OPEN BRIEF
BROEDER ATOOMBOM
Aan hunne Hoogwaardige Excellenties
de nieuwe bisschoppen van
Rotterdam'
Groningen
HONDEPRAAT
AUGUSTINUS
Ten geleide
Het avontuur van de weg
P4SiNü
de bisschop
Ingewikkelde organisatie
Het is wel met enige huiver,
monseignori, dat ik u deze brief
schrijf, een huiver, die ik al di
rect ervaar nu ik de deftige
titulatuur overlees die er boven
is komen te /Staan; en ik bedenk
hoe zo'n titel in handschrift met
fraai en zonder aarzelen geschre
ven krullen het beter doet dan in
de razend snel gedrukte kranten-
letters. Teken des tijds.
...-
ZATERDAG 17 MAART 1956
De neutrale stem van het -Alge
meen Nederlands Persbureau
deelde zaterdag 10 maart mee, dat
de Bisschoppen van Groningen en
Rotterdam benoemd waren. Dui
zenden mensen kregen daarmee
een nieuwe Bisschop. De volgen
de dagen verschenen er in de
kranten uitgebreide lijsten van ont
vangstcomités De katholieken
van de twee steden maken zich
op om hun Bisschoppen zo groots
en indrukwekkend mogelijk te
ontvangen.
Maar de Hoogwaardige Excel
lenties zullen begrijpen, dat de
jonge mensen een beetje ver
baasd en misschien zelfs argwa
nend tegen al die feestelijkheden
aankijken. Bij zulke plechtigheden
met officiële toespraken, aanbie
ding van geschenken en défilé
van bruidjes voelen jonge men
sen zich gauw opgelaten. Zij gelo
ven er niet zo bijster in. Ze ont
vangen de enthousiaste verslagen
met hun kritiek. En tochDe
jonge mensen van nu, op de hoog
ste klassen van kweekscholen en
colleges of werkzaam in bedrijnen
en fabrieken en elders, ze zijn
in hun hart blij en diep gelukkig,
wanneer ze horen, dat ook deze
nieuwe bisschoppen' waardige,
goede, begrijpende opvolgers
zijn van de Apostelen. De nieuwe
Bisschop van Rotterdam. van
de stad van De Maasbode, memo-
reerde in zijn korte radio-rede
via de K.R.O. zijn zorg voor de
jeugd. Vele jonge mensen hadden
daar zo op willen reageren, dat
ze Zijn Hoogwaardige Excellentie
hadden willen vragen om een mid-
dag tussen hen in te zijn. Om met
hem te praten over hun idealis
me, hun kritiek op zoveel din-'j
gen, hun plannen en hun vertrou
wen. Maar ze zijn praktisch ge
noeg om te begrijpen, dat de tijd
van een pasbenoemde Bisschop
uitermate bezet is.
Nu hebben ze naar de mogelijk
heid gegrepen van een „Open
Brief" op deze pagina, waar de
„Mensen van Morgen" in deze
„Wereld in Wording" meer mogen
zeggen, dan andere lezers in de
hele krantZe hebben veel op
het hart. Ze zeggen het zoals ze
het zouden doen wanneer ze hun
Bisschop in hun midden hadden.
We zijn ervan overtuigd, dat
de nieuwe Bisschop in deze open
hartige en blijmoedige (allicht)
brief voor alles zal lezen, dat dt
jonge katholieken van vandaag
hun Bisschop willen eren, zijn be
sluiten zullen eerbiedigen en hem
hun vertrouwen geven. P. W.
De christen is op weg- Hij gaat
pelgrimerend door het leven.
Maar hij is niet alleen. Wij zijn
altijd op weg. Het Rijk Gods is
nabij. En deze nabijheid is abso
luut. Voor Paulus was 't komen
de Godsrijk even vlakbij als voor
ons. De Kerk is met ons onder
weg. De Kerk wijst naar Chris
tus en bemiddelt het Goddelijk
leven. Wanneer eenmaal 't Rijk
Gods z'n voltooiing heeft bereikt
dan houdt de taak van de Kerk
als instituut van het „Heil" op
en zal zij zijn het „Hemels Jeru
salem".
Het christenvolk is niet aan zich
zelf overgelaten. „De tafel des He
ren staat gedekt: allen zitten aan,
maar één zit voor. Het woord des
Heren klinkt: allen beamen, maar
één verkondigt. Het christelijk getui
genis in woord en leven gaat door
de wereld: allen trekken uit, maar
één zendt. De nieuwe Wet is norm
voor allen, doch één leraart. In de
bisschop herkent de gemeente Gods
haar éne Hogepriester, Herder en
Profeet. Hij is voor haar het leven
de teken van de geheimnisvolle pre
sentie des Heren in Zijn Kerk. De bis
schop vertegenwoordigt op de wijze
van de apostel: Christus, niet als de
Afwezige doch als de op geheimnis
volle wijze door Zijn Geest voor zijn
volk Aanwezige. Zintuigen en rede
nemen slechts „vlees en bloed" waar;
alleen het geloof vermag door de
sluier der tekenen heen te zien. „Wie
u hoort, hoort Mij". „Voorwaar Ik
zeg u: alles wat gij zult binden op
aarde, zal ook in de hemel gebon
den zijn". (Prof. J. A. M. Weterman,
in T.E.U.).
Temidden der gelovigen
De afstand tussen de gelovige en
zijn bisschop is in de moderne tijd
zeer groot geworden. Prof. van der
Meer vertelt in zijn boek „Augusti-
nus" hoe het er in diens tijd aan toe
ging.
Augustinus vond, dat het tijd werd
om voor een coadjutor te zorgen. Op
26 september 426 riep hij zijn volk
bijeen, omdat hij iets te zeggen had.
Met twee collega's gezeten op zijn
exedra temidden van 7 priesters, in
tegenwoordigheid van de voltallige
clerus en een grote menigte volks
begon hij te spreken. Hij stelde Era-
clius voor als zijn opvolger. Drieen
twintig maal riep het verraste volk:
Deo gratias! Christus lof! toen
zestien maal: Verhoor Christe, Au
gustinus leve! dan acht maal:
U vader, U bisschop!
Bij Augustinus liepen de mensen
in en uit. Ze kwamen bij hem met al
hun zorgen. In de Missielanden is het
nog soms Wel zo. Mgr St. Kuypers,
residerend in Paramaribo, vertelde
dezer dagen, dat hij ook zo maar
bosnegers en Hindoestanen op bezoek
krijgt: ze komen even hun bisscop
bezoeken, die ze nog kennen van de
tijd toen hij als gewoon missionaris
met een korjaal de binnenlanden
introk.
Tegenwoordig zien de gelovigen
hun bisschop niet vaak. Alleen bij
bijzondere plechtigheden. Het gebeurt
maar zelden, dat ze hem horen pre
ken. Enkele malen per jaar wordt
er een brief voorgelezen van het
Hoogwaardig Episcopaat. Daar komt
het dan zo ongeveer wel op neer. De
ingewikkelde organisatie van een
bisdom in de tegenwoordige tijd
biedt niet veel verdere mogelijkhe
den.
Binnenkort worden dé nieuwe bis
schoppen plechtig ingehaald, dan zal
de consecratie plaats hebben (zon
der officiële kaart zal wel niemand
kans zien daar bij te zijn) en straks
horen we hun namen onder de offi
ciële brieven, na het merkwaardige
besluit: „en zal dit ons herderlijk
schrijven worden voorgelezen"
In de tijd van Augustinus was dat
anders. Prof. van der Meer schrijft:
„Het beeld van de bisschop van Hip-
po, orde scheppende in de binnenhui
zen en de zielen en ieders inwendige
schrammen geduldig beziende, blijft
zonder twijfel een der onvergetelij
ke dingen van de vijfde eeuw, en een
licht dat nog schijnt door de ruiten
van pastorieën".
De grote afstand die er praktisch
bestaat tussen de bisschop en zijn
gelovigen plaatst hem in de een
zaamheid. Van een parochie-in-wor-
ding, van het dagelijks contact met de
parochianen in Leiden, wordt een
bisschop plechtig binnengeleid in
een bisschoppelijk paleis. Hij wordt
overladen met bestuurszorgen. Hij
ontvangt adviseurs. Hij houdt op be
paalde dagen audiëntie. Voortdurend
moet hij zeer verdragende beslissin
gen nemen. Midden in de grote,
voortvarende, bedrijvige en fel le
vende stad Rotterdam zal daar in
een plechtig huis de bisschop wonen.
Op hem rust de zorg om de honderd
duizenden de juiste richting te wijzen
in een tijd-vol-verwarring. Bij zijn al
lereerste woorden, die de bisschop
tot de gelovigen van zijn bisdom
sprak vroeg hij dringend om hun ge
bed. Hij wilde ervan verzekerd zijn,
dat hij daar telkens weer een zeker
houvast in zou kunnen vinden. Op de
dag van de bisschopswijding zal de
bisschop-consecrator allen uitnodi
gen te bidden: „Laat ons bidden dier
bare broeders, dat de welwillendheid
van de Almachtige God aan deze Uit
verkorene, tot heil van de kerk, ge
ve de overvloed van zijn genade".
Het is een open brief en dat betekent
dat ik er wel van overtuigd ben dat
nog meer en andere jonge katholieke
mensen hem geschreven zouden kunnen
hebben. En ik hoop vurig dat het er
erg veel zijn.
Ondertussen willen wij onze bedoeling
niet verhelen. Deze brief is een poging
vrijmoedig te spreken, in hoogachting en
respect van wat ons allen met vreugde
en hooggestemd verwachten vervult: de
creatie van twee nieuwe bisdommen
en uw benoeming, op de opgerichte
zetels.
Juist de nieuwheid van uw zetels en
de karakteristiek die wij van u in de pers
lazen geeft ons de verblijdende gedach
te in, dat uw ambt zal aanknopen aan
de diepste tradities, zoals die, juist door
hen die midden in deze tijd staan, als
e.uwig-nieuw worden ervaren.
Ik stel mij de eerste bestaanseeuwen
van de Kerk voor, hoe de mannen wa
ren. die de apostelen opvolgden en dat
kiemend plantje ter bewaring en ver
dediging kregen: de geloofsschat, met
de H. Geest, die er over waakte.
Zij waren altijd samen! Het gelovig
volk en zijn bisschop, samen achter
volgd, samen verdrukt, samen sterk, sa
men heilig. Er was toen nog geen sprake
van paleizen of decorum, er was een
diep en groot respect. Want betekende
de „uitverkiezing" bisschop te worden,
bijv. alleen al niet een aanmerkelijke
verhoging van het risico vermoord te
worden. Ik denk dat de christenen zich
toen echt niet symbolisch rónd
de bisschop hebben geschaard, door
hem zijn getroost, gesterkt, vermaand
en vooral ook onderhouden over en on
derricht in Jesus' leer.
Het moeten echte gemeenschappen
geweest zijn, die eerste christengemeen
ten met hun bisschop aan het hoofd.
En als ik die plattegronden zie van
de oude Basilica, dan zie ik er de bis
schop temidden van zijn volk, herder,
en leraar. Ik kan me, zeker aan dé
hand van prof. F. van der Meer. voor-
„Een korte nabeschouwing over de
glorieuze voetbaltriomf van woens
dag jongstleden is'hier wel op zijn
plaats", aldus Hond, zojuist met zijn
baas teruggekeerd uit Düsseldorf.
„Wat de Duitsers vooral misten, was
het zogenaamde feu sacré, het heili
ge vuur, waarmee onze jongens zo
rijkelijk waren gezegend. Tegenover
elf begenadigde spelers, die twee
maal genadeloos wisten toe te slaan,
kon de Bondsrepubliek nog om
straald met het aureool van het
wereldkampioenschap ditmaal
geen wonderteam in het veld bren-
ben, geen elf voor het heil der natie
vechtende duivels, doch slechts een
handvol lustelozen, die het kruis van
hun dreigende nederlaag, door ge
brek aan geloof, naar het eindsignaal
sleurden. De Duitse voorhoede was
geen openbaring, in de achterhoede
zondigde men dikwijls tegen de voor
naamste wet: dekken en wegwerken.
Ofschoon de keeper zijn heiligdom
tot op het laatste ogenblik bleef ver
dedigen, vermocht hij Zich nauwe
lijks staande te houden, wanneer bij
de oranje-aanvallers de hel losbrak.
Reeds toen zij na een kwartier de
vuurdoop hadden ondergaan, begon
de bezieling der oosterburen te be
zwijken. Tegen het moreel van deze
Nederlandse kruistochters bleken zij
niet opgewassen, vooral niet toen de
ware geest vaardig werd en toen het
spel der Nederlanders de belofte ging
inhouden van een juichende volein
ding. We staan hier voor de weder
geboorte van het Nederlandse voet
bal.
Als hond deze nabeschouwing
schrijvend en daarbij puttend uit al
lerlei voor de poot liggende dagbla
den kan ik mij over een en ander
slechts verheugen. Deze vernieuwing
van onze aloude nationale voetbal-
deugden moet als ik het goed zie
haast wel samengaan met een in
grijpende geestelijke en religieuze
opleving. Spraken onze verslagge
vers al niet van: heilig vuur, zegen,
begenadiging, aureool wonder, heil,
duivel, kruis, geloof, openbaring,
zonde, de voornaamste wet, heilig
dom, hel, doop, bezieling, moreel,
kruistocht, geest, belofte, voleinding,
wedergeboorte, deugden
Gisteravond ben ik weer eens bij Toon
geweest.
Naar aanleiding van dat boek van Den
Doolaard, dat vorige week op deze plaats
besproken werd.
„Hebben ze het er weer over gehad?"
zei Toon, „dan hebben ze er zeker ook
weer zo'n foto van zo'n paddestoel bij af
gedrukt. Ik krijgt d'r nog eens wat van
van die paddestoelen".
Toon is geen voorstander van het veel
vuldig spreken over de komende ver
verschrikkingen van een atoomoorlog. Hij
gelooft niet in de heilzame uitwerking er
van.
Er zijn praktisch gesproken maar twee
mogelijkheden, zegt hij altijd. „Als het je
werkelijk lukt om de mensen indrukwek
kend te wijzen op het atoomgevaar dan
worden ze ofwel vreselijk somber, ofwel
ze vluchten in een „vergeet het maar"-
houding. Aan de eerste reactie correspon
deert het abnormaal grote aantal lieden
met een angstneurose in onze tijd, met
de tweede reactie heeft de grenzeloze op
pervlakkigheid der vermaakindustrie een
heleboel te maken".
Toon ziet alles wel een beetje erg zwart
wit. Maar ik ben het met hem eens als
hij zegt dat je dat praten over de atoom
verschrikking voorzichtig moet hanteren.
Het is natuurlijk een realiteit, een ont
stellende realiteit zelfs, maar de kunst is
zo dat je er noch somber, noch opper
vlakkig, noch lusteloos bij wordt.
Het is duidelijk dat je er niet komt door
te zeggen het zal allemaal nog wel mee
vallen, ze zullen heus wel uitkijken voor
ze die dingen gaan gebruiken.
Als je jong bent en nog een heel leven
voor je hebt liggen, waar je wat van ma
ken wil, dan weet je dat er ergens boven
die toekomst van je de atoombom aan een
zijden draadje hangt en dat is niet weg
te redeneren. Ik kan wel proberen die
moeilijkheid van alle kanten te omzeilen,
maar dan houd ik me zelf voor de gek.
Ik herinner me nog heel goed de eerste
keer dat ik met Toon boomde over het
gevaar van een nieuwe oorlog. Het was
op de vooravond van een zomertrektocht
enkele jaren geleden. Het was al tamelijk
laat toen ik nog bij Toon kwam aanwaai
en. Ik vond hem in zwaar gesprek met
zijn vader. Toon's vader is een man aan
wie het predicaat „ouwe heer" in. heel
zijn gemoedelijke en sympathieke beteke
nis toekomt, behalve als hij over politiek
gaat spreken. Want dan is hij onuitstaan
baar. Hij begint dan met een serie gru
welverhalen uit de vorige oorlog, schakelt
met welwillend enthousiasme over op de
oorlog „die wij dan ook meegemaakt heb
ben" en eindigt dan met het opzetten
van 'n serie verschrikkelijke politieke en
militaire hypothesen, die eerlijk gezegd
heel vaak nog overtuigend zijn ook. De
slotconclusie is altijd dat er beslist oorlog
komt.
Wij ergerden ons allebei natuurlijk be
hoorlijk aan de manier waarop hij met
een reuze enthousiasme praatte over het
waarschijnlijk verloop van zo'n oorlog. Hij
eindigde met Toon op z'n knieën te slaan
en in de ^este stemming van de wereld
uit te roepen dat, als ze een keer met
die atoombommen begonnen, er geen
mens meer zou blijven leven in West-
Europa. Toen stond hij energiek op uit
zijn stoel, wenste ons verschrikkelijk op
gewekt welterusten en vroeg of we niet
wilden vergeten het licht uit te doen.
Toon en ik hebben toen nog lang zitten
praten. Ik heb maar rustig geluisterd
naar zijn tirade. Ik was het wel niet he
lemaal met hem eens, maar wat deed
het er toe op dat moment.
„Wil je wel geloven dat ik vaak zin
heb om met m'n vuist op tafel te slaan
als m'n vader zo bezig is? Ik heb''t hem
een keer gezegd; dat het toch wel een
verduiveld beroerd idee is die oorlog, en
dat ik zwaar de smoor in had. Toen zei
hij „dat ie daar niets van snapte, dat ik
niet overal, zelfs bij een gewoon gesprek
m'n gevoel erbij moest halen" Ik had ge
zegd dat ik wilde leven. Dat vond ie een
pathetische, gevoelerige uitdrukking die
helemaal niet ad rem was. Maar ik vind
het toch maar even normaal om te zeg
gen dat je wilt leven, als om te zeggen
dat je honger hebt. Soms denk je dat je
wat moet gaan doen voor de goeie zaak.
Jeugdleider worden, of bij de Vincentius
gaan of a-sociale jeugdkampen leiden of
van mijn part straatprediker worden.
Maar als je je er mee gaat bemoeien
raak je in duizend en een akelige pres
tige kwestietjes verzeilt en het haalt al
lemaal zo weinig uit in verband met die
vrede. Ik weet het niet, maar als ik er
goed over door denk, dan geloof ik dat ik
nergens meer iets voor voel. Hoogstens
voor de Pax-Christi, maar daar komen ze
ook al niet erg ver mee".
Zie je, Toon zat destijds in een impasse
en hij herinnert zich dat heel goed. Daar
om is hij zo bang voor dat schermen
met atoomdreigingen zonder dat de le
zers of de luisteraars nou werkelijk de
kans krijgen om het ook goed te verwer
ken. Toon heeft het uitstekend verwerkt.
Hij is grandioos uit de impasse te voor
schijn gekomen. Maar dat heeft dan ook
heel wat pijn gekost.
Enfin, ik zie geen kans dat nog alle
maal op deze bladzijde te vertellen.
Houd het maar van me te goed als het
je interesseert.
In ieder geval is het wel duidelijk dat
je in deze tijd een fikse geloofsreserve
moet hebben. Dat moet je in andere tij
den ook wel, maar de veiligheid van
menselijke berekeningen is nog nooit zo
aan het wankelen gebracht als in onze
tijd.
Als je er niet omhecnloopt, word je
door het probleem van de atoombom met
je neus er op gezet. Er is niet aan te
ontkomen, aan dat zien van je leven als
een op weg zijn.
Ik heb iemand gesproken, die dit de
„zeldzame kans" van onze tijd noemde,
die daarom heel die atoomgeschiedenis
een „welkom geschenk" vond en zelfs
zover ging dat hij begon te praten over
„broeder atoombom". Als het niet zo tra
gisch was zou ik het er misschien mee
eens kunnen zijn. Maar nu klinkt het me
toch wel wat te gortig.
stellen hoe Augustinus het woord nam
om zijn gemeente toe te spreken. Zijn
predikaties zijn schitterend. Ik denk
Ook aan Ambrosius.
„Vox populi, vox Dei". Dat schitte
rende Goddelijke ingrijpen was er na
tuurlijk niet om ons te leren hoe bis
schoppen nu eigenlijk gekozen moeten
worden, maar het maakt toch wel even
schitterend duidelijk hoe een bisschop
een man uit .het volk is en hoe mooi
en puur en echt de verhouding volk
en vader bisschop behoort te zijn.
Opgegeven jeugdherinneringen zijn
daarbij de gewijde vechtjassen uit de
geschiedenis die zich in het strijd
gewoel der Middeleeuwen wierpen
alsof dat ten naaste bij wel iets met
het bisschopsambt te maken had. De
verpolitiekte figuren van later dagen
kwamen de onderwijzer waarschijnlijk
ook erg moeilijk verklaarbaar voor.
want over hun geestelijk ambt werd
nooit gesproken. Misschien is het ook
maar beter daar niet over te praten.
De bissdhoppen van nu komen mij
welhaast even ver en onbereikbaar voor
al weet ik zeker dat het andere man
nen zijn dan die van „toen". Eén heeft
er in mijn leven iets betekent, die me
gevormd heeft. Als kind aanvaardde je
die plechtigheid zonder een woord van
kritiek. Nu zou ik zoiets anders orga
niseren en die kinderen een kans geven,
rond de zetel van vader bisschop te
dringen. Hij is toen gekomen en gegaan
als een hoge heilige verre schim. Ik
meende toen dat God de Vader daar
wel op lijken moest.
Monseignori. dat ver weg zijn, bijna
onbereikbaar, dat zat me echt hoog. En
als ik erover schrijf is dat alleen maar
om duidelijk te maken hoezeer de ver
meerdering van het aantal bisdommen
mij verheugt, nu wij ons daardoor dich
ter bij onze bisschop kunnen voelen.
De zeer speciale band die ons allen
bindt in het Mystieke Lichaam van
Christus wordt sterker voelbaar nu ons
een bisschop geschonken is, die wij in
ere zullen houden en die wij zullen
beminnen en volgen in. zijn leraarsge-
gezag, omdat hij van God gezonden is en
door de H. Geest verlicht.
Wij begrijpen dat u in deze dagen om
ringd zult zijn door officiële gebeurte
nissen en personen. Daarna zouden wij
uw aandacht willen vragen voor het feit
dat jonge mensen over vele dingen heel
anders zijn gaan denken, jonge mensen
waarvan gezegd wordt, dat ze de toe
komst hebben.
Gij weet monseignori, hoezeer het we
reldbeeld veranderingen ondergaat, hoe
zeer ook op levensbeschouwelijk vlak
en in het geloofsleven, ja allerwegen
zich nieuwe of hernieuwde gedachten
naar voren dringen die zelfs het aan
schijn der aarde zullen kunnen gaan
vernieuwen. Zó geweldig is het proces
waaruit uw eigen benoeming voortvloeit
Wij leven in een dramatische maar in
een grote tijd. Veel van die nieuwe we
reld die zich aankondigt zal ongetwij
feld doorklinken, ook in het beleid en
de stijl van u. als leraars, herders en
bestuurders.
Onze aanhankelijkheid aan u wil op
recht zijn en schiet daarom door de
schema's en de schabionen heen, die
voor ons niet meer leven. Onze trouw
aan de Kerk en aan u wil een mondige
trouw zijn.
Wij willen handelen in vrijheid en
dan uit overtuiging. Onze hoogachting
drijff niet op geijkte normen, die voor
schrijven wat hoort en niet hoort, maar
op een persoonlijk beleefde eerbied voor
uw ambt en ook voor uw persoon als
'bisschop die iets voor ons betekent,
iets voor ons is en ik geef u
daarbij de verzekering dat u iets aan
ons zult hebben, omdat we bewuste
christenen willen zijn in een nieuwe
tijd, die onophoudelijk van ons eist te
kiezen; wèl de volgzaamheid maar niet
de schaapachtigheid willen wij van de
schapen gemeen hebben.
Daarom, monseignori, zie ons daar
achteraan staan en aanvaard zo oveb
het tumult en boven al dat officiële ge
luid uit onze gelukwensen, onze hoop,
onze „revolutionaire" iedeeën, ons ide
alisme, ons radicalisme en desnoods
onze, misstappen op de weg.
Wat wij in, u willen zien is: onza
leraar en herder, die in ons midden is.
Wees voor ons niet de Verre, „kerke
lijke autoriteit" die dag en uur gebonden
is aan bestuurlijke plichten, ontoegan
kelijk voor mensen die „zonder reden"
tot u komen. De Kerk Is voor ons wat
anders dan een organisatie met een
enorm aantal mantel- en nevenorga
nisaties wat anders dan een macht. nL
een kudde christenen bij troepjes langs
de weg op weg naar de vervulling vn
onze hoop. In elk groepje loopt een bis
schop mee, die de weg weet te wijzen,
Monseignori, kom ook eens bij ons,
temidden van ons jonge mensen vergis
u niet, ik bedoel niet op congressen
met vlaggen en trouwzweringen om
te'leraren en te luisteren en dat laatste
om te weten te komen hoe wij zijn of
willen zijn en om te vermanen als wij
wezenlijk fout zijn.
Mag ik eindigen met een tot ziens
na de officiële gebeurtenissen? Als u
zou willen komen, zal ik zorgen voor
een pracht stel jonge vrienden en vrien
dinnen, die heel wat met u te bepraten
hebben. We zouden het heerlijk vinden
en ik verzeker u een spontane ontvangst
waarbij ik, dit als terzijde, voor het
welkomstlied meer denk aan „Heisa
jolly good fellow" dan aan „Aan U,
o Koning der eeuwen", maar dat vindt
u natuurlijk niet erg.
Het zal een feest worden zoals het
past aan mensen van morgen in een
wereld van wording, die hun bisschop
pen ontvangen.
Met eerbiedige hoogachting:
ENKELE JONGEREN
„Niets is vooral tegenwoordig
gemakkelijker, aangenamer en
meer in aanzien bij de mensen
dan het ambt van bisschop pries
ter of diaken, als het louter amb
telijk en flemerig wordt uitge
oefend; maar ook niets treuriger
triester en doemwaardiger bij
God; en evenzo is er niets moei
lijker en gevaarlijker doch zali
ger bij God, dan de dienstplicht
vervullen zó als onze Leider het
beveelt. En deze dienst heb ik
voor mij allerminst van kinds
been af geleerd, integendeel, nu
ik ineens andere op hun zonden
moet wijzen en hen daarvan ver
beteren, voel ik mij als iemand
die nog geen roeiriem kan han
teren en toch tot tweede stuur
man is benoemd.
Daarom ook was het dat
ik in stilte weende, toen bij
mijn wijding(F. van der
Meer: „Augustinus", pag. 19) Zo
schreef de H. Augustinus na zijn
priesterwijding aan zijn Bisschop
Valerius. In 396, twee en veertig
jaar oud besteeg hij de „cathedra"
in de kerk van Hippo. Hij kon
eerlijk verklaren: „Waarvan ik
leef daar spreek ik van, waarvan
ik zelf besta, dat deel ik uit". En
een andermaal: „Wat zijn wij als
gij verloren gaat? Iets anders
toch zijn wij voor onszelf, iets an
ders voor u. Voor ons zelf zijn
wij christenen: geestelijken en
bisschoppen alleen voor u. Niet
tot geestelijken, niet tot priesters
en bischoppen sprak de apostel
toen hij zei: gij nu zijt de lede
maten van Christus. Dat zei hij
tot het volk, tot de gelovigen, tot
de christenen", (id. pag. 21).
De jongeren onder de katho
lieken der nieuwe diocesen
zien in eerbied en trouw uit
naar hun bisschoppen