fDOUGLAS HYDE Captain Cheshire V.C. HET MODERNE TONEEL en zijn held Heiligen- helden levens als best sellers Londens literair journaal Oude theorieën wankelen ACTUALITEITEN Kasteelheer Auto's en kunst Muzikale jeugd "tens Charmante naïviteit Bertolt Brechts „Vervreemdings effect V-effect MISSIE en COMMUNISME „Zusters, hebt gij ooit een film gezien genaamd Catherina de Grote?" Prentje uit „Cracks in the cloister" TMEN dagen na Douglas Hyde's sensationele ver- A klaring aan de pers dat hij in de Katholieke Kerk wilde opgenomen worden en de communisti sche partij die dag had vaarwel gezegd, had ik op een hoge bar-kruk in een van de vele journalisten- „pubs" in Fleet Street een lang gesprek met hem over zijn toekomstplannen. „Ik heb heel wat goed te maken voor de twintig jaar dat ik als communist het evangelie van de haat heb gepreekt" was een van de voortdurend terugkerende opmerkingen tijdens dit gedenkwaardig gesprek. In de acht jaar die sindsdien verlopen zijn heeft Dougas Hyde woord gehouden. Zonder zich te sparen reist hij heel de wereld af om de boodschap van het Christendom te verkondigen in de wereldsteden van Noord- en Zuid-Amerika zo wel als in de verwijderde missieposten in Middcn- Afrika, Zuid-Korea en Malakka. Daarnaast hebben zijn geschriften, vooral zijn autobiografie „I be lieved', die in meer dan drie-kwart miljoen exem plaren over heel de wereld verkocht is, voor talloze lezers de weg gewezen naar de Kerk, waaronder ook Auto-biografie DIE twee letters achter de naam maken hem wel niet tot een hei lige, maar toch zeker tot een held. Inderdaad is het Vlotoria Kruis een on- derscheidinrT die zen dergelijke moed en initiatief in oorlogshandelingen be kroont, dat voor -zelen de beloning slechts posthuum gegeven kan worden. Group Captain Cheshire keerde uit tie laatste wereldoorlog terug als een held heiaden met de hoogste onderscheidin gen, waaronder als hoogste van alle het Victoria-Kruis. Vijfmaal achiereen ont ving hem de Engelse koning voor het verlenen van deze herhaalde erkenning van Cheshire's dapperheid als vliegenier bij de R.A.F. Toch zou de naam van deze moedige piloot, zoals die van zo vele oorlogshelden binnen enkele jaren vergeten zjjn, als hij niet de aandacht van heel Groot-Brittanje tot zich ge trokken had door zijn groot experiment van daadwerkelijke naastenliefde: de oprichting van het ene tehuis na het andere voor die volkomen hulpbehoe vende ouden van dagen en ongenees lijke zieken voor wie de gezondheids zorg van de Engelse staat niet de warm- te en hartelijkheid hiedt van een echt verschillende van zijn vroegere partijgenoten. „De tehuis met de sfeer van een gezin. werkelijke idealist onder de communisten zal de *n dezelfde tijd vond de man die zich partij nooit veriater", meent Hyde „tenzij hij eerst een ander ideaal gevonden heeft om zich aan te geven. Hij kan niet leven in een geestelijk lucht ledig". In zijn nieuwe boek „One Front across the World (He in erna n 185-62) heeft Hyde zijn conclusies vast gelegd van zijn impressies van Afrika en Azië en vooral een langdurig verblijf in Zuid-Korea, een land waarvoor het communistisch geweld nog een zeer recenie realiteit is geweest. Ofschoon Hyde alleen als even goed thuis voelde in het donde rend afweergeschut boven Wilhelms- hafen en in de onheilspellende licht flits boven Nagasaki als in de stilte ven het Benedictijnenklooster van So- lesmes de weg naar de Kerk van Rome. Vanaf dat ogenblik wordt Cheshire ook de apostel die getuigen wil van zijn ge loof en met twee bussen voorzien van recording-apparatuur door het land trekt om Christus te prediken. Vele le genden hebben zich al gevormd ron dom de figuur van Cheshire, zoals het bekende verhaal dat hij boven Naga saki tijdens de ontploffing van de i i - sam ujaens ae onipiomng van ae joi naust verbonden aan de Amerikaanse legerstaf atoombom welke hij als waarnemer Korea mocht betreden, heeft hij zich toch onmiddel- lijk van zijn voogden geëmancipeerd en is zijn eigen weg gevolgd, ondanks de gevaren die hier voor hem als oud-communist in een land met communistische guerilla's aan verbonden waren. Zijn voornaamste inlichtingenbron waren de missionarissen, die heel de strijd zowel als de vooroorlogse en naoorlogse ont wikkeling in Korea hadden meegemaakt. De thesis, die als een steeds terug kerend thema door het boek loopt, is dat de strjjd tegen het communisme op het ogenblik gevoerd wordt over het hele front van de missiegebieden, zowel in de koloniale landen als in de jonge naties van het Verre Oosten, met in de voorste linie de missionarissen en de perfect getrainde volgelingen van Mos kou. Het boek is geschreven met de pen van een ras-journalist, die geboeid door ieder klein voorval niet een dorre thesis poneert, maar een intrigerend reisverhaal soms vol beklemmende dreiging van een stelsel dat niet zal rusten voor het de wereld heeft onderworpen, maar toch ook met hoopvolle aspecten vooral juist in Korea, waar de oogst voor de Kerk rijp staatalleen zijn er niet vol doende missionarissen om de oogst bin nen te halen. Inspirerende leiders LEVENS VAN HEILIGEN en helden in de meest uitgebreide zin van het woord zijn nu dikwijls best-sellers op de boekenmarkt. Twee factoren hebben hiertoe bijgedragen. Eerstens het ver langen naar het inspirerend voorbeeld van figuren, die boven het middelmatige zijn uitgestegen en daarom de richting kunnen wijzen naar een uitweg in de na oorlogse transformatie van het wereld' beeld. Een tweede, niet minder belang rijke factor is de grote verbetering in de hagiografie en biografie in het alge meen, die van aan zoetelijke onkritische heldenverering tot aan objectieve en reële weergave van de persoon en de feiten is geworden, die er rekening mee- houdt dat mensen geen verstarde ge personifieerde deugden of ondeugden zijn, weggelopen uit een middeleeuwse moraliteit, maar levende mensen met een complexe geestelijke structuur. Hierdoor is de vroegere weerstand tegen het heiligenleven overwonnen en hebben sommige uitgevers zelfs hele series geprojecteerd van bekende en minder bekende heiligen-gestalten met de nadruk terecht op de nationale hei ligen- Zo zijn Burns Oates o.a. reeds eerder verschenen een nieuw leven van E. E. Reynolds over Saint Thomas More (25 s.), en over Saint John Fisher (25 een van de laatste in deze serie is een leven van Thomas Collins over de Zalige John Ogelvie, Martyr In Scotland (21 s.) de enige martelaar die door de hervor mers in Schotland is geëxecuteerd. Dit goed geschreven leven geeft tegelijk een uitstekend beeld van de politieke en re ligieuze achtergrond van deze Schotse martelaar. Interessant is ook de lezing van een uittreksel van het proces van zaligverklaring inclusief de scherpe stellingname van de Advocaat van d? Duivel dat als een appendix is af gedrukt. Interessante lectuur is ook: A. H. N. GreenArmytage's A Portrait of St Luke- (Burns Oates 12 s. 6 d.). Dit litterair portret Is sober en voor zichtig uitgevoerd. De auteur heeft nauw keurig alles wat we van Sint Lucas weten verzameld en dat is veel meer dan men op het eerste gezicht zou den ken. H(J bl(jft zakel(jk en benut verder, wat we uit zUn werk en uit zU" methode en manier van schrUven kunnen afleiden. Hij voelt precies aan wat een moderne lezer interesseert. Het resultaat is dan ook een sprekend portret, geschilderd door een bekwaam amateur. A. Green is geen vakgeleerde, maar hij spreekt de beste bronnen aan en hü telt de be kende Engelse exegeet R. A. Knox onder zUn adviseurs. Deze laatste gaf het boek ook een charmant voorwoord mee. Voor de vereerders van St.-Domimcus is een herdruk verschenen van de in middels overleden Father Bede Jarrett The Life of St. Dominic (Blackfriars Publ. 12 s. 6 d.) een zakelijke maar toch met veel begrip en affectie voor de persoon van St.-Dominicus geschreven biografie. Vermeldenswaard is ook het verschij nen in een goedkope Penguin-uitgave het leven van Dominicus' grote volgeling Thomas Aquinas (Penguin 3 s. 6 d.) van de bekwame filosoof F. C. Coppleston, dat echter vooral een uiteenzetting is van het wijsgerig stelsel van deze heilige uit de bloeitijd der middeleeuwen. Na lang wachten is er tenslotte ook weer een moderne Engelse vertaling verschenen van de beroemde regel voor Zusters de Ancrene Riwle (Burns Oates 15 s.) geschreven rond 1200, waar schijnlijk voor drie hofdames van Ko ningin Maud, de schoondochter van Willem de Veroveraar. Het boek kon ook gisteren geschreven zijn zo „up to date" is het advies van de geestelijke schrijver, en zo weinig is de mens ver anderd in de zeven eeuwen die sinds dien zijn verlopen. Uiteraard heeft het boek ook al de charmante naïviteit van de Middeleeuwen, maar de eeuwig- menselijke natuur treedt op iedere blad zijde van dit boek naar voren. De pen tekening van de „roddelaar", die de schrijver ons voorzet, is van alle tijden. De schrijver is ook een zeer prak tisch mens, wanneer hij de zusters waarschuwt geen beesten te houden, be halve een kat, en vooral geen koeien omdat die altijd overal rondlopen en de aanleiding worden tot burenruzie etc. Douglas Hyde vanuit de lucht meemaakte, plotseling als een Saulus door Gods genade werd getroffen. Andrew Boyle toont In zijn voortref felijk geschreven biografie van Ches hire, No Passing Glory (Collins, 16 s.l duidelijk aan dat Cheshire integendeel bijna verrukt was over het resultaat. Het boek is een meesterlijke studie van het complexe karakter van Cheshire die naast zijn diep-vrome spirituele levens wijze toch ook nog altijd iets bewaard heeft van de „play-boy" die hij was in Oxford. Maar bovenal staat hij ge tekend hier als de man voor wie de naastenliefde niets anders is dan het geven van zijn hele persoon zonder zich te sparen en met een volledig zich kun nen verplaatsen in de persoonlijkheid van zijn evenmens, zodat, zoals Andrew Boyle schrijft: „Instinctively he identi fied their plight with his own, feeling not for and with but in them. What modern psychologists call empathy is a greater gift than sympathy". Het is niet te verwonderen dat deze biografie van Boyle, die altijd een persoonlijke vriend van Cheshire is geweest, binnen twee maanden drie drukken beleefde. Om dit journaal te eindigen op een lichtere noot vermeld ik ten slotte een boekje met „cartoons" van Brother Choleric, Cracks in the Cloister (Sheed and Ward, 8s. 6d.) dat niet over heiligen of helden gaat maar over gewone kloosterlingen, die met een zelf spot die karakteristiek is voor de Engelsen, de draak steken met de gewone menselijkheden, die ook binnen de kloostermuren nier verdwijnen. Germ de Jong 70 JUBILEUMTENTOONSTELLING IN AMSTERDAM TA EZE WEEK is de schilder Germ de Jong zeventig jaar geworden en het mag ons harte lijk verheugen dat men hem bij deze gelegenheid de eer geeft die hem toekomt: plotseling heeft men zich aan de Paulus Potter straat zijner herinnerd, en nu heeft hij daar, in de lijst der Vijf generaties, zijn expositie. Wij zouden dit vluchtig monument gaarne wat verstevigd hebben ge zien met de uitgave van een goed geïllustreerde catalogus nu moeten wij het doen met een enkel blaadje in kaft, waarop niet meer te zien valt dan de namen, nummers en jaartallen der geëx poseerde iVerken, behoudens een klein lof-sonnet door Gerard den Brabander, en de vage afdruk van een tekening maar eigenlijk is het zo al meer dan ik eigenlijk zou verwacht hebben. Want Germ de Jong is „officieel" niet en vogue. Wat hebben de mo derne auguren nog van doen met de Bergense school, speciaal als deze niet eens zo bijzonder expressionistisch zich in iemands doeken ontwikkeld heeft en enige herinneringen oproept aan de stemmingskunst der Hollandse impressionisten? Fortuna ziet heden ER IS EEN BOEKJE verschenen dat voor de toneelliefhebber van veel nut kan zijn. Het is geschreven door de heer W. Ph. Pos, de directeur van de Amsterdamse Toneelschool. Zoals het een leider van een onderwijsinstelling betaamt, is de inhoud van zijn boek meer leer stof dan essay, meer leerstellig dan briljant. Er worden elementaire waar heden in geformuleerd over dra maturgie, waarbij, naar de schrijver zelf erkent, de onvolprezen werken van Balthasar Verhagen de grond slag en het uitgangspunt vormen. Nuttig vinden wij het boek van de heer Pos omdat het helder uiteenzet wat een toneelstuk eigenlijk is, waar in het zich onderscheidt van andere kunstvormen, hoe een toneelschrijver een thema dramatische vorm geeft, wat hem daarbij aan compositorische middelen ten dienste staat. Allemaal dingen die de ware toneelminnaar zich wel bewust is, maar die door een groot deel der schouwburgbezoe kers vaak uit het oog worden verlo ren. Een zekere kennis van de toneel schrijftechniek van de dramatische kwaliteit in een stuk is uitermate vruchtbaar om een schouwburg avond naar waarde te genieten. Pos' „Dramaturgische Verkenningen" kunnen tot dit doel, waartoe zij blij kens het voorwoord ook geschreven zijn, zeer zeker bijdragen. Jammer is het echter dat de schrij ver zich nauwelijks buiten de gebaan de paden durft begeven. Van een boekje dat in 1956 verschijnt, mocht de lezer, dunkt ons, meer toegespitst heid verwachten op wat zich heden ten dage op het toneel afspeelt. Zeke re algemene waarheden, die essen tieel zijn yoor de toneelkunst laten Bertolt Brecht zich immers evengoed bevestigen in eigentijdse stukken van Claudel, Ten nessee Willams of Eliot als in Sha kespeare en Ibsen. En anderzijds be vat de moderne toneelkunst elemen ten die nieuw zijn, die speciaal de mens van nu aanspreken, en wier confrontatie met gevestigde theo rieën juist bijzonder boeiend zou kunnen zijn. Dan zou bovendien blij ken dat er in de kunst van het toneel niet zo bijster veel onomstotelijke waarheden bestaan, minder mis schien dan in het boekje van de heer Pos als zodanig worden gesteld. Het moderne drama HET TEKORT DER „Dramatur gische Verkenningen" kan ech ter worden gecompenseerd door een uitgave, die ongeveer ge lijktijdig verscheen. Wij bedoelen het eerste nummer in 1956 van het tweemaandelijkse tijdschrift „West- Vlaanderen" het voortreffelijke pe riodiek van het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond. In dit rijk ge- illustreerde blad, ditmaal geheel ge wijd aan muziek en toneel, komen twee artikelen voor, die respectieve lijk van de toneelschrijfkunst en de toneelspeelkunst van onze tijd enkele karakteristieke trekken weergeven. Als een der meest kenmerkende karaktertrekken van het hedendaag se drama ziet dr. Roger Fiew de voorkeur voor het irrationele, dat zich zowel in de toneelpsychologie als in de dramatische structuur doet voelen. De held van het moderne to neel, zo schrijft hij, is „de held die door zijn instincten en door hopeloze omstandigheden in het nauw gedre ven, affectief en irrationeel reageert, zonder zich meestal klaarbewust een helder idee van zijn situatie te kun nen vormen. Het is een sensibele, maar ontwrichte held, die zelf uit zijn instinctieve complexiteit niet wijs geraakt, een zoveelste variant van Kafka's onbepaalbare existenti- eel-perspectiefloze angstfiguren". In een scherpzinnige analyse van de hedendaagse toneelschrijvers wor den met name de Fransen (Sartre, Gabriel Marcel, Camus, Claudel, Coc- teau) als de vertolkers van het 20ste eeuwse levensgevoel in de dramati sche kunst genoemd. Dr. Fiew er kent de vruchtbaarheid van het exis tentialisme als geesteshouding voor het moderne drama. Uit deze gees tesstroming ontsproten nieuwe thema- ta en conflicten en zij deed de mens op het toneel verschijnen in zijn tota liteit, ook in zijn irrationele diepten en in zijn mysterieus oneindigheids besef. Zulke constateringen zijn wel iswaar evenmin nieuw en oorspron- kelijk als de basis-theorieën van de heer Pos, maar zij hebben het voor deel dat zij direct contact maken met wat de theaterganger vandaag te zien krijgt. Mat HET TONEEL, de toneel kunst, voor een groot deel ongrijp baar blijft, veranderlijk als Proteus en dat zelfs een onaantastbaar schij nende theorie die de essentie van het toneelspelen ziet in het zich transfor meren, zich identificeren met, zich inleven in zijn personage, aan het wankelen te brengen is, bewijst de Duitse communistische toneelleider Bertolt Brecht, aan wiens experi menten het tweede artikel uit „West- Vlaanderen" aandacht schenkt. Bij het Parijse Theaterfestival in 1954 en 1955 had Brecht veel succes met de nieuwe interpretatie-techniek die hij, althans voor het episch tpneel, voorstaat en die ten doel heeft Lij de toeschouwer een objectieve, kritische houding op te wekken ten opzichte van de dramatische handeling. Brecht spreekt in dit verband van een „historisatie-techniek", waar bij de toneelspeler, zoals een histo ricus doet tegenover zijn stof, afstand schept tussen het publiek en het ge- bodene. „Vervreemding" is de leuze die Brecht's speelwijze karakteriseert. De dramatische handeling moet ver vreemd worden van de toeschouwer, die anders zich zozeer zou vereen zelvigen met het toneelgebeuren, dat de objectieve kritische waarneming geweld lijdt. Met tal van middelen tracht Brecht dit Verfremdungs-ef- fect te bereiken, met koren, recitan- ten, muziek, maskers, sterke belich ting uit zichtbare lichtbronnen enz. Iedere magie of atmosfeerscheppend medium is bij deze methode uit den boze. De illusie van een spontane en natuurlijke handeling wordt met ge weld onderdrukt. Geen sprake van „beleving" van een rol door de to neelspeler. Want beleving is een fic tie en brengt de kritische geest in het gedrang. „De toneelspeler bij Brecht mag er zijn toeschouwers niet toe dwingen geloof te hechten aan zijn personage. Hij is noch Harpagon, noch Hamlet. Hij toont deze mensen slechts". Zo zijn er tal van uiterlijke en in nerlijke middelen die Brecht zijn acteurs inhamert. De tekst mag niet geïmproviseerd lijken, zij dient geciteerd te worden, uitzonderlijk ge nuanceerd weliswaar, maar dui delijk geciteerd. Het woord wordt on derlijnd door gebaren, die op hun beurt niet spontaan zijn, maar een kopie. Het zal de lezer duidelijk zijn, het geen ook in het bedoelde artikel van Hector Deylgat wordt gereleveerd, dat de artistieke methode van Brecht geinspireerd is door het dialectisch en historisch materialisme. Het zal hem voorts twijfelachtig voorkomen of deze methode inderdaad in staat zal zijn het publiek gespannen te hou den. Wat dit betreft zijn de opvoerin gen van het Berliner Ensemble te Parijs wel een openbaring geweest. In ieder geval is het interessant iets naders over de inzichten van de eigenzinnige heer Brecht te vernemen Door hiertoe de gelegenheid te bie den, bewijst het Christelijke Vlaam se blad met zijn inhoud op hoog ni veau dat het „bij de tijd" wil zijn en ook daadwerkelijk is". N. A. V. „Dramaturgische Verken ningen" door W. Ph. Pos Uitg. Wereldbibliotheek. „West-Vlaanderen" 1956, no. 1 Uitg. Polenpïein 5, Roeselaere, Artistieke WIJ STELLEN VOOR dat de „Kongsi der 4 verlichten", zoals de ondertitel luidt van een ver zenbundel „De Quartslamp", zo juist verschenen in een hemelsblauwe om slag nftet in het midden van de bundel de vier schemerige foto's van de ver lichte poëten, haar kongsiaal beheer voortaan alleen maar over eigen kring uitstrekt, want JORIS BAAL ..>4 verlicht.. in het licht, dat deze quarts lamp meent te moeten ver spreiden, kan men geen hand voor de ogen zien. De he ren Joris Baal, Cas Aper, Bart Ruighrock en Han Krachels zwabberen immers niet meer naar de inhoud maar naar dat wat zij verkeerdelijk „stijl" noemt doch niet meer dan een vormelijke aangelegenheid is- Maar hoe merkwaardig: de aula van het stedelijk museum, die waarlijk geen kamertje is, kon ternauwernood de belangstellende vrienden en bewon deraars van de zeventigjarige schilder bergen, toen de tentoonstelling geo pend werd. Ik -zag er kunstenaars van vrijwel alle soort, dichters, schilders natuurlijk, beeldhouwers, toneelman nen en -vrouwen, musici. En het wa ren niet enkel zeventigjarigen of daaromtrent, er waren in nauwelijks geringer aantal de jonge mensen. Adriaan Roland Holst hield er de openingsrede. Deze grote dichter is weliswaar geen groot spreker, maar hij zei enkele opmerkenswaardige dingen. Hij vindt dat de tegenstelling tussen „leven" en „wereld" opvallend groot is vandaag en verstaat dan le ven als de stroom waarin alles een is, het wezenlijke, en wereld als naam voor die utilitaire orde die ons van dat wezen vervreemdt- Als hij de ab stracte kunst beschouwt ziet hij tweeërlei soort: de abstracte chaos en de abstracte orde. En als het eerste al dadelijk misprezen kan worden als een verwijdering van wat één maakt het leven het tweede doet hem denken aan iets waarmee hij zojuist in februari had te maken: bevroren kranen. Maar van de schilder Germ de Jong zei hij: ik ben van mening dat je, ondanks je tekortkomingen als mens en als kunstenaar, altijd „op goede voet met het leven" hebt ge staan; en dit oordeel, of liever nog deze formulering, trof mij in 's dich ters rede als wijsheid. En het schijnt mij toe, dat het in derdaad dezelfde wijsheid is, waar van De Jong's doeken en tekeningen spreken. In laatste instantie, bij wijze van samenvatting, de totaalindruk die blijft. Want aanvankelijk komt men niet verder dan zijn ogen te la ten weiden in een ietwat zachte, aan gename coloriteit en het ondergaan van dichterlijke stemmingen, teder, lentelijk of ook wel vervuld van een melancholie, die toch door de jaren heen langzaam afneemt en dan plaats maakt voor iets onbestemd zingends altemaal dingen waaraan de mo derne schilder geleerd heeft zijn zolen te vegen. Het komt alles tezamen in een onmiskenbaar heimwee, maar het heimwee zelf komt ten slotte uit in de wijsheid die Roland Holst uitsprak, niet alleen in de vroegste wel eens sentimenteel en symbolistisch geaarde en onmiddellijk daarop volgende werken: daar gebeurt het bij wijze van verwerking in de apperceptie, maar wezenlijk vooral in de laatste werken. G ERM DE JONG heeft dus wer kelijk iets te zeggen. Hij is niet alleen maar de kundige, be trouwbare vakman, zijn schilderkunst is dichten en wijsheid. Hij is ook niet alleen maar de zwerver, verliefd op die plekken aarde waar een mens nog waarlijk luisteren kan, gelijk het duin, Ameland, het wad, de bergen van de Provence, de verstorven stad jes die de oudheid ons gelaten heeft in een verrukkelijk -zuiden; hij is niet alleen een zwerver die komt en gaat, hij weet te bewaren en te geven van wat hij dóórtrekt, hij is in de stilte die luisteren doet gelijk de heldere vloeistof waarin „het spreken van achter licht en wind" tot kristal uit- rint. Hij is ook een „oorspronkelijk" kunstenaar. Zijn visie is volstrekt de zijne- Misschien is in vroege werken nog iets van Wiegman te herkennen; het is dan weinig en verbergt de zachtere aandrang niet die van hem zelf alleen is. Misschien is in enige doeken ook wonderlijk genoeg iets dat Schuhmacher in het geheugen roept, maar hoe veel zuiverder intuï tief, hoeveel minder verstandelijk, hoe veel zinnelijker is zijn puurheid "en hoe veel minder ijl. Zijn oorspronkelijkheid blijkt ech ter niet het duidelijkst in zijn land schappen, maar in zijn bloemstukken. Weinigen weten daarvan zo edele, gevoelrijke poëmen te maken als Germ de Jong, en ik ken niemand die ze zo menselijk maakt; „zijn bloemstukken hebben soms tranen", las ik zojuist in een artikel van een zijner vrienden, en die zin komt zijn voorwerp nabij in fijnheid van men selijk aanvoelingsvermogen. K. S. maar willekeurig met de Nederlandse taal in het rond, verknippen de zinnen nog niet eens handig en geven het verbijsterende bewijs dat zij met z'n vieren niet eens een klein beetje In zicht hebben weten te verwerven in de experimentele poëzie. Het getater dat deze jongemannen op het papier hebben gezet, mist elke muzikaliteit, elke associatie aan wat voor sfeer ook. De uitgever doet er goed aan voortaan wat meer zelfkritiek aan de dag te leggen. Het is zonde van papier en inkt. Men kijkt zelfs niet op een lettertje in deze „kwats"-lamp, vol „literaire" duisternis. ARIE v. d. LUGT (38), de roman schrijver uit Vlaardingen, gaat binnenkort kasteelheer worden in Zuid-Limburg. Voorts zal hij dit jaar een reis maken naar Spanje, om er stof op te doen voor een roman, maar ook om met zijn Madrileense uit gever te praten over vertalingen die deze uitgever van v. d. Lugt's boeken doet verschijnen. Behalve in het Spaans, verschijnen zijn romans in het Zweeds, Duits en Engels. Bij de verschijning van „De gekke dokter" in Amerika kreeg v. d. Lugt een uit- voerige (goede) recensie in Time. Met een portret waarvoor de Time-corres pondent een slordige 40 shots in Vlaar dingen kwam maken. Er zullen niet zo heel veel Nederlandse auteurs zijn die dit overkomen is. Zojuist is van Arie v. d. Lugt een nieuwe roman verschenen: „Een dorp verdwijnt". Uitstekend verteld en zeer boeiend. Het is de geromanti seerde maar échte geschiedenis van de ondergang van het Franse dorpje Tigne, overspoeld ten behoeve van een stuwdam. V. d. Lugt Is vorig jaar enkele maanden in Tigne Arie van de Lugt geweest op uitnodiging van Léon Bloch, de burgemeester, die ook in de roman voorkomt. (Uitg. De Toorts) Het volgende boek zal als achter grond hebben de Far Oer, de Scandi navische eilandengroep, waar de a.s. kasteelheer ook onlangs enige tijd woonde. DE AUTO-FABRIKANT Walter P. Chrysler Jr. is een verwoed kunstverzamelaar. Men schat de waarde van zijn collectie, die 2000 schilderijen bevat, op 3%miljoen dol lar. Er zijn dan ook werken by van Van Dijck, Rubens, Rembrandt, Poussin, Corot, Gauguin, Rodin, Ma tisse, Picasso en Van Gogh. Een klein deel van de verzameling (100 stuks) is thans uitgekozen voor een reizende tentoonstelling die een jaar zal duren en in de voornaamste musea van de V.S. zal worden gehouden. DIT JAAR congresseert de fede ratie der Jeunesses musicales" te Madrid (2—8 april). Tydens het congres treedt het internationaal jeugdorkest op, waarin zoals men weet ook enkele jonge Nederlanders zitten. Het speelt o.a. de Falla's balletmuziek „El amor brujo". Ver der staan op het program een concert op instrumenten van de Stradiva rius-verzameling, uitvoeringen door authentieke Spaanse koren en volks dansers, filmpremières, uittochten enzovoorts.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1956 | | pagina 4