I, and 4 U Boeken van blijvende waarde Nadelige invloed van de film op de jeugd valt mee WERELDNIEUWS „Beau BrummeU", een Royal Film Fiasco Op de PLANKEN mJmm Amerika houdt ervan I als Italië van Verdi NU IN De wereld van kunstenaars denkers en zoekers Scheppende arbeid Franse katholieke literatuurprijs NEDERLAND op het WITTE DOEK WÊÊÊmÊm gATERDAG 17 MAART 1956 PAGINA i pORGY AND BESS" is Amerika's enige opera. Het is de enige opera die door Amerika geaccepteerd werd. Het publiek houdt ervan zoals de Italianen van hun opera. Dat schreef Erna Taylor na de Wereldpremière van „Porgy and Bess" in 1935. Ruim twintig jaar later gaat Nederland met deze Amerikaanse negeropera kennismaken. Op 2 april komt het Porgy and Bess-negergezel- sehap, overladen met de glorie van Wenen, Parijs, Antwerpen, Moskou, naar Den Haag en reeds nu loopt het storm om kaarten hij het Gebouw voor K. en W. Toeval Jazz en spiritual Wij hebben al enige malen gewezen op de nog steeds groeiende *troom van hoeken, waarin op bevattelijke wijze voor een groot Publiek wetenschappelijke en culturele onderwerpen worden be handeld, die tot voor kort voor leken een gesloten boek waren. Beleerden hebben de toon gevonden, om de zwaarwichtigste stof v°or leken begrijpelijk te maken. Telkens worden weer nieuwe ^bieden voor de belangstellenden ontsloten: de dingen om ons keen hebben een geheel ander aanzien gekregen, omdat wij dank rij het zogenaamd populair-wetenschappelijke boek meer afweten Vaö hun ontstaan, groei, betekenis en toekomst. Ook de historie, economie en sociologie zijn sinds kort voor de leek toegankelijk Smaakt en met onverwacht veel succes! Er schuilt in de popularisering van de wetenschap altijd het grote gevaar, dat de leek meent er „alles" van te weten, terwijl hij Juteraard slechts een bescheiden inzicht in een bepaald onderwerp krijgt. Maar voor wie beseft dat hij na bestudering van een boek Vau een paar honderd bladzijden nog niet precies hetzelfde weet ^'at professor Einstein een heel leven heeft gekost, wegen de voor delen veel zwaarder. Droge stof, boeiend verteld troont 6ept' dat hij ZiCh die graag ge~ Drie staatslieden Dertig eeuwen muzieh Belangwekkende studie van prof. Ten Have Hans Roest Robert Morley had wijselijk het scenario niet gelezen Gedeeld door twee schrijfsters FLIPSE IN BRUSSEL Hans van Bergen Porgy Bess M -■*■ Sporting Life, een der figuren uit „Porgy en Bers" Porgy and Bess is een van de karak teristieke werken van George Gershwin („Rhapsodie in Blue") de componist uit Brooklyn wiens streven het was de kloof tussen amusements- en ernstige muziek te overbruggen. Reeds sinds 1923 liep Gershwin met plannen rond een opera te schrijven. Voor het zover was stelde hij zich nogmaals onder leiding van een leraar om zich grondig te bekwamen in het contrapunt. Met de opzet van een opera had hij bepaalde plannen. Hij wilde er nl. een schrijven, waarin de muziek in de meest letterlijke zin van het woord verenigd was met het begrip „entertainment". Zang en dans moesten elkaar afwisse len; de handeling moest boeiend en rijk aan contrasten zijn: koren en spiri tuals mochten niet ontbreken; het moest overwegend melodieus zijn en melo dieën bevatten, die het publiek zouden bijblijven en tenslotte moest het een opera worden waarin het Amerikaanse volk iets van zijn eigen wezen zou te rugvinden. Het moest een volksopera worden. De gedachte aan een libretto over het leven der negers lag voor de hand. Het toeval speelde Gershwin de novel le „Porgy", in neger-engels, van DuBo- se Heyward in handen. Dit was het onderwerp waarin hij al datgene vond dat aan zijn ideeën beantwoordde. Het beschreef de ellende en armoede in de negerwijken en het verhaal van de goedhartige, kreupele neger-bedelaar Porgy, de trouweloze Bess, de geslepen en gemene handelaar in verdovende mid delen Sportin' Life en de moordenaar Crown, bevatte voldoende tragische en ook uit de handeling voortvloeiende hu moristische momenten, die hem in de gelegenheid stelden een contrastrijke partituur te schrijven. Het gelukte hem de auteur voor zijn plannen te winnen en in samenwer king met Gershwins broer Ira vervaar digde DuBose Heyward het libretto. Gershwin heeft aan deze composi tie met de grootste nauwgezetheid ge werkt. Toen het hem duidelijk werd dat zijn kennis van de echte negermuziek te gering was, reisde hij in de zomer van '34 naar James Island in Zuid Caro lina om er de volksliederen en spirituals van de Gullah-negers in hun ongerepte staat te bestuderen en zich vertrouwd te maken met hun levenswijze en taal gebruik. De 'proefvoorstelling te Boston (30 sept. '35) werd een grandioos succes en op 10 oktober volgde de eerste officiële uit voering in het Guild Theater te New York. Bovendien staan vele populadr-weten- yihappelijke geschriften tegenwoordig op yen heel hoog peil. De Uitgeverij H. J. aris te Amsterdam bijvoorbeeld heeft dit terrein voortreffelijk werk ver- i°ht. Voor enige jaren belangrijkste uit een inderdaad „boeken van blijvende - ®ande" willen wij bier bijzondere dacht vragen. -Men kan een werk over „de levens, Bchn en 'deeën van de grots economi- (jj e denkers" toch beslist geen eenvou- fi.ge kost noemen. Toch is het boek „De mVSofen van het dagelijks brood" door ert L. Heilbroner boeiend als een ro- zo zelfs, dat iemand de vraag Schr kan een boek, dat zo boeiend ge- hwJven is' wel ernstig worden geno- ïjjj- Het antwoord is een volmondig ja! Vcjiyroner is er in geslaagd, de juiste te te vinden om zijn betoog leesbaar inte,ak« en begrijpelijk voor iedere ge beerde. ^aar de i? .beeft dit niet bereikt ten koste van Va„ strouwbaarheid. Het beeld, dat hij om de wereld der economische denkers toom rpt, is natuurlijk niet volledig maar °bt wel de voornaamste, de beslissende n- Hij gaat daar zelfs vrij diep op bine" ivrraagt van «in lezer enige inspan- meeéo i aar de lezer is dan reeds zozeer liik?eKZijP deze filosofen van het dage en r dd? Zij waren geen legerleiders zh— gserden geen koninkrijken toch er veil vl de oorzaak van geweest dat gin? a- oed is gevloeid en hun invloed derf \?rper dan de wetten van regeer- geest "j beslag weet te leggen op de «lacht mensen beschikt over groter Werd\s koningen en veldheren. Dus wereldgeschiedenis door deze kroner g maakt en geleid", aldus Heil- heVaa™i,t h dus het terrein bepaald: 'waalf economische denkers .i„r krandendste problemen waarb'ii wif aiim betrokken zijn, zich aan ons opdringt Het Probleem krijgt, zoals door Heilbroner be- bandeld. iets levendigs. Wij leren ntet iets ^enschappelijks, doch iets van het le- Jean Jaurès, de Amerikaan Thomas W. Wilson, en de Duitser Walter Rathenau Prof. Bouman werkt niet volgens de wit- zwart methode, die meestal vanuit een bepaalde gedachte naar willekeur aan dikt of weglaat om de gewenste figuur te krijgen. Hij beschouwt de drie staats lieden als mensen, wier grootheid ook uit het falen en wier kleinheid vaak uit het welslagen bleek. Hij plaatste hen in het raam der ge schiedenis, waarin zij een rol speelden. Vooral de tragische figuur van de Jood se politicus Rathenau heeft hij op onver getelijke wijze geschilderd. Rathenau stond tussen twee vuren, de kapitalisten en de arbeiders, door beiden onbegrepen en gewantrouwd. In hem zien wij meer dan een louter persoonlijk dramatisch le vensconflict! Nog veelomvattender is het wereldbeeld, dat prof. Bouman ontwerpt in „Van Re naissance tot Wereldoorlog", een schets van vier eeuwen Europese cultuurgeschie denis. Het is onbegrijpelijk, hoe hij de hoofdlijnen van deze veelomvattende stof Iets scheppen kan alleen een kunstenaar in het bestek van ternauwernood driehon derd bladzijden heeft kunnen aanduiden en meer nog interpreteren. En dat niet als in een encyclopedisch naslagwerk maar als een afgerond geheel. Wie be langstelling voor de menselijke samenle ving heeft, moet deze cultuurhistorische studie lezen. Het is een werk, dat tot be zinning dwingt. Op een geheel ander terrein brengt ons Caspar Höweler, die een „Verlucht relaas van dertig eeuwen muziek" schreef. Het boek (door de Uitgeverij J. H. Paris schitterend uitgegeven groot formaat, geheel op kunstdrukpapier en zeer rijk ge ïllustreerd) beoogt niet een volledige ont wikkelingsgang der muziek met al haar technische bijzonderheden te geven, maar schetst een boeiend beeld van de muzi kale verschijningen en verschijnselen, af zonderlijk en in hun onderlinge samen hang. Het is een boek waar men heel wat uit kan opsteken. Een uitvoerig register maakt het naslaan gemakkelijk. Dit re gister verraadt het imposante aantal on derwerpen, dat Höweler behandelt. Bij zondere bewondering koesteren we voor de illustraties. Er zijn zeer curieuze bij, die wij nog nooit eerder hebben gezien. Zij alleen al maken het boek tot een rijk bezit. Maar steekproeven hebben ons bewezen, dat ook de tekst alle lof verdient. Het verheugt ons, dat Höweler de Nederland se componisten een ruim plaatsje in de zon heeft gegund. Zij worden als pro feten in eigen land maar al te ge makkelijk genegeerd. Maar hier zijn Ber nard Zweers, Hubert Cuypers en Jan van Gilze om slechts een paar namen te noemen tenminste niet vergeten. Van boeken als de hier genoemde kun nen in het kader van een korte bespre king helaas niet alle verdiensten worden aangeduid. Het wordt ons in dit geval echter gemakkelijk gemaakt: wij kunnen deze titels als boeken van blijvende waar de warm aanbevelen aan iedereen, die méér vraagt dan enkel ontspanning. DE CRITICI waren echter niet zo enthousiast. Men verweet hem enerzijds te veel songwriter te zijn gebleven om als serieus componist ge heel te kunnen bevredigen, anderzijds kenmerkte hij zich te zeer als n serieus componist om hem alleen maar een liedjesschrijver te kunnen blijven noe men. In jazzkringen verweet men hem ge tracht te hebben jazz in operavorm te geven. Dit was echter een onjuist ver wijt, want hij heeft Porgy and Bess nooit een jazzopera maar wel een volks opera genoemd. Het feit dat hij daarin jazzelementen heeft gebruikt typeert het werk daarom nog niet als een jazzope ra. Men dient te weten dat jazz de dynamisch-statische volksmuziek der Amerikaanse negerbevolking is, waar van Ragtime en Blues de oorspronkelij ke vormen waren, terwijl de Spiritual de uitingsvorm van haar religieuze gedach ten- en gevoelswereld is. Deze echte negermuziek moet men niet verwarren met de imitatie ervan, de zg. „Com mercial jazz", welke in feite de moder ne vorm van de huidige amusements- en dansmuziek is. Het negers element is in Porgy and Bess vanzelfsprekend zó overheersend dat men zich moeilijk van de gedachte zal kunnen losmaken hier met jazzmu ziek te doen te hebben. Doch de neger- jazz diende Gershwin hier niet als voor beeld maar als inspiratie. Door zijn stu dies aan de bron was het hem moge lijk een in wezen echte negermuziek te schrijven, welke ogenschijnlijk van folkloristische herkomst was. Behalve enkele straatroepen van ventende koop lieden heeft hij echter geen bestaande melodieën in zijn opera opgenomen. Hoe dicht hij het karaketr der echte negermuziek wist te benaderen kan men beluisteren in verschillende koorfrag menten, waarvan het krachtige begelei dende ritme een grote, primitieve inten siteit bereikt. In de lyrische elementen daartegenover wordt men getroffen door de weemoedige toon waarin het leed zo treffend tot uitdrukking komt. Voor de negers is de jazz geen amusement in de betekenis welke wij er aan geven. In deze wijze van musiceren, waar aan het improvi satorische een ruime plaats wordt geboden, zingt de neger zijn leed en vreugde uit en wordt daardoor de weerspiegeling van zijn bestaan en dit beeld heeft Gershwin vanaf het begin voor ogen gestaan. Volmaakt is Gershwins partituur niet. Er zijn momenten waar de geroutineerde songschrijver méér dan de geïnspireerde componist op de voorgrond treedt. Het aantal songs is niet gering en Gershwin heeft dit ook zelf toegegeven. „Maar", zei Gershwin, „in bijna alle opera's van Verdi komen ge deelten voor welke wij nu songs zouden noemen en ook „Carmen' bestond voor het grootste gedeelte uit songs". (Van onze filmredacteur) Over de invloed van de film, waarover zeer veel en dan meestal in minder gun stige zin is geschreven, valt eigenlijk maar heel weinig steekhoudends te zeg gen. Natuurlijk wordt iemand, die een film ziet, er min of meer door beïnvloed maar dit geldt evenzeer voor alle ande re verschijnselen en gebeurtenissen, waar mee men in aanraking komt. Alles, wat men ervaart, oefent tenslotte een zekere invloed uit. Het wijzigt min of meer de toekomstige visie en opinie. Maar of de film daarbij zelfs bij kinderen, zulk een belangrijke en zelfs overheersende rol speelt als sommige schrijvers het wel eens willen doen voorkomen, moet sterk worden betwijfeld. Vooral hier te lande, waar het bioscoopbezoek onder kinderen en jeugdige personen geenszins een ver ontrustende vorm heeft aangenomen. Zien waarnemen beleven, ervaren zijn geen processen, waarbij het individu pas sief is, maar waarbij dit zich actief en selectief gedraagt. Wat iemand ervaart en beleeft, is altijd een persoonlijke keu ze uit het gebodene, zoals ook het waar om van de keuze en bet hoe van de er varing volledig afhangen van de persoon van diens geestelijke eigenschappen en eigen ontwikkeling. Het moge dan al ten dele waar zijn, dat het kritische bewust zijn tengevolge van de zogenaamde „bios coopsituatie" ten dele wordt uitgescha keld wat waarschijnlijk slechts bij een gering percentage van de toeschouwers in duidelijke mate het geval is ook de minder kritische waarneming blijft selec tief d.w.z. binnen zekere grenzen, onaf hankelijk van het bewustzijnsniveau, wor den waarneming en beleving beinvloed door vroegere ervaringen, door behoeften en verlangens, door verwachtingen, idea len en opvattingen. Deze grenzen nu wor den in de bioscoopsituatie zelden of nooit overschreden. Het moet dan ook als een uitzondering worden beschouwd, dat een toeschouwer als een passief, weerloos we zen ondergaat, wat hem wordt voorge zet en dat hij zich als een leeg blad pa pier laat beschrijven door goede en kwa de invloeden. Hij moge het filmgebeuren dan al sterk meebeleven, zichzelf verge ten doet hij niet zo gauw. De drang naar eigen lichtmalijk en geestelijk wel zijn blijft wakker in hem. Wil men toch de term „invloed" gebruiken in de beteke nis van „inwerking" dan is er evenzeer sprake van invloed door de toeschouwer op de wijze, waarop hij een film ziet als van invloed van de film op de toeschou wer. Tot deze conclusies, waarmee aan het probleem van de filminvloed een heel wat bescheidener en juister plaats wordt aangewezen dan vaak in publikaties over dit onderwerp het geval is, komt prof. dr. T. T. ten Have hoogleraar in de grond slagen van de sociale pedagogiek aan de universiteit van Amsterdam, na een uitgebreid socio-psychologisch onderzoek, dat hij met de hulp van een 25-tal der dejaars studenten heeft ingesteld naar de reacties van enkele groepen jeugdige per sonen op een drietal speelfilms. De re sultaten van dit onderzoek, ingesteld in opdracht van het Instituut Film en Jeugd heeft prof. ten Have vastgelegd in een uitvoerig rapport, dat onder de titel „Speelfilms in de belevingswereld van jeugdigen" is verschenen bij J. Muusses te Purmerend. De bij het onderzoek gevolgde methode om bij het vaststellen van de reacties van jongeren op enkele films rekening te hou den met hun milieu en hun psychische ge steldheid heeft geleid tot het verrichten van zogenaamde „case-studies", waarvan er een aantal in extenso in de publikatie van prof. ten Have is opgenomen. De pretentie van een onderzoek naar de invloed van de film op de jeugd had deze enquête niet. Wel werd in de in terviews met de kinderen het punt „in vloed van de film" ter sprake gebracht, maar het kernpunt was registratie en analyse van de reacties van kinderen op enige geselecteerde films („The Barkleys of Broadway", „This happy breed" en „Meet John Doe"), die bij opzettelijke ge legenheden in een experimentele situatie dus, voor hen werden vertoond. Het bijzonder interessante en voor de genen die een ongunstig oordeel over de invloed van de flim menen te mogen PROF. DR. P. J. BOUMAN Wetenschappelijk verteller De Amerikaanse film „BEAU BRUM- MELL", die onlangs hier te lande in ver toning is gekomen, wordt in Engeland algemeen „the Royal Film Fiasco" ge noemd, omdat zij, zoals men wellicht her inneren zal, in 1954 werd uitverkozen om te worden vertoond op de jaarlijkse Royal Film Performance in Londen, hoewel de voorouders van koningin Eli2'abeth, die de voorstelling eveneens bijwoonde, er al lesbehalve prettig in worden voorgesteld. De man, die deze film maakte, is de in Duitsland geboren Amerikaanse regisseur Curtis Bernhardt, een kleine 55-jarige man, die weet wat hij wil en die de ge woonte heeft om met een stok tegen het studio-meubilair te gaan slaan, als er iets niet naar zijn zin is. Stewart Granger, die de titelrol speelt in „BEAU BRUMMELL", wilde graag voorkomen, dat er onaangenaamheden zouden ontstaan door dat gezwaai met een stok en daarom zei hij tijdens de op namen in Engeland tot Bernhardt: „Zie je, Curt, dat gedoe met je stok zou hier wel eens verkeerd begrepen kunnen wor den. Jij en ik weten, dat je een Ameri kaan bent. Maar sommige lui hier zou den wel eens kunnen denken, dat je een Duitser was". Toen hij weer in Hollywood terug was, meldde Bernhardt, dat de mensen in En geland anti-Amerikaans waren Het wil zeggen: iets van jezelf gestalte j geven, uitdrukken in de stof, zodat ande- ren het kunnen zien. kunnen genieten, kunnen voelen, kunnen ondergaan. Het moet iets van jezelf zijn, iets dat je rijk j bent, dat je verworven hebt. Een groot kunstenaar is daarom altijd een innerlijk i heel rijk mens. Je kunt niets geven, dat je zelf niet hebt. Om kunstenaar te zijn moet je een zekere materie, een stof be heersen, waarin je jezelf uitdrukken kan. Zoals een schilder zich uitdrukt in kleu ren en lijnen, een musicus in klanken, een schrijver en redenaar in woorden, een to neelspeler in mimiek, gebaren en in de klemtoon van 't woord. Een Duits spreek woord zegt: we zijn allen dichter in het hart. We zijn allen kunstenaar dus. We hebben allen in meer of mindere mate een zekere innerlijke rijkdom. Daarvoor zijn wij immers mens. Wie niet over een innerlijke rijkdom beschikt, is geen mens. En wij zijn meer mens, naar mate wij over meer innerlijke rijkdom be schikken. Maar hoe rijk wij ook zijn, hoe groot ons dichterschap, ons kunstenaar schap in het hart ook is, wij kunnen ons zelf dan pas kunstenaar noemen, als wij over het vermogen beschikken onze rijk dom aan anderen mee te delen. En hoe volmaakter en directer de vorm is, waar in wij dit doen, des te groter is ons kunste naarschap. Maar behalve dat wij allen dichter, kun stenaar zijn in het hart, zijn wij allen toch ook wel in meer of mindere mate kunstenaar in de eigenlijke betekenis van het woord. Maar het kunstenaarschap vraagt inspanning, oefening, scholing. Wij moeten ons leren uitdrukken in de stof. Niet dat wij allen even grote kunstenaars Ook onze landgenoot prof. dr. P. J. Bou- hian verstaat uitstekend de kunst om in en levendig en interessant levensbeeld "et patroon van een gehele tijd te we- en. Hij doet de wetenschap geen geweld j®n, maar vindt (en bewijst!) dat deze J* gewone taal, zonder beroepsjargon, dui- lik en kleurig kan worden medege- jj?.eld. In „Roep en roeping" beschrijft 1 de levens van drie grote staatslieden het jongste verleden: de Fransman hoogte kunnen wij allen toch wel iets be reiken. De één in de muziek, de ander in de teken- of schilderkunst, een derde weer in de woordkunst, een vierde in de toneelkunst, en een vijfde misschien in de beeldhouwkunst. Och er zijn veel meer kunsten dan wij op het eerste gezicht den ken. Neem bijvoorbeeld de kunst van bloemenschikken, van sfeer en gezellig- heid brengen in huis. Dit zijn ook kun- sten. Ook hier drukken wij iets van, onze innerlijke rijkdom in de stof uit. Wij druk ken ons stempel op de omgeving. Komt men een huis binnen, dan kan men meest al onmiddellijk zien of aanvoelen met wat voor soort mensen wij te doen heb ben. Innerlijk rijke mensen, hoogstaande mensen dus, of innerlijk arme mensen. Men kan dit aanvoelen nog voordat wij met de mensen zelf kennis gemaakt heb ben. Wij lezen het als het ware van de sfeer, die er in huis hangt, af. Zoals wij uit een brief lezen met wat voor soort type mens wij te doen hebben. En zo als wij het aflezen van een tekening of een schilderij. En neem bijvoorbeeld de grote kunst van les-geven en opvoeden. Hier geldt wel een heel onmiddellijk overdragen van eigen rijkdom, van eigen bezit. Iedere le raar en opvoeder verstaat deze kunst wel in meer of mindere mate, omdat zij zich erin bekwaamd en geoefend hebben Maar hoe weinigen dikwijls tonen zich hier grote kunstenaars, echte kunstenaars, die deze kunst als het ware met hun ge boorte hebben meegekregen. Geboren le raren en opvoeders dus. Doch iedereen, die gestudeerd heeft, die dus veel met le raren in contact is gekomen, heeft onge twijfeld dergelijke geboren leraren wel ontmoet. En van één zo'n leraar hebben zij meer geleerd dan van de twintig of dertig anderen, van wie zij les gehad hebben. Niet dat die twintig of dertig anderen niet goed waren, niet dat zij van hen niet veel geleerd hebben, maar die éne, juist die éne scheen een geboren kunstenaar in zijn vak van !es-geven; hij gaf iets mee rijkdom op ons over te dragen. We hebben van hem niet alleen Duits of Grieks of letteren of rechten of filosofie geleerd, we hebben van hem het mens-zijn geleerd, onbewust, zonder dat wij het zelf wisten of dat zijn bedoeling was. Hij heeft ons leven rijk en mooi gemaakt. Hij heeft ons opgevoed. Of mogen wij misschien het les-geven en opvoeden niet onder de kunsten rang schikken? Ik vind van wel. Waarom bren gen velen er anders zo weinig van te recht? Waarom is er anders zoveel oefe ning en scholing voor nodig? Terwijl an deren zich weer geboren leraren en op voeders tonen, die niet de minste scholing of oefening nodig hebben. Ik zie het les geven en het opvoeden als een mededelen van zijn eigen rijkdom aan anderen. We moeten over het vermogen beschikken om onze innerlijke rijkdom in de juiste vorm uit te drukken, zodat deze pakt en aan spreekt, voor anderen levende tastbare werkelijkheid wordt. Het is een kunst, zo als ook de redenaarsgave een kunst is, hoewel tegelijkertijd ook weer geheel on derscheiden van de redenaarskunst. Want om les te geven behoeft men niet over redenaarstalent te beschikken. Hier wor den weer heel andere kwaliteiten vereist. Maar als we aan mogen nemen, dat we les-geven en opvoeden onder de kunsten kunnen rangschikken, dan beschikken wij over heel veel kunstenaars. Grote kunste naars, die zich door scholing en oefening nog wel meer bekwamen kunnen, maar die dit kunstenaarschap toch met hun ge boorte hebben meegekregen. Namelijk onze moeders, die allen bijna zonder uit- voor heel ons leven; hij wist zijn eigen zondering geboren opvoedsters blijken te zijn, in zoverre de greep van de moderne wereld hen onaangeraakt gelaten heeft. Scheppen wil zeggen: iets van jezelf van je eigen rijkdom gestalte geven. Schep pen is nooit iets nadoen of namaken van een ander. Iemand die een tekening of schilderij van een ander namaakt en hier in niets van zichzelf weet te leggen, schept niets. Een dergelijke tekening of schilderij heeft dan ook niets met kunst te maken. Iemand, die volmaakt een mu ziekstuk van Chopin ten gehore brengt, maar hierin niets van zichzelf weet te leggen, schept evenmin iets en ook zijn produkt, hoe kunstig en vakbekwaam ook, heeft niets met kunst te maken. Iemand, die op het toneel een ander na speelt, een regisseur bijvoorbeeld, schept al evenmin iets en ook zijn spel heeft niets met kunst te maken. En toch krijgt ons spel pas waarde, als het een eigen schep ping bevat. Hoe miniem deze schepping misschien ook zijn mag, haar waarde is veel en veel groter dan wanneer het een volmaakt naspelen is van een ander. Dit mag het nooit zijn. Wij moeten onszelf blijven. En als onszelf moeten wij een creatie trachten te geven van de persoon, die wij uit moeten beelden. Creatief werk is van ontzaglijk gro te waarde voor onze persoon. Hierdoor verdiepen en verrijken wij ons juist. We kunnen onze kinderen niet jong genoeg tot creatieve arbeid aansporen. Juist in deze tijd van grote geestelijke armoede, waarin ons al het initiatief tot creatieve arbeid èn door de film èn door de reclame èn door de beeldroman èn door de industria lisatie enzovoorts ontnomen wordt, is de beoefening van creatieve arbeid als vrije tijdsbesteding van zo'n grote waarde. Laten we ons de kans, die de toneelbe- oefening ons biedt op dit terrein, dus niet voorbij laten gaan, door van ons toneel spel een dode scheppingloze nabootsing te maken van gebaren en mimiek en woord klemtoon, die een of andere regisseur ons voordoet. Maar hierover een volgende keer. Tijdens de opnamen voor de film had Bernhardt te maken met drie originele en opvallende persoonlijkheden in Stewart Granger, Peter Ustinov, die de rol van prins van Wales speelt en Robert Morley als de krankzinnige koning George III. Robert Morley nam de koningsrol zon der bezwaar aan, daarbij opmerkend: „Mijn honorarium is X pond sterling. Als men wil, dat ik ook nog het scenario lees. wordt het X plus Y pond". „Ik heb", verklapte Morley later, „maar genoegen genomen met het lagere salaris. Dat is maar het beste ook, want ik heb nog nooit een scenario gelezen waarin ik geen veranderingen wilde heb ben". Na de film „To tame a land" de eer ste die hij over enige tijd met zijn eigen onafhankelijke produktiemaatschappij Pen nebaker Inc. voor Paramount gaat ma ken, zijn Marlon Brando en laatstgenoem de maatschappij al weer plannen aan het uitwerken voor een tweede film. waarin de geschiedenis wordt behandeld van de mysterieuze verdwijning van een aantal gouvernementsambtenaren in Zuidoost- Azië. waar Brando zelf en zijn assistent George Englund hebben vertoefd om er een onderzoek in te stellen in verband met het onderwerp van de nieuwe film. Intussen zijn Audrey („Roman Holi day" en „Sabrina Fair") Hepburn en Fred Astaire, ondanks zijn leeftijd nog steeds een der beste Amerikaanse dansers, door Paramount gecontracteerd voor „Funny Face" een muzikale komedie van Gersh win-songs. Het besluit om deze film in de Paramount-studio's te maken, werd ge nomen na besprekingen met Metro Gold- wyn Mayer, welke maatschappij de film oorspronkelijk zou maken. Roger Edens, de producent van Stahley Donen, de re gisseur, verhuisden tijdelijk van MGM die hen onder contract heeft, naar Paramount Twee van Hollywood's populairste ster ren Burt Lancaster en Kirk Douglas zijn door Hal Wallis geëngageerd voor de film „Gunfight at the O.K. Corral" een „Western" in VistaVlson. Jaren geleden hebben beide sterren die door Wallis zijn „ontdekt" samengespeeld in de film „I walk alone". Verder zal Burt Lancaster met Katha rine Hepburn de hoofdrol spelen in „The Rainmaker" eveneens een produktie van Hal Wallis. Joseph Anthony, die op Broad way 't gelijknamige toneelstuk reigisseer- de zal zich ook belasten met de filmregie vellen, zeer leerzame boek is verdeeld in een zestal hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk wordt een uiteenzetting gege ven van het ontwerp, de voorbereiding en de uitvoering van het onderzoek. Het tweede hoofdstuk omvat de resultaten van een enquête onder de kinderen. In het derde wordt een reeks vragen behandeld die de kinderen werden gesteld. De reac ties van de kinderen worden behandeld in het vierde hoofdstuk, terwijl in het vijfde hoofdstuk het zwaartepunt wordt verlegd van de film naar het individu. In het laat ste hoofdstuk zijn drie gevallen onderge bracht. waarin de samenhang wordt ge toond tussen de film-beleving enerzijds en de geaardheid van het kind en het ge zinsmilieu anderzijds. In de bijlagen wordt tenslotte nog een handleiding gegeven voor het gesprek met de ouders en met het kind. Al hebben professor ten Have en zijn medewerkers dan ook wetenschappelijk vastgesteld, dat de invloed van de film op de Nederlandse jeugd geringer is dan sommigen wel eens willen beweren, het is een niet te loochenen feit, dat de film wel degelijk een zelfs beslist nadelige in vloed kan hebben op de Amerikaanse jeugd als die er tenminste door milieu en (gebrek aan opvoeding) rijp voor is. Te Daytooa Beach in de Amerikaanse staat Florida moest nog niet zo heel lang gelede het Amerikaanse leger er aan te pas ko men om een einde te maken aan een op roer, dat ontketend was door een troep jongelui tussen de tien en twintig jaar, die zich de „Woest Wildemannen" noemden. Na met hun voor dit doel speci aal opgekalefaterde oude auto's een wed ren te hebben gehouden langs de beroem de zandstrook van zeven mijl aan de kust reden ze de stad in. Daar, in het hartje van het centrum hielden ze „drag races", korte spurten van het ene verkeerssig- naal naar het andere. Toen de politie aan dit gevaarlijke spelletje een einde wilde maken, koos de menigte de zijde van de jonge herriemakers. De agenten werden bekogeld met stenen en biergla zen. De banden van bun auto's werden doorgesneden. De politie probeerde met behulp van traangas en de brandweer de orde te her stellen. Maar vier uur later waren de „Wil demannen" nog steeds heer en meester van de straat. Ze sloegen de ruiten van de winkels in en roofden alles, wat als projectiel zou kunnen dienen. Er moesten twee afdelingen van de Na tionale Garde aan te pas komen, die hun karabijnen als knuppels gebruikten, plus 85 arrestaties en een koude slagregen om het oproer, dat zes uur duurde, te onder drukken. De „Wildemannen" hebben hun naam ontleend aan de film „The Wild One" met Marlon Brando in de hoofdrol, over een aantal jonge Amerikaanse raddraaiers. In de film dragen ze zwarte leren jassen blauwe broeken met smalle pijpen en een embleem, bestaande uit een doodskop en twee gekruiste beenderen, op een pet naar Duits legermodel. De grote Franse katholieke literatuur prijs, die woensdag JL Is toegewezen, wordt gedeeld door Yvonne Chauffin voor „Le cycle des rambourt" en Louise Bu- jeaud voor „La barre aux faucons". De prijs bedraagt honderdduizend francs. Hij is vorig jaar ingesteld en de eerste maal toegekend aan Paul-André Lesort voor diens gezamenlijke werk. De jury bestond uit Daniel-Rops van de Academie Fran- caise, Gabriel Marcel ea, Eduard Flipse, dirigent van het Rotter dams Philh. Orkest zal vandaag en zon dag in het Paleis voor schone kunsten te Brussel het nationale orkest van België dirigeren. §1»11 Audrey en Katherine Hepburn, die respectievelijk de tegenspeelsters zullen zijn van Fred Astaire in de muzikale filmkomedie „Funny Face" en van Burt Lancaster in „The Rammaker",

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1956 | | pagina 5