Gij". Dan pas zal Hij een alles overheersende plaats in ons leven innemen. Zo kan ontstaan een „leven uit het geloof". En dit is een werkelijke vernieuwing van waar uit alle activiteiten eerst zinvol kun nen worden. Als het waar is, dat de grote fout van de christenen in onze dagen be staat in een gebrek aan persoonlijk geloven in Christus, en dat het christe lijk leven is blijven hangen in het uiterlijke, in de routine, het formalis me en de sleur dan moet hier de prediking in haar meest elementaire eu fundamentele vorm weer aangewend worden. De nadruk ligt dan op de eis mt volledige overgave. Aan deze pre diking is het heil verbonden. Maar ook en dit is juist de crisis de schei ding der geesten. In de prediking stelt Christus Zichzelf ter beschikking- Dit is dan een werkelijke en existentiële ontmoeting. Maar wil deze ontmoeting zo ervaren worden, dan moet er een gunstige bodem zijn, nl. die van een bereid hart. Daar moet zijn: het ver mogen om lief te hebben. Nu is iedere menselijke liefde gedoemd teleurge steld te worden, omdat niemand het menselijk hart volmaakt kan bevredi gen: tenzij Christus. Maar wil de mens zich aan Christus kunnen over geven, dan moet hij eerst tot een ze kere geestelijke volwassenheid ko men. Dan is er tenslote de taak van de prediking van de ene kant en van Gods genade van de andere kant (de H. Geest werkt via de prediking èn rechtstreeks!): „Terwijl Paulus preek te, raakte God het hart van Lydia!" Maar de bereidheid van de bodem van het menselijk hart vraagt ook de be reidheid van het milieu, waarin de mens leeft. We worden a.h.w. onbe wust beïnvloed door het milieu. De christen leeft in de wereld met alle gevolgen van dien in zijn persoonlijk leven, zijn gezinsleven, zijn beroep, zijn vreugden en zijn verdriet Hij kan zich aan die wereld niet onttrekken Hij zal er naar moeten streven altijd een zekere reserve te houden: de tijd is kort, de christen is een pelgrim op deze wereld; hij zal zich niet blijvend mogen installeren en niet te veel „ba gage" met zich mogen nemen. Zo zal hij minstens een bepaalde stellingna- me zich moeten veroveren en waar mogelijk moeten trachten het milieu waarin hij leeft le hervormen over eenkomstig de normen van het Evan gelie. Tot zover waren wij op deze pagina gebleven. Van een kort overzicht heeft deze lange beschouwing niet veel weg. We vragen de lezer vergeving. Over het'bezwaar van de „te zware kost" van deze pagina hebben wij ons heen- gezet in de wetenschap, dat veel jon ge mensen deze zaterdagse pagina ge bruiken als uitgangspunt voor bespre kingen in club- en groepsbijeenkom sten. P. WESSELING C.ss.R. „In Den Haag zijn bij de jaar wisseling een drietal agenten van politie bewusteloos geslagen", al dus Hond, opgewekt voor zich uit staart-babbelend. „Het bericht heeft mij getroffen als een gerust stellend symptoom van de voort schrijdende emancipatie van de Hagenaars. Het Haagse publiek, eraan gewend om hoge gezagsdra gers in zijn midden te zien, leed in de ogen van de rest der natie aan een soort burgerlijk-deftige- farizeïsche gezagsadoratie, ge mengd met een stevige dosis lege ijdelheid, meer bekend onder de naam Haagse bluf. Zelfs Haagse honden werden door honden uit andere steden en ten plattelande met een wantrouwend oog te dien aanzien gadegeslagen. Wat zich nu onder het knallen der vuurpijlen en bij het schijnsel Van kerstbomen-kampvuren in de residentie heeft voorgedaan, geeft de objectieve toeschouwer weer moed. De berusting in parade rende autoriteit en uiterlijke waardigheid wordt doorbroken. Het Haagse volk staat op en slaat drie dienaren der wet terneder. Dit is een daad van anarchisme, het zij toegegeven, en geen enkel vredescomité zal er achter gaan staan. Maar het is toch zeker óók een daad, die getuigt van een zekere bewegelijkheid des geestes. Vanzelfsprekend moeten onze gedachten hierbij ook uitgaan naar de slachtoffers, die deze on vermoede Haagse bewegelijkheid des geestes moesten bekopen met een tijdelijke onbewegelijkheid des geestes. Zij hadden hierop uiteraard niet gerekend. Maar voortaan is hun grijze bestaan in de keurige Hofstad gekleurd tot een avontuur. Zij en hun collega's wandelen vanaf 1 januari 1956 op en neer tussen de uitersten van pompeus gezag en vulgaire anar chie. Zoals een eenvoudige straat hond natuurlijk heen en weer snelt tussen ordelijke huiskamer en rommelige vuilnisemmer...."

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1956 | | pagina 7