JAN
STILTE
JE LEEFT
maar één keer
m
m
Drinken en dromen
HONDEPRAAT
De „vaandelvluchtige" vindt God
Tenslotte moest
het er van komen
Verantwoording
ZATERDAG 7 APRIL 1956
PAGINA 8
Besmet met sleur
t
VAARWEL
VERGEVING voor de zondaar
Vergeving voor de zondaar is een
altijddurend effect van de Blijde
Boodschap in de tijd waarin wij
leven. De tijd van de keuze, die ,'igt
tussen de eerste en de tweede komst
van Christus.
„In de Biecht keert een vaaiulci-
vluchtige beschaamd tot zijn Heer
terug, een die Hem toebehoorde in
de gemeenschap der Kerk (Prof.
J. Wetepnan). De Biecht is dan
ook niet op de eerste plaats een
instituut tot zelfverbetering maar
Zo zag ik er dus al maanden erg te
genop. Maar tenslotte moest het ervan
komen. In de avond liep ik zo maar
een parochiekerk binnen. Er was een
lof aan de gang. Ik ging naar een
biechtbel en gaf een teken. Wie er zou
komen liet mij volmaakt onverschillig.
En ik kan niet zeggen of hij jong of
oud was, want ik keek pas op toen de
deur van de biechtstoel dichtgeklapt
was. Ik kwam binnen, knielde neer. En
zei: ,,'t valt nu niet mee. Ik wist dat ik
het moest doen. Maar er is zoveel. God
is zo ver weg. Maar dat is mijn schuld.
Ik ben bang voor Hem, omdat ik meen
te voelen, dat Hij telkens meer van me
zal vragen. Daarom leef ik maar zo n
beetje raak. Ben haast met opzet ver
strooid in de kerk en soms ben ik weg
gebleven. Begrijpt u me?" Van de an
dere kant was 'teven stil. Toen hoorde
ik: „Misschien wel. Het is fijn, dat u
gekomen bent. Daar is wel moed voor
nodig, hé?" Ik schrok van dat vrien
delijke antwoord en zei: „Ik houd u
toch niet op, U heeft het misschien erg
druk..." Maar hij antwoordde: „ik heb
nu niets belangrijkers te doen dan naar
U te luisteren. Dat gevoel van U, dat
God steeds meer zal vragen ken ik.
Voor mijn wijding heb ik dat ook ge
had en ik hef/Hem gevraagd me te
sparen, want ik ben geen held. Later
heb ik dat nog wel eens gehad. Maar
we doen er goed aan, geloof ik, niet
bang voor Hem te zijn en soms is het
ook allemaal maar een voorwendsel,
dat we zelf uitgevonden hebben om ons
in onze lafheid achter te verschuilen,
denkt u ook niet?" „U hebt gelijk, zei
ik, dat is het, ik ben laf. Daarom kom
ik' niet tot een leven zoals net zijn
moest. Mijn werk is altijd net nog vol
doende, maar ik zou er veel meer van
kunnen maken. En in plaats dai, ik dan
mezelf aanpak lever ik kritiek op mijn
omgeving en geef anderen de schuld.
Ik geloof ook wel, dat ik weet hoe ik
van mijn meisje zou kunnen houden,
maar in mijn omgang met haar ben ik
laf en ik verschuil me ook daar weer
met mijn lafheid achter kwasi-diepzin-
nige gesprekken over persoonlijk gevve
ten en over het recht van elkander beier
te leren kennen. Zij is erg lief. Ik be
grijp eigenlijk niet goed waarom ze me
niet in de steek gelaten heeft". „Och"
klonk het van de andere kant, „wan
neer je van iemand houdt laat je niet
gauw in de steek. Je meisje zal begrij
pen, dat liefde langzaam aan moet
groeien. Maar het is goed, dat u het zo
allemaal ziet". „Er is nog iets ging
ik door. „Thuis is er voortdurend span
ning tussen mijn ouders en mij. Het is
niet erg, maar toch, het is niet in orde.
Ik houd wel van mijn ouders en zij
ook wel van mij. Maar ik stel me vaak
aan en wanneer er dan herrie is zeg
ik, dat zij mij niet begrijpen. Enfin,
het gewone liedje, U kent dat wel
Het was even stil. Toen zei ik: „Maar
het voornaamste is het eerste „Dat
geloof ik ook wel", zei de biechtva
der, „en wat nu?" Wat kon ik an
ders doen antwoorden: „nou ik zou het
nu anders willen gaan doen.." „Dat
dacht ik wel", merkte hij op, „maai
eerst is er iets anders. Waarom zou je
het anders gaan doen? Of beter: om
wie? De biecht is het sacrament waar
in je Hem, Christus, weer terug vindt.
Het is de ontmoeting met Hem. En
hoewel je het idee hebt, dat je het
zelf gedaan hebt, is het toch niets an
ders geweest, dan Zijn aandringen bij
jou. Wees Hem daar dankbaar voor.
Wees er blij om, dat je Hem nu weer
wat dichter bent genaderd. En houd
Hem vast. Daarom als je bidt doe 't dan
persoonlijk en bewust. En: laat Hem
niet in de kerk achter. Alleen om Hem
heeft het zin om je lafheid en je egois
me te bestrijden en met Hem lukt dat
ook wel. We zijn nu in de lente en je
houdt daarvan, wel, probeer de mooie
en goede dingen om je heen zo af en
toe, niet te geforceerd natuurlijk, in
verband te brengen met Hem. Alles wat
mooi is en goed is ergens altijd een te
ken van Hem. Dat begrijp je wel?"
„Ja, ik zou het wel denken", zei ik.
„Goed, maar dan .is er nog iets. Als
je wat om Hem geeft, moet je een
beetje willen delen in Zijn zorgen. Ik
bedoel: je moet wat meer bezorgd zijn
om anderen. Hij houdt ook van ieder
een die jij elke dag tegenkomt. Probeer
hen op jouw eigen manier wat van
Hem te geven. Niet door te pas en te
onpas over het geloof te praten. Maar
vooral door goed te zijn. Je kunt al
leen gelukkig worden als je anderen
gelukkig maakt. Dat is een van die
merkwaardige paradoxen- van het
christendom.
En je penitentie? Wel kun je morgen
alè je met je meisje naar huis komt
wat bloemen mee brengen voor je moe-
je,.?» „ja, dat zou wel gaan".
Doe dat dan en maak er voor je zelf
een symbool van. Zullen we het zo
doen?" „Ja"- »Als je dan nu
langzaam en intiem de oefening van be
rouw bidt dan geef ik je de absolutie".
een telkens opnieuw binnentreden
in liet mysterie van Christus, een
telkens opnieuw weer deelnemen
aan Hem, een ontmoeting. Wij vin
den Hem terug. Niet uit zijn
kracht, maar gedreven door zijn
inspiratie. Het is geen prestatie van
ons, maar van Hem, dat Hij zien
door ons laat terugvinden. En dat
we Hem altijd weer opnieuw wach
tend op ons ontdekken. De
schaamte die mij dwong mij te
presenteren in de biechtstoel wordt
door het sacrament een werkelijk
heid van nieuw leven, een nieuwe
kans.
Er is misschien geen sacrament,
dat zo besmet is met de sleur en
daardoor zó zeer gedevalueerd is. De
persoonlijke instelling heeft zwaar
geleden. De door de massa-biecht
ontstane routine maakt de biecht
maar al te vaak tot een minstens ob
jectief zinloze handeling. In een af
schuwelijk onpersoonlijk rijtje wor
den dingen gezegd, waar zondebesef
als zodanig volstrekt afwezig moet
worden geacht. Dit is eindeloos triest
En voor de biechteling, én voor de
biechtvader.
Op de lagere scholen wordt de klei
ne kinderen „geleerd" hoe te biech
ten. Wanneer dan op een morgen en
kele honderden kinderen te biechten
komen, gebeurt dit uiteraard in
haast. Het kan immers niet anders.
Toch zou het deze kinderen alleen in
de biechtstoel rustig bijgebracht kun
nen worden. Maar het zou veel te
veel tijd vragen van de priesters die
nog zoveel op hun program hebben
staan. Het gevolg van de haast waar
mee 6 jaren lang de schoolbicchten
„afgewerkt" worden is misschien,
dat deze kinderen een totaal scheef
en vooral totaal onpersoonlijk idee
hebben omtrent de biecht. En 't ge
vaar is niet denkbeeldig, dat ze over
dit „kinderachtig" idee hun hele le
ven niet meer uitkomen.
Bij geen sacrament is de persoon
lijke instelling, de persoonlijke bij
drage van de ontvanger zó belang
rijk en ingrijpend als bij de biecht.
Ieder mens is anders. Ieder heeft
zijn eigen visie, zijn eigen probleme.n
eigen angsten en twijfels. En als dé
ze mens te biechten gaat, déze jon
gen, dit meisje, dan is daar geen ge
ijkte methode. Dan moet déze mens
trachten zich voor God te plaatsen,
beschaamd, inderdaad als 'n „vaan-
delvluchtige", als een ontrouwe. De
dingen die een mens beschaamd ma
ken voor God zijn dan allicht niet de
dingen die op de 2e klas van de la
gere school door de zuster op t bord
geschreven werden als „biechtspie
gel" dan komen héél andere din
gen aan de orde. Dingen waar een
kind geen weet van heeft. Hoe staat
het met mijn geloofsovergave aan
Christus? Neem ik mijn geloof seri
eus? Of loop ik er maar voortdurend
langs heen? Leef ik van Hem uit?
Of spijker ik mijn geloofsleven vast
aan een paar plichtmatig volbrach
te gewoonten? Na m'n verhouding
met God onderzocht te hebben kom
ik op 't terrein van de relaties met
de mensen die ik ontmoet. Van elke
christen wordt gevraagd een ernsti
ge, nauwgezette en nooit aflatende
„bekering" tot de liefde.
Het onderzoek naar wat de chris
telijke grondhouding van ons leven
uitmaakt, is wel iets heel anders en
levert ook wel iets heel anders op
dan de verveelde cliché's, waar men
„inderhaast" zo gemakkelijk toe ver
valt.
Niets is verschrikkelijker dan wan
neer men de Biecht ziet als een auto
maat. En toch lijkt het daar niet zel
den zeer veel op. Even gauw biech
ten. Je gaat erin, je zegt je rijtje
gevolgd door een eentonig refrein. Je
gaat eruit, bidt even die paar wees
gegroeten en je loopt weer de kerk
uit. Ziezo 't is gebeurd. Ik kan weer
te communie. Door deze wijze van
doen wordt inderdaad de biecht een
onpersoonlijk automatisch, nietszeg
gend gebeuren. Heel de hoogheid
van het sacrament, heel het rijke
vieren van dit heilsfeit is daarmee
op een zeer ontstellende wijze ver
burgerlijkt.
Wanneer we nu bewuster ons ge
loof willen beleven en daar voortdu
rend met elkander over praten en
zoeken naar mogelijkheden om tot
concrete dingen te komen, dan ligt
de conclusie hier voor de hand. Ve
le oudere mensen kunnen niet meer
loskomen uit een praktijk, die ze
(helaas) een mensenleven lang als
dé juiste praktijk geaccepteerd heb
ben. Maar het zou een gebeurtenis
van de eerste rang zijn voor de ker
kelijke gemeenschap waar wij deel
van uitmaken wanneer de jonge
mensen van nu op een heel andere
wijze de biecht zouden gaan beleven.
Wanneer zij de biecht, als ik het zo
mag zeggen en als men mij niet ver- i
keerd verstaan wil, haar werkelijke
grote waarde trachten terug te ge
ven. Dat kan alléén wanneer men de
moed heeft zichzelf te zijn en zichzelf
vanuit de concrete situatie waarin
men leeft durft te geven.
P. W.
De goede kampeerder kan liet
weten. Als de avond gevallen is en
er wordt nog een pijp gesmoord bij
het houtvuurtje, zwijgen we; is er
de stilte. De stilte van de ruimte die
nu door de sterren, de bomen, de
dieren en de mensen gedeeld wordh
Dan krijgen de stemmen van hart
en ziel een kans gehoord te worden.
Deze zijn gauw overstemd; met
het inwerpen van een kwartje, het
omdraaien van een knop. De pick up:
de radio; de Würlitzer.
Vaarwel aan de stilte. Voor een
spotprijsje of een handbeweging koop
je pret, plezier, ritme, lawaai.
Het ding staat links naast de tap
kast. De slager zou er lever of nier
tjes in bewaren. Hier zit muziek in.
Het is een kast met veel plastic, waar
je door heen 'kunt kijken. In plaats
van de lever en de niertjes zie je pla
ten met stangen die ze vasthouden
erachter. Binnen en buiten glinstert
het ding. De Würlitzer.
Het is nog vroeg in het kroegje. Aan
stonds zal er volk rond de tapkast
komen staan. Dan begint de pret. De
smaak krijgt een borrel, de reuk een
sigaret. De lucht zal zwaar komen
te hangen, dik en blauw. Het gehoor
krijgt de Würlitzer en dan zal de stem
zeilen bij moeten zetten om de ander
te bereiken. Maar het zal leuk wor
den. Daar is de eerste klant. Hij werpt
een geldstuk in een gleuf van de
nikkelen muziekschrijn, kiest zich de
platen door een paar knoppen in te
drukken en gaat terug hangen aan
de tapkast.
Hij zal aanstonds niet eens luisteren
als het mechanisme zover is dat het
geluid gestalte krijgt.
Week beginnen slierten kleur te
wentelen. Het armatuur heeft de plaat
op de tafel gelegd. De naald gaat het
geluid eruit krabben. Dan scheurt de
stilte. De Würlitzer werkt. De Würlit
zer Etna slingert 'n mengsel do-re-mi-
lava tegen de trommelvliezen. De
kleine kroeg staat vol mensen, rook
en lawaai. Vooral het laatste. Als de
stilte weer invalt omdat het geld op
is, is er een andere man die het geval
weer op gang brengt. Zijn smaak is
iets anders, hoewel niet veel. Zo gaat
het door tot sluitingstijd.
Als de stemming een beetje komen
wil, wordt er meegedreund en wat
op de grond gestampt. Dat laatste
tegen de maat in te doen is moeilijker
dan in de maat, want de klappen van
het ritmisch begeleidend instrument
dat meestal in de vorm van een drum
op de platen is vastgelegd, trillen
nieren en lever zelfs van hun plaats.
Dit plezier is in onze tijd voor het
Westen inheems. Het is een algemeen
gangbare realisatie van de vreugde.
Een beetje mager, wel, niet bijster
verheffend voor de geestelijke mens
en meer een zeer uiterlijk vreugde-
'vernisje dan een uiting van waarach
tige innerlijke blijheid. Want vreug
de is een uiting van een innerlijke
vrede en dat is dit beslist niet
1 f ut niet weggelachen of vergeten mag worden is de noodzaak van
innerlijke vers-tilling en blijdschap waarvoor het kloosterleven al
eeuwenlang model staat.
LACH EN VERGEET
De slechtste liedjes uit cabaret
programma's of revue's vinden wij
de lach-en-vergeet liedjes; de zet-je-
zorgen-opzij liedjes; de waarom-zou
den-wij-treuren liedjes.
>-.i:'"\nVV
A
i'
„Als ze straks in Frankrijk voet
aan wal zet", aldus Hond ernsti
ger dan ooit, „zal ze wel wéér
door hele troepen verslaggevers
worden bestormd. Ik heb 't na
tuurlijk over Grace Kelly, weet u
wel, een van de weinige filmster
ren die echt met een prins gaan
trouwen. Toen ze dezer dagen
Amerika verliet, heeft de Ameri
kaanse pers haar nog gauw enige
essentiële vragen gesteld, vragen
die ons allen al geruime tijd bezig
hielden en waarop de wereld be
slist het antwoord moest weten.
Zo o.a. deze vraag: „Hoe noemt
u uw aanstaande echtgenoot?"
Antwoord: „Ik noem hem gewoon
Rainier" (let op dat „gewoon"
En deze: „Hebt u ook een bij-
naampje voor hem?". Antwoord.
„Dat is een geheimpje tussen ons
beiden".
Dit laatste antwqord is ronduit
teleurstellend. Wie op deze wijze
meent in een- interview vragen te
kunnen beantwoorden, maakt elk
serieus vraaggesprek onmogelijk
en werkt er bewust of onbewust
aan mee, dat de kranten hun re
den van bestaan verliezen. „Dat
is een geheimpje...". Mijn hemel,
de kranten kunnen toch moeilijk
in dergelijke termen het wereld
nieuws opdienen! Geen hond zou
de krant nog lezen. Ik zie 't al
voor me: „Wat de heer Romme
de minister van Economische za
ken heeft toegevoegd, is een ge
heimpje lussen hen beiden". Of:
wat de K.V.P. tegen de'P.v.d.A.
heeft, zal wel altijd een geheim
pje blijven tussen hen beiden".
Nee, Grace Kelly, zo gaat dat
niet. Geen geheimpjes alstublieft.
Van geheimpjes kan een jacht
hond niet leven
In zijn scherpste vormen zullen
jonge mensen de spanning tussen
I groot leed en schijnvreugde niet
kennen. Ook zullen ze 't „lach en
vergeet" van 'n wereld, die nergens
om geeft dan eigen welvaart en
positief doof wil ^blijven voor
levensvragen, niet kennen. En ook
leeft onder de meesten van hen wel
het verlangen naar schonere en
meerzeggende dingen dan een orgie
van ritmisch lawaai en alles wat
de stilte en de rust doodt. De stem
van het hart en van de ziel wil nog
wel beluisterd worden.
Nochtans, onderschat de gevaren
niet. Men spreekt van „moderne ver
maakindustrie". Dat is een zeer juis
te typering voor een zeer reëel ver
schijnsel van onze tijd. We zijn vaak
grote afnemers zonder het gevaar
van dit soort klandizie te beseffen.
Het kan niet anders dan onjuist zijn
te beweren, dat het steeds verder
reiken van onze menselijke macht over
het geschapene noodzakelijk leiden
moet tot materialisme en tot een af
wenden van God. Het was immers op
dracht te heersen over de schepping.
Welnu de mens heeft zich zoveel werk
tuigen (men versta het woord in de
ruimste zin) gemaakt dat hij meer
dan ooit koning van de schepping ge
noemd kan worden.
Het is daarbij de laatste anderhal
ve eeuw vooral snel gegaan.
Hij kiest zich uit duizenden varia
ties voedsel en maakt het snel klaar.
Hij wapent en verdedigt zich tegen
duizenderlei onheil en ziekte. Hij heeft
licht en warmte. De gehele wereld is
bereikbaar, snel en doeltreffend. Hij
hoort en ziet alles, hij kan alles.,
sedert kort zelfs een stuk splijten van
de bol waar hij zelf op leeft.
Maar ondanks de theorie, de dui
delijke waarheid dat de mens op dit
ondermaanse slechts op weg is en
zijn uiteindelijke bestemming ligt in
een rijk dat niet van deze wereld is,
is hij naar de geest behoeftiger en
gebrekkiger dan ooit; te zeer gefixeerd
in de materie. Wij, eigenlijk alle
maal; en dat is toch werkelijk het
klimaat waarin de vermaakindustrie
bloeit, de industrie van een vermaak
dat in het oppervlakkige de zinnen
beroert. Daarin bestaat voor een on
voorstelbaar groot aantal mensen ple
zier en vréugde.
En aangezien de mens niet leeft
van brood alleen is de verzorging
van de geestelijke mens een te essen
tiële opgave om te dulden dat fre
quent en regelmatig die geest gevoed
wordt met niet meer dan rommel,
pretrommel, lif-laf vreugde die af
leidt van waar het eigenlijk om gaat
en slechts meedoet om ons geves
tigd zijn op deze aarde nog eens ex
tra te onderstrepen.
Je leeft maar één keer. Neem het
ervan. En schep vooral een vreugde
die geen moeite kost.
Omdat ze zo overduidelijk getuige
nis afleggen van wat de ware vreug
de niet is: vluchten.
Toevallig hoorden we een gesprek
in de tram dat dit onderwerp raakte.
Er stond een meisje te vertellen te
gen een kennelijk kantoorvriendje hoe
druk ze het had. Vier van de zeven
avonden in de week was er ergens
wat te doen: een fuif; een partijtje;
een verjaardag; een dansavond. Dat
komt, zei ze, omdat we van een
hele hoop clubs en van een sociëteit
lid zijn. Vier avonden van de week
duikt het meisje in de snoep-drink
dans-lawaai avonden, tot 't laat wordt
en wellicht een hoofs jongmens het
feest beëindigt met een amoureus slot.
De typering die ze er zelf de andere
dag voor zal geven is bijzonder juist:
„We hebben toch een lol gehad".
Het is moeilijk voorstelbaar dat het
meisje dit volhoudt. Je wordt er im
mers moe van, zeker wanneer het er
luidruchtig en springerig aan toe
gaat.
Lach en vergeet. Tevoren kost de
bezigheid van het meisje tijd en erna
ook; tevoren om knap voor de dag
te komen, erna om bij te komen. De
grote en kleine intriges dienen op
touw gezet en als het feest langzaam
op gang komt en het feestend volk
onder stoom komt vangt de exodus
uit de realiteit aan. Voor eventjes
maar, maar het gaat. Zet je zorgen
aan de kant, arm in arm, aange
vuurd door de harmonikaspeler. Je
herkent je zelf niet meer met een
lange neus aan en een hoedje op.
De refreinen hebben lange uitha
len en plotselinge „frisse beginnen".
Wij denken in dit verband aan de
film over het werk van Abbé Pier
re.
Op zeker moment beleven de eer
ste bewoners van Emmaus wat vreug
de aan het weemoedig lied van een
van geluk dromende guitaar, die één
van hen bespeelt en aan de alcohol
die ze in grote hoeveelheden naar
binnen slaan. Voor dit soort vreug
de bestaat een reden, die ligt in het
leed en het verdriet van deze, de
maatschappij uitgeschopte mannen.
De fout is alleen een heel voor
Als er een beroepslolmaker bij Is
begint hij dan ineens weer martiaal te
lopen voor de stoet uit Iedereen met
nieuwe moed er achteraan. Bij het re
frein roept hij: „allemaal!"
Er zijn eetspelletjes; elkaar-pak-
tjes; hele platvloerse spelletjes, maar
steeds is de bedoeling duidelijk: lachen
en gieren.
Vergeten is het vaak; een beetje
doof worden, een beetje tureluurs, een
mistig gordijn ophangen tussen je
zelf en de werkelijkheid, wat de in
druk geeft dat je ver weg gevlucht
bent.
De mist verdwijnt meestal als de
vermoeidheid komt.
De realiteit en daarvoor is het
een realiteit blijft en komt uit
de nevels steeds weer te voorschijn.
Ze vraagt om aandacht, maar dat is
een hele wilskracht; aandacht beste
den aan de realiteit. Ze kan ons im
mers duidelijk maken (naar de mate
onze aandacht groot is) hoe het met
ons gaat, met de wereld, met de
naasten, met onze ziel en met nog
vele andere zaken. Het is de vraag
of het echte vreugde is deze „zorgen
opzij te zetten" met wat we dan „lol"
noemen.
Het is merkwaardig te con
stateren in hoeveel vormen de
vreugde en het plezier zich aan
dienen om wat ons innerlijk bezig
houdt, te overspoelen en een
poosje te camoufleren En dit ter
wijl ze in feite uitingen zouden
moeten zijn van wat ons innerlijk
beweegt. Vreugde en plezier zou
den moeten zijn: de uitingen van
een diepgewortelde levensblijheid.
Vreugde ontstaat van binnenuit en
werkt als een warme geiser in het
aardoppervlak.
Voor velen zijn vreugde en plezier
juist een bezigheid andersom: een
bij voorbaat al mislukte poging tot
het dichtgooien van een smerige put.
Plezier dat dienen moet om het
antwoord te vermijden op levensvra
gen die ieder zich verplicht is te stel
len is een zondige tijdpassering.
Mensen dié van dat (overigens heel
bekend) soort plezier een handje heb
ben zijn egoistische naturen. Dat
springt vaak pijnlijk in het oog ah
men ziet hoe en in welke mate ze geld
uitgeven voor dat plezier.
Er is ook een plezier als compen»
satie voor geleden leed. Dat is een tra*»
gi-komisch verschijnsel. Wie er zich
aan heeft overgegeven verdient os»
ze terechtwijzing niet, zomin als een
hard oordeel, maar veeleer onze deer»
nis.
de hand liggende fout, dat ze een In
nerlijk duel uitlokken tussen twee
grootheden, die schijnbaar gelijk
waardig en tegengesteld zijn, doch
het nochtans niet zijn: leed en
vreugde.
Omdat de een echt is en de ander
niet, is de strijd bij voorbaat al be
slist. Het leed is echt, de vreugde
niet, die is nevel, zinsbegoocheling,
verdovend middel. Daarom blijft het
verdriet, het zelfverwijt, de klacht,
de wroeging en de wraak om het op
gelegde kruis of de gemaakte fouten.
Dit plezier is kortstondig. Het laat
de andere ochtend niet anders na dan
zijn katersporen.
Er is geen navranter kleed voor
de vlucht uit je zelf, uit de wereld
dan het kleed van de vreugde. Er
is ook geen grotere schennis van de
waarachtige vreugde mogelijk.
De Paasweken brengen de men
sen woorden in de mond die we
het hele jaar door, niet of nau
welijks horen: „Jubel" „vreug
de" „verheugt u".
Blijkbaar is deze tijd, die bo
vendien samenvalt met de lente
een tijd van blijheid en vreugde.
Dat is de reden waarom we
een vorige maal zomaar een luch
tig verhaal opnamen, geschre
ven vanuit de blijheid van een
jong en verliefd jongmens en nu
in een paar typeringen over dat
thema: vreugde en plezier er
wat nader bij stilstaan.
Het merkwaardige maar ver
klaarbare is dat geen doorwroch
te verhandeling erover uit de bus
gekomen is, een verantwoording
op zijn minst op het vlak van
de geesteswetenschappen.
We laten u dus min of meer al
leen met een paar typeringen,
een paar losse gedachten waar
uit wel het een en ander aan
positieve en negatieve gedachten
te putten valt.
Meer dan wie ook heeft de
Christen reden om blij te zijn.
De verrijzenis is immers de re
den van een blijheid die heel
diep geworteld is, sterker, die
essentieel is voor het Christen
dom. Het Christendom aanvaar
den is kiezen voor de blijheid,
voor de vreugde des Heren. Want
de Heer is waarlijk verrezen en
wij verrijzen met Hem mee. De
kerk is de Kerk van de verre
zen Christus. Het verrijzenismo-
ment is essentieel voor ons be
staan, want vanaf dat moment
zijn wij verlost en geborgen in
het eeuwig geluk van de aan
schouwing Gods. Vanaf dat mo
ment heeft ons bestaan op deze
aarde zin. Er is geen diepere
reden om verblijd te zijn, dan
Christus' en onze Verrijzenis,
twee gebeurtenissen die niet van
elkaar zijn los te maken.
Op deze blijheid is ware vreug
de en waar plezier geënt
Dankbaarheid, levensaanvaar
ding, vreugde om het bestaan,
vreugde om de schone schepping
blij verwachten, dat alles kan nu
zijn plaats krijgen in de ge
moedsbewegingen van de mens.
En zelfs als de ellende van het
bestaan op deze aarde (ook een
realiteit) over ons komt, mogen
de uitingen van onze blijheid ach
terwege blijven, maar die blij
heid heel diep in ons wordt door
geen leed en geen verdriet aan
getast.
Integendeel steeds zal die Mr
moedigheid, wegen vindea om
naar de oppervlakte te stijgen
om daar gestalte te krijgen in
ware vreugde en plezier.
Zo zal het moeten zijn.
F. B.