opera nodig j Amsterdam heeft een Verwijdende perspectieven voor de kerkmuziek WOLF- DIETER LUDWIG IS ONS VOOR OTTO REES VAN kweekt teamgeest 1. Dienstbaarheid der muziek aan de tekst 2. Geen onderbreking der H. Handelingen door de muziek 3. Geen middelmatig heid die de liturgie ontluistert Aandacht voor een bescheidene Tosca ACTUALITEITEN Kristofoor Inspiratie Onverwachte pleiter 8 sKySSSS»^-he,,t: ZATERDAG 7 APRIL 1956 PAGINA 5 Een jonge Rotterdamse Tegenover Nederlandse schuchterheid, internationale reacties op de Encycliek „Musicae Sacrae disciplina" TTET MUSEUM voor Nieuwe Tl Religieuze Kunst te Utrecht, heeft een overzichtstentoonstel ling ingericht van het oeuvre van Otto van Rees. Deze tentoonstel ling omvat ongeveer vijftig schil derijen, bijeengezocht uit vrijwel alle perioden van 's schilders ruim vijftigjarige werkzaamheid, een aantal tekeningen en schet sen en een wandkleed naar zijn ontwerp uitgevoerd bij Gehéniau te Veenendaal. Wat ontbreekt zijn ontwerpen van door Van Rees gebrandschilderde ramen, er is wel een recent ontwerp voor een muurschildering. kunstschilder, Jan Kruis (23), eigenlijk al een beetje verdwaald in de reclame, heeft plotseling kans gezien zo maar beslag te leggen op een behoorlijke oppervlakte buitenmuur van een landelijk hotelletje in boven- Oosterrijk. Hij mocht min of meer zelf het onderwerp kiezen voor deze buitenkans en hij besloot een figuur, die hem persoonlijk zeer nauw aan hart ligt op de wand aan te gaan brengen. St.-Kristofoor en toerisme hebben ergens wat met elkaar te maken en Jan Kruis is vol moed aan het werk gegaan. Hij heeft alles wat er over deze heilige (specialiteit: be scherming van reizigers en trekkers) bekend was, nageslagen. Het resul taat was een goede en kleurrijke voorstudie. Over een paar weken ver trekt hij naar zijn rustiek verblijf in Goisern bij Bad Ischl. Hij denkt er heel de maand mei werk te hebben. Salzburg ligt veertig kilometer ver derop. Wanneer hij even tijd heeft, zal hij daar te vinden zijn. „Ik weet zeker", zei hij, ,dat ik met een kof fer vol tekeningen terugkom". Wij geloven dat als Jan Kruis voor een dergelijke opdracht naar het buiten land vertrekt, hij niet in zeven slo ten tegelijk zal lopen en dat hij heel huids terugkeert van een heerlijk land, waar hij, ondanks zichzelf, toch weer aan reclajpe heeft gedaan. In de goede betekenis van het woord. DE ZANGERES die de titelrol ver tolkt in Puccini's „Tosca" bij de Compagnia d'Opera Italiana heet Maria Luisa Nache. Zij is geen Itali aanse maar een Spaanse. Hetgeen niet wegneemt dat zij in Italië een goede re putatie heeft. Meer dan eens trad zij in belangrijke rollen op in de Scala te Mi laan- En dat geldt voor opera-artisten toch nog steeds als de toetssteen van kwaliteit. Volgende week zal Maria Luisa in ons land de Tosca zingen. De Compagnia maakt vanaf 12 april een tournee met deze Van Rees echter roept in het geheel niets. Maar in de Nederlandse schilder kunst van zijn generatie is zijn beste werk van een volstrekt unieke bekoor lijkheid, van een gave eenvoud en een klaarheid die bij ons zelden werden bereikt en van een naar vorm en geest verruimende en zuiverende oorspronke lijkheid. Frisse lucht. VAN WELKE beslissende betekenis die oorspronkelijkheid bijvoorbeeld is geweest voor het voortbestaan en de vernieuwing van onze religieuze en kerkelijke beeldende kunst, is drie jaar geleden nog eens verrassend ge bleken op de grote tentoonstelling van Nederlandse religieuze kunst bij gelegen heid der viering van „Honderd Jaar Kromstaf". Van Rees was een der eer sten die in de vensterloze muur van neogothische fabrieksmatigheid een gat stiet om frisse lucht binnen te laten en zelfs de enige die het in alle argeloos heid zo ruim deed, dat sedertdien geen vernieuwing meer heeft plaatsgehad die niet mede op de reeds in zijn aanwijzing concreet aanwezige basis te herleiden is. Vandaag nog, nu de vernieuwingen van Toorop en Thorn Prikker vrijwel ten einde toe doorgevoerd zijn door de school van Campendonck, schijnt mij de Vingerwijzing van Otio van Rees nog maar ten dele beantwoord. Maar ook buiten het sacraal op strikt religieus beeldend terrein, is Otto van Rees bij uitstek de Nederlander die recht heeft op de naam: beeldend ver nieuwer van het allereerste uur. Welis waar blijkt mij op de tentoonstelling te Utrecht niet geheel waar wat sommigen beweerd hebben toen zij stelden dat Van Rees het kubisme van de aanvang af zelf mede heeft opgebouwd, dat hij een der geestelijke vaders van het Ku bisme zou zijn. Het kubisme was op de doeken van Picasso en Braque reeds ge boren toen Van Rees nog werkte in de divisiondstische, luministische stijl die hij onder invloed van Toorop met wie hij ko-rte tijd te Domburg ver bleef na zijn eerste verblijf te Parijs had leren aanwenden. wie de geschiedenis der Moderne schil derkunst. inzonderheid de Ecole de Paris wil schrijven. Met alle nu beroemde figuren uit die school heeft Van Rees toen reeds in broederlijke vriendschap verkeert. Maar het was eerst tijdens een later verblijf te Parijs, in de jaren 1910, dat het kubisme vat op hem kreeg. Aanvanke lijk verwerkt hij het op matig ge lukkige wijze. Zijn blijde kleur schijnt er aan te sterven, zijn visie wordt sche matisch en voert soms een vage. onkla re symboliek in die de voorstelling bij gebrek aan helderheid van ana lyse en vastheid van synthese een on eigen waarde poogt te verlenen. Na 1914 ontslaan de eerste zuiver-kubistt- sche uiterst klare, helder-plastische, ge voelig uitgebalanceerde en bljjzinnige composities waarmee Otto van Rees in de Nederlandse beeldende kunst een zo unieke plaats Inneemt. Italië. HET KUBISME is voor Otto van Rees geen eindfase. In zijn ont wikkeling betekent het echter een „reiniging van zijn plastrsche midde len" die altijd is blijven doorwerken en tot op vandaag zich duidelijk doet gel den. Maar er is nog een andere invloed, een diepere, die hij opnam in zijn we zen en die htem klaarheid borgt. De in vloed namelijk die hij van Italië onder ging, in Ticino, Ascona, oude witte stad jes, „rond een blauw meer"; de in vloed der Italiaanse primitieven, van het werk der trecentisten en quattro- centisten met wier geest hij reeds van nature zozeer verwant was dat zij hem zijn als een vertrouwde omgeving, als zijn geestelijk thuis. Behalve zijn om gang met Pieter van der Meer de Wal cheren zal ook Italië van grote beteke nis zijn geweest voor zijn overgang naar het katholicisme, en deze overgang heeft ook voor zijn schilderarbeid de betekenis van een purificatie, een ver dieping gekregen en behouden: een fran ciscaanse blijmoedigheid en armoede van geest, die deze schilder altijd eigen zijn geweest, vonden er een heldere bron en de diepste verklaring van haar zin. (volledige) opera. Verdere medewer kenden zijn Giusep pe Savio (Cavara- dqssi) en de bariton Dom. Malatesta (politiechef Scarpia). Wat nu verder de Utrechtse exposi tie betreft: zij toont ook aan hoezeer een groot kunstenaar behoefte heeft aan gemeenschap; Otto van Rees moet ja renlang zich gevoeld hebben als een van zijn licht gebied in nevelige weiden ver dwaalde; het heeft hem aarzelingen be zorgd. Maar het heeft hem niet weer houden de herinnering aan het schoon licht voor verdoving te bewaren en haar behoedzaam mee te dragen in zijn fijne werkhanden in zijn simpele vormen en edele kleuren. Er is een doek uit 1956, voorstellende het Italiaanse rotsstadje Santorin aan het van witte zeilen be varen blauwe water, dat in zijn lichte doorzichtigheid als het ware door neve len heen. de ongereptheid van zijn zui verst kunnen nog eenmaal uitdraagt in het licht. OP DE TENTOONSTELLING ligt ook ter inzage een door Otto v. Rees zojuist geïllustreerd gebeden boekje voor kinderen van zeven tot acht jaar, waarvoor ik met bijzondere genegenheid de aandacht zou willen vragen. Otto van Rees is een zeld zaam edel en zeldzaam eenvoudig te kenaar. Er ligt een serie tekeningen genaamd „Het huis van de Schilder" die nog nooit gepubliceerd is ter ex positie uitgestald: het zijn tekenin gen van een Latijnse klaarheid die naar ik meen geen Nederlands teke naar ooit evenaarde. Ook de gecolo- reerde tekeningen in genoemd gebe denboekje zijn in dit opzicht bewon derenswaardig en voor kinderen moet het niet alleen een feest zijn ze te „lezen" maar zal er bovendien een buitengewoon edele en benijdens waardige invloed van kunnen uit gaan op de vorming van hun geest. Het boekje heet: „Het Offermaal des Heren" en bedoelt de goede liturgi sche vorming te geven die nodig is voor het actief deelnemen aan de eucharistische viering. De teksten, die geheel aansluiten op de gebeds taai van de Kerk, zijn geschreven door Fr. Bellarminus Mol. Zij zullen hun doel niet missen, te minder daar zij, tezamen met Van Rees' tekenin gen, waarachtig kunnen bijdragen tot wat de heilige Pius X bedoelde, toen hij vroeg dat wij zouden „bid den in schoonheid". K.S. praktijk en daarom bijzonder dankens- waard; is de toelating van vrouwen stemmen tot de uitvoering van de litur gische kerkmuziek. In Oostenrijk b?"'nat deze beoefening reeds sinds eeuwen her, en ik voeg er ter geruststelling van angstvallige zielzorgers aan toe: zonder ook maar enige ongerechtigheid". Nieuw geluid. „Eveneens is de ondersch: d'ng van de kerkmuziek in liturgische on -""gieuz? muziek nieuw. Deze laatste wordt zij het In de Latijnse taal of in de een of andere nationale taal onder iedere vorm in de sacrale ruimte, met of zon der godsdienstoefening myevoerd ia zelfs voor de gelezen mis uitdrukkelijk toege laten. Daardoor wordt ook het werk van een Oostenrijker erkend: de door Pius Parsch. de vrome koorleider van Klos- terneuburg. aan de gehele wereld ge schonken liturgische beweging van het volk". „Nieuw en voor de Oostenrijk'- kerk musici bijzonder aangenaam is de wijze waarop Pius XII zich voor cis intrumen- talc, liturgische kerkmuziek inzet, waar hij hij de strijkinstrumenten bijzonder op de voorgrond doet treden. Hier wordt een groot onrecht goed gemaakt dat die genen begaan hebben, die 300 jarenlan ge ontwikkeling van kerkmuziek wilden uitwissen, een tijdperk dat onge hoorde kunstwerken van liturgische mu ziek in zich sluit. Artistieke I lelijkheid toegekend en het wordt als n middel gezien om de eenheid der Kerk te bevorderen zelfs als penetratiemiddel ten gebruike van missionarissen in hei dense landen. Drie vereisten. Ook pater Gelineau S.J. onderstreept in zijn uitvoerig commentaar deze mening, zo mede de betekenis der klas sieke meerstemmigheid voor onze Eredienst. „Evenwel", vervolgt hij, blijft in deze encycliek de deur wagen wijd open voor hedendaagse componis ten die door hun artistieke kwaliteiten weten te beantwoorden aan de behoef ten der cultus" en hij ontleent aan de woorden van de encycliek drie vereisten voor huidige kerkmuziek: Over het gebruik van instrumenten in de kerk luidt zijn commentaar als volgt: De bevoorrechte positie van het or gel is meer een feit dan een recht. In werkelijkheid kunnen velerlei andere instrumenten daadwerkelijk de liturgi sche handelingen dienen en ï.h.b. de zangen ondersteunen tegelijkertijd hun schoonheid en waardigheid verhogend. Musicae sacrae disciplina schijnt (naast W(Van onze Amsterdamse redactie) OLF-DIETER LEDWIG is 0p 1 april als chef-regisseur bij de Neder landse Opera benoemd. De jonge Siieziër is de eerste (he in deze functie vast aan ons nationaal ensemble verbonden wordt. Tof nu toe was het rcirel dat gasten de mise- en scène verzorgden. Daardoor kreeg ."VI" een va-et-vient van grootheden op het gebied v»n de ^®rar<^ hun eigen stempel op een bepaalde opera zetten. Voortaan ®al de reg e ^Luwi^héift reeds een gedegen praktijk gehad in ^sland en ZwKser- land. Wat h(j van plan is met- onze opera? „Ik wil de troep laten „met het hart" en samen met dirigent en decorontwerper als®e"{' team opereren. Wij drieën dragen gezamenlijk de verantwoorfel khem. dat bevordert de eenheid van muziek, zang en actie en het peil der P Tn'oen der rommelige repetitielokalen van de Amsterdamse Stadsschouw- bu4 vertilde hTons dat dezer dagen Ludwig acht de atmosfeer waann gewerkt wordt, voor een operagezelschap zeer belangrijk. Niet dat het bil de Nederlandse Opera in dit opzicht niet in orde zou zijn. Integendeel, het is juist die goede sfeer geweest, die hem in het ensemble heeft aangetrokken. Dan spreekt hij weer over zjjn' werk. „Als de regisseur goed is, zorgt hij dat men op het toneel niets anders ziet dan wat men van de artiesten hoort". Om zo'n eenheid te bereiken is tijd nodig. Ludwig is er heilig van overtuigd, dat de Nederlandse Opera kan concurreren met de andere Europese gezel schappen als de technische moeilijkheden waarmee* het ensemble nu nog te kampen heeft, maar eerst tot het verleden behoren. DE chef-regisseur heeft geen moment geaarzeld om naar Amsterdam te komen. De aan sfeer z0 rjjke Nederlandse levenswijze maakt het wer ken voor hem in Amsterdam aantrekkelijk, zegt hij. Ludwig verblijft nog maar drie maanaen 4n ons ]and dat hij v00rdien slechts één maal bezocht om in Tegel'bia wat een pracht van een openluchttheater daar!") voor een Düsse'dort s gezelschap „Aida" te regisseren maar het Neder- -_i,y 1-iii al tamelijk ir/vn.ni* ni+ <*nicr ipprhnplH» voor een Düssew«" s B^eisenap „Aida" te regisseren maar net -Neder lands spreekt hij a' ta™alvk vloeiend, zonder zijn kennis uit enjg leerboekje geput te hebben....!*Kan er mets aan doen", lacht hij ontwapenend, „wan neer een land mij r lk de taal spelenderwijs". Alles hier, tot de lucht toe. werkt inSP„. heeft°h'bem Behalve „De Consul neen nr, ook „La Forza del Destino" geregisseerd. Hij is blij, dat hij re 7n'f 1 verschillende mogelijkheden heeft ge had om te laten zien wat nq waard is. HET schijnt Ludwig gekost te hebben om ingewijd te worden in h^/Cofdstedelinv !^,8 bew«s waarvan hij, met de verve een geheide spreekt over het lange uit blijven van een eigen ope - enea hj- yi"glHze'fs' ghmlachend en blijk baar beseffend op welke zere tenen mj trapt, de IJ-tunnel te berde. Ernstig is hij echter als bracht Aat de verantwoordelijke instanties het besef dient te wo^^bqgebracht ^^een en t als Am- sterdam een eigen opei^ë ««kmid* 7QvQiii ,..,s wel^ ander ge- bouw ook. „Wat doen wem d®^u^d°^'a^,e,1«ke tijd zonder voldoende mogelijkheden voor Sr0° rS"tsere ensceneringen Een operage bouw biedt kansen voor grootsere ensceneringen maar schept ook ruimere re- netiUemogelhkheden dan nu met de benauwde outillage van de Stadsschouw burg^en dat vindt Wolf-Dieter Ludwig. in wie de hoofdstad een onverwachte De nieuweechff-regisseur wil nog n,aar weinig uitlaten over projecten voor de toekomst De Nederlandse Opera zal, zoals bekend, tijdens het Hol- „moeringen geven van „Fidelio van Beethoven, „Peter Grimes" van Benjamin Britten en „Sampiero Corso" onder leiding van comnonist Tomasi zelf. In het nieuwe seizoen staan wei enkele nog niet of heel zelden gespeelde opera's op het programma, is allee wat Ludwig ons onthullen wiL Wat is er toch gaande in de kerkmuziekkringen van ons kleine land dat men over de jongste pauselijke zendbrief aangaande kerkmuziek slechts fluistergesprekken schijnt te voeren en men zelfs ;n kerkmuziektijdschriften zich angstvallig van com- mentaai onthoudt? Een encycliek is geen occult geschrift, maar een universeel document van kerkelijk-juridische aard waarvan liet, zelfs wanneer lokale ordinarii er hun lokale visie nog niet op gegeven hebben, aan een ieder katholiek is toegestaan zich op de betekenis ervan te bezinnen en in dit geval er de tolerantie en de verwijdende perspectieven van te bewonderen. Elders zijn de reacties ondubbelzinnig geweest, en het doel wel even vreemd aan tegenover de apathisch? of puriteinse gesteldheid in deze gewest-en impulsieve reacties in Frankrijk, Oostenrijk en Italië waar te nemen. Frankrijk heeft voor deze reactie reeds een concrete vorm gevonden. Na het congres over gewijde muziek in 1954 in Rome en in 1955 te Wenen zal het derde te Parijs plaats vinden en als motto voeren: „De kerkmuziek in het perspectief der 'huidige encycliek". Grootser en universeler kon moeilijk een reactie op de pauselijke zendbrief geformuleerd worden en men ziet dan ook met spanning het programma voor dit congres tegemoet. In Italië werkt momenteel een vijf entwintigtal kerkelijk-muzikale autori teiten o.w. mgr. Anglès aan een omvangrijke studie over kerkmuziek, welk boekwerk t.z.t. de H. Vader zal worden aangeboden uit dankbaarheid voor Zijn daadkrachtige belangstelling voor de kerkmuziek. Mild klimaat. DE jongste aflevering van het tijd schrift Musique et Liturgie is ge heel gewijd aan de encycliek. Men beperkt zich niet alleen tot het weerge ven van de integrale Latijnse tekst met Franse vertaling, maar men voorziet ze zowel van een inleiding van redac- tiewege als van een breedvoerig com mentaar van de hand van de bekende ijveraar en componist van volkszang en muziek in de volkstaal Rév. J. Geli- neau S.J. In haar inleiding zegt de redactie dat deze encycliek de wereld is ingezonden in de nacht waarin het gezang der enge len de mensheid eens verblijdde: Kerst mis 1955. Zij betuigt haar vreugde, „gaudium magnum", over, deze nieuwe en blijde boodschap. Het komt de re dactie voor dat in deze encycliek een klimaat heerst van mildheid, van goed heid, billijkheid en menselijkheid. „En het is alsof de H. Vader in de geagi teerde, gevoelige wereld der musici in plaats van veroordelingen met een blik semschicht in de hand woorden van aanmoediging en zachtheid heeft willen spreken". In deze sfeer van toegeef lijkheid zijn zelfs strijkinstrumenten be vrijd van hun interdict Overigens is geen enkel beginsel uit het vroegere Motu proprio prijs gegeven en niets wordt gecoupeerd uit deze oude codex van kerkmuziek. Zo wordt aan het Gregoriaans» gebonden, als het is aan de Latijnse taal, alle voortref- ensemble ten Vaticane. het orgel) een voorkeur te kennen te ge ven voor strijkinstrumenten, terwijl lawaaierige instrumenten geweerd wor den". Op het punt van het voor ons nieuwe gebruik van vrouwenstemmen in de kerk wordt hier geen commentaar ge leverd waarschijnlijk omdat in Frank rijk, Italië, Oostenrijk of Duitsland dit sinds heuglijke tijden geen usance is. We benadrukken hier echter dat een eventueel gebruik van vrouwenstemmen een vlucht uit een impasse betekent, allerminst een principe is. Het gebruik van knapenstemmen was, is en blijft het ideale orgaan voor liturgische muziek, hetgeen zelfs In de Mass van Stra- winsky tot uitdrukking komt! Overigens schijnt de herderlijke zorg het voornaamste motief van de liturgi sche hervormingen van Pius XII te zijn, zegt pater Gélineau verder en daarom benadrukt hij het aandeel der gelovigen aan de gewijde muziek, door middel van het Gregoriaans en het zingen in de volkstaal. (In dit verband wijzen we op de veelvuldige verspreiding van Geli- neau's moderne zetting der psalmen in volkstalen van verschillende landen en waar we t.z.t. op terug komen). J NTUSSEN ontvingen we ook een reactie uit Oostenrijk, en wel van de directeur der kerkmuziekafdeling der ,Akademie für Muzik und Dar stellende Kunst in Wien", mgr. dr. Franz Kosch. Begrijpelijkerwijs laat hij een juichtoon horen nu voor het land waar de geest der Barok en Rococo nog voortleeft zulke milde woorden in de huidige encycliek ge schreven zijn. In dit licht bezien ge ven we de woorden van de Weense prelaat dan ook zonder commentaar „Voor mij is „musicae sacrae disci- pi'na" een echte pontificale boodschap, een waar document waarin de gulden middenweg wordt bewandeld en uiter sten worden vermeden, hetzij naar rechts of naar links. Sinds Pius X zijn de Oostenrijkse kerkmusici ijverig bezig om zich de ideale kerkmuziek, het Gre goriaans, eigen te maken met de overtui ging dat deze zang een ideaal voorbeeld voor kerkmuziek zijn kan indien ze aan bepaalde eisen van uitvoering voldoet. Wij begroeten ook de actieve deelneming van het volk, van de toehoorders bij de eredienst en wij zijn overgelukkig dat plechtige Missen met Latijnse tekst be houden blijven als sterkste symbool on zer kerkelijke eenheid. De encycliek is voor mij echter ook een document van een gezonde en na tuurlijke ontwikkeling der gewijde mu ziek sinds die beroemde mijlpaal welke onze hemelse patroon, de H. Pius X. met zijn „htotu proprio" geplaatst heeft. Onze H. Vader Pius XII heeft in zijn zend brief zonder aarzelen die grenzen over schreven welke door Pius X nog duide lijk getrokken waren. Geheel nieuw en met begrip voor de behoeften van de Ook de nieuwste arbeid op kerkmuzi- kaal gebied wordt door onze H. Vader als volwaardige liturgische muziek be schouwd wanneer zij uit zuiver-religieu- ze overtuiging voortspruit. Iedere kunst is ten dode gedoemd als ze niets nieuws voort mag brengen. De Onste-riso kerkmuziek heeft dit, omdat ze niet alleen eerbied heeft voor de we: x 1 het verleden maar ook de moed bezit tot het scheppen van nieuwe werken. Ja, ik zou met hlijdc trots willen vaststel len, dat de kerkmusici van Oostenrijk in de voorste rijen van de Oostenrijkse kunstontwikkeling staan. En ik kan na deze uiteenzetting slechts dank': '.ar getuigen, dat „Musicae sacrae discipli na" de Oostenrijkse kerkmusici uit het hart gegrepen is". MARIUS MONNIKENDAM- Twee jaar geleden, bij gelegenheid van Van Rees' zeventigste verjaardag, hebben wij op deze plaats een kleine beschouwing gewijd aan het karakter van zijn werk en de unieke betekenis er van in de ontwikkeling der moderne kunst in Nederland. De vermelding daar van mag nog wel eens herhaald worden want, gelijk wij toen schreven, Van Rees is even nederig en stil als zijn schilde rijen, hij heeft zichzelf of dat werk nergens opgedrongen; en dat alleen kan de reden zijn waarom men tegenwoor dig zo zelden zijn naam hoort noemen. Het is tegenwoordig in het tumult der reclame en business, in de verwarring waarin beproefde en twijfelachtige waarden te zamen zijn gebracht, voor het verwerven van roem, eer doorslag gevend dat men roept; „Ik! Ik!", dan dat men edele en -schone werken maakt. Samen met Picasso De expositie geeft enkele verassen de exemplaren van Van Rees' luminis- me, en laat zien hoe het zich bij hem reeds spoedig ontwikkelt tot een breder samenvattende schilderwijze, een wer ken met kleurvlakken dat een soort tussengebied zou mogen heten tussen het divisionisme en het fauvisme. Van het eerste behoudt het de doorzichtige kleur, van het andere verwerft het de samenvattende en enigszins naar een decoratieve opzet zwemende greep. In deze stijl schildert Van Rees no-g te Fleury en in Italië. Voordien heeft hij reeds samen met Picasso de beroemde Bateau-Lavoir in Parijs bewoond, een vervallen, op de verbeelding werkend huis op de Place Ravignan nu Place Emile Goudeau geheten dat nu nau welijks onvernoemd kan blijven door Een der geëxposeerde schilderijen van Otto Rees Het buitenland Paus Pius XII temidden van de Societa Corelli bij een concert van dit

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1956 | | pagina 5