STUKKEN
De wegblijvers overheersen
Over U, voor U, zonder U
en slikken we datf
l
INGEKOMEN
HONDEPRAAT
i
Vraag weinig
vraag veel en
Motto: „ivaardeloos
en je krijgt niets,
je krijgt zeer veel
r° S5is
Er is veel werk buitengaats
Repliek
Naschrift
Een echt gebeurd
verhaal
Mijnheer de redacteur.
Aan de heer F. B.
Naschrift
mws
ZATERDAG 4 FEBRUARI 1956
PAGTNA 7
MIN
De jeugd moet opgevangen
worden.
Ruimte nodig
Gemis aan houdinz
Een dezer dagen hebben wij
een kapelaan ontmoet die juist
zijn benoemingsbrief had ont
vangen. Van een parochie in
een kleinere stad was hij ver
plaatst naar een parochie in een
grotere stad. Wij vroegen hem
naar zijn ervaringen. Hij heeft
ons heel wat vertelt op voor
waarde, dat we zijn naam niet
zouden noemen. Om alleszins te
respecteren redenen!
Het verslag dat hij ons deed
omtrent zijn ervaringen met
jonge mensen zag er aldus uit.
i U fcLfc
jHjP«
Mgr. Fulton Sheen preekt voor de televisie:'de regisseurs van dit Amerikaanse tafereel hebben geen detail overge
slagen, dat appeleren kan aan de wat weke publieke smaak. Wordt zo niet teveel gegeven
Hier volgen fragmenten van twee
brieven die we gaarne als exponen
ten van de reacties op onze pagi
na's willen beschouwen. De schrij
vers moeten het ons alleen niet
niet kwalijk nemen dat we hun re
acties niet in extenso af kunnen
drukken. De plaatsruimte gebiedt
ons!
28 janu-
„Als er
Gelezen in de Maasbode van
ari (op de jongerenpagina):
één generatie geen recht heeft om de
woorden vrijheid, bekrompenheid, idealis
me e.d. in de mond te nemen dan is het
deze. Daar is ze zelf te stoffig, te con
ventioneel, te moe en vaak ook te lui
voor".
Nietwaar? Daar kunnen de jonge men
sen het dan wel mee doen.
Ik protesteer niet zozeer tegen de
aanklacht als wel tegen de aanklager.
Wat wil hij eigenlijk? Bewijzen met
eventuele binnengekomen reacties vol
gloeiende verontwaardiging, dat zijn stel
ling niet waar is? Voor zó simplistisch
houd ik hem niet. Wat zouden immers
die enkele brieven bewijzen op een zo
groot aantal? Onze aanklager (hoe oud
bent U eigenlijk zélf, mijnheer?) kan be
ter de hand in eigen boezem steken, Als
onze generatie stoffig, conventioneel enz
is, let wel: als, dan is ze dat waarachtig
niet zomaar vanzelf geworden! Naar mijn
menin'g hebt U slechts op één punt vol
komen, maar dan ook volkomen gelijk:
de huidige jonge mens is moe.
Hij is moe van al dat gepraat boven
mijn meisje. Ik had ze al toen ik 20 was
iedereen had toen een meisje(ü). Ik zal
ze nog hebben als ik 30 ben, tenminste
als ik wil wachten op de „oude heren"
die het varkentje van de woningnood wel
even zouden wassen.
Het is gemakkelijker om kritiek uit te
oefenen op mensen, die in leeftijd en dus
meestal ook iri functie onder je liggen,
dan andersom. Want het valt niet mee
om iemand, die een kop groter is dan je
zelf een klap te geven. Zo iemand heeft
immers meestal een tikkeltje langere ar
men, niet alleen letterlijk, maar ook fi
guurlijk! Daarom is kritiek uitoefenen op
de jeugd zo gemakkelijk, vooral ook om
dat op dit terrein de successen al heel
erg goedkoop zijn. Een goed gefundamen-
teerde tegenaanval van een 20 jarige is
immers nauwelijks denkbaar!
Ik hoop dat ik U met dit schrijven
van dienst geweest ben. Toegegeven, het
staat er misschien wel akelig zwart-wit,
maar U vroeg och meningen; wel, daar
heeft U de mijne. Met vriendelijke dank
voor de aandacht,
Hoogachtend,
Jan Schikhof
Wat we de vorige maal gedaan hebben
is slechts dit geweest: een portret teke
nen van jonge mensen in onze dagen.
Dat zoiets algemeen moet blijven is dui
delijk. Dat er jonge mensen zijn voor
wie dat portret niet opgaat weet en be
grijpt eenieder.
Beide inzenders ontwijken echter de
vraag: „Wie weet er een ander portret?"
en over zijn hoofd, hij is moe van theo-| De kern van beide betogen komt neer
i-iïï ïo v, j««1, mortn o-r» Hé» TfPrlrlarincr Hat. Hp nnrzaalc van het
Opvangen; bijeenbrengen; ge
legenheid scheppen; bieden; zijn
termen die we in het rijke Roomse
leven zogoed als daarbuiten til
onze dagen herhaaldelijk tegen
komen.
't Is af en toe om razend te
Worden. Maar wie razen moesten
doen het niet: de opgevangenen,
de ingelcgenheid gestelden, de
bijeengebrachten. Met gelaten vol
apostolisch vuur kan men horen
Zeggen:
De jeugd wordt fraaie pro
gramma's geboden.
De jeugd kan heter hij ons zijn
dan elders.
De jeugd heeft behoefte zus of
zo. Laten we het haar geven.
De jeugd die nog ergens in is;
laten we haar ergens iu zien te
krijgen.
Wat moet dat allemaal?
Het zijn medailles met voor- en
achterkanten.
Op de voorkant staat dat de be
zorgdheid voor elkaar gebiedt de
hulpbehoevenden onder ons ie hulp
te komen met een veilige haven of
een veilig thuis.
Op de achterkant staat de apathie
en de lamlendigheid die er voor ve
len het gevolg van is.
Laten we die medailles maar eens
omdraaien. En dan stellen we ons
een kapitein voor in de dagen van
Horatio Hornblower of Michiel de
Ruijter. Want die is nodig.
Buitengaats is er een hoop werk
te doen. Er zijn kapers op de kust,
er vallen zeeën te bevaren en lan
den te veroveren. Er is overal
buit, maar waar is de vloot van jon
ge sterke schepen?
Wij stellen ons voor dat hij in de
handen zou spuwen en alle inham
men en havens en baaien van het
veilige vaderland binnen zou zeilen
als een wervelwind.
„Wat, zoetwatermatrozen, wat
liggen jullie hier te vetmesten in
de zon?"
„Wat voor de dónder, flotieljelei-
ders, havenkapiteins, wat doen al
die schepen hier? Anders dan lek
ker veilig deinen op brak water,
slootschoeners, grachtgaljoenen
Eruit!".
De havenmeesters en de walle-
kapteins zijn hun kuddeke kwijt.
Buitengaats waait de wind, raast de
storm, En wat zou dat?
In het Roomse huis lopen te veel
„zorgers" rond, waarvan een groot
deel in Soutane die behalve zielzor
gers, ook nog hoofdbezorgers, ont
spanningsbezorgers, geldbezorgers
feestbezorgers, echtgenootbezor
gers zijn. En rond de togen de Jan
Saljes.
„Bieden", „opvangen", „zorgen
maakt anderen lui en lamlendig.
Havenmeesters, wallekapteins, zor
gers voor alles en nog wat, het is
geen stijl van jonge sterke sche
pen niet meer te vragen, dan voor
anker liggen in een veilige haven,
notabene met de angst dat ze zullen
vergaan als ze varen.
Kunnen ze niet varen? Dan zijn
het snertschepen.
Mogen ze niet varen? Dat is ge
brek aan vertrouwen.
Zijn ai die initiatieven voor de
jeugd allemaal wel zo verstandig?
Op de eerste plaats is ruimte no
dig om zelf te ondernemen, te zoe
ken, te twijfelen, te exploiteren, te
groeien naar volwassenheid. Die
kans moet een jong mens hebben.
Hemel noch aarde zijn er voor
opgelegde schepen, die men hoog
uit op sleeptouw kan nemen. Inte
gendeel ze zijn voor de schepen die
gevaren hebben en wel het meest
voor die welke averij opliepen,
want dat waren de dapperste.
Bezie de besteding van de vrije
tijd. Aangenomen dat vrije tijd, die
tijd is waarin men niet voor het le
vensonderhoud arbeidt of zich op
die arbeid in de toekomst voorbe
reidt, dan moet er in die vrije tijd
heel wat gebeuren.
Een klein (maar overigens nood
zakelijke) deel is er om stuk ge
slagen te worden in volkomen ont
spanning. Maar vrije tijd is er ook
om zich geestelijk en lichamelijk te
vormen (inspanning en ontspanning
tegelijk). Zij is er ook om dienstbaar
gemaakt te worden voor anderen.
Zij is er op de eerste plaats om God
op te zoeken, een arbeid waartoe
we arbeidend voor de kost nauwe
lijks in staat zijn, zeker niet be
schouwend (de arbeid is misschien
in diepste zin daarom een straf).
Wat komt er van al die opdrach
ten terecht met dat opvangen en
bieden? De jeugd krijgt meer dan
ooit de kans in passiviteit haar
schoonste uren te verdoen, met pas
klare ontspanning, pasklare weet
jes en pasklare moetjes.
Over de hoofden van de jongeren
voor wie deze pagina is, mogen
de ouderen bedenken, dat Pater
Lombardi %ei „Vraag van de jeugd
weinig en je krijgt niets, vraag veel
cn je krijgt zeer veel".
Houdt op met opvangen en bieden
en vangt aan met weg sturen, het
zeegat uit met het Christusavon-
tuur in het vooruitzicht.
Er was eens een school waar al
wat oudere jougelui studeerden in
de hogere klassen. Die school vierde
op zekere dag een groots jubileum.
Maanden tevoren was de feest-
Machinerie op gang gekomen. Al
wat op de school gezag had, con-
^ciiireerde gedachten en arbeid op
du" ^Vparc'*§e vising van de grote
waar f ^as een feestcommissie
n-„_ ^een leerling in zat óf een
hadden6 Mloen voor het slikken
En toch'. Waf i
leerlingen? nJ? een scho°l zonder
de dag had cachet ^ersprekelyk,
deftig. In de grote dag was
illuster gezelschap in a mlS ?at,.een'
ken. Daarachter de eex^. ban-
Er was een preek °P,v°edelingen-
de katholieke 0pvo3dU ng "T
jeugd. Ieder die geen ii iU n
Met een korte pauze werd H-arna
de lange zit onderbroken. a™a
Elders werden de toespraken, de
wisseling van geschenken, de terug
blikken, de vooruitblikken en de fe
licitaties afgewerkt.
De jeugd deed wat Iet behoorde te
doen en speelde het irote-mensen-
spel mee. Ze had ook ?en toespraak
en ook een cadeau. 'S Middags was
het echt feest. Er was spel, muziek
en zang.
In de zaal zat de jeigd en keek,
naar de illusteren in de hoofdrollen
en de vriendjes in de birollen,
Waar was de jeugd?
's Avonds; samenzijn voor de feest
vierende grote mensen en een toefje
voorname gasten.
Waar de jeugd was wist niemand
en interesseerde ook niemand. Ze
had de andere dag vrij gekregen.
Dat is immers het schoonste ge
schenk dat men geven kan
Voor U, over U, zonder U.
Tot de kaartverkoop werd het
groene hout zelfs niet in staat ge-
Er was maar één opdracht: Je
doet wat er van je gevraagd wordt.
In concreto: Je komt naar de kerk,
je speelt mee met opzitten en poot
jes geven en je komt in de voorstel
ling. en je verkoopt nog wat plaat
sen thuis ook.
Toen er waren die maar schooi voe
tend tot de laatste activiteit overgin
gen, werden ze uitgemaakt voor on
sociaal.
Kan de wereld fraaier op haar Kop
staan? Hoe is het afgelopen met de
jongelui die zingend of spelend hun
steentje bijgedragen hadden? Het is
eenvoudig: jullie worden bedankt
voor het stenen dragen. Is er iets
feestelijkers dan stenen bijdragen.
Voor U, over U, zonder U.
Andere mogelijkheid
En als het nu eens zo gegaan was:
Een feestcommissie van de jeugd,
gestimuleerd, geactiveerd, geholpen
door de illusteren. Een self-made-
feest.
Jongens en meisjes op Paasbest;
bal met mutsen, serpetines en con
fetti; een band, voordrachten, spelen
en improvisaties. Een revue (met
horten en stoten desnoods), een feest-
krant.
Ontvangst van de gasten door de
jeugd, voorbereid cn tot in de punt
jes verzórgd? Als men in zulk een
feest ter representatie met een stuk
aan wil komen, gaat het akkoord van
harte.
Een culturele activiteit gedragen
door heel de schoolgemeenschap en
dan met het heft in handen van hen
die tot de vorming en opvoeding van
de jeugd geroepen zijn past daar zeer
wel in.
Maar e'est le ton qui fait la mu-
sique en in ons verhaaltje speelt de
jeugd niet mee. De moraal is dui
delijk: Gij ouderen; van tweeën één:
Laat dat klagen over de passiviteit
van de jeugd of Iaat haar een kans.
We voelen iets voor een vervolg op
ons verhaaltje.
Waar zijn nl. de oproerkraaiers (in
het nette) gebleven onder de jeugd?
Ze waren nergens en dat is een bit
tere teleurstelling.
w
Het gehele jonge volk heeft alles
geslikt en nergens een positieve hand
uitgstoken, Wat een gemis aan hou
ding! Ongeïnteresseerd meedoen en
een beetje kankeren langs de weg.
Een fikse jeugd en een dappere
jeugd had alle roeren in handen moe
ten zien te krijgen, had vqorstel op
voorstel moeten laten bezorgen bij
degenen die het voor het zeggen heb
ben.
I Zoekt U een stuk, we maken er
een. Heeft U gasten? Wij nodigen ze
uit. Heren, mijne illustere en belang
rijke heren, komt u ook op ons feest.
Daar en daar hebben we alles voor
elkaar georganiseerd.
Een jeugd met oprechte bedoelin
gen, die bereid is te riskeren en te
wagen op weg naar de volwassen
heid, met zelfrespect en vrijheids
drang en een jeugd, die daarbij op
treedt met open vizier en respect is
eenvoudig onweerstaanbaar.
Wat is dat toch voor jeugd die het
accepteert in de boter gebraden te
worden?,
rieën, hij is, hoe paradoxaal dit ook moge
klinken, in vele gevallen moe van het le
ven zelf.
Men kan dit constateren zonder meer
zoals U dus doet. Het lijkt me niet erg
vruchtbaar. Men zou een stapje verder
kunnen gaan en de oorzaak trachten op
te sporen om van daaruit een therapie
vast te stellen.
Is dat niet doeltreffender dan boze
knuppels wierpen temidden van apathi
sche hoenders in de hoop dat er één zal
opfladderen en kijken!
„Wat voor alles nodig is", zegt Karl
Adam in zijn boek „Jezus Christus" en
het moge hier gelden als een antwoord,
„is veeleer een heel nieuwe houding
tegenover het bovenaardse en bovenna
tuurlijke. Wij moeten weer ernst maken
met de overtuiging, dat de mogelijkhe
den van de hedendaagse mens de moge
lijkheden van God zeker niet uitputten,
dat ons denken bepaald en begrensd is
door de tijd en derhalve onder geen en
kel opzicht het absolute denken van God
is. Wij moeten weer klein worden voor
God. Het gaat er om zich in de eerste
plaats te zuiveren van de moderne vóór
oordelen van de westerse geest, van de>
ze geest van hoogmoedige, autonomie en
zelfverheerlijking, van het enghartige ra
tionalisme, van de vlakke verlichting en
van het zuiver materialistisch denken..
Wij moeten de door zijn bijzondere ge
schiedenis in zichzelf verschrompelde
Europeaan in ons onderwerpen, om de
echte, ware en levende mens weer te be
vrijden".
Dit zijn harde woorden en zij bevatten
een moeilijke opdracht. Maar deze op
dracht, geachte mijnheer van de Maas
bode, geldt voor U evenzeer als voor
ons! Deze opdracht wordt iedere mens,
jong of oud, individueel gesteld. En ik
meen, dat alleen in het uitvoeren van de
ze opdracht onze redding ligt. Terugke
ren tot het kind in ons, want „aan kin
deren is het Rijk der Hemelen".
Alleen: men is daar een heel mensen
leven mee doende; dit is niet het werk
van een dag of een maand of e'en jaar.
Misschien, als U eens in deze richting
ging werken, mijnheer
Wil van Gemert.
Botterdam, 31 januari 1956.
Ik neem aan dat de pagina van zater
dag j.l. eigenlijk als een soort uitdaging
bedoeld was, om jongeren eens uit hun
tent te lokken. Nu, ik ben wel geen 20
jaar meer (ik ben nu 25 jaar) maar ik
voel me toch geroepen om nu eens uit
mijn tent te komen en de toegeworpen
handschoen op te rapen, Als er dan toch
„gevochten" moet worden, dan wil ik be
ginnen met de vraag: „in welke hoek wilt
U liggen?" De pagina van zaterdag biedt
immers vele facetten en net zo moeilijk
als het blijkt om het door U gestelde
probleem in één groot artikel aan te vat
ten, zo moeilijk is het ook om in een gro
te lijn een wederwoord te formuleren.
Laat ik er nu eens één stukje tussen uit
nemen, b.v. dat over die „oude heer"!
Het zou geschreven kunnen zijn door een
directeur van een handelszaak of door een
personeelschef van een groot bedrijf. Mag
ik mij nu eens speciaal tot die schrijver
wenden?
Ik vind het grappig dat U in Uw stuk
je het woord „conventioneel" gebruikt.
Wel voor de drommel, door wie is die
conventie eigenlijk gemaakt? Toch niet
door jongens van 20 jaar! Conventioneel
zijn inderdaad in vele gevallen de manie
ren etc. die je geleerd worden door je
zorgzame ouders. „Zal je hieraan denken,
zal je dit niet vergeten?" zijn ook in de
ze tijd nog de raadgevingen, die je als
jongen van 20 jaar van je moeder mee
krijgt, b.v. als je ergens gaat sollicite
ren. Zo komt het veelal, dat er een
„schabloon" voor U verschijnt. Overigens
lijk het mij toch vrij moeilijk voor een
jongeman van 20 jaar om enige zelfstan
digheid te tonen in de keuze van zijn kle
ding (jasje achterstevoren of binnenste
buiten?). Neen nu in ernst, wat voor
gezicht zou U trekken als de jongelui in
jacquet, in trainingspak, of met de be
groeting „Ai Folks" voor U zouden ver
schijnen? Zegt U dan: „Dat is nu eens
iemand, die wat anders wil, iemand met
pit?" Kom nou!
„Wat verdien ik". Mag die jongen als
jeblieft? Hij heeft er toch zeker recht op.
Ach ik weet wel dat U Uw eigen salaris
een veelvoud van dat van die jongeman,
op de koop toe neemt, net als Uw loon-
belastingvrije onkostentoelage. Uw auto
toelage, Uw gratificatie, Uw conjunotuur-
toeslagAch, dat ïs voor U immers
allemaal maar bijzaakKom nou! Wat
zegt U? Doet U er dan ook iets voor?
Wie zal zeggen wat die jongeman pres
teert als U hem goed betaalt?
Ik heb een vader» die ik wel eens mijn
oude heer noem. ik erger hem er echter
heus niet mee. Hij is 50 jaar, niet zo oud
dus, maar hij, heeft toch een andere tijd
meegemaakt. Hij heeft mij volstrekt geen
socialistische ideeën bijgebracht, alleen
zo maar wat objectief verteld. Hoe hij in
de jaren dertig als vader van drie kin
deren de „laan" uit vloog, als zijn baas
wat geïrriteerd was en zijn hooggeroem
de vrijheid en zelfstandigheid meedogen
loos hanteerde. Dit is nu allemaal anders
geworden.
Ilc kan nu niet meer schrijven dan ik
in één'„tussen de middag" op papier kan
krijgen. Want ik heb zo ontzettend wei
nig tijd, weet U. Het leven begint voor
mij pas om vijf uur. Dan heb ik mijn
liefhebberijen, zo broodnodig voor de vor
ming van een persoonlijkheid, Onder het
werk komt daar niet zo bar veel van,
want alles is zo economisch mogelijk af
gesteld op het verdienen van zoveel mo
gelijk geld (voor de zaak). Dan heb ik
nog mijn studie. Ik ben werkzaam op
zo'n oerdegelijk accountantskantoor, waar
het principe geldt: „geen examens, geen
opslag". Maar geen nood hoor, ik heb die
richting zelf gekozen! Dan heb ik nog
op de verklaring dat de oorzaak van het
zó zijn van de jeugd, niet bij haar ligt.
De Heer Schikhof doet daarbij eem poging
om verzachtende omstandigheden aan te
voeren. Maar of dat allemaal aan de zaak
veel af of toe doet?
De inzendster uit Bakel tekent in enige
zinnen de weg die wij allen te gaan heb
ben en inzonderheid die de jeugd te gaan
heeftom een ander portret te krijgen.
We zijn er haar dankbaar voor. Ze ver
sterkt er op haar wijze onze stem mee.
Op één punt moeten we bezwaar ma
ken, Waarom heeft U iets tegen ons, wij
hebben toch niets tegen U Delen wij niet
samen de bezorgdheid om het heil van
alle jonge mensen en dus ook om het
onze of ziet U ons voor een predikende
„oude" aan- die de splinter in het oog
van een ander zo duidelijk ziet dat hij de
balk in eigen oog vergeet?.
Wij hebben geen aanleiding gegeven tot
die gedachten.
En dat waar we het zo volkomen met
U eens zijn. Waarom, tenslotte vraagt u
ons in deze richting te gaan werken;
doen wij dat al niet jaren lang op
deze pagina? En U, mijnheer Schikhof,
met uw enorm gelijk over dat materia
lisme en over dat wantrouwen ten aan
zien van de maatschappelijke verhoudin
gen met uw zorgen om een woning, waar
om schrijft u behalve ter verdediging van
de jeugd, niet mede en onder de zelfde
titel een eerlijke bekentenis. Of gaat u er
van uit dat het vlakweg onwaar is wat
wij geschreven hebben?
Tenslotte, geen voorgaande generatie op
wie jonge mensen aliehande kretiek heb
ben en van wie jonge mensen de goede
en minder goede erfenissen bezitten, ont
slaat die jonge mensen van de verplich
ting, vurig en goed te wordenen dat
worden ze niet door vooruitstrevend te
praten en conventioneel te handelen,
maar door op weg te gaan 4- desnoods
moe naar alles wat aangehaald
staat in het betoog uit Bakel uit het boek
„Jezus Christus" van Adam.
F. B.
Er is nog een reactie op het persifle
rende artikel „Vigilie van trouwen" dat
als tegenhanger fungeerde van het voor
stel dat P.W. publiceerde.
Daarin verdedigt Zr. G. A. v. Koert-v.
d. Voort natuurlijk de Martha's die op de
vooravond van het trouwen in de weer
zijn.
„De voorbereiding van de grote dag
staat of valt niet met een dag. Is de ge
hele verlovingstijd geen voorbereidings
tijd?"
Veel moet juist gedaan worden op de
dag voor de grote dag „de dag van de
Martha's inderdaad en Maria moet men
altijd zijn, anders wordt het helemaal
geen grote dag". „En het zou fraai gaan
als er geen Martha's waren:
Ik heb eens gelezen:
„Men haait zo graag die woorden aan:
Een ding slechts is er nodig,
Maar Jezus heeft toch niet gezegd,
Eten is overbodig?"
Natuurlijk niet, maar Hij heeft wel ge
zegd: „een mens leeft niet van brood al
leen".
En dat wilden we voor wat de da
gen rond de trouwerij betreft waar de
uitelijkheid zo vaak een te grote rol speelt
eens belichten,
Dat heeft u toch zeker we begrepen?
F. B.
Graag zou ik U naar aanleiding van de
rubriek „Mensen van morgen, wereld in
wording" de volgende vragen willen stel
len:
1. Zou het niet mogelijk zijn de op
maak van deze rubriek iets te wijzigen?
Uw stukken bestaan namelijk dikwijls
uit allerlei impressies, her en der over
de pagina verspreid, hetgeen wel een
schilderachtige indruk maakt, maar het
achterhalen van de juiste bedoeling dik
wijls bemoeilijk. Persoonlijk vonden wij
bijv. de opmaak van „Vigilie van trouwen
veel duidelijker. Rechts op de pagina vond
je daar de negatieve kant van het ge
val en links de positieve kant.
2 Waarom heet deze rubriek eigenlijk
„Mensen van morgen, wereld in wording?'
De „mensen van morgen" zelf komen
er n.l. nooit aan het woord.... Zou het
daarom niet mogelijk zijn om geregeld
kritieken e.d. van de jongeren zelf te
plaatsen of om een wekelijkse of maan
delijkse rubriek te openen waar we onze
meningen ten beste zouden kunnen ge
ven over door U (in de vorm van sti
mulerende vragen) gestelde problemen
zoals je dat bijv. ook in „De Bazuin"
vindt?
Hoogachtend,
Pierron van der Gracht.
Over de opmaak van de pagina kunt
u zich alleen maar een bepaalde opvat
ting vormen van uw kant.
Anderen hebben weer andere ideeën
en de opmaakredactie tracht zo juist mo
gelijk en zo algemeen mogelijk te schie
ten, binnen het raam van de bestaande
mogelijkheden. Bovendien vonden de
meeste lezers het wel prettig als iets aan
hun initiatief wordt overgelaten en ze
soms zelf over de pagina kunnen speuren
om de samenhang van de verschillende
stukken te peilen.
Dat de mensen van morgen niet aan
het woord komen zijn we niet met u
eens; misschien niet vaak letterlijk, maar
eiv zijn veel meer en andere wegen om
het geluid van jonge mensen te doen
klinken. Bovendien past het op een jonj-
gerenpagina behalve zelf te spreken ook
aangesproken te worden.
Overigens hebben we niet anders dan
bijval met uw voorstellen.
Maar waarom liet u het dan bij twee
vragen? Ons dunkt: had de daad maai
bij het woord gevoegd.
F, B,
Toen hij in de parochie kwam,
waar hij ruim vier jaar had ge
werkt, had zijn Pastoor hem de
zorg gegeven voor de jonge men
sen boven de 17 jaar. Er was voor
die groep jongens en meisjes prak
tisch niets. Er waren enkele voor
trekkers en enkele gidsenleidsters
en een groepje kajotters maar voor
de rest was er niets. Toch moesten
er volgens het kaarten-systeem
ruim 300 jonge mensen boven de 17
zijn. Hij begon met een congrega
tie. Na eindeloos veel aansporingen
zondagsmorgens en na een jaar
„geprobeerd" te hebben gaf hij de
congregatie op. 't Aantal aanwezi
gen was nooit groter geweest dan
15. Zij die waren gekomen bleken
altijd dezelfden te zijn. De talloze
wegblijfsters en wegblijvers konden
niet zeggen, dat het hun niet beviel,
want ze waren nooit op komen da
gen. Voor de cursus van 18-jarigen
kreeg hij nooit meer dan tien be
langstellenden. Vele lessen had hij
moeten geven voor minder dan 5
jonge mensen. Na de congregatie-
proef had hij» alle jongeren van de
parochie een brief gestuurd met
een aantal vragen om er zodoende
achter te komen waar men iets voor
voelde. Ruim 300 brieven waren de
deur uitgegaan. Zes antwoorden
kwamen erop binnen. Waarvan één
antwoord dat bestond uit het met
een rood potlood over de hele vra
genlijst neergeschreven „waarde
loos!" de afzender had zijn naam
niet vermeld. De kapelaan liet het
er niet bij zitten. Gedurende de tijd
van een week of zes was hij des
avonds bij een 50-tal jonge mensen
geweest. Veertig beloofden op een
vastgestelde datum om 8 uur bij
hem te komen. Er kwamen er vier,
twee belden op, dat ze niet konden
komen.
Die vier stemde» sterk met el-
kaar overeen in de mening, dat er
een soort instuif moest opgericht
worden. Als er dansavonden geor
ganiseerd zouden worden, zouden
de jongeren zeker komen. De
kapelaan huurde een zaal, vroeg
een dansleraar voor de leiding.
Voor het geld werd een bridgedrive
georganiseerd, waaraan ruim 25
paren oudere mensen deelnamen.
De dansavonden werden een suc
ces. Ruim 150 jonge mensen namen
eraan deel. Maar de kapelaan zag
in deze avonden slechts een mid
del, geen doel. Dus hij trachtte de
avond te splitsen: eerst een ernstig
gedeelte, dan dansen. Het aantal
deelnemers liep onrustbarend terug
De kapelaan wilde niet toegeven.
de dansers ook niet: en ook dit ex
periment werd stopgezet.
De kapelaan heeft telkens op
nieuw geprobeerd. Hij was 't die de
initiatieven nam. Maar het haalde
allemaal niets uit. Men kan niet zeg.
gen, dat datgene wat hij de jonge
ren aanbood hun niet aanstond;
immers, ze namen niet eens de
moeite om te weten wat hij wilde.
Ze bleven weg.
Dit is een voorbeeld, niet aange
dikt, in niets overdreven. Het zou
vele malen vermenigvuldigd kun
nen worden.
M
mui'.:riv
>m*r wutpm.
^.■wi»wnm<wii,i|.|l|>i„„|U
„Het is geen weer om een hond
de straat op te sturen, hoor je
de mensen deze dagen vaak zeg
gen. Deze uitdrukking verraadt
een ontstellend gebrek aan eer
bied van de gemiddelde mens
voor de gemiddelde hond. Opper
vlakkig bezien, lijkt een dergelij
ke uitdrukking een zekere meewa
righeid en consideratie t.o.v. de
hond te suggereren. Men zegt im
mers, dat men rekening hou
dende met de wel zeer ongunsti
ge weersomstandigheden het
arme dier niet buiten de deur wil
zetten; nee, dat doet men niet;
dat zou men echt niet willen.
„Die beesten hebben óók gevoel",
hoor ik mevrouw, tussen twee
slokjes thee zonder suiker, al lis
pelen
Maar trap er niet ln, gij hond,
die mocht menen dat de mensen
fijngevoelig over U denken. Weet
ge wat deze lispelende lieden
eigenlijk met die zachtaardige uit
drukking bedoelen? Het vriest dat
het kraakt en er staat een gure
wind. Een sneeuwjacht striemt en
verblindt, je adem bevriest en je
ingewanden beginnen te tintelen,
zodra je het puntje van je neus
naar buiten steekt. Zal men nu
een mens de straat op sturen?
Welnee, dat komt niet eens ter
sprake. Een kat dan? Hoe durft
ge het veronderstellen? Hoe haalt
ge het in uw kop? Wat dan te den
ken van paard en koe? Geen wel
denkend mens is ooit op de ge
dachte gekomen om deze edele
dieren aan het barre weder prijs
te geven; er is geen enkele men
selijke uitdrukking, waarin zelfs
maar de mogelijkheid wordt ge
noemd, laat staan overwogen.
Doch de hond.... Ja, de hond
komt het laatst in aanmerking om
niet de straat op te worden ge
stuurd. Wil de mens uitdrukken,
dat het weer zijns inziens nu bui
ten alle proporties afgrijselijk en
barbaars is, dan zegt hij: „je zou
zelfs nog geen hond de straat op
sturen". Voelt ge wat ik bedoel?
Nog geen hondBedankt!'