STUKKEN De wegblijvers overheersen Over U, voor U, zonder U en slikken we datf l INGEKOMEN HONDEPRAAT i Vraag weinig vraag veel en Motto: „ivaardeloos en je krijgt niets, je krijgt zeer veel r° S5is Er is veel werk buitengaats Repliek Naschrift Een echt gebeurd verhaal Mijnheer de redacteur. Aan de heer F. B. Naschrift mws ZATERDAG 4 FEBRUARI 1956 PAGTNA 7 MIN De jeugd moet opgevangen worden. Ruimte nodig Gemis aan houdinz Een dezer dagen hebben wij een kapelaan ontmoet die juist zijn benoemingsbrief had ont vangen. Van een parochie in een kleinere stad was hij ver plaatst naar een parochie in een grotere stad. Wij vroegen hem naar zijn ervaringen. Hij heeft ons heel wat vertelt op voor waarde, dat we zijn naam niet zouden noemen. Om alleszins te respecteren redenen! Het verslag dat hij ons deed omtrent zijn ervaringen met jonge mensen zag er aldus uit. i U fcLfc jHjP« Mgr. Fulton Sheen preekt voor de televisie:'de regisseurs van dit Amerikaanse tafereel hebben geen detail overge slagen, dat appeleren kan aan de wat weke publieke smaak. Wordt zo niet teveel gegeven Hier volgen fragmenten van twee brieven die we gaarne als exponen ten van de reacties op onze pagi na's willen beschouwen. De schrij vers moeten het ons alleen niet niet kwalijk nemen dat we hun re acties niet in extenso af kunnen drukken. De plaatsruimte gebiedt ons! 28 janu- „Als er Gelezen in de Maasbode van ari (op de jongerenpagina): één generatie geen recht heeft om de woorden vrijheid, bekrompenheid, idealis me e.d. in de mond te nemen dan is het deze. Daar is ze zelf te stoffig, te con ventioneel, te moe en vaak ook te lui voor". Nietwaar? Daar kunnen de jonge men sen het dan wel mee doen. Ik protesteer niet zozeer tegen de aanklacht als wel tegen de aanklager. Wat wil hij eigenlijk? Bewijzen met eventuele binnengekomen reacties vol gloeiende verontwaardiging, dat zijn stel ling niet waar is? Voor zó simplistisch houd ik hem niet. Wat zouden immers die enkele brieven bewijzen op een zo groot aantal? Onze aanklager (hoe oud bent U eigenlijk zélf, mijnheer?) kan be ter de hand in eigen boezem steken, Als onze generatie stoffig, conventioneel enz is, let wel: als, dan is ze dat waarachtig niet zomaar vanzelf geworden! Naar mijn menin'g hebt U slechts op één punt vol komen, maar dan ook volkomen gelijk: de huidige jonge mens is moe. Hij is moe van al dat gepraat boven mijn meisje. Ik had ze al toen ik 20 was iedereen had toen een meisje(ü). Ik zal ze nog hebben als ik 30 ben, tenminste als ik wil wachten op de „oude heren" die het varkentje van de woningnood wel even zouden wassen. Het is gemakkelijker om kritiek uit te oefenen op mensen, die in leeftijd en dus meestal ook iri functie onder je liggen, dan andersom. Want het valt niet mee om iemand, die een kop groter is dan je zelf een klap te geven. Zo iemand heeft immers meestal een tikkeltje langere ar men, niet alleen letterlijk, maar ook fi guurlijk! Daarom is kritiek uitoefenen op de jeugd zo gemakkelijk, vooral ook om dat op dit terrein de successen al heel erg goedkoop zijn. Een goed gefundamen- teerde tegenaanval van een 20 jarige is immers nauwelijks denkbaar! Ik hoop dat ik U met dit schrijven van dienst geweest ben. Toegegeven, het staat er misschien wel akelig zwart-wit, maar U vroeg och meningen; wel, daar heeft U de mijne. Met vriendelijke dank voor de aandacht, Hoogachtend, Jan Schikhof Wat we de vorige maal gedaan hebben is slechts dit geweest: een portret teke nen van jonge mensen in onze dagen. Dat zoiets algemeen moet blijven is dui delijk. Dat er jonge mensen zijn voor wie dat portret niet opgaat weet en be grijpt eenieder. Beide inzenders ontwijken echter de vraag: „Wie weet er een ander portret?" en over zijn hoofd, hij is moe van theo-| De kern van beide betogen komt neer i-iïï ïo v, j««1, mortn o-r» Hé» TfPrlrlarincr Hat. Hp nnrzaalc van het Opvangen; bijeenbrengen; ge legenheid scheppen; bieden; zijn termen die we in het rijke Roomse leven zogoed als daarbuiten til onze dagen herhaaldelijk tegen komen. 't Is af en toe om razend te Worden. Maar wie razen moesten doen het niet: de opgevangenen, de ingelcgenheid gestelden, de bijeengebrachten. Met gelaten vol apostolisch vuur kan men horen Zeggen: De jeugd wordt fraaie pro gramma's geboden. De jeugd kan heter hij ons zijn dan elders. De jeugd heeft behoefte zus of zo. Laten we het haar geven. De jeugd die nog ergens in is; laten we haar ergens iu zien te krijgen. Wat moet dat allemaal? Het zijn medailles met voor- en achterkanten. Op de voorkant staat dat de be zorgdheid voor elkaar gebiedt de hulpbehoevenden onder ons ie hulp te komen met een veilige haven of een veilig thuis. Op de achterkant staat de apathie en de lamlendigheid die er voor ve len het gevolg van is. Laten we die medailles maar eens omdraaien. En dan stellen we ons een kapitein voor in de dagen van Horatio Hornblower of Michiel de Ruijter. Want die is nodig. Buitengaats is er een hoop werk te doen. Er zijn kapers op de kust, er vallen zeeën te bevaren en lan den te veroveren. Er is overal buit, maar waar is de vloot van jon ge sterke schepen? Wij stellen ons voor dat hij in de handen zou spuwen en alle inham men en havens en baaien van het veilige vaderland binnen zou zeilen als een wervelwind. „Wat, zoetwatermatrozen, wat liggen jullie hier te vetmesten in de zon?" „Wat voor de dónder, flotieljelei- ders, havenkapiteins, wat doen al die schepen hier? Anders dan lek ker veilig deinen op brak water, slootschoeners, grachtgaljoenen Eruit!". De havenmeesters en de walle- kapteins zijn hun kuddeke kwijt. Buitengaats waait de wind, raast de storm, En wat zou dat? In het Roomse huis lopen te veel „zorgers" rond, waarvan een groot deel in Soutane die behalve zielzor gers, ook nog hoofdbezorgers, ont spanningsbezorgers, geldbezorgers feestbezorgers, echtgenootbezor gers zijn. En rond de togen de Jan Saljes. „Bieden", „opvangen", „zorgen maakt anderen lui en lamlendig. Havenmeesters, wallekapteins, zor gers voor alles en nog wat, het is geen stijl van jonge sterke sche pen niet meer te vragen, dan voor anker liggen in een veilige haven, notabene met de angst dat ze zullen vergaan als ze varen. Kunnen ze niet varen? Dan zijn het snertschepen. Mogen ze niet varen? Dat is ge brek aan vertrouwen. Zijn ai die initiatieven voor de jeugd allemaal wel zo verstandig? Op de eerste plaats is ruimte no dig om zelf te ondernemen, te zoe ken, te twijfelen, te exploiteren, te groeien naar volwassenheid. Die kans moet een jong mens hebben. Hemel noch aarde zijn er voor opgelegde schepen, die men hoog uit op sleeptouw kan nemen. Inte gendeel ze zijn voor de schepen die gevaren hebben en wel het meest voor die welke averij opliepen, want dat waren de dapperste. Bezie de besteding van de vrije tijd. Aangenomen dat vrije tijd, die tijd is waarin men niet voor het le vensonderhoud arbeidt of zich op die arbeid in de toekomst voorbe reidt, dan moet er in die vrije tijd heel wat gebeuren. Een klein (maar overigens nood zakelijke) deel is er om stuk ge slagen te worden in volkomen ont spanning. Maar vrije tijd is er ook om zich geestelijk en lichamelijk te vormen (inspanning en ontspanning tegelijk). Zij is er ook om dienstbaar gemaakt te worden voor anderen. Zij is er op de eerste plaats om God op te zoeken, een arbeid waartoe we arbeidend voor de kost nauwe lijks in staat zijn, zeker niet be schouwend (de arbeid is misschien in diepste zin daarom een straf). Wat komt er van al die opdrach ten terecht met dat opvangen en bieden? De jeugd krijgt meer dan ooit de kans in passiviteit haar schoonste uren te verdoen, met pas klare ontspanning, pasklare weet jes en pasklare moetjes. Over de hoofden van de jongeren voor wie deze pagina is, mogen de ouderen bedenken, dat Pater Lombardi %ei „Vraag van de jeugd weinig en je krijgt niets, vraag veel cn je krijgt zeer veel". Houdt op met opvangen en bieden en vangt aan met weg sturen, het zeegat uit met het Christusavon- tuur in het vooruitzicht. Er was eens een school waar al wat oudere jougelui studeerden in de hogere klassen. Die school vierde op zekere dag een groots jubileum. Maanden tevoren was de feest- Machinerie op gang gekomen. Al wat op de school gezag had, con- ^ciiireerde gedachten en arbeid op du" ^Vparc'*§e vising van de grote waar f ^as een feestcommissie n-„_ ^een leerling in zat óf een hadden6 Mloen voor het slikken En toch'. Waf i leerlingen? nJ? een scho°l zonder de dag had cachet ^ersprekelyk, deftig. In de grote dag was illuster gezelschap in a mlS ?at,.een' ken. Daarachter de eex^. ban- Er was een preek °P,v°edelingen- de katholieke 0pvo3dU ng "T jeugd. Ieder die geen ii iU n Met een korte pauze werd H-arna de lange zit onderbroken. a™a Elders werden de toespraken, de wisseling van geschenken, de terug blikken, de vooruitblikken en de fe licitaties afgewerkt. De jeugd deed wat Iet behoorde te doen en speelde het irote-mensen- spel mee. Ze had ook ?en toespraak en ook een cadeau. 'S Middags was het echt feest. Er was spel, muziek en zang. In de zaal zat de jeigd en keek, naar de illusteren in de hoofdrollen en de vriendjes in de birollen, Waar was de jeugd? 's Avonds; samenzijn voor de feest vierende grote mensen en een toefje voorname gasten. Waar de jeugd was wist niemand en interesseerde ook niemand. Ze had de andere dag vrij gekregen. Dat is immers het schoonste ge schenk dat men geven kan Voor U, over U, zonder U. Tot de kaartverkoop werd het groene hout zelfs niet in staat ge- Er was maar één opdracht: Je doet wat er van je gevraagd wordt. In concreto: Je komt naar de kerk, je speelt mee met opzitten en poot jes geven en je komt in de voorstel ling. en je verkoopt nog wat plaat sen thuis ook. Toen er waren die maar schooi voe tend tot de laatste activiteit overgin gen, werden ze uitgemaakt voor on sociaal. Kan de wereld fraaier op haar Kop staan? Hoe is het afgelopen met de jongelui die zingend of spelend hun steentje bijgedragen hadden? Het is eenvoudig: jullie worden bedankt voor het stenen dragen. Is er iets feestelijkers dan stenen bijdragen. Voor U, over U, zonder U. Andere mogelijkheid En als het nu eens zo gegaan was: Een feestcommissie van de jeugd, gestimuleerd, geactiveerd, geholpen door de illusteren. Een self-made- feest. Jongens en meisjes op Paasbest; bal met mutsen, serpetines en con fetti; een band, voordrachten, spelen en improvisaties. Een revue (met horten en stoten desnoods), een feest- krant. Ontvangst van de gasten door de jeugd, voorbereid cn tot in de punt jes verzórgd? Als men in zulk een feest ter representatie met een stuk aan wil komen, gaat het akkoord van harte. Een culturele activiteit gedragen door heel de schoolgemeenschap en dan met het heft in handen van hen die tot de vorming en opvoeding van de jeugd geroepen zijn past daar zeer wel in. Maar e'est le ton qui fait la mu- sique en in ons verhaaltje speelt de jeugd niet mee. De moraal is dui delijk: Gij ouderen; van tweeën één: Laat dat klagen over de passiviteit van de jeugd of Iaat haar een kans. We voelen iets voor een vervolg op ons verhaaltje. Waar zijn nl. de oproerkraaiers (in het nette) gebleven onder de jeugd? Ze waren nergens en dat is een bit tere teleurstelling. w Het gehele jonge volk heeft alles geslikt en nergens een positieve hand uitgstoken, Wat een gemis aan hou ding! Ongeïnteresseerd meedoen en een beetje kankeren langs de weg. Een fikse jeugd en een dappere jeugd had alle roeren in handen moe ten zien te krijgen, had vqorstel op voorstel moeten laten bezorgen bij degenen die het voor het zeggen heb ben. I Zoekt U een stuk, we maken er een. Heeft U gasten? Wij nodigen ze uit. Heren, mijne illustere en belang rijke heren, komt u ook op ons feest. Daar en daar hebben we alles voor elkaar georganiseerd. Een jeugd met oprechte bedoelin gen, die bereid is te riskeren en te wagen op weg naar de volwassen heid, met zelfrespect en vrijheids drang en een jeugd, die daarbij op treedt met open vizier en respect is eenvoudig onweerstaanbaar. Wat is dat toch voor jeugd die het accepteert in de boter gebraden te worden?, rieën, hij is, hoe paradoxaal dit ook moge klinken, in vele gevallen moe van het le ven zelf. Men kan dit constateren zonder meer zoals U dus doet. Het lijkt me niet erg vruchtbaar. Men zou een stapje verder kunnen gaan en de oorzaak trachten op te sporen om van daaruit een therapie vast te stellen. Is dat niet doeltreffender dan boze knuppels wierpen temidden van apathi sche hoenders in de hoop dat er één zal opfladderen en kijken! „Wat voor alles nodig is", zegt Karl Adam in zijn boek „Jezus Christus" en het moge hier gelden als een antwoord, „is veeleer een heel nieuwe houding tegenover het bovenaardse en bovenna tuurlijke. Wij moeten weer ernst maken met de overtuiging, dat de mogelijkhe den van de hedendaagse mens de moge lijkheden van God zeker niet uitputten, dat ons denken bepaald en begrensd is door de tijd en derhalve onder geen en kel opzicht het absolute denken van God is. Wij moeten weer klein worden voor God. Het gaat er om zich in de eerste plaats te zuiveren van de moderne vóór oordelen van de westerse geest, van de> ze geest van hoogmoedige, autonomie en zelfverheerlijking, van het enghartige ra tionalisme, van de vlakke verlichting en van het zuiver materialistisch denken.. Wij moeten de door zijn bijzondere ge schiedenis in zichzelf verschrompelde Europeaan in ons onderwerpen, om de echte, ware en levende mens weer te be vrijden". Dit zijn harde woorden en zij bevatten een moeilijke opdracht. Maar deze op dracht, geachte mijnheer van de Maas bode, geldt voor U evenzeer als voor ons! Deze opdracht wordt iedere mens, jong of oud, individueel gesteld. En ik meen, dat alleen in het uitvoeren van de ze opdracht onze redding ligt. Terugke ren tot het kind in ons, want „aan kin deren is het Rijk der Hemelen". Alleen: men is daar een heel mensen leven mee doende; dit is niet het werk van een dag of een maand of e'en jaar. Misschien, als U eens in deze richting ging werken, mijnheer Wil van Gemert. Botterdam, 31 januari 1956. Ik neem aan dat de pagina van zater dag j.l. eigenlijk als een soort uitdaging bedoeld was, om jongeren eens uit hun tent te lokken. Nu, ik ben wel geen 20 jaar meer (ik ben nu 25 jaar) maar ik voel me toch geroepen om nu eens uit mijn tent te komen en de toegeworpen handschoen op te rapen, Als er dan toch „gevochten" moet worden, dan wil ik be ginnen met de vraag: „in welke hoek wilt U liggen?" De pagina van zaterdag biedt immers vele facetten en net zo moeilijk als het blijkt om het door U gestelde probleem in één groot artikel aan te vat ten, zo moeilijk is het ook om in een gro te lijn een wederwoord te formuleren. Laat ik er nu eens één stukje tussen uit nemen, b.v. dat over die „oude heer"! Het zou geschreven kunnen zijn door een directeur van een handelszaak of door een personeelschef van een groot bedrijf. Mag ik mij nu eens speciaal tot die schrijver wenden? Ik vind het grappig dat U in Uw stuk je het woord „conventioneel" gebruikt. Wel voor de drommel, door wie is die conventie eigenlijk gemaakt? Toch niet door jongens van 20 jaar! Conventioneel zijn inderdaad in vele gevallen de manie ren etc. die je geleerd worden door je zorgzame ouders. „Zal je hieraan denken, zal je dit niet vergeten?" zijn ook in de ze tijd nog de raadgevingen, die je als jongen van 20 jaar van je moeder mee krijgt, b.v. als je ergens gaat sollicite ren. Zo komt het veelal, dat er een „schabloon" voor U verschijnt. Overigens lijk het mij toch vrij moeilijk voor een jongeman van 20 jaar om enige zelfstan digheid te tonen in de keuze van zijn kle ding (jasje achterstevoren of binnenste buiten?). Neen nu in ernst, wat voor gezicht zou U trekken als de jongelui in jacquet, in trainingspak, of met de be groeting „Ai Folks" voor U zouden ver schijnen? Zegt U dan: „Dat is nu eens iemand, die wat anders wil, iemand met pit?" Kom nou! „Wat verdien ik". Mag die jongen als jeblieft? Hij heeft er toch zeker recht op. Ach ik weet wel dat U Uw eigen salaris een veelvoud van dat van die jongeman, op de koop toe neemt, net als Uw loon- belastingvrije onkostentoelage. Uw auto toelage, Uw gratificatie, Uw conjunotuur- toeslagAch, dat ïs voor U immers allemaal maar bijzaakKom nou! Wat zegt U? Doet U er dan ook iets voor? Wie zal zeggen wat die jongeman pres teert als U hem goed betaalt? Ik heb een vader» die ik wel eens mijn oude heer noem. ik erger hem er echter heus niet mee. Hij is 50 jaar, niet zo oud dus, maar hij, heeft toch een andere tijd meegemaakt. Hij heeft mij volstrekt geen socialistische ideeën bijgebracht, alleen zo maar wat objectief verteld. Hoe hij in de jaren dertig als vader van drie kin deren de „laan" uit vloog, als zijn baas wat geïrriteerd was en zijn hooggeroem de vrijheid en zelfstandigheid meedogen loos hanteerde. Dit is nu allemaal anders geworden. Ilc kan nu niet meer schrijven dan ik in één'„tussen de middag" op papier kan krijgen. Want ik heb zo ontzettend wei nig tijd, weet U. Het leven begint voor mij pas om vijf uur. Dan heb ik mijn liefhebberijen, zo broodnodig voor de vor ming van een persoonlijkheid, Onder het werk komt daar niet zo bar veel van, want alles is zo economisch mogelijk af gesteld op het verdienen van zoveel mo gelijk geld (voor de zaak). Dan heb ik nog mijn studie. Ik ben werkzaam op zo'n oerdegelijk accountantskantoor, waar het principe geldt: „geen examens, geen opslag". Maar geen nood hoor, ik heb die richting zelf gekozen! Dan heb ik nog op de verklaring dat de oorzaak van het zó zijn van de jeugd, niet bij haar ligt. De Heer Schikhof doet daarbij eem poging om verzachtende omstandigheden aan te voeren. Maar of dat allemaal aan de zaak veel af of toe doet? De inzendster uit Bakel tekent in enige zinnen de weg die wij allen te gaan heb ben en inzonderheid die de jeugd te gaan heeftom een ander portret te krijgen. We zijn er haar dankbaar voor. Ze ver sterkt er op haar wijze onze stem mee. Op één punt moeten we bezwaar ma ken, Waarom heeft U iets tegen ons, wij hebben toch niets tegen U Delen wij niet samen de bezorgdheid om het heil van alle jonge mensen en dus ook om het onze of ziet U ons voor een predikende „oude" aan- die de splinter in het oog van een ander zo duidelijk ziet dat hij de balk in eigen oog vergeet?. Wij hebben geen aanleiding gegeven tot die gedachten. En dat waar we het zo volkomen met U eens zijn. Waarom, tenslotte vraagt u ons in deze richting te gaan werken; doen wij dat al niet jaren lang op deze pagina? En U, mijnheer Schikhof, met uw enorm gelijk over dat materia lisme en over dat wantrouwen ten aan zien van de maatschappelijke verhoudin gen met uw zorgen om een woning, waar om schrijft u behalve ter verdediging van de jeugd, niet mede en onder de zelfde titel een eerlijke bekentenis. Of gaat u er van uit dat het vlakweg onwaar is wat wij geschreven hebben? Tenslotte, geen voorgaande generatie op wie jonge mensen aliehande kretiek heb ben en van wie jonge mensen de goede en minder goede erfenissen bezitten, ont slaat die jonge mensen van de verplich ting, vurig en goed te wordenen dat worden ze niet door vooruitstrevend te praten en conventioneel te handelen, maar door op weg te gaan 4- desnoods moe naar alles wat aangehaald staat in het betoog uit Bakel uit het boek „Jezus Christus" van Adam. F. B. Er is nog een reactie op het persifle rende artikel „Vigilie van trouwen" dat als tegenhanger fungeerde van het voor stel dat P.W. publiceerde. Daarin verdedigt Zr. G. A. v. Koert-v. d. Voort natuurlijk de Martha's die op de vooravond van het trouwen in de weer zijn. „De voorbereiding van de grote dag staat of valt niet met een dag. Is de ge hele verlovingstijd geen voorbereidings tijd?" Veel moet juist gedaan worden op de dag voor de grote dag „de dag van de Martha's inderdaad en Maria moet men altijd zijn, anders wordt het helemaal geen grote dag". „En het zou fraai gaan als er geen Martha's waren: Ik heb eens gelezen: „Men haait zo graag die woorden aan: Een ding slechts is er nodig, Maar Jezus heeft toch niet gezegd, Eten is overbodig?" Natuurlijk niet, maar Hij heeft wel ge zegd: „een mens leeft niet van brood al leen". En dat wilden we voor wat de da gen rond de trouwerij betreft waar de uitelijkheid zo vaak een te grote rol speelt eens belichten, Dat heeft u toch zeker we begrepen? F. B. Graag zou ik U naar aanleiding van de rubriek „Mensen van morgen, wereld in wording" de volgende vragen willen stel len: 1. Zou het niet mogelijk zijn de op maak van deze rubriek iets te wijzigen? Uw stukken bestaan namelijk dikwijls uit allerlei impressies, her en der over de pagina verspreid, hetgeen wel een schilderachtige indruk maakt, maar het achterhalen van de juiste bedoeling dik wijls bemoeilijk. Persoonlijk vonden wij bijv. de opmaak van „Vigilie van trouwen veel duidelijker. Rechts op de pagina vond je daar de negatieve kant van het ge val en links de positieve kant. 2 Waarom heet deze rubriek eigenlijk „Mensen van morgen, wereld in wording?' De „mensen van morgen" zelf komen er n.l. nooit aan het woord.... Zou het daarom niet mogelijk zijn om geregeld kritieken e.d. van de jongeren zelf te plaatsen of om een wekelijkse of maan delijkse rubriek te openen waar we onze meningen ten beste zouden kunnen ge ven over door U (in de vorm van sti mulerende vragen) gestelde problemen zoals je dat bijv. ook in „De Bazuin" vindt? Hoogachtend, Pierron van der Gracht. Over de opmaak van de pagina kunt u zich alleen maar een bepaalde opvat ting vormen van uw kant. Anderen hebben weer andere ideeën en de opmaakredactie tracht zo juist mo gelijk en zo algemeen mogelijk te schie ten, binnen het raam van de bestaande mogelijkheden. Bovendien vonden de meeste lezers het wel prettig als iets aan hun initiatief wordt overgelaten en ze soms zelf over de pagina kunnen speuren om de samenhang van de verschillende stukken te peilen. Dat de mensen van morgen niet aan het woord komen zijn we niet met u eens; misschien niet vaak letterlijk, maar eiv zijn veel meer en andere wegen om het geluid van jonge mensen te doen klinken. Bovendien past het op een jonj- gerenpagina behalve zelf te spreken ook aangesproken te worden. Overigens hebben we niet anders dan bijval met uw voorstellen. Maar waarom liet u het dan bij twee vragen? Ons dunkt: had de daad maai bij het woord gevoegd. F, B, Toen hij in de parochie kwam, waar hij ruim vier jaar had ge werkt, had zijn Pastoor hem de zorg gegeven voor de jonge men sen boven de 17 jaar. Er was voor die groep jongens en meisjes prak tisch niets. Er waren enkele voor trekkers en enkele gidsenleidsters en een groepje kajotters maar voor de rest was er niets. Toch moesten er volgens het kaarten-systeem ruim 300 jonge mensen boven de 17 zijn. Hij begon met een congrega tie. Na eindeloos veel aansporingen zondagsmorgens en na een jaar „geprobeerd" te hebben gaf hij de congregatie op. 't Aantal aanwezi gen was nooit groter geweest dan 15. Zij die waren gekomen bleken altijd dezelfden te zijn. De talloze wegblijfsters en wegblijvers konden niet zeggen, dat het hun niet beviel, want ze waren nooit op komen da gen. Voor de cursus van 18-jarigen kreeg hij nooit meer dan tien be langstellenden. Vele lessen had hij moeten geven voor minder dan 5 jonge mensen. Na de congregatie- proef had hij» alle jongeren van de parochie een brief gestuurd met een aantal vragen om er zodoende achter te komen waar men iets voor voelde. Ruim 300 brieven waren de deur uitgegaan. Zes antwoorden kwamen erop binnen. Waarvan één antwoord dat bestond uit het met een rood potlood over de hele vra genlijst neergeschreven „waarde loos!" de afzender had zijn naam niet vermeld. De kapelaan liet het er niet bij zitten. Gedurende de tijd van een week of zes was hij des avonds bij een 50-tal jonge mensen geweest. Veertig beloofden op een vastgestelde datum om 8 uur bij hem te komen. Er kwamen er vier, twee belden op, dat ze niet konden komen. Die vier stemde» sterk met el- kaar overeen in de mening, dat er een soort instuif moest opgericht worden. Als er dansavonden geor ganiseerd zouden worden, zouden de jongeren zeker komen. De kapelaan huurde een zaal, vroeg een dansleraar voor de leiding. Voor het geld werd een bridgedrive georganiseerd, waaraan ruim 25 paren oudere mensen deelnamen. De dansavonden werden een suc ces. Ruim 150 jonge mensen namen eraan deel. Maar de kapelaan zag in deze avonden slechts een mid del, geen doel. Dus hij trachtte de avond te splitsen: eerst een ernstig gedeelte, dan dansen. Het aantal deelnemers liep onrustbarend terug De kapelaan wilde niet toegeven. de dansers ook niet: en ook dit ex periment werd stopgezet. De kapelaan heeft telkens op nieuw geprobeerd. Hij was 't die de initiatieven nam. Maar het haalde allemaal niets uit. Men kan niet zeg. gen, dat datgene wat hij de jonge ren aanbood hun niet aanstond; immers, ze namen niet eens de moeite om te weten wat hij wilde. Ze bleven weg. Dit is een voorbeeld, niet aange dikt, in niets overdreven. Het zou vele malen vermenigvuldigd kun nen worden. M mui'.:riv >m*r wutpm. ^.■wi»wnm<wii,i|.|l|>i„„|U „Het is geen weer om een hond de straat op te sturen, hoor je de mensen deze dagen vaak zeg gen. Deze uitdrukking verraadt een ontstellend gebrek aan eer bied van de gemiddelde mens voor de gemiddelde hond. Opper vlakkig bezien, lijkt een dergelij ke uitdrukking een zekere meewa righeid en consideratie t.o.v. de hond te suggereren. Men zegt im mers, dat men rekening hou dende met de wel zeer ongunsti ge weersomstandigheden het arme dier niet buiten de deur wil zetten; nee, dat doet men niet; dat zou men echt niet willen. „Die beesten hebben óók gevoel", hoor ik mevrouw, tussen twee slokjes thee zonder suiker, al lis pelen Maar trap er niet ln, gij hond, die mocht menen dat de mensen fijngevoelig over U denken. Weet ge wat deze lispelende lieden eigenlijk met die zachtaardige uit drukking bedoelen? Het vriest dat het kraakt en er staat een gure wind. Een sneeuwjacht striemt en verblindt, je adem bevriest en je ingewanden beginnen te tintelen, zodra je het puntje van je neus naar buiten steekt. Zal men nu een mens de straat op sturen? Welnee, dat komt niet eens ter sprake. Een kat dan? Hoe durft ge het veronderstellen? Hoe haalt ge het in uw kop? Wat dan te den ken van paard en koe? Geen wel denkend mens is ooit op de ge dachte gekomen om deze edele dieren aan het barre weder prijs te geven; er is geen enkele men selijke uitdrukking, waarin zelfs maar de mogelijkheid wordt ge noemd, laat staan overwogen. Doch de hond.... Ja, de hond komt het laatst in aanmerking om niet de straat op te worden ge stuurd. Wil de mens uitdrukken, dat het weer zijns inziens nu bui ten alle proporties afgrijselijk en barbaars is, dan zegt hij: „je zou zelfs nog geen hond de straat op sturen". Voelt ge wat ik bedoel? Nog geen hondBedankt!'

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1956 | | pagina 7