fDOUGLAS HYDE
Captain
Cheshire V.C.
HET MODERNE TONEEL
en zijn held
Heiligen-
helden
levens
als best
sellers
Londens literair journaal
Oude theorieën
wankelen
ACTUALITEITEN
Kasteelheer
Auto's en kunst
Muzikale jeugd
"tens
Charmante naïviteit
Bertolt Brechts
„Vervreemdings
effect
V-effect
MISSIE en COMMUNISME
„Zusters, hebt gij ooit een film gezien genaamd Catherina de Grote?"
Prentje uit „Cracks in the cloister"
TMEN dagen na Douglas Hyde's sensationele ver-
A klaring aan de pers dat hij in de Katholieke
Kerk wilde opgenomen worden en de communisti
sche partij die dag had vaarwel gezegd, had ik op
een hoge bar-kruk in een van de vele journalisten-
„pubs" in Fleet Street een lang gesprek met hem
over zijn toekomstplannen. „Ik heb heel wat goed te
maken voor de twintig jaar dat ik als communist
het evangelie van de haat heb gepreekt" was een van
de voortdurend terugkerende opmerkingen tijdens dit
gedenkwaardig gesprek. In de acht jaar die sindsdien
verlopen zijn heeft Dougas Hyde woord gehouden.
Zonder zich te sparen reist hij heel de wereld af
om de boodschap van het Christendom te verkondigen
in de wereldsteden van Noord- en Zuid-Amerika zo
wel als in de verwijderde missieposten in Middcn-
Afrika, Zuid-Korea en Malakka. Daarnaast hebben
zijn geschriften, vooral zijn autobiografie „I be
lieved', die in meer dan drie-kwart miljoen exem
plaren over heel de wereld verkocht is, voor talloze
lezers de weg gewezen naar de Kerk, waaronder ook
Auto-biografie
DIE twee letters achter de naam
maken hem wel niet tot een hei
lige, maar toch zeker tot een held.
Inderdaad is het Vlotoria Kruis een on-
derscheidinrT die zen dergelijke moed
en initiatief in oorlogshandelingen be
kroont, dat voor -zelen de beloning
slechts posthuum gegeven kan worden.
Group Captain Cheshire keerde uit tie
laatste wereldoorlog terug als een held
heiaden met de hoogste onderscheidin
gen, waaronder als hoogste van alle het
Victoria-Kruis. Vijfmaal achiereen ont
ving hem de Engelse koning voor het
verlenen van deze herhaalde erkenning
van Cheshire's dapperheid als vliegenier
bij de R.A.F. Toch zou de naam van
deze moedige piloot, zoals die van zo
vele oorlogshelden binnen enkele jaren
vergeten zjjn, als hij niet de aandacht
van heel Groot-Brittanje tot zich ge
trokken had door zijn groot experiment
van daadwerkelijke naastenliefde: de
oprichting van het ene tehuis na het
andere voor die volkomen hulpbehoe
vende ouden van dagen en ongenees
lijke zieken voor wie de gezondheids
zorg van de Engelse staat niet de warm-
te en hartelijkheid hiedt van een echt
verschillende van zijn vroegere partijgenoten. „De tehuis met de sfeer van een gezin.
werkelijke idealist onder de communisten zal de *n dezelfde tijd vond de man die zich
partij nooit veriater", meent Hyde „tenzij hij eerst
een ander ideaal gevonden heeft om zich aan te
geven. Hij kan niet leven in een geestelijk lucht
ledig".
In zijn nieuwe boek „One Front across the World
(He in erna n 185-62) heeft Hyde zijn conclusies vast
gelegd van zijn impressies van Afrika en Azië en
vooral een langdurig verblijf in Zuid-Korea, een land
waarvoor het communistisch geweld nog een zeer
recenie realiteit is geweest. Ofschoon Hyde alleen als
even goed thuis voelde in het donde
rend afweergeschut boven Wilhelms-
hafen en in de onheilspellende licht
flits boven Nagasaki als in de stilte
ven het Benedictijnenklooster van So-
lesmes de weg naar de Kerk van Rome.
Vanaf dat ogenblik wordt Cheshire ook
de apostel die getuigen wil van zijn ge
loof en met twee bussen voorzien van
recording-apparatuur door het land
trekt om Christus te prediken. Vele le
genden hebben zich al gevormd ron
dom de figuur van Cheshire, zoals het
bekende verhaal dat hij boven Naga
saki tijdens de ontploffing van de
i i - sam ujaens ae onipiomng van ae
joi naust verbonden aan de Amerikaanse legerstaf atoombom welke hij als waarnemer
Korea mocht betreden, heeft hij zich toch onmiddel-
lijk van zijn voogden geëmancipeerd en is zijn eigen
weg gevolgd, ondanks de gevaren die hier voor hem
als oud-communist in een land met communistische
guerilla's aan verbonden waren. Zijn voornaamste
inlichtingenbron waren de missionarissen, die heel
de strijd zowel als de vooroorlogse en naoorlogse ont
wikkeling in Korea hadden meegemaakt.
De thesis, die als een steeds terug
kerend thema door het boek loopt, is
dat de strjjd tegen het communisme op
het ogenblik gevoerd wordt over het
hele front van de missiegebieden, zowel
in de koloniale landen als in de jonge
naties van het Verre Oosten, met in de
voorste linie de missionarissen en de
perfect getrainde volgelingen van Mos
kou. Het boek is geschreven met de pen
van een ras-journalist, die geboeid door
ieder klein voorval niet een dorre thesis
poneert, maar een intrigerend reisverhaal
soms vol beklemmende dreiging van een
stelsel dat niet zal rusten voor het de
wereld heeft onderworpen, maar toch
ook met hoopvolle aspecten vooral juist
in Korea, waar de oogst voor de Kerk
rijp staatalleen zijn er niet vol
doende missionarissen om de oogst bin
nen te halen.
Inspirerende leiders
LEVENS VAN HEILIGEN en helden
in de meest uitgebreide zin van het
woord zijn nu dikwijls best-sellers op
de boekenmarkt. Twee factoren hebben
hiertoe bijgedragen. Eerstens het ver
langen naar het inspirerend voorbeeld
van figuren, die boven het middelmatige
zijn uitgestegen en daarom de richting
kunnen wijzen naar een uitweg in de na
oorlogse transformatie van het wereld'
beeld. Een tweede, niet minder belang
rijke factor is de grote verbetering in de
hagiografie en biografie in het alge
meen, die van aan zoetelijke onkritische
heldenverering tot aan objectieve en
reële weergave van de persoon en de
feiten is geworden, die er rekening mee-
houdt dat mensen geen verstarde ge
personifieerde deugden of ondeugden
zijn, weggelopen uit een middeleeuwse
moraliteit, maar levende mensen met een
complexe geestelijke structuur.
Hierdoor is de vroegere weerstand
tegen het heiligenleven overwonnen en
hebben sommige uitgevers zelfs hele
series geprojecteerd van bekende en
minder bekende heiligen-gestalten met
de nadruk terecht op de nationale hei
ligen- Zo zijn Burns Oates o.a. reeds
eerder verschenen een nieuw leven van
E. E. Reynolds over Saint Thomas More
(25 s.), en over Saint John Fisher (25
een van de laatste in deze serie is een
leven van Thomas Collins over de Zalige
John Ogelvie, Martyr In Scotland (21 s.)
de enige martelaar die door de hervor
mers in Schotland is geëxecuteerd. Dit
goed geschreven leven geeft tegelijk een
uitstekend beeld van de politieke en re
ligieuze achtergrond van deze Schotse
martelaar. Interessant is ook de lezing
van een uittreksel van het proces van
zaligverklaring inclusief de scherpe
stellingname van de Advocaat van d?
Duivel dat als een appendix is af
gedrukt.
Interessante lectuur is ook: A. H. N.
GreenArmytage's A Portrait of St
Luke- (Burns Oates 12 s. 6 d.).
Dit litterair portret Is sober en voor
zichtig uitgevoerd. De auteur heeft nauw
keurig alles wat we van Sint Lucas
weten verzameld en dat is veel meer
dan men op het eerste gezicht zou den
ken. H(J bl(jft zakel(jk en benut verder,
wat we uit zUn werk en uit zU" methode
en manier van schrUven kunnen afleiden.
Hij voelt precies aan wat een moderne
lezer interesseert. Het resultaat is dan
ook een sprekend portret, geschilderd
door een bekwaam amateur. A. Green is
geen vakgeleerde, maar hij spreekt de
beste bronnen aan en hü telt de be
kende Engelse exegeet R. A. Knox
onder zUn adviseurs. Deze laatste gaf
het boek ook een charmant voorwoord
mee.
Voor de vereerders van St.-Domimcus
is een herdruk verschenen van de in
middels overleden Father Bede Jarrett
The Life of St. Dominic (Blackfriars
Publ. 12 s. 6 d.) een zakelijke maar toch
met veel begrip en affectie voor de
persoon van St.-Dominicus geschreven
biografie.
Vermeldenswaard is ook het verschij
nen in een goedkope Penguin-uitgave
het leven van Dominicus' grote volgeling
Thomas Aquinas (Penguin 3 s. 6 d.) van
de bekwame filosoof F. C. Coppleston,
dat echter vooral een uiteenzetting is
van het wijsgerig stelsel van deze heilige
uit de bloeitijd der middeleeuwen.
Na lang wachten is er tenslotte ook
weer een moderne Engelse vertaling
verschenen van de beroemde regel voor
Zusters de Ancrene Riwle (Burns Oates
15 s.) geschreven rond 1200, waar
schijnlijk voor drie hofdames van Ko
ningin Maud, de schoondochter van
Willem de Veroveraar. Het boek kon
ook gisteren geschreven zijn zo „up to
date" is het advies van de geestelijke
schrijver, en zo weinig is de mens ver
anderd in de zeven eeuwen die sinds
dien zijn verlopen. Uiteraard heeft het
boek ook al de charmante naïviteit van
de Middeleeuwen, maar de eeuwig-
menselijke natuur treedt op iedere blad
zijde van dit boek naar voren. De pen
tekening van de „roddelaar", die de
schrijver ons voorzet, is van alle tijden.
De schrijver is ook een zeer prak
tisch mens, wanneer hij de zusters
waarschuwt geen beesten te houden, be
halve een kat, en vooral geen koeien
omdat die altijd overal rondlopen en
de aanleiding worden tot burenruzie etc.
Douglas Hyde
vanuit de lucht meemaakte, plotseling
als een Saulus door Gods genade werd
getroffen.
Andrew Boyle toont In zijn voortref
felijk geschreven biografie van Ches
hire, No Passing Glory (Collins, 16 s.l
duidelijk aan dat Cheshire integendeel
bijna verrukt was over het resultaat.
Het boek is een meesterlijke studie van
het complexe karakter van Cheshire die
naast zijn diep-vrome spirituele levens
wijze toch ook nog altijd iets bewaard
heeft van de „play-boy" die hij was
in Oxford. Maar bovenal staat hij ge
tekend hier als de man voor wie de
naastenliefde niets anders is dan het
geven van zijn hele persoon zonder zich
te sparen en met een volledig zich kun
nen verplaatsen in de persoonlijkheid
van zijn evenmens, zodat, zoals Andrew
Boyle schrijft: „Instinctively he identi
fied their plight with his own, feeling
not for and with but in them. What
modern psychologists call empathy is a
greater gift than sympathy". Het is niet
te verwonderen dat deze biografie van
Boyle, die altijd een persoonlijke vriend
van Cheshire is geweest, binnen twee
maanden drie drukken beleefde.
Om dit journaal te eindigen op
een lichtere noot vermeld ik ten
slotte een boekje met „cartoons"
van Brother Choleric, Cracks in
the Cloister (Sheed and Ward,
8s. 6d.) dat niet over heiligen of
helden gaat maar over gewone
kloosterlingen, die met een zelf
spot die karakteristiek is voor de
Engelsen, de draak steken met de
gewone menselijkheden, die ook
binnen de kloostermuren nier
verdwijnen.
Germ de Jong 70
JUBILEUMTENTOONSTELLING IN AMSTERDAM
TA EZE WEEK is de schilder
Germ de Jong zeventig jaar
geworden en het mag ons harte
lijk verheugen dat men hem bij
deze gelegenheid de eer geeft die
hem toekomt: plotseling heeft
men zich aan de Paulus Potter
straat zijner herinnerd, en nu
heeft hij daar, in de lijst der Vijf
generaties, zijn expositie. Wij
zouden dit vluchtig monument
gaarne wat verstevigd hebben ge
zien met de uitgave van een goed
geïllustreerde catalogus nu
moeten wij het doen met een
enkel blaadje in kaft, waarop niet
meer te zien valt dan de namen,
nummers en jaartallen der geëx
poseerde iVerken, behoudens een
klein lof-sonnet door Gerard den
Brabander, en de vage afdruk van
een tekening maar eigenlijk is
het zo al meer dan ik eigenlijk
zou verwacht hebben.
Want Germ de Jong is „officieel"
niet en vogue. Wat hebben de mo
derne auguren nog van doen met de
Bergense school, speciaal als deze niet
eens zo bijzonder expressionistisch
zich in iemands doeken ontwikkeld
heeft en enige herinneringen oproept
aan de stemmingskunst der Hollandse
impressionisten? Fortuna ziet heden
ER IS EEN BOEKJE verschenen
dat voor de toneelliefhebber
van veel nut kan zijn. Het is
geschreven door de heer W. Ph. Pos,
de directeur van de Amsterdamse
Toneelschool. Zoals het een leider
van een onderwijsinstelling betaamt,
is de inhoud van zijn boek meer leer
stof dan essay, meer leerstellig dan
briljant. Er worden elementaire waar
heden in geformuleerd over dra
maturgie, waarbij, naar de schrijver
zelf erkent, de onvolprezen werken
van Balthasar Verhagen de grond
slag en het uitgangspunt vormen.
Nuttig vinden wij het boek van de
heer Pos omdat het helder uiteenzet
wat een toneelstuk eigenlijk is, waar
in het zich onderscheidt van andere
kunstvormen, hoe een toneelschrijver
een thema dramatische vorm geeft,
wat hem daarbij aan compositorische
middelen ten dienste staat. Allemaal
dingen die de ware toneelminnaar
zich wel bewust is, maar die door
een groot deel der schouwburgbezoe
kers vaak uit het oog worden verlo
ren. Een zekere kennis van de toneel
schrijftechniek van de dramatische
kwaliteit in een stuk is uitermate
vruchtbaar om een schouwburg
avond naar waarde te genieten. Pos'
„Dramaturgische Verkenningen"
kunnen tot dit doel, waartoe zij blij
kens het voorwoord ook geschreven
zijn, zeer zeker bijdragen.
Jammer is het echter dat de schrij
ver zich nauwelijks buiten de gebaan
de paden durft begeven. Van een
boekje dat in 1956 verschijnt, mocht
de lezer, dunkt ons, meer toegespitst
heid verwachten op wat zich heden
ten dage op het toneel afspeelt. Zeke
re algemene waarheden, die essen
tieel zijn yoor de toneelkunst laten
Bertolt Brecht
zich immers evengoed bevestigen in
eigentijdse stukken van Claudel, Ten
nessee Willams of Eliot als in Sha
kespeare en Ibsen. En anderzijds be
vat de moderne toneelkunst elemen
ten die nieuw zijn, die speciaal de
mens van nu aanspreken, en wier
confrontatie met gevestigde theo
rieën juist bijzonder boeiend zou
kunnen zijn. Dan zou bovendien blij
ken dat er in de kunst van het toneel
niet zo bijster veel onomstotelijke
waarheden bestaan, minder mis
schien dan in het boekje van de heer
Pos als zodanig worden gesteld.
Het moderne drama
HET TEKORT DER „Dramatur
gische Verkenningen" kan ech
ter worden gecompenseerd
door een uitgave, die ongeveer ge
lijktijdig verscheen. Wij bedoelen het
eerste nummer in 1956 van het
tweemaandelijkse tijdschrift „West-
Vlaanderen" het voortreffelijke pe
riodiek van het Christelijk Vlaams
Kunstenaarsverbond. In dit rijk ge-
illustreerde blad, ditmaal geheel ge
wijd aan muziek en toneel, komen
twee artikelen voor, die respectieve
lijk van de toneelschrijfkunst en de
toneelspeelkunst van onze tijd enkele
karakteristieke trekken weergeven.
Als een der meest kenmerkende
karaktertrekken van het hedendaag
se drama ziet dr. Roger Fiew de
voorkeur voor het irrationele, dat
zich zowel in de toneelpsychologie
als in de dramatische structuur doet
voelen. De held van het moderne to
neel, zo schrijft hij, is „de held die
door zijn instincten en door hopeloze
omstandigheden in het nauw gedre
ven, affectief en irrationeel reageert,
zonder zich meestal klaarbewust een
helder idee van zijn situatie te kun
nen vormen. Het is een sensibele,
maar ontwrichte held, die zelf uit
zijn instinctieve complexiteit niet
wijs geraakt, een zoveelste variant
van Kafka's onbepaalbare existenti-
eel-perspectiefloze angstfiguren".
In een scherpzinnige analyse van
de hedendaagse toneelschrijvers wor
den met name de Fransen (Sartre,
Gabriel Marcel, Camus, Claudel, Coc-
teau) als de vertolkers van het 20ste
eeuwse levensgevoel in de dramati
sche kunst genoemd. Dr. Fiew er
kent de vruchtbaarheid van het exis
tentialisme als geesteshouding voor
het moderne drama. Uit deze gees
tesstroming ontsproten nieuwe thema-
ta en conflicten en zij deed de mens
op het toneel verschijnen in zijn tota
liteit, ook in zijn irrationele diepten
en in zijn mysterieus oneindigheids
besef. Zulke constateringen zijn wel
iswaar evenmin nieuw en oorspron-
kelijk als de basis-theorieën van de
heer Pos, maar zij hebben het voor
deel dat zij direct contact maken met
wat de theaterganger vandaag te zien
krijgt.
Mat HET TONEEL, de toneel
kunst, voor een groot deel ongrijp
baar blijft, veranderlijk als Proteus
en dat zelfs een onaantastbaar schij
nende theorie die de essentie van het
toneelspelen ziet in het zich transfor
meren, zich identificeren met, zich
inleven in zijn personage, aan het
wankelen te brengen is, bewijst de
Duitse communistische toneelleider
Bertolt Brecht, aan wiens experi
menten het tweede artikel uit „West-
Vlaanderen" aandacht schenkt. Bij
het Parijse Theaterfestival in 1954
en 1955 had Brecht veel succes met
de nieuwe interpretatie-techniek die
hij, althans voor het episch tpneel,
voorstaat en die ten doel heeft Lij de
toeschouwer een objectieve, kritische
houding op te wekken ten opzichte
van de dramatische handeling.
Brecht spreekt in dit verband
van een „historisatie-techniek", waar
bij de toneelspeler, zoals een histo
ricus doet tegenover zijn stof, afstand
schept tussen het publiek en het ge-
bodene.
„Vervreemding" is de leuze die
Brecht's speelwijze karakteriseert.
De dramatische handeling moet ver
vreemd worden van de toeschouwer,
die anders zich zozeer zou vereen
zelvigen met het toneelgebeuren, dat
de objectieve kritische waarneming
geweld lijdt. Met tal van middelen
tracht Brecht dit Verfremdungs-ef-
fect te bereiken, met koren, recitan-
ten, muziek, maskers, sterke belich
ting uit zichtbare lichtbronnen enz.
Iedere magie of atmosfeerscheppend
medium is bij deze methode uit den
boze. De illusie van een spontane en
natuurlijke handeling wordt met ge
weld onderdrukt. Geen sprake van
„beleving" van een rol door de to
neelspeler. Want beleving is een fic
tie en brengt de kritische geest in
het gedrang. „De toneelspeler bij
Brecht mag er zijn toeschouwers niet
toe dwingen geloof te hechten aan
zijn personage. Hij is noch Harpagon,
noch Hamlet. Hij toont deze mensen
slechts".
Zo zijn er tal van uiterlijke en in
nerlijke middelen die Brecht zijn
acteurs inhamert. De tekst mag
niet geïmproviseerd lijken, zij dient
geciteerd te worden, uitzonderlijk ge
nuanceerd weliswaar, maar dui
delijk geciteerd. Het woord wordt on
derlijnd door gebaren, die op hun
beurt niet spontaan zijn, maar een
kopie.
Het zal de lezer duidelijk zijn, het
geen ook in het bedoelde artikel van
Hector Deylgat wordt gereleveerd,
dat de artistieke methode van Brecht
geinspireerd is door het dialectisch
en historisch materialisme. Het zal
hem voorts twijfelachtig voorkomen
of deze methode inderdaad in staat
zal zijn het publiek gespannen te hou
den. Wat dit betreft zijn de opvoerin
gen van het Berliner Ensemble te
Parijs wel een openbaring geweest.
In ieder geval is het interessant
iets naders over de inzichten van de
eigenzinnige heer Brecht te vernemen
Door hiertoe de gelegenheid te bie
den, bewijst het Christelijke Vlaam
se blad met zijn inhoud op hoog ni
veau dat het „bij de tijd" wil zijn
en ook daadwerkelijk is".
N. A. V. „Dramaturgische Verken
ningen" door W. Ph. Pos Uitg.
Wereldbibliotheek.
„West-Vlaanderen" 1956, no. 1
Uitg. Polenpïein 5, Roeselaere,
Artistieke
WIJ STELLEN VOOR dat de
„Kongsi der 4 verlichten", zoals
de ondertitel luidt van een ver
zenbundel „De Quartslamp", zo juist
verschenen in een hemelsblauwe om
slag nftet in het midden van de bundel
de vier schemerige foto's van de ver
lichte poëten, haar kongsiaal beheer
voortaan alleen maar over eigen kring
uitstrekt, want
JORIS BAAL
..>4 verlicht..
in het licht, dat
deze quarts
lamp meent te
moeten ver
spreiden, kan
men geen hand
voor de ogen
zien. De he
ren Joris Baal,
Cas Aper, Bart
Ruighrock en
Han Krachels
zwabberen
immers niet meer naar de inhoud
maar naar dat wat zij verkeerdelijk
„stijl" noemt doch niet meer dan een
vormelijke aangelegenheid is- Maar
hoe merkwaardig: de aula van het
stedelijk museum, die waarlijk geen
kamertje is, kon ternauwernood de
belangstellende vrienden en bewon
deraars van de zeventigjarige schilder
bergen, toen de tentoonstelling geo
pend werd. Ik -zag er kunstenaars van
vrijwel alle soort, dichters, schilders
natuurlijk, beeldhouwers, toneelman
nen en -vrouwen, musici. En het wa
ren niet enkel zeventigjarigen of
daaromtrent, er waren in nauwelijks
geringer aantal de jonge mensen.
Adriaan Roland Holst hield er de
openingsrede. Deze grote dichter is
weliswaar geen groot spreker, maar
hij zei enkele opmerkenswaardige
dingen. Hij vindt dat de tegenstelling
tussen „leven" en „wereld" opvallend
groot is vandaag en verstaat dan le
ven als de stroom waarin alles een is,
het wezenlijke, en wereld als naam
voor die utilitaire orde die ons van
dat wezen vervreemdt- Als hij de ab
stracte kunst beschouwt ziet hij
tweeërlei soort: de abstracte chaos
en de abstracte orde. En als het eerste
al dadelijk misprezen kan worden als
een verwijdering van wat één maakt
het leven het tweede doet hem
denken aan iets waarmee hij zojuist
in februari had te maken: bevroren
kranen. Maar van de schilder Germ
de Jong zei hij: ik ben van mening
dat je, ondanks je tekortkomingen
als mens en als kunstenaar, altijd „op
goede voet met het leven" hebt ge
staan; en dit oordeel, of liever nog
deze formulering, trof mij in 's dich
ters rede als wijsheid.
En het schijnt mij toe, dat het in
derdaad dezelfde wijsheid is, waar
van De Jong's doeken en tekeningen
spreken. In laatste instantie, bij wijze
van samenvatting, de totaalindruk
die blijft. Want aanvankelijk komt
men niet verder dan zijn ogen te la
ten weiden in een ietwat zachte, aan
gename coloriteit en het ondergaan
van dichterlijke stemmingen, teder,
lentelijk of ook wel vervuld van een
melancholie, die toch door de jaren
heen langzaam afneemt en dan plaats
maakt voor iets onbestemd zingends
altemaal dingen waaraan de mo
derne schilder geleerd heeft zijn zolen
te vegen. Het komt alles tezamen in
een onmiskenbaar heimwee, maar het
heimwee zelf komt ten slotte uit in
de wijsheid die Roland Holst uitsprak,
niet alleen in de vroegste wel eens
sentimenteel en symbolistisch geaarde
en onmiddellijk daarop volgende
werken: daar gebeurt het bij wijze
van verwerking in de apperceptie,
maar wezenlijk vooral in de laatste
werken.
G ERM DE JONG heeft dus wer
kelijk iets te zeggen. Hij is niet
alleen maar de kundige, be
trouwbare vakman, zijn schilderkunst
is dichten en wijsheid. Hij is ook niet
alleen maar de zwerver, verliefd op
die plekken aarde waar een mens
nog waarlijk luisteren kan, gelijk het
duin, Ameland, het wad, de bergen
van de Provence, de verstorven stad
jes die de oudheid ons gelaten heeft
in een verrukkelijk -zuiden; hij is niet
alleen een zwerver die komt en gaat,
hij weet te bewaren en te geven van
wat hij dóórtrekt, hij is in de stilte
die luisteren doet gelijk de heldere
vloeistof waarin „het spreken van
achter licht en wind" tot kristal uit-
rint. Hij is ook een „oorspronkelijk"
kunstenaar. Zijn visie is volstrekt de
zijne- Misschien is in vroege werken
nog iets van Wiegman te herkennen;
het is dan weinig en verbergt de
zachtere aandrang niet die van hem
zelf alleen is. Misschien is in enige
doeken ook wonderlijk genoeg
iets dat Schuhmacher in het geheugen
roept, maar hoe veel zuiverder intuï
tief, hoeveel minder verstandelijk,
hoe veel zinnelijker is zijn puurheid
"en hoe veel minder ijl.
Zijn oorspronkelijkheid blijkt ech
ter niet het duidelijkst in zijn land
schappen, maar in zijn bloemstukken.
Weinigen weten daarvan zo edele,
gevoelrijke poëmen te maken als
Germ de Jong, en ik ken niemand
die ze zo menselijk maakt; „zijn
bloemstukken hebben soms tranen",
las ik zojuist in een artikel van een
zijner vrienden, en die zin komt zijn
voorwerp nabij in fijnheid van men
selijk aanvoelingsvermogen.
K. S.
maar willekeurig met de Nederlandse
taal in het rond, verknippen de zinnen
nog niet eens handig en geven het
verbijsterende bewijs dat zij met z'n
vieren niet eens een klein beetje In
zicht hebben weten te verwerven in
de experimentele poëzie. Het getater
dat deze jongemannen op het papier
hebben gezet, mist elke muzikaliteit,
elke associatie aan wat voor sfeer
ook. De uitgever doet er goed aan
voortaan wat meer zelfkritiek aan de
dag te leggen. Het is zonde van papier
en inkt. Men kijkt zelfs niet op een
lettertje in deze „kwats"-lamp, vol
„literaire" duisternis.
ARIE v. d. LUGT (38), de roman
schrijver uit Vlaardingen, gaat
binnenkort kasteelheer worden
in Zuid-Limburg. Voorts zal hij dit
jaar een reis maken naar Spanje, om
er stof op te doen voor een roman,
maar ook om met zijn Madrileense uit
gever te praten over vertalingen die
deze uitgever van v. d. Lugt's boeken
doet verschijnen. Behalve in het
Spaans, verschijnen zijn romans in
het Zweeds, Duits en Engels. Bij de
verschijning van „De gekke dokter"
in Amerika kreeg v. d. Lugt een uit-
voerige (goede) recensie in Time. Met
een portret waarvoor de Time-corres
pondent een slordige 40 shots in Vlaar
dingen kwam maken. Er zullen niet
zo heel veel Nederlandse auteurs zijn
die dit overkomen is.
Zojuist is van Arie v. d. Lugt een
nieuwe roman verschenen: „Een dorp
verdwijnt". Uitstekend verteld en
zeer boeiend. Het is de geromanti
seerde maar échte geschiedenis
van de ondergang van het Franse
dorpje Tigne, overspoeld ten behoeve
van een stuwdam. V. d. Lugt Is
vorig jaar enkele maanden in Tigne
Arie van de Lugt
geweest op uitnodiging van Léon
Bloch, de burgemeester, die ook in
de roman voorkomt.
(Uitg. De Toorts)
Het volgende boek zal als achter
grond hebben de Far Oer, de Scandi
navische eilandengroep, waar de a.s.
kasteelheer ook onlangs enige tijd
woonde.
DE AUTO-FABRIKANT Walter
P. Chrysler Jr. is een verwoed
kunstverzamelaar. Men schat de
waarde van zijn collectie, die 2000
schilderijen bevat, op 3%miljoen dol
lar. Er zijn dan ook werken by van
Van Dijck, Rubens, Rembrandt,
Poussin, Corot, Gauguin, Rodin, Ma
tisse, Picasso en Van Gogh. Een klein
deel van de verzameling (100 stuks)
is thans uitgekozen voor een reizende
tentoonstelling die een jaar zal duren
en in de voornaamste musea van de
V.S. zal worden gehouden.
DIT JAAR congresseert de fede
ratie der Jeunesses musicales"
te Madrid (2—8 april). Tydens
het congres treedt het internationaal
jeugdorkest op, waarin zoals men
weet ook enkele jonge Nederlanders
zitten. Het speelt o.a. de Falla's
balletmuziek „El amor brujo". Ver
der staan op het program een concert
op instrumenten van de Stradiva
rius-verzameling, uitvoeringen door
authentieke Spaanse koren en volks
dansers, filmpremières, uittochten
enzovoorts.