I,
and
4
U
Boeken van blijvende waarde
Nadelige invloed van de film op
de jeugd valt mee
WERELDNIEUWS
„Beau BrummeU", een Royal
Film Fiasco
Op de PLANKEN
mJmm
Amerika houdt ervan
I als Italië van Verdi
NU IN
De wereld van kunstenaars
denkers en zoekers
Scheppende arbeid
Franse katholieke
literatuurprijs
NEDERLAND
op het
WITTE
DOEK
WÊÊÊmÊm
gATERDAG 17 MAART 1956
PAGINA
i
pORGY AND BESS" is
Amerika's enige opera.
Het is de enige opera die door
Amerika geaccepteerd werd. Het
publiek houdt ervan zoals de
Italianen van hun opera. Dat
schreef Erna Taylor na de
Wereldpremière van „Porgy and
Bess" in 1935. Ruim twintig
jaar later gaat Nederland met
deze Amerikaanse negeropera
kennismaken. Op 2 april komt
het Porgy and Bess-negergezel-
sehap, overladen met de glorie
van Wenen, Parijs, Antwerpen,
Moskou, naar Den Haag en
reeds nu loopt het storm om
kaarten hij het Gebouw voor
K. en W.
Toeval
Jazz en spiritual
Wij hebben al enige malen gewezen op de nog steeds groeiende
*troom van hoeken, waarin op bevattelijke wijze voor een groot
Publiek wetenschappelijke en culturele onderwerpen worden be
handeld, die tot voor kort voor leken een gesloten boek waren.
Beleerden hebben de toon gevonden, om de zwaarwichtigste stof
v°or leken begrijpelijk te maken. Telkens worden weer nieuwe
^bieden voor de belangstellenden ontsloten: de dingen om ons
keen hebben een geheel ander aanzien gekregen, omdat wij dank
rij het zogenaamd populair-wetenschappelijke boek meer afweten
Vaö hun ontstaan, groei, betekenis en toekomst. Ook de historie,
economie en sociologie zijn sinds kort voor de leek toegankelijk
Smaakt en met onverwacht veel succes!
Er schuilt in de popularisering van de wetenschap altijd het grote
gevaar, dat de leek meent er „alles" van te weten, terwijl hij
Juteraard slechts een bescheiden inzicht in een bepaald onderwerp
krijgt. Maar voor wie beseft dat hij na bestudering van een boek
Vau een paar honderd bladzijden nog niet precies hetzelfde weet
^'at professor Einstein een heel leven heeft gekost, wegen de voor
delen veel zwaarder.
Droge stof, boeiend
verteld
troont 6ept' dat hij ZiCh die graag ge~
Drie staatslieden
Dertig eeuwen muzieh
Belangwekkende studie van prof. Ten Have
Hans Roest
Robert Morley had wijselijk het scenario
niet gelezen
Gedeeld door twee
schrijfsters
FLIPSE IN BRUSSEL
Hans van Bergen
Porgy
Bess
M
-■*■
Sporting Life, een der figuren
uit „Porgy en Bers"
Porgy and Bess is een van de karak
teristieke werken van George Gershwin
(„Rhapsodie in Blue") de componist uit
Brooklyn wiens streven het was de kloof
tussen amusements- en ernstige muziek
te overbruggen. Reeds sinds 1923 liep
Gershwin met plannen rond een opera
te schrijven. Voor het zover was stelde
hij zich nogmaals onder leiding van een
leraar om zich grondig te bekwamen in
het contrapunt.
Met de opzet van een opera had hij
bepaalde plannen. Hij wilde er nl. een
schrijven, waarin de muziek in de meest
letterlijke zin van het woord verenigd
was met het begrip „entertainment".
Zang en dans moesten elkaar afwisse
len; de handeling moest boeiend en
rijk aan contrasten zijn: koren en spiri
tuals mochten niet ontbreken; het moest
overwegend melodieus zijn en melo
dieën bevatten, die het publiek zouden
bijblijven en tenslotte moest het een
opera worden waarin het Amerikaanse
volk iets van zijn eigen wezen zou te
rugvinden. Het moest een volksopera
worden.
De gedachte aan een libretto over
het leven der negers lag voor de hand.
Het toeval speelde Gershwin de novel
le „Porgy", in neger-engels, van DuBo-
se Heyward in handen. Dit was het
onderwerp waarin hij al datgene vond
dat aan zijn ideeën beantwoordde. Het
beschreef de ellende en armoede in
de negerwijken en het verhaal van de
goedhartige, kreupele neger-bedelaar
Porgy, de trouweloze Bess, de geslepen
en gemene handelaar in verdovende mid
delen Sportin' Life en de moordenaar
Crown, bevatte voldoende tragische en
ook uit de handeling voortvloeiende hu
moristische momenten, die hem in de
gelegenheid stelden een contrastrijke
partituur te schrijven.
Het gelukte hem de auteur voor zijn
plannen te winnen en in samenwer
king met Gershwins broer Ira vervaar
digde DuBose Heyward het libretto.
Gershwin heeft aan deze composi
tie met de grootste nauwgezetheid ge
werkt. Toen het hem duidelijk werd dat
zijn kennis van de echte negermuziek
te gering was, reisde hij in de zomer
van '34 naar James Island in Zuid Caro
lina om er de volksliederen en spirituals
van de Gullah-negers in hun ongerepte
staat te bestuderen en zich vertrouwd
te maken met hun levenswijze en taal
gebruik.
De 'proefvoorstelling te Boston (30 sept.
'35) werd een grandioos succes en op
10 oktober volgde de eerste officiële uit
voering in het Guild Theater te New
York.
Bovendien staan vele populadr-weten-
yihappelijke geschriften tegenwoordig op
yen heel hoog peil. De Uitgeverij H. J.
aris te Amsterdam bijvoorbeeld heeft
dit terrein voortreffelijk werk ver-
i°ht. Voor enige jaren belangrijkste uit
een inderdaad „boeken van blijvende
- ®ande" willen wij bier bijzondere
dacht vragen.
-Men kan een werk over „de levens,
Bchn en 'deeën van de grots economi-
(jj e denkers" toch beslist geen eenvou-
fi.ge kost noemen. Toch is het boek „De
mVSofen van het dagelijks brood" door
ert L. Heilbroner boeiend als een ro-
zo zelfs, dat iemand de vraag
Schr kan een boek, dat zo boeiend ge-
hwJven is' wel ernstig worden geno-
ïjjj- Het antwoord is een volmondig ja!
Vcjiyroner is er in geslaagd, de juiste
te te vinden om zijn betoog leesbaar
inte,ak« en begrijpelijk voor iedere ge
beerde.
^aar
de i? .beeft dit niet bereikt ten koste van
Va„ strouwbaarheid. Het beeld, dat hij
om de wereld der economische denkers
toom rpt, is natuurlijk niet volledig maar
°bt wel de voornaamste, de beslissende
n- Hij gaat daar zelfs vrij diep op
bine" ivrraagt van «in lezer enige inspan-
meeéo i aar de lezer is dan reeds zozeer
liik?eKZijP deze filosofen van het dage
en r dd? Zij waren geen legerleiders
zh— gserden geen koninkrijken toch
er veil vl de oorzaak van geweest dat
gin? a- oed is gevloeid en hun invloed
derf \?rper dan de wetten van regeer-
geest "j beslag weet te leggen op de
«lacht mensen beschikt over groter
Werd\s koningen en veldheren. Dus
wereldgeschiedenis door deze
kroner g maakt en geleid", aldus Heil-
heVaa™i,t h dus het terrein bepaald:
'waalf economische denkers .i„r
krandendste problemen waarb'ii wif aiim
betrokken zijn, zich aan ons opdringt Het
Probleem krijgt, zoals door Heilbroner be-
bandeld. iets levendigs. Wij leren ntet iets
^enschappelijks, doch iets van het le-
Jean Jaurès, de Amerikaan Thomas W.
Wilson, en de Duitser Walter Rathenau
Prof. Bouman werkt niet volgens de wit-
zwart methode, die meestal vanuit een
bepaalde gedachte naar willekeur aan
dikt of weglaat om de gewenste figuur
te krijgen. Hij beschouwt de drie staats
lieden als mensen, wier grootheid ook uit
het falen en wier kleinheid vaak uit het
welslagen bleek.
Hij plaatste hen in het raam der ge
schiedenis, waarin zij een rol speelden.
Vooral de tragische figuur van de Jood
se politicus Rathenau heeft hij op onver
getelijke wijze geschilderd. Rathenau
stond tussen twee vuren, de kapitalisten
en de arbeiders, door beiden onbegrepen
en gewantrouwd. In hem zien wij meer
dan een louter persoonlijk dramatisch le
vensconflict!
Nog veelomvattender is het wereldbeeld,
dat prof. Bouman ontwerpt in „Van Re
naissance tot Wereldoorlog", een schets
van vier eeuwen Europese cultuurgeschie
denis. Het is onbegrijpelijk, hoe hij de
hoofdlijnen van deze veelomvattende stof
Iets scheppen kan alleen een kunstenaar
in het bestek van ternauwernood driehon
derd bladzijden heeft kunnen aanduiden
en meer nog interpreteren. En dat
niet als in een encyclopedisch naslagwerk
maar als een afgerond geheel. Wie be
langstelling voor de menselijke samenle
ving heeft, moet deze cultuurhistorische
studie lezen. Het is een werk, dat tot be
zinning dwingt.
Op een geheel ander terrein brengt ons
Caspar Höweler, die een „Verlucht relaas
van dertig eeuwen muziek" schreef. Het
boek (door de Uitgeverij J. H. Paris
schitterend uitgegeven groot formaat,
geheel op kunstdrukpapier en zeer rijk ge
ïllustreerd) beoogt niet een volledige ont
wikkelingsgang der muziek met al haar
technische bijzonderheden te geven, maar
schetst een boeiend beeld van de muzi
kale verschijningen en verschijnselen, af
zonderlijk en in hun onderlinge samen
hang.
Het is een boek waar men heel wat uit
kan opsteken. Een uitvoerig register
maakt het naslaan gemakkelijk. Dit re
gister verraadt het imposante aantal on
derwerpen, dat Höweler behandelt. Bij
zondere bewondering koesteren we voor
de illustraties. Er zijn zeer curieuze bij,
die wij nog nooit eerder hebben gezien.
Zij alleen al maken het boek tot een rijk
bezit.
Maar steekproeven hebben ons bewezen,
dat ook de tekst alle lof verdient. Het
verheugt ons, dat Höweler de Nederland
se componisten een ruim plaatsje in de
zon heeft gegund. Zij worden als pro
feten in eigen land maar al te ge
makkelijk genegeerd. Maar hier zijn Ber
nard Zweers, Hubert Cuypers en Jan
van Gilze om slechts een paar namen
te noemen tenminste niet vergeten.
Van boeken als de hier genoemde kun
nen in het kader van een korte bespre
king helaas niet alle verdiensten worden
aangeduid. Het wordt ons in dit geval
echter gemakkelijk gemaakt: wij kunnen
deze titels als boeken van blijvende waar
de warm aanbevelen aan iedereen, die
méér vraagt dan enkel ontspanning.
DE CRITICI waren echter niet zo
enthousiast. Men verweet hem
enerzijds te veel songwriter te zijn
gebleven om als serieus componist ge
heel te kunnen bevredigen, anderzijds
kenmerkte hij zich te zeer als n serieus
componist om hem alleen maar een
liedjesschrijver te kunnen blijven noe
men.
In jazzkringen verweet men hem ge
tracht te hebben jazz in operavorm te
geven. Dit was echter een onjuist ver
wijt, want hij heeft Porgy and Bess
nooit een jazzopera maar wel een volks
opera genoemd. Het feit dat hij daarin
jazzelementen heeft gebruikt typeert het
werk daarom nog niet als een jazzope
ra. Men dient te weten dat jazz
de dynamisch-statische volksmuziek der
Amerikaanse negerbevolking is, waar
van Ragtime en Blues de oorspronkelij
ke vormen waren, terwijl de Spiritual de
uitingsvorm van haar religieuze gedach
ten- en gevoelswereld is. Deze echte
negermuziek moet men niet verwarren
met de imitatie ervan, de zg. „Com
mercial jazz", welke in feite de moder
ne vorm van de huidige amusements-
en dansmuziek is.
Het negers element is in Porgy and
Bess vanzelfsprekend zó overheersend
dat men zich moeilijk van de gedachte
zal kunnen losmaken hier met jazzmu
ziek te doen te hebben. Doch de neger-
jazz diende Gershwin hier niet als voor
beeld maar als inspiratie. Door zijn stu
dies aan de bron was het hem moge
lijk een in wezen echte negermuziek te
schrijven, welke ogenschijnlijk van
folkloristische herkomst was. Behalve
enkele straatroepen van ventende koop
lieden heeft hij echter geen bestaande
melodieën in zijn opera opgenomen.
Hoe dicht hij het karaketr der echte
negermuziek wist te benaderen kan men
beluisteren in verschillende koorfrag
menten, waarvan het krachtige begelei
dende ritme een grote, primitieve inten
siteit bereikt. In de lyrische elementen
daartegenover wordt men getroffen door
de weemoedige toon waarin het leed zo
treffend tot uitdrukking komt.
Voor de negers is de jazz geen
amusement in de betekenis welke
wij er aan geven. In deze wijze van
musiceren, waar aan het improvi
satorische een ruime plaats wordt
geboden, zingt de neger zijn leed en
vreugde uit en wordt daardoor de
weerspiegeling van zijn bestaan en
dit beeld heeft Gershwin vanaf het
begin voor ogen gestaan.
Volmaakt is Gershwins partituur
niet. Er zijn momenten waar de
geroutineerde songschrijver méér
dan de geïnspireerde componist op
de voorgrond treedt. Het aantal
songs is niet gering en Gershwin
heeft dit ook zelf toegegeven.
„Maar", zei Gershwin, „in bijna
alle opera's van Verdi komen ge
deelten voor welke wij nu songs
zouden noemen en ook „Carmen'
bestond voor het grootste gedeelte
uit songs".
(Van onze filmredacteur)
Over de invloed van de film, waarover
zeer veel en dan meestal in minder gun
stige zin is geschreven, valt eigenlijk
maar heel weinig steekhoudends te zeg
gen. Natuurlijk wordt iemand, die een
film ziet, er min of meer door beïnvloed
maar dit geldt evenzeer voor alle ande
re verschijnselen en gebeurtenissen, waar
mee men in aanraking komt. Alles, wat
men ervaart, oefent tenslotte een zekere
invloed uit. Het wijzigt min of meer de
toekomstige visie en opinie. Maar of de
film daarbij zelfs bij kinderen, zulk een
belangrijke en zelfs overheersende rol
speelt als sommige schrijvers het wel
eens willen doen voorkomen, moet sterk
worden betwijfeld. Vooral hier te lande,
waar het bioscoopbezoek onder kinderen
en jeugdige personen geenszins een ver
ontrustende vorm heeft aangenomen.
Zien waarnemen beleven, ervaren zijn
geen processen, waarbij het individu pas
sief is, maar waarbij dit zich actief en
selectief gedraagt. Wat iemand ervaart
en beleeft, is altijd een persoonlijke keu
ze uit het gebodene, zoals ook het waar
om van de keuze en bet hoe van de er
varing volledig afhangen van de persoon
van diens geestelijke eigenschappen en
eigen ontwikkeling. Het moge dan al ten
dele waar zijn, dat het kritische bewust
zijn tengevolge van de zogenaamde „bios
coopsituatie" ten dele wordt uitgescha
keld wat waarschijnlijk slechts bij een
gering percentage van de toeschouwers
in duidelijke mate het geval is ook de
minder kritische waarneming blijft selec
tief d.w.z. binnen zekere grenzen, onaf
hankelijk van het bewustzijnsniveau, wor
den waarneming en beleving beinvloed
door vroegere ervaringen, door behoeften
en verlangens, door verwachtingen, idea
len en opvattingen. Deze grenzen nu wor
den in de bioscoopsituatie zelden of nooit
overschreden. Het moet dan ook als een
uitzondering worden beschouwd, dat een
toeschouwer als een passief, weerloos we
zen ondergaat, wat hem wordt voorge
zet en dat hij zich als een leeg blad pa
pier laat beschrijven door goede en kwa
de invloeden. Hij moge het filmgebeuren
dan al sterk meebeleven, zichzelf verge
ten doet hij niet zo gauw. De drang
naar eigen lichtmalijk en geestelijk wel
zijn blijft wakker in hem. Wil men toch de
term „invloed" gebruiken in de beteke
nis van „inwerking" dan is er evenzeer
sprake van invloed door de toeschouwer
op de wijze, waarop hij een film ziet als
van invloed van de film op de toeschou
wer.
Tot deze conclusies, waarmee aan het
probleem van de filminvloed een heel
wat bescheidener en juister plaats wordt
aangewezen dan vaak in publikaties over
dit onderwerp het geval is, komt prof. dr.
T. T. ten Have hoogleraar in de grond
slagen van de sociale pedagogiek aan
de universiteit van Amsterdam, na een
uitgebreid socio-psychologisch onderzoek,
dat hij met de hulp van een 25-tal der
dejaars studenten heeft ingesteld naar de
reacties van enkele groepen jeugdige per
sonen op een drietal speelfilms. De re
sultaten van dit onderzoek, ingesteld in
opdracht van het Instituut Film en Jeugd
heeft prof. ten Have vastgelegd in een
uitvoerig rapport, dat onder de titel
„Speelfilms in de belevingswereld van
jeugdigen" is verschenen bij J. Muusses
te Purmerend.
De bij het onderzoek gevolgde methode
om bij het vaststellen van de reacties van
jongeren op enkele films rekening te hou
den met hun milieu en hun psychische ge
steldheid heeft geleid tot het verrichten
van zogenaamde „case-studies", waarvan
er een aantal in extenso in de publikatie
van prof. ten Have is opgenomen.
De pretentie van een onderzoek naar
de invloed van de film op de jeugd had
deze enquête niet. Wel werd in de in
terviews met de kinderen het punt „in
vloed van de film" ter sprake gebracht,
maar het kernpunt was registratie en
analyse van de reacties van kinderen op
enige geselecteerde films („The Barkleys
of Broadway", „This happy breed" en
„Meet John Doe"), die bij opzettelijke ge
legenheden in een experimentele situatie
dus, voor hen werden vertoond.
Het bijzonder interessante en voor de
genen die een ongunstig oordeel over
de invloed van de flim menen te mogen
PROF. DR. P. J. BOUMAN
Wetenschappelijk verteller
De Amerikaanse film „BEAU BRUM-
MELL", die onlangs hier te lande in ver
toning is gekomen, wordt in Engeland
algemeen „the Royal Film Fiasco" ge
noemd, omdat zij, zoals men wellicht her
inneren zal, in 1954 werd uitverkozen om
te worden vertoond op de jaarlijkse Royal
Film Performance in Londen, hoewel de
voorouders van koningin Eli2'abeth, die
de voorstelling eveneens bijwoonde, er al
lesbehalve prettig in worden voorgesteld.
De man, die deze film maakte, is de in
Duitsland geboren Amerikaanse regisseur
Curtis Bernhardt, een kleine 55-jarige
man, die weet wat hij wil en die de ge
woonte heeft om met een stok tegen het
studio-meubilair te gaan slaan, als er iets
niet naar zijn zin is.
Stewart Granger, die de titelrol speelt
in „BEAU BRUMMELL", wilde graag
voorkomen, dat er onaangenaamheden
zouden ontstaan door dat gezwaai met
een stok en daarom zei hij tijdens de op
namen in Engeland tot Bernhardt: „Zie
je, Curt, dat gedoe met je stok zou hier
wel eens verkeerd begrepen kunnen wor
den. Jij en ik weten, dat je een Ameri
kaan bent. Maar sommige lui hier zou
den wel eens kunnen denken, dat je een
Duitser was".
Toen hij weer in Hollywood terug was,
meldde Bernhardt, dat de mensen in En
geland anti-Amerikaans waren
Het wil zeggen: iets van jezelf gestalte j
geven, uitdrukken in de stof, zodat ande-
ren het kunnen zien. kunnen genieten,
kunnen voelen, kunnen ondergaan. Het
moet iets van jezelf zijn, iets dat je rijk j
bent, dat je verworven hebt. Een groot
kunstenaar is daarom altijd een innerlijk i
heel rijk mens. Je kunt niets geven, dat
je zelf niet hebt. Om kunstenaar te zijn
moet je een zekere materie, een stof be
heersen, waarin je jezelf uitdrukken kan.
Zoals een schilder zich uitdrukt in kleu
ren en lijnen, een musicus in klanken, een
schrijver en redenaar in woorden, een to
neelspeler in mimiek, gebaren en in de
klemtoon van 't woord. Een Duits spreek
woord zegt: we zijn allen dichter in het
hart. We zijn allen kunstenaar dus. We
hebben allen in meer of mindere mate
een zekere innerlijke rijkdom. Daarvoor
zijn wij immers mens. Wie niet over
een innerlijke rijkdom beschikt, is
geen mens. En wij zijn meer mens, naar
mate wij over meer innerlijke rijkdom be
schikken. Maar hoe rijk wij ook zijn, hoe
groot ons dichterschap, ons kunstenaar
schap in het hart ook is, wij kunnen ons
zelf dan pas kunstenaar noemen, als wij
over het vermogen beschikken onze rijk
dom aan anderen mee te delen. En hoe
volmaakter en directer de vorm is, waar
in wij dit doen, des te groter is ons kunste
naarschap.
Maar behalve dat wij allen dichter, kun
stenaar zijn in het hart, zijn wij allen
toch ook wel in meer of mindere mate
kunstenaar in de eigenlijke betekenis van
het woord. Maar het kunstenaarschap
vraagt inspanning, oefening, scholing. Wij
moeten ons leren uitdrukken in de stof.
Niet dat wij allen even grote kunstenaars
Ook onze landgenoot prof. dr. P. J. Bou-
hian verstaat uitstekend de kunst om in
en levendig en interessant levensbeeld
"et patroon van een gehele tijd te we-
en. Hij doet de wetenschap geen geweld
j®n, maar vindt (en bewijst!) dat deze
J* gewone taal, zonder beroepsjargon, dui-
lik en kleurig kan worden medege-
jj?.eld. In „Roep en roeping" beschrijft
1 de levens van drie grote staatslieden
het jongste verleden: de Fransman
hoogte kunnen wij allen toch wel iets be
reiken. De één in de muziek, de ander
in de teken- of schilderkunst, een derde
weer in de woordkunst, een vierde in de
toneelkunst, en een vijfde misschien in de
beeldhouwkunst. Och er zijn veel meer
kunsten dan wij op het eerste gezicht den
ken. Neem bijvoorbeeld de kunst van
bloemenschikken, van sfeer en gezellig-
heid brengen in huis. Dit zijn ook kun-
sten. Ook hier drukken wij iets van, onze
innerlijke rijkdom in de stof uit. Wij druk
ken ons stempel op de omgeving. Komt
men een huis binnen, dan kan men meest
al onmiddellijk zien of aanvoelen met wat
voor soort mensen wij te doen heb
ben. Innerlijk rijke mensen, hoogstaande
mensen dus, of innerlijk arme mensen.
Men kan dit aanvoelen nog voordat wij
met de mensen zelf kennis gemaakt heb
ben. Wij lezen het als het ware van de
sfeer, die er in huis hangt, af. Zoals wij
uit een brief lezen met wat voor soort
type mens wij te doen hebben. En zo
als wij het aflezen van een tekening of
een schilderij.
En neem bijvoorbeeld de grote kunst
van les-geven en opvoeden. Hier geldt wel
een heel onmiddellijk overdragen van
eigen rijkdom, van eigen bezit. Iedere le
raar en opvoeder verstaat deze kunst wel
in meer of mindere mate, omdat zij zich
erin bekwaamd en geoefend hebben
Maar hoe weinigen dikwijls tonen zich
hier grote kunstenaars, echte kunstenaars,
die deze kunst als het ware met hun ge
boorte hebben meegekregen. Geboren le
raren en opvoeders dus. Doch iedereen,
die gestudeerd heeft, die dus veel met le
raren in contact is gekomen, heeft onge
twijfeld dergelijke geboren leraren wel
ontmoet. En van één zo'n leraar hebben zij
meer geleerd dan van de twintig of dertig
anderen, van wie zij les gehad hebben.
Niet dat die twintig of dertig anderen niet
goed waren, niet dat zij van hen niet veel
geleerd hebben, maar die éne, juist die
éne scheen een geboren kunstenaar in
zijn vak van !es-geven; hij gaf iets mee
rijkdom op ons over te dragen. We hebben
van hem niet alleen Duits of Grieks of
letteren of rechten of filosofie geleerd,
we hebben van hem het mens-zijn geleerd,
onbewust, zonder dat wij het zelf wisten
of dat zijn bedoeling was. Hij heeft ons
leven rijk en mooi gemaakt. Hij heeft
ons opgevoed.
Of mogen wij misschien het les-geven
en opvoeden niet onder de kunsten rang
schikken? Ik vind van wel. Waarom bren
gen velen er anders zo weinig van te
recht? Waarom is er anders zoveel oefe
ning en scholing voor nodig? Terwijl an
deren zich weer geboren leraren en op
voeders tonen, die niet de minste scholing
of oefening nodig hebben. Ik zie het les
geven en het opvoeden als een mededelen
van zijn eigen rijkdom aan anderen. We
moeten over het vermogen beschikken om
onze innerlijke rijkdom in de juiste vorm
uit te drukken, zodat deze pakt en aan
spreekt, voor anderen levende tastbare
werkelijkheid wordt. Het is een kunst, zo
als ook de redenaarsgave een kunst is,
hoewel tegelijkertijd ook weer geheel on
derscheiden van de redenaarskunst. Want
om les te geven behoeft men niet over
redenaarstalent te beschikken. Hier wor
den weer heel andere kwaliteiten vereist.
Maar als we aan mogen nemen, dat we
les-geven en opvoeden onder de kunsten
kunnen rangschikken, dan beschikken wij
over heel veel kunstenaars. Grote kunste
naars, die zich door scholing en oefening
nog wel meer bekwamen kunnen, maar
die dit kunstenaarschap toch met hun ge
boorte hebben meegekregen. Namelijk
onze moeders, die allen bijna zonder uit-
voor heel ons leven; hij wist zijn eigen zondering geboren opvoedsters blijken te
zijn, in zoverre de greep van de moderne
wereld hen onaangeraakt gelaten heeft.
Scheppen wil zeggen: iets van jezelf van
je eigen rijkdom gestalte geven. Schep
pen is nooit iets nadoen of namaken van
een ander. Iemand die een tekening of
schilderij van een ander namaakt en hier
in niets van zichzelf weet te leggen,
schept niets. Een dergelijke tekening of
schilderij heeft dan ook niets met kunst
te maken. Iemand, die volmaakt een mu
ziekstuk van Chopin ten gehore brengt,
maar hierin niets van zichzelf weet te
leggen, schept evenmin iets en ook zijn
produkt, hoe kunstig en vakbekwaam
ook, heeft niets met kunst te maken.
Iemand, die op het toneel een ander na
speelt, een regisseur bijvoorbeeld, schept
al evenmin iets en ook zijn spel heeft niets
met kunst te maken. En toch krijgt ons
spel pas waarde, als het een eigen schep
ping bevat. Hoe miniem deze schepping
misschien ook zijn mag, haar waarde is
veel en veel groter dan wanneer het een
volmaakt naspelen is van een ander. Dit
mag het nooit zijn. Wij moeten onszelf
blijven. En als onszelf moeten wij een
creatie trachten te geven van de persoon,
die wij uit moeten beelden.
Creatief werk is van ontzaglijk gro
te waarde voor onze persoon. Hierdoor
verdiepen en verrijken wij ons juist. We
kunnen onze kinderen niet jong genoeg tot
creatieve arbeid aansporen. Juist in deze
tijd van grote geestelijke armoede, waarin
ons al het initiatief tot creatieve arbeid
èn door de film èn door de reclame èn
door de beeldroman èn door de industria
lisatie enzovoorts ontnomen wordt, is de
beoefening van creatieve arbeid als vrije
tijdsbesteding van zo'n grote waarde.
Laten we ons de kans, die de toneelbe-
oefening ons biedt op dit terrein, dus niet
voorbij laten gaan, door van ons toneel
spel een dode scheppingloze nabootsing te
maken van gebaren en mimiek en woord
klemtoon, die een of andere regisseur
ons voordoet. Maar hierover een volgende
keer.
Tijdens de opnamen voor de film had
Bernhardt te maken met drie originele en
opvallende persoonlijkheden in Stewart
Granger, Peter Ustinov, die de rol van
prins van Wales speelt en Robert Morley
als de krankzinnige koning George III.
Robert Morley nam de koningsrol zon
der bezwaar aan, daarbij opmerkend:
„Mijn honorarium is X pond sterling. Als
men wil, dat ik ook nog het scenario lees.
wordt het X plus Y pond".
„Ik heb", verklapte Morley later,
„maar genoegen genomen met het lagere
salaris. Dat is maar het beste ook, want
ik heb nog nooit een scenario gelezen
waarin ik geen veranderingen wilde heb
ben".
Na de film „To tame a land" de eer
ste die hij over enige tijd met zijn eigen
onafhankelijke produktiemaatschappij Pen
nebaker Inc. voor Paramount gaat ma
ken, zijn Marlon Brando en laatstgenoem
de maatschappij al weer plannen aan het
uitwerken voor een tweede film. waarin
de geschiedenis wordt behandeld van de
mysterieuze verdwijning van een aantal
gouvernementsambtenaren in Zuidoost-
Azië. waar Brando zelf en zijn assistent
George Englund hebben vertoefd om er
een onderzoek in te stellen in verband
met het onderwerp van de nieuwe film.
Intussen zijn Audrey („Roman Holi
day" en „Sabrina Fair") Hepburn en Fred
Astaire, ondanks zijn leeftijd nog steeds
een der beste Amerikaanse dansers, door
Paramount gecontracteerd voor „Funny
Face" een muzikale komedie van Gersh
win-songs. Het besluit om deze film in de
Paramount-studio's te maken, werd ge
nomen na besprekingen met Metro Gold-
wyn Mayer, welke maatschappij de film
oorspronkelijk zou maken. Roger Edens,
de producent van Stahley Donen, de re
gisseur, verhuisden tijdelijk van MGM die
hen onder contract heeft, naar Paramount
Twee van Hollywood's populairste ster
ren Burt Lancaster en Kirk Douglas zijn
door Hal Wallis geëngageerd voor de
film „Gunfight at the O.K. Corral" een
„Western" in VistaVlson. Jaren geleden
hebben beide sterren die door Wallis zijn
„ontdekt" samengespeeld in de film „I
walk alone".
Verder zal Burt Lancaster met Katha
rine Hepburn de hoofdrol spelen in „The
Rainmaker" eveneens een produktie van
Hal Wallis. Joseph Anthony, die op Broad
way 't gelijknamige toneelstuk reigisseer-
de zal zich ook belasten met de filmregie
vellen, zeer leerzame boek is verdeeld in
een zestal hoofdstukken. In het eerste
hoofdstuk wordt een uiteenzetting gege
ven van het ontwerp, de voorbereiding
en de uitvoering van het onderzoek. Het
tweede hoofdstuk omvat de resultaten van
een enquête onder de kinderen. In het
derde wordt een reeks vragen behandeld
die de kinderen werden gesteld. De reac
ties van de kinderen worden behandeld in
het vierde hoofdstuk, terwijl in het vijfde
hoofdstuk het zwaartepunt wordt verlegd
van de film naar het individu. In het laat
ste hoofdstuk zijn drie gevallen onderge
bracht. waarin de samenhang wordt ge
toond tussen de film-beleving enerzijds en
de geaardheid van het kind en het ge
zinsmilieu anderzijds.
In de bijlagen wordt tenslotte nog een
handleiding gegeven voor het gesprek met
de ouders en met het kind.
Al hebben professor ten Have en zijn
medewerkers dan ook wetenschappelijk
vastgesteld, dat de invloed van de film
op de Nederlandse jeugd geringer is dan
sommigen wel eens willen beweren, het is
een niet te loochenen feit, dat de film wel
degelijk een zelfs beslist nadelige in
vloed kan hebben op de Amerikaanse
jeugd als die er tenminste door milieu en
(gebrek aan opvoeding) rijp voor is. Te
Daytooa Beach in de Amerikaanse staat
Florida moest nog niet zo heel lang gelede
het Amerikaanse leger er aan te pas ko
men om een einde te maken aan een op
roer, dat ontketend was door een troep
jongelui tussen de tien en twintig jaar,
die zich de „Woest Wildemannen"
noemden. Na met hun voor dit doel speci
aal opgekalefaterde oude auto's een wed
ren te hebben gehouden langs de beroem
de zandstrook van zeven mijl aan de kust
reden ze de stad in. Daar, in het hartje
van het centrum hielden ze „drag races",
korte spurten van het ene verkeerssig-
naal naar het andere. Toen de politie
aan dit gevaarlijke spelletje een einde
wilde maken, koos de menigte de zijde
van de jonge herriemakers. De agenten
werden bekogeld met stenen en biergla
zen. De banden van bun auto's werden
doorgesneden.
De politie probeerde met behulp van
traangas en de brandweer de orde te her
stellen. Maar vier uur later waren de „Wil
demannen" nog steeds heer en meester
van de straat. Ze sloegen de ruiten van
de winkels in en roofden alles, wat als
projectiel zou kunnen dienen.
Er moesten twee afdelingen van de Na
tionale Garde aan te pas komen, die hun
karabijnen als knuppels gebruikten, plus
85 arrestaties en een koude slagregen om
het oproer, dat zes uur duurde, te onder
drukken.
De „Wildemannen" hebben hun naam
ontleend aan de film „The Wild One" met
Marlon Brando in de hoofdrol, over een
aantal jonge Amerikaanse raddraaiers.
In de film dragen ze zwarte leren jassen
blauwe broeken met smalle pijpen en een
embleem, bestaande uit een doodskop en
twee gekruiste beenderen, op een pet
naar Duits legermodel.
De grote Franse katholieke literatuur
prijs, die woensdag JL Is toegewezen,
wordt gedeeld door Yvonne Chauffin voor
„Le cycle des rambourt" en Louise Bu-
jeaud voor „La barre aux faucons". De
prijs bedraagt honderdduizend francs. Hij
is vorig jaar ingesteld en de eerste maal
toegekend aan Paul-André Lesort voor
diens gezamenlijke werk. De jury bestond
uit Daniel-Rops van de Academie Fran-
caise, Gabriel Marcel ea,
Eduard Flipse, dirigent van het Rotter
dams Philh. Orkest zal vandaag en zon
dag in het Paleis voor schone kunsten te
Brussel het nationale orkest van België
dirigeren.
§1»11
Audrey en Katherine Hepburn, die respectievelijk de tegenspeelsters zullen
zijn van Fred Astaire in de muzikale filmkomedie „Funny Face" en van
Burt Lancaster in „The Rammaker",