opera
nodig j
Amsterdam heeft een
Verwijdende
perspectieven
voor de
kerkmuziek
WOLF-
DIETER
LUDWIG
IS ONS VOOR
OTTO
REES
VAN
kweekt
teamgeest
1. Dienstbaarheid der
muziek aan de tekst
2. Geen onderbreking
der H. Handelingen
door de muziek
3. Geen middelmatig
heid die de liturgie
ontluistert
Aandacht voor een bescheidene
Tosca
ACTUALITEITEN
Kristofoor
Inspiratie
Onverwachte pleiter
8 sKySSSS»^-he,,t:
ZATERDAG 7 APRIL 1956
PAGINA 5
Een jonge Rotterdamse
Tegenover Nederlandse schuchterheid, internationale reacties op
de Encycliek „Musicae Sacrae disciplina"
TTET MUSEUM voor Nieuwe
Tl Religieuze Kunst te Utrecht,
heeft een overzichtstentoonstel
ling ingericht van het oeuvre van
Otto van Rees. Deze tentoonstel
ling omvat ongeveer vijftig schil
derijen, bijeengezocht uit vrijwel
alle perioden van 's schilders
ruim vijftigjarige werkzaamheid,
een aantal tekeningen en schet
sen en een wandkleed naar zijn
ontwerp uitgevoerd bij Gehéniau
te Veenendaal. Wat ontbreekt
zijn ontwerpen van door Van
Rees gebrandschilderde ramen,
er is wel een recent ontwerp voor
een muurschildering.
kunstschilder, Jan Kruis (23),
eigenlijk al een beetje verdwaald
in de reclame, heeft plotseling kans
gezien zo maar beslag te leggen op een
behoorlijke oppervlakte buitenmuur
van een landelijk hotelletje in boven-
Oosterrijk. Hij mocht min of meer
zelf het onderwerp kiezen voor deze
buitenkans en hij besloot een figuur,
die hem persoonlijk zeer nauw aan
hart ligt op de wand aan te gaan
brengen. St.-Kristofoor en toerisme
hebben ergens wat met elkaar te
maken en Jan Kruis is vol moed aan
het werk gegaan. Hij heeft alles wat
er over deze heilige (specialiteit: be
scherming van reizigers en trekkers)
bekend was, nageslagen. Het resul
taat was een goede en kleurrijke
voorstudie. Over een paar weken ver
trekt hij naar zijn rustiek verblijf in
Goisern bij Bad Ischl. Hij denkt er
heel de maand mei werk te hebben.
Salzburg ligt veertig kilometer ver
derop. Wanneer hij even tijd heeft,
zal hij daar te vinden zijn. „Ik weet
zeker", zei hij, ,dat ik met een kof
fer vol tekeningen terugkom". Wij
geloven dat als Jan Kruis voor een
dergelijke opdracht naar het buiten
land vertrekt, hij niet in zeven slo
ten tegelijk zal lopen en dat hij heel
huids terugkeert van een heerlijk
land, waar hij, ondanks zichzelf, toch
weer aan reclajpe heeft gedaan. In de
goede betekenis van het woord.
DE ZANGERES die de titelrol ver
tolkt in Puccini's „Tosca" bij de
Compagnia d'Opera Italiana heet
Maria Luisa Nache. Zij is geen Itali
aanse maar een Spaanse. Hetgeen niet
wegneemt dat zij in
Italië een goede re
putatie heeft. Meer
dan eens trad zij in
belangrijke rollen op
in de Scala te Mi
laan- En dat geldt
voor opera-artisten
toch nog steeds als
de toetssteen van
kwaliteit. Volgende
week zal Maria
Luisa in ons land de
Tosca zingen. De
Compagnia maakt
vanaf 12 april een
tournee met deze
Van Rees echter roept in het geheel
niets. Maar in de Nederlandse schilder
kunst van zijn generatie is zijn beste
werk van een volstrekt unieke bekoor
lijkheid, van een gave eenvoud en een
klaarheid die bij ons zelden werden
bereikt en van een naar vorm en geest
verruimende en zuiverende oorspronke
lijkheid.
Frisse lucht.
VAN WELKE beslissende betekenis
die oorspronkelijkheid bijvoorbeeld
is geweest voor het voortbestaan
en de vernieuwing van onze religieuze
en kerkelijke beeldende kunst, is drie
jaar geleden nog eens verrassend ge
bleken op de grote tentoonstelling van
Nederlandse religieuze kunst bij gelegen
heid der viering van „Honderd Jaar
Kromstaf". Van Rees was een der eer
sten die in de vensterloze muur van
neogothische fabrieksmatigheid een gat
stiet om frisse lucht binnen te laten en
zelfs de enige die het in alle argeloos
heid zo ruim deed, dat sedertdien geen
vernieuwing meer heeft plaatsgehad die
niet mede op de reeds in zijn aanwijzing
concreet aanwezige basis te herleiden
is. Vandaag nog, nu de vernieuwingen
van Toorop en Thorn Prikker vrijwel
ten einde toe doorgevoerd zijn door de
school van Campendonck, schijnt mij
de Vingerwijzing van Otio van Rees nog
maar ten dele beantwoord.
Maar ook buiten het sacraal op strikt
religieus beeldend terrein, is Otto van
Rees bij uitstek de Nederlander die
recht heeft op de naam: beeldend ver
nieuwer van het allereerste uur. Welis
waar blijkt mij op de tentoonstelling te
Utrecht niet geheel waar wat sommigen
beweerd hebben toen zij stelden dat
Van Rees het kubisme van de aanvang
af zelf mede heeft opgebouwd, dat hij
een der geestelijke vaders van het Ku
bisme zou zijn. Het kubisme was op de
doeken van Picasso en Braque reeds ge
boren toen Van Rees nog werkte in de
divisiondstische, luministische stijl die
hij onder invloed van Toorop met
wie hij ko-rte tijd te Domburg ver
bleef na zijn eerste verblijf te Parijs
had leren aanwenden.
wie de geschiedenis der Moderne schil
derkunst. inzonderheid de Ecole de Paris
wil schrijven.
Met alle nu beroemde figuren uit die
school heeft Van Rees toen reeds in
broederlijke vriendschap verkeert. Maar
het was eerst tijdens een later verblijf
te Parijs, in de jaren 1910, dat het
kubisme vat op hem kreeg. Aanvanke
lijk verwerkt hij het op matig ge
lukkige wijze. Zijn blijde kleur schijnt
er aan te sterven, zijn visie wordt sche
matisch en voert soms een vage. onkla
re symboliek in die de voorstelling
bij gebrek aan helderheid van ana
lyse en vastheid van synthese een on
eigen waarde poogt te verlenen. Na
1914 ontslaan de eerste zuiver-kubistt-
sche uiterst klare, helder-plastische, ge
voelig uitgebalanceerde en bljjzinnige
composities waarmee Otto van Rees in
de Nederlandse beeldende kunst een zo
unieke plaats Inneemt.
Italië.
HET KUBISME is voor Otto van
Rees geen eindfase. In zijn ont
wikkeling betekent het echter een
„reiniging van zijn plastrsche midde
len" die altijd is blijven doorwerken en
tot op vandaag zich duidelijk doet gel
den. Maar er is nog een andere invloed,
een diepere, die hij opnam in zijn we
zen en die htem klaarheid borgt. De in
vloed namelijk die hij van Italië onder
ging, in Ticino, Ascona, oude witte stad
jes, „rond een blauw meer"; de in
vloed der Italiaanse primitieven, van
het werk der trecentisten en quattro-
centisten met wier geest hij reeds van
nature zozeer verwant was dat zij hem
zijn als een vertrouwde omgeving, als
zijn geestelijk thuis. Behalve zijn om
gang met Pieter van der Meer de Wal
cheren zal ook Italië van grote beteke
nis zijn geweest voor zijn overgang naar
het katholicisme, en deze overgang
heeft ook voor zijn schilderarbeid de
betekenis van een purificatie, een ver
dieping gekregen en behouden: een fran
ciscaanse blijmoedigheid en armoede van
geest, die deze schilder altijd eigen
zijn geweest, vonden er een heldere bron
en de diepste verklaring van haar zin.
(volledige) opera.
Verdere medewer
kenden zijn Giusep
pe Savio (Cavara-
dqssi) en de bariton
Dom. Malatesta
(politiechef Scarpia).
Wat nu verder de Utrechtse exposi
tie betreft: zij toont ook aan hoezeer
een groot kunstenaar behoefte heeft aan
gemeenschap; Otto van Rees moet ja
renlang zich gevoeld hebben als een van
zijn licht gebied in nevelige weiden ver
dwaalde; het heeft hem aarzelingen be
zorgd. Maar het heeft hem niet weer
houden de herinnering aan het schoon
licht voor verdoving te bewaren en haar
behoedzaam mee te dragen in zijn fijne
werkhanden in zijn simpele vormen en
edele kleuren. Er is een doek uit 1956,
voorstellende het Italiaanse rotsstadje
Santorin aan het van witte zeilen be
varen blauwe water, dat in zijn lichte
doorzichtigheid als het ware door neve
len heen. de ongereptheid van zijn zui
verst kunnen nog eenmaal uitdraagt
in het licht.
OP DE TENTOONSTELLING ligt
ook ter inzage een door Otto v.
Rees zojuist geïllustreerd gebeden
boekje voor kinderen van zeven tot
acht jaar, waarvoor ik met bijzondere
genegenheid de aandacht zou willen
vragen. Otto van Rees is een zeld
zaam edel en zeldzaam eenvoudig te
kenaar. Er ligt een serie tekeningen
genaamd „Het huis van de Schilder"
die nog nooit gepubliceerd is ter ex
positie uitgestald: het zijn tekenin
gen van een Latijnse klaarheid die
naar ik meen geen Nederlands teke
naar ooit evenaarde. Ook de gecolo-
reerde tekeningen in genoemd gebe
denboekje zijn in dit opzicht bewon
derenswaardig en voor kinderen
moet het niet alleen een feest zijn ze
te „lezen" maar zal er bovendien een
buitengewoon edele en benijdens
waardige invloed van kunnen uit
gaan op de vorming van hun geest.
Het boekje heet: „Het Offermaal des
Heren" en bedoelt de goede liturgi
sche vorming te geven die nodig is
voor het actief deelnemen aan de
eucharistische viering. De teksten,
die geheel aansluiten op de gebeds
taai van de Kerk, zijn geschreven
door Fr. Bellarminus Mol. Zij zullen
hun doel niet missen, te minder daar
zij, tezamen met Van Rees' tekenin
gen, waarachtig kunnen bijdragen
tot wat de heilige Pius X bedoelde,
toen hij vroeg dat wij zouden „bid
den in schoonheid".
K.S.
praktijk en daarom bijzonder dankens-
waard; is de toelating van vrouwen
stemmen tot de uitvoering van de litur
gische kerkmuziek. In Oostenrijk b?"'nat
deze beoefening reeds sinds eeuwen her,
en ik voeg er ter geruststelling van
angstvallige zielzorgers aan toe: zonder
ook maar enige ongerechtigheid".
Nieuw geluid.
„Eveneens is de ondersch: d'ng van de
kerkmuziek in liturgische on -""gieuz?
muziek nieuw. Deze laatste wordt zij
het In de Latijnse taal of in de een of
andere nationale taal onder iedere
vorm in de sacrale ruimte, met of zon
der godsdienstoefening myevoerd ia zelfs
voor de gelezen mis uitdrukkelijk toege
laten. Daardoor wordt ook het werk van
een Oostenrijker erkend: de door Pius
Parsch. de vrome koorleider van Klos-
terneuburg. aan de gehele wereld ge
schonken liturgische beweging van het
volk".
„Nieuw en voor de Oostenrijk'- kerk
musici bijzonder aangenaam is de wijze
waarop Pius XII zich voor cis intrumen-
talc, liturgische kerkmuziek inzet, waar
hij hij de strijkinstrumenten bijzonder
op de voorgrond doet treden. Hier wordt
een groot onrecht goed gemaakt dat die
genen begaan hebben, die 300 jarenlan
ge ontwikkeling van kerkmuziek wilden
uitwissen, een tijdperk dat onge
hoorde kunstwerken van liturgische mu
ziek in zich sluit.
Artistieke
I
lelijkheid toegekend en het wordt als n
middel gezien om de eenheid der Kerk
te bevorderen zelfs als penetratiemiddel
ten gebruike van missionarissen in hei
dense landen.
Drie vereisten.
Ook pater Gelineau S.J. onderstreept
in zijn uitvoerig commentaar deze
mening, zo mede de betekenis der klas
sieke meerstemmigheid voor onze
Eredienst. „Evenwel", vervolgt hij,
blijft in deze encycliek de deur wagen
wijd open voor hedendaagse componis
ten die door hun artistieke kwaliteiten
weten te beantwoorden aan de behoef
ten der cultus" en hij ontleent aan de
woorden van de encycliek drie vereisten
voor huidige kerkmuziek:
Over het gebruik van instrumenten in
de kerk luidt zijn commentaar als volgt:
De bevoorrechte positie van het or
gel is meer een feit dan een recht. In
werkelijkheid kunnen velerlei andere
instrumenten daadwerkelijk de liturgi
sche handelingen dienen en ï.h.b. de
zangen ondersteunen tegelijkertijd hun
schoonheid en waardigheid verhogend.
Musicae sacrae disciplina schijnt (naast
W(Van onze Amsterdamse redactie)
OLF-DIETER LEDWIG is 0p 1 april als chef-regisseur bij de Neder
landse Opera benoemd. De jonge Siieziër is de eerste (he in deze
functie vast aan ons nationaal ensemble verbonden wordt. Tof nu toe was
het rcirel dat gasten de mise- en scène verzorgden. Daardoor kreeg ."VI"
een va-et-vient van grootheden op het gebied v»n de ^®rar<^
hun eigen stempel op een bepaalde opera zetten. Voortaan ®al de reg e
^Luwi^héift reeds een gedegen praktijk gehad in ^sland en ZwKser-
land. Wat h(j van plan is met- onze opera? „Ik wil de troep laten
„met het hart" en samen met dirigent en decorontwerper als®e"{'
team opereren. Wij drieën dragen gezamenlijk de verantwoorfel khem.
dat bevordert de eenheid van muziek, zang en actie en het peil der P
Tn'oen der rommelige repetitielokalen van de Amsterdamse Stadsschouw-
bu4 vertilde hTons dat dezer dagen Ludwig acht de atmosfeer waann
gewerkt wordt, voor een operagezelschap zeer belangrijk. Niet dat het bil
de Nederlandse Opera in dit opzicht niet in orde zou zijn. Integendeel, het
is juist die goede sfeer geweest, die hem in het ensemble heeft aangetrokken.
Dan spreekt hij weer over zjjn' werk. „Als de regisseur goed is, zorgt hij dat
men op het toneel niets anders ziet dan wat men van de artiesten hoort". Om
zo'n eenheid te bereiken is tijd nodig. Ludwig is er heilig van overtuigd,
dat de Nederlandse Opera kan concurreren met de andere Europese gezel
schappen als de technische moeilijkheden waarmee* het ensemble nu nog te
kampen heeft, maar eerst tot het verleden behoren.
DE chef-regisseur heeft geen moment geaarzeld om naar Amsterdam te
komen. De aan sfeer z0 rjjke Nederlandse levenswijze maakt het wer
ken voor hem in Amsterdam aantrekkelijk, zegt hij. Ludwig verblijft
nog maar drie maanaen 4n ons ]and dat hij v00rdien slechts één maal
bezocht om in Tegel'bia wat een pracht van een openluchttheater daar!")
voor een Düsse'dort s gezelschap „Aida" te regisseren maar het Neder-
-_i,y 1-iii al tamelijk ir/vn.ni* ni+ <*nicr ipprhnplH»
voor een Düssew«" s B^eisenap „Aida" te regisseren maar net -Neder
lands spreekt hij a' ta™alvk vloeiend, zonder zijn kennis uit enjg leerboekje
geput te hebben....!*Kan er mets aan doen", lacht hij ontwapenend, „wan
neer een land mij r lk de taal spelenderwijs". Alles hier, tot de
lucht toe. werkt inSP„. heeft°h'bem
Behalve „De Consul neen nr, ook „La Forza del Destino" geregisseerd.
Hij is blij, dat hij re 7n'f 1 verschillende mogelijkheden heeft ge
had om te laten zien wat nq waard is.
HET schijnt Ludwig gekost te hebben om ingewijd
te worden in h^/Cofdstedelinv !^,8 bew«s waarvan hij, met de
verve een geheide spreekt over het lange uit
blijven van een eigen ope - enea hj- yi"glHze'fs' ghmlachend en blijk
baar beseffend op welke zere tenen mj trapt, de IJ-tunnel te berde.
Ernstig is hij echter als bracht Aat de verantwoordelijke instanties
het besef dient te wo^^bqgebracht ^^een en t als Am-
sterdam een eigen opei^ë ««kmid* 7QvQiii ,..,s wel^ ander ge-
bouw ook. „Wat doen wem d®^u^d°^'a^,e,1«ke tijd zonder voldoende
mogelijkheden voor Sr0° rS"tsere ensceneringen Een operage
bouw biedt kansen voor grootsere ensceneringen maar schept ook ruimere re-
netiUemogelhkheden dan nu met de benauwde outillage van de Stadsschouw
burg^en dat vindt Wolf-Dieter Ludwig. in wie de hoofdstad een onverwachte
De nieuweechff-regisseur wil nog n,aar weinig uitlaten over projecten
voor de toekomst De Nederlandse Opera zal, zoals bekend, tijdens het Hol-
„moeringen geven van „Fidelio van Beethoven, „Peter
Grimes" van Benjamin Britten en „Sampiero Corso" onder leiding van
comnonist Tomasi zelf. In het nieuwe seizoen staan wei enkele nog niet of
heel zelden gespeelde opera's op het programma, is allee wat Ludwig ons
onthullen wiL
Wat is er toch gaande in de kerkmuziekkringen
van ons kleine land dat men over de jongste
pauselijke zendbrief aangaande kerkmuziek slechts
fluistergesprekken schijnt te voeren en men zelfs ;n
kerkmuziektijdschriften zich angstvallig van com-
mentaai onthoudt?
Een encycliek is geen occult geschrift, maar een
universeel document van kerkelijk-juridische aard
waarvan liet, zelfs wanneer lokale ordinarii er hun
lokale visie nog niet op gegeven hebben, aan een
ieder katholiek is toegestaan zich op de betekenis
ervan te bezinnen en in dit geval er de tolerantie
en de verwijdende perspectieven van te bewonderen.
Elders zijn de reacties ondubbelzinnig geweest, en
het doel wel even vreemd aan tegenover de apathisch?
of puriteinse gesteldheid in deze gewest-en impulsieve
reacties in Frankrijk, Oostenrijk en Italië waar te
nemen.
Frankrijk heeft voor deze reactie
reeds een concrete vorm gevonden. Na
het congres over gewijde muziek in
1954 in Rome en in 1955 te Wenen zal
het derde te Parijs plaats vinden en als
motto voeren:
„De kerkmuziek in het perspectief der
'huidige encycliek".
Grootser en universeler kon moeilijk
een reactie op de pauselijke zendbrief
geformuleerd worden en men ziet dan
ook met spanning het programma voor
dit congres tegemoet.
In Italië werkt momenteel een vijf
entwintigtal kerkelijk-muzikale autori
teiten o.w. mgr. Anglès aan een
omvangrijke studie over kerkmuziek,
welk boekwerk t.z.t. de H. Vader zal
worden aangeboden uit dankbaarheid
voor Zijn daadkrachtige belangstelling
voor de kerkmuziek.
Mild klimaat.
DE jongste aflevering van het tijd
schrift Musique et Liturgie is ge
heel gewijd aan de encycliek. Men
beperkt zich niet alleen tot het weerge
ven van de integrale Latijnse tekst met
Franse vertaling, maar men voorziet
ze zowel van een inleiding van redac-
tiewege als van een breedvoerig com
mentaar van de hand van de bekende
ijveraar en componist van volkszang en
muziek in de volkstaal Rév. J. Geli-
neau S.J.
In haar inleiding zegt de redactie dat
deze encycliek de wereld is ingezonden
in de nacht waarin het gezang der enge
len de mensheid eens verblijdde: Kerst
mis 1955. Zij betuigt haar vreugde,
„gaudium magnum", over, deze nieuwe
en blijde boodschap. Het komt de re
dactie voor dat in deze encycliek een
klimaat heerst van mildheid, van goed
heid, billijkheid en menselijkheid. „En
het is alsof de H. Vader in de geagi
teerde, gevoelige wereld der musici in
plaats van veroordelingen met een blik
semschicht in de hand woorden van
aanmoediging en zachtheid heeft willen
spreken". In deze sfeer van toegeef
lijkheid zijn zelfs strijkinstrumenten be
vrijd van hun interdict
Overigens is geen enkel beginsel uit
het vroegere Motu proprio prijs gegeven
en niets wordt gecoupeerd uit deze
oude codex van kerkmuziek. Zo wordt
aan het Gregoriaans» gebonden, als het
is aan de Latijnse taal, alle voortref-
ensemble ten
Vaticane.
het orgel) een voorkeur te kennen te ge
ven voor strijkinstrumenten, terwijl
lawaaierige instrumenten geweerd wor
den".
Op het punt van het voor ons nieuwe
gebruik van vrouwenstemmen in de
kerk wordt hier geen commentaar ge
leverd waarschijnlijk omdat in Frank
rijk, Italië, Oostenrijk of Duitsland dit
sinds heuglijke tijden geen usance is.
We benadrukken hier echter dat een
eventueel gebruik van vrouwenstemmen
een vlucht uit een impasse betekent,
allerminst een principe is. Het gebruik
van knapenstemmen was, is en blijft het
ideale orgaan voor liturgische muziek,
hetgeen zelfs In de Mass van Stra-
winsky tot uitdrukking komt!
Overigens schijnt de herderlijke zorg
het voornaamste motief van de liturgi
sche hervormingen van Pius XII te zijn,
zegt pater Gélineau verder en daarom
benadrukt hij het aandeel der gelovigen
aan de gewijde muziek, door middel
van het Gregoriaans en het zingen in de
volkstaal. (In dit verband wijzen we op
de veelvuldige verspreiding van Geli-
neau's moderne zetting der psalmen in
volkstalen van verschillende landen en
waar we t.z.t. op terug komen).
J NTUSSEN ontvingen we ook een
reactie uit Oostenrijk, en wel van
de directeur der kerkmuziekafdeling
der ,Akademie für Muzik und Dar
stellende Kunst in Wien", mgr. dr.
Franz Kosch. Begrijpelijkerwijs laat
hij een juichtoon horen nu voor het
land waar de geest der Barok en
Rococo nog voortleeft zulke milde
woorden in de huidige encycliek ge
schreven zijn. In dit licht bezien ge
ven we de woorden van de Weense
prelaat dan ook zonder commentaar
„Voor mij is „musicae sacrae disci-
pi'na" een echte pontificale boodschap,
een waar document waarin de gulden
middenweg wordt bewandeld en uiter
sten worden vermeden, hetzij naar
rechts of naar links. Sinds Pius X zijn
de Oostenrijkse kerkmusici ijverig bezig
om zich de ideale kerkmuziek, het Gre
goriaans, eigen te maken met de overtui
ging dat deze zang een ideaal voorbeeld
voor kerkmuziek zijn kan indien ze aan
bepaalde eisen van uitvoering voldoet.
Wij begroeten ook de actieve deelneming
van het volk, van de toehoorders bij de
eredienst en wij zijn overgelukkig dat
plechtige Missen met Latijnse tekst be
houden blijven als sterkste symbool on
zer kerkelijke eenheid.
De encycliek is voor mij echter ook
een document van een gezonde en na
tuurlijke ontwikkeling der gewijde mu
ziek sinds die beroemde mijlpaal welke
onze hemelse patroon, de H. Pius X. met
zijn „htotu proprio" geplaatst heeft. Onze
H. Vader Pius XII heeft in zijn zend
brief zonder aarzelen die grenzen over
schreven welke door Pius X nog duide
lijk getrokken waren. Geheel nieuw en
met begrip voor de behoeften van de
Ook de nieuwste arbeid op kerkmuzi-
kaal gebied wordt door onze H. Vader
als volwaardige liturgische muziek be
schouwd wanneer zij uit zuiver-religieu-
ze overtuiging voortspruit. Iedere kunst
is ten dode gedoemd als ze niets nieuws
voort mag brengen. De Onste-riso
kerkmuziek heeft dit, omdat ze niet
alleen eerbied heeft voor de we: x 1
het verleden maar ook de moed bezit tot
het scheppen van nieuwe werken. Ja,
ik zou met hlijdc trots willen vaststel
len, dat de kerkmusici van Oostenrijk
in de voorste rijen van de Oostenrijkse
kunstontwikkeling staan. En ik kan
na deze uiteenzetting slechts dank': '.ar
getuigen, dat „Musicae sacrae discipli
na" de Oostenrijkse kerkmusici uit het
hart gegrepen is".
MARIUS MONNIKENDAM-
Twee jaar geleden, bij gelegenheid
van Van Rees' zeventigste verjaardag,
hebben wij op deze plaats een kleine
beschouwing gewijd aan het karakter
van zijn werk en de unieke betekenis er
van in de ontwikkeling der moderne
kunst in Nederland. De vermelding daar
van mag nog wel eens herhaald worden
want, gelijk wij toen schreven, Van Rees
is even nederig en stil als zijn schilde
rijen, hij heeft zichzelf of dat werk
nergens opgedrongen; en dat alleen kan
de reden zijn waarom men tegenwoor
dig zo zelden zijn naam hoort noemen.
Het is tegenwoordig in het tumult der
reclame en business, in de verwarring
waarin beproefde en twijfelachtige
waarden te zamen zijn gebracht, voor
het verwerven van roem, eer doorslag
gevend dat men roept; „Ik! Ik!", dan
dat men edele en -schone werken maakt.
Samen met Picasso
De expositie geeft enkele verassen
de exemplaren van Van Rees' luminis-
me, en laat zien hoe het zich bij hem
reeds spoedig ontwikkelt tot een breder
samenvattende schilderwijze, een wer
ken met kleurvlakken dat een soort
tussengebied zou mogen heten tussen
het divisionisme en het fauvisme. Van
het eerste behoudt het de doorzichtige
kleur, van het andere verwerft het de
samenvattende en enigszins naar een
decoratieve opzet zwemende greep. In
deze stijl schildert Van Rees no-g te
Fleury en in Italië. Voordien heeft hij
reeds samen met Picasso de beroemde
Bateau-Lavoir in Parijs bewoond, een
vervallen, op de verbeelding werkend
huis op de Place Ravignan nu Place
Emile Goudeau geheten dat nu nau
welijks onvernoemd kan blijven door
Een der geëxposeerde schilderijen
van Otto Rees
Het buitenland
Paus Pius XII
temidden van de
Societa Corelli bij
een concert van dit