JAN STILTE JE LEEFT maar één keer m m Drinken en dromen HONDEPRAAT De „vaandelvluchtige" vindt God Tenslotte moest het er van komen Verantwoording ZATERDAG 7 APRIL 1956 PAGINA 8 Besmet met sleur t VAARWEL VERGEVING voor de zondaar Vergeving voor de zondaar is een altijddurend effect van de Blijde Boodschap in de tijd waarin wij leven. De tijd van de keuze, die ,'igt tussen de eerste en de tweede komst van Christus. „In de Biecht keert een vaaiulci- vluchtige beschaamd tot zijn Heer terug, een die Hem toebehoorde in de gemeenschap der Kerk (Prof. J. Wetepnan). De Biecht is dan ook niet op de eerste plaats een instituut tot zelfverbetering maar Zo zag ik er dus al maanden erg te genop. Maar tenslotte moest het ervan komen. In de avond liep ik zo maar een parochiekerk binnen. Er was een lof aan de gang. Ik ging naar een biechtbel en gaf een teken. Wie er zou komen liet mij volmaakt onverschillig. En ik kan niet zeggen of hij jong of oud was, want ik keek pas op toen de deur van de biechtstoel dichtgeklapt was. Ik kwam binnen, knielde neer. En zei: ,,'t valt nu niet mee. Ik wist dat ik het moest doen. Maar er is zoveel. God is zo ver weg. Maar dat is mijn schuld. Ik ben bang voor Hem, omdat ik meen te voelen, dat Hij telkens meer van me zal vragen. Daarom leef ik maar zo n beetje raak. Ben haast met opzet ver strooid in de kerk en soms ben ik weg gebleven. Begrijpt u me?" Van de an dere kant was 'teven stil. Toen hoorde ik: „Misschien wel. Het is fijn, dat u gekomen bent. Daar is wel moed voor nodig, hé?" Ik schrok van dat vrien delijke antwoord en zei: „Ik houd u toch niet op, U heeft het misschien erg druk..." Maar hij antwoordde: „ik heb nu niets belangrijkers te doen dan naar U te luisteren. Dat gevoel van U, dat God steeds meer zal vragen ken ik. Voor mijn wijding heb ik dat ook ge had en ik hef/Hem gevraagd me te sparen, want ik ben geen held. Later heb ik dat nog wel eens gehad. Maar we doen er goed aan, geloof ik, niet bang voor Hem te zijn en soms is het ook allemaal maar een voorwendsel, dat we zelf uitgevonden hebben om ons in onze lafheid achter te verschuilen, denkt u ook niet?" „U hebt gelijk, zei ik, dat is het, ik ben laf. Daarom kom ik' niet tot een leven zoals net zijn moest. Mijn werk is altijd net nog vol doende, maar ik zou er veel meer van kunnen maken. En in plaats dai, ik dan mezelf aanpak lever ik kritiek op mijn omgeving en geef anderen de schuld. Ik geloof ook wel, dat ik weet hoe ik van mijn meisje zou kunnen houden, maar in mijn omgang met haar ben ik laf en ik verschuil me ook daar weer met mijn lafheid achter kwasi-diepzin- nige gesprekken over persoonlijk gevve ten en over het recht van elkander beier te leren kennen. Zij is erg lief. Ik be grijp eigenlijk niet goed waarom ze me niet in de steek gelaten heeft". „Och" klonk het van de andere kant, „wan neer je van iemand houdt laat je niet gauw in de steek. Je meisje zal begrij pen, dat liefde langzaam aan moet groeien. Maar het is goed, dat u het zo allemaal ziet". „Er is nog iets ging ik door. „Thuis is er voortdurend span ning tussen mijn ouders en mij. Het is niet erg, maar toch, het is niet in orde. Ik houd wel van mijn ouders en zij ook wel van mij. Maar ik stel me vaak aan en wanneer er dan herrie is zeg ik, dat zij mij niet begrijpen. Enfin, het gewone liedje, U kent dat wel Het was even stil. Toen zei ik: „Maar het voornaamste is het eerste „Dat geloof ik ook wel", zei de biechtva der, „en wat nu?" Wat kon ik an ders doen antwoorden: „nou ik zou het nu anders willen gaan doen.." „Dat dacht ik wel", merkte hij op, „maai eerst is er iets anders. Waarom zou je het anders gaan doen? Of beter: om wie? De biecht is het sacrament waar in je Hem, Christus, weer terug vindt. Het is de ontmoeting met Hem. En hoewel je het idee hebt, dat je het zelf gedaan hebt, is het toch niets an ders geweest, dan Zijn aandringen bij jou. Wees Hem daar dankbaar voor. Wees er blij om, dat je Hem nu weer wat dichter bent genaderd. En houd Hem vast. Daarom als je bidt doe 't dan persoonlijk en bewust. En: laat Hem niet in de kerk achter. Alleen om Hem heeft het zin om je lafheid en je egois me te bestrijden en met Hem lukt dat ook wel. We zijn nu in de lente en je houdt daarvan, wel, probeer de mooie en goede dingen om je heen zo af en toe, niet te geforceerd natuurlijk, in verband te brengen met Hem. Alles wat mooi is en goed is ergens altijd een te ken van Hem. Dat begrijp je wel?" „Ja, ik zou het wel denken", zei ik. „Goed, maar dan .is er nog iets. Als je wat om Hem geeft, moet je een beetje willen delen in Zijn zorgen. Ik bedoel: je moet wat meer bezorgd zijn om anderen. Hij houdt ook van ieder een die jij elke dag tegenkomt. Probeer hen op jouw eigen manier wat van Hem te geven. Niet door te pas en te onpas over het geloof te praten. Maar vooral door goed te zijn. Je kunt al leen gelukkig worden als je anderen gelukkig maakt. Dat is een van die merkwaardige paradoxen- van het christendom. En je penitentie? Wel kun je morgen alè je met je meisje naar huis komt wat bloemen mee brengen voor je moe- je,.?» „ja, dat zou wel gaan". Doe dat dan en maak er voor je zelf een symbool van. Zullen we het zo doen?" „Ja"- »Als je dan nu langzaam en intiem de oefening van be rouw bidt dan geef ik je de absolutie". een telkens opnieuw binnentreden in liet mysterie van Christus, een telkens opnieuw weer deelnemen aan Hem, een ontmoeting. Wij vin den Hem terug. Niet uit zijn kracht, maar gedreven door zijn inspiratie. Het is geen prestatie van ons, maar van Hem, dat Hij zien door ons laat terugvinden. En dat we Hem altijd weer opnieuw wach tend op ons ontdekken. De schaamte die mij dwong mij te presenteren in de biechtstoel wordt door het sacrament een werkelijk heid van nieuw leven, een nieuwe kans. Er is misschien geen sacrament, dat zo besmet is met de sleur en daardoor zó zeer gedevalueerd is. De persoonlijke instelling heeft zwaar geleden. De door de massa-biecht ontstane routine maakt de biecht maar al te vaak tot een minstens ob jectief zinloze handeling. In een af schuwelijk onpersoonlijk rijtje wor den dingen gezegd, waar zondebesef als zodanig volstrekt afwezig moet worden geacht. Dit is eindeloos triest En voor de biechteling, én voor de biechtvader. Op de lagere scholen wordt de klei ne kinderen „geleerd" hoe te biech ten. Wanneer dan op een morgen en kele honderden kinderen te biechten komen, gebeurt dit uiteraard in haast. Het kan immers niet anders. Toch zou het deze kinderen alleen in de biechtstoel rustig bijgebracht kun nen worden. Maar het zou veel te veel tijd vragen van de priesters die nog zoveel op hun program hebben staan. Het gevolg van de haast waar mee 6 jaren lang de schoolbicchten „afgewerkt" worden is misschien, dat deze kinderen een totaal scheef en vooral totaal onpersoonlijk idee hebben omtrent de biecht. En 't ge vaar is niet denkbeeldig, dat ze over dit „kinderachtig" idee hun hele le ven niet meer uitkomen. Bij geen sacrament is de persoon lijke instelling, de persoonlijke bij drage van de ontvanger zó belang rijk en ingrijpend als bij de biecht. Ieder mens is anders. Ieder heeft zijn eigen visie, zijn eigen probleme.n eigen angsten en twijfels. En als dé ze mens te biechten gaat, déze jon gen, dit meisje, dan is daar geen ge ijkte methode. Dan moet déze mens trachten zich voor God te plaatsen, beschaamd, inderdaad als 'n „vaan- delvluchtige", als een ontrouwe. De dingen die een mens beschaamd ma ken voor God zijn dan allicht niet de dingen die op de 2e klas van de la gere school door de zuster op t bord geschreven werden als „biechtspie gel" dan komen héél andere din gen aan de orde. Dingen waar een kind geen weet van heeft. Hoe staat het met mijn geloofsovergave aan Christus? Neem ik mijn geloof seri eus? Of loop ik er maar voortdurend langs heen? Leef ik van Hem uit? Of spijker ik mijn geloofsleven vast aan een paar plichtmatig volbrach te gewoonten? Na m'n verhouding met God onderzocht te hebben kom ik op 't terrein van de relaties met de mensen die ik ontmoet. Van elke christen wordt gevraagd een ernsti ge, nauwgezette en nooit aflatende „bekering" tot de liefde. Het onderzoek naar wat de chris telijke grondhouding van ons leven uitmaakt, is wel iets heel anders en levert ook wel iets heel anders op dan de verveelde cliché's, waar men „inderhaast" zo gemakkelijk toe ver valt. Niets is verschrikkelijker dan wan neer men de Biecht ziet als een auto maat. En toch lijkt het daar niet zel den zeer veel op. Even gauw biech ten. Je gaat erin, je zegt je rijtje gevolgd door een eentonig refrein. Je gaat eruit, bidt even die paar wees gegroeten en je loopt weer de kerk uit. Ziezo 't is gebeurd. Ik kan weer te communie. Door deze wijze van doen wordt inderdaad de biecht een onpersoonlijk automatisch, nietszeg gend gebeuren. Heel de hoogheid van het sacrament, heel het rijke vieren van dit heilsfeit is daarmee op een zeer ontstellende wijze ver burgerlijkt. Wanneer we nu bewuster ons ge loof willen beleven en daar voortdu rend met elkander over praten en zoeken naar mogelijkheden om tot concrete dingen te komen, dan ligt de conclusie hier voor de hand. Ve le oudere mensen kunnen niet meer loskomen uit een praktijk, die ze (helaas) een mensenleven lang als dé juiste praktijk geaccepteerd heb ben. Maar het zou een gebeurtenis van de eerste rang zijn voor de ker kelijke gemeenschap waar wij deel van uitmaken wanneer de jonge mensen van nu op een heel andere wijze de biecht zouden gaan beleven. Wanneer zij de biecht, als ik het zo mag zeggen en als men mij niet ver- i keerd verstaan wil, haar werkelijke grote waarde trachten terug te ge ven. Dat kan alléén wanneer men de moed heeft zichzelf te zijn en zichzelf vanuit de concrete situatie waarin men leeft durft te geven. P. W. De goede kampeerder kan liet weten. Als de avond gevallen is en er wordt nog een pijp gesmoord bij het houtvuurtje, zwijgen we; is er de stilte. De stilte van de ruimte die nu door de sterren, de bomen, de dieren en de mensen gedeeld wordh Dan krijgen de stemmen van hart en ziel een kans gehoord te worden. Deze zijn gauw overstemd; met het inwerpen van een kwartje, het omdraaien van een knop. De pick up: de radio; de Würlitzer. Vaarwel aan de stilte. Voor een spotprijsje of een handbeweging koop je pret, plezier, ritme, lawaai. Het ding staat links naast de tap kast. De slager zou er lever of nier tjes in bewaren. Hier zit muziek in. Het is een kast met veel plastic, waar je door heen 'kunt kijken. In plaats van de lever en de niertjes zie je pla ten met stangen die ze vasthouden erachter. Binnen en buiten glinstert het ding. De Würlitzer. Het is nog vroeg in het kroegje. Aan stonds zal er volk rond de tapkast komen staan. Dan begint de pret. De smaak krijgt een borrel, de reuk een sigaret. De lucht zal zwaar komen te hangen, dik en blauw. Het gehoor krijgt de Würlitzer en dan zal de stem zeilen bij moeten zetten om de ander te bereiken. Maar het zal leuk wor den. Daar is de eerste klant. Hij werpt een geldstuk in een gleuf van de nikkelen muziekschrijn, kiest zich de platen door een paar knoppen in te drukken en gaat terug hangen aan de tapkast. Hij zal aanstonds niet eens luisteren als het mechanisme zover is dat het geluid gestalte krijgt. Week beginnen slierten kleur te wentelen. Het armatuur heeft de plaat op de tafel gelegd. De naald gaat het geluid eruit krabben. Dan scheurt de stilte. De Würlitzer werkt. De Würlit zer Etna slingert 'n mengsel do-re-mi- lava tegen de trommelvliezen. De kleine kroeg staat vol mensen, rook en lawaai. Vooral het laatste. Als de stilte weer invalt omdat het geld op is, is er een andere man die het geval weer op gang brengt. Zijn smaak is iets anders, hoewel niet veel. Zo gaat het door tot sluitingstijd. Als de stemming een beetje komen wil, wordt er meegedreund en wat op de grond gestampt. Dat laatste tegen de maat in te doen is moeilijker dan in de maat, want de klappen van het ritmisch begeleidend instrument dat meestal in de vorm van een drum op de platen is vastgelegd, trillen nieren en lever zelfs van hun plaats. Dit plezier is in onze tijd voor het Westen inheems. Het is een algemeen gangbare realisatie van de vreugde. Een beetje mager, wel, niet bijster verheffend voor de geestelijke mens en meer een zeer uiterlijk vreugde- 'vernisje dan een uiting van waarach tige innerlijke blijheid. Want vreug de is een uiting van een innerlijke vrede en dat is dit beslist niet 1 f ut niet weggelachen of vergeten mag worden is de noodzaak van innerlijke vers-tilling en blijdschap waarvoor het kloosterleven al eeuwenlang model staat. LACH EN VERGEET De slechtste liedjes uit cabaret programma's of revue's vinden wij de lach-en-vergeet liedjes; de zet-je- zorgen-opzij liedjes; de waarom-zou den-wij-treuren liedjes. >-.i:'"\nVV A i' „Als ze straks in Frankrijk voet aan wal zet", aldus Hond ernsti ger dan ooit, „zal ze wel wéér door hele troepen verslaggevers worden bestormd. Ik heb 't na tuurlijk over Grace Kelly, weet u wel, een van de weinige filmster ren die echt met een prins gaan trouwen. Toen ze dezer dagen Amerika verliet, heeft de Ameri kaanse pers haar nog gauw enige essentiële vragen gesteld, vragen die ons allen al geruime tijd bezig hielden en waarop de wereld be slist het antwoord moest weten. Zo o.a. deze vraag: „Hoe noemt u uw aanstaande echtgenoot?" Antwoord: „Ik noem hem gewoon Rainier" (let op dat „gewoon" En deze: „Hebt u ook een bij- naampje voor hem?". Antwoord. „Dat is een geheimpje tussen ons beiden". Dit laatste antwqord is ronduit teleurstellend. Wie op deze wijze meent in een- interview vragen te kunnen beantwoorden, maakt elk serieus vraaggesprek onmogelijk en werkt er bewust of onbewust aan mee, dat de kranten hun re den van bestaan verliezen. „Dat is een geheimpje...". Mijn hemel, de kranten kunnen toch moeilijk in dergelijke termen het wereld nieuws opdienen! Geen hond zou de krant nog lezen. Ik zie 't al voor me: „Wat de heer Romme de minister van Economische za ken heeft toegevoegd, is een ge heimpje lussen hen beiden". Of: wat de K.V.P. tegen de'P.v.d.A. heeft, zal wel altijd een geheim pje blijven tussen hen beiden". Nee, Grace Kelly, zo gaat dat niet. Geen geheimpjes alstublieft. Van geheimpjes kan een jacht hond niet leven In zijn scherpste vormen zullen jonge mensen de spanning tussen I groot leed en schijnvreugde niet kennen. Ook zullen ze 't „lach en vergeet" van 'n wereld, die nergens om geeft dan eigen welvaart en positief doof wil ^blijven voor levensvragen, niet kennen. En ook leeft onder de meesten van hen wel het verlangen naar schonere en meerzeggende dingen dan een orgie van ritmisch lawaai en alles wat de stilte en de rust doodt. De stem van het hart en van de ziel wil nog wel beluisterd worden. Nochtans, onderschat de gevaren niet. Men spreekt van „moderne ver maakindustrie". Dat is een zeer juis te typering voor een zeer reëel ver schijnsel van onze tijd. We zijn vaak grote afnemers zonder het gevaar van dit soort klandizie te beseffen. Het kan niet anders dan onjuist zijn te beweren, dat het steeds verder reiken van onze menselijke macht over het geschapene noodzakelijk leiden moet tot materialisme en tot een af wenden van God. Het was immers op dracht te heersen over de schepping. Welnu de mens heeft zich zoveel werk tuigen (men versta het woord in de ruimste zin) gemaakt dat hij meer dan ooit koning van de schepping ge noemd kan worden. Het is daarbij de laatste anderhal ve eeuw vooral snel gegaan. Hij kiest zich uit duizenden varia ties voedsel en maakt het snel klaar. Hij wapent en verdedigt zich tegen duizenderlei onheil en ziekte. Hij heeft licht en warmte. De gehele wereld is bereikbaar, snel en doeltreffend. Hij hoort en ziet alles, hij kan alles., sedert kort zelfs een stuk splijten van de bol waar hij zelf op leeft. Maar ondanks de theorie, de dui delijke waarheid dat de mens op dit ondermaanse slechts op weg is en zijn uiteindelijke bestemming ligt in een rijk dat niet van deze wereld is, is hij naar de geest behoeftiger en gebrekkiger dan ooit; te zeer gefixeerd in de materie. Wij, eigenlijk alle maal; en dat is toch werkelijk het klimaat waarin de vermaakindustrie bloeit, de industrie van een vermaak dat in het oppervlakkige de zinnen beroert. Daarin bestaat voor een on voorstelbaar groot aantal mensen ple zier en vréugde. En aangezien de mens niet leeft van brood alleen is de verzorging van de geestelijke mens een te essen tiële opgave om te dulden dat fre quent en regelmatig die geest gevoed wordt met niet meer dan rommel, pretrommel, lif-laf vreugde die af leidt van waar het eigenlijk om gaat en slechts meedoet om ons geves tigd zijn op deze aarde nog eens ex tra te onderstrepen. Je leeft maar één keer. Neem het ervan. En schep vooral een vreugde die geen moeite kost. Omdat ze zo overduidelijk getuige nis afleggen van wat de ware vreug de niet is: vluchten. Toevallig hoorden we een gesprek in de tram dat dit onderwerp raakte. Er stond een meisje te vertellen te gen een kennelijk kantoorvriendje hoe druk ze het had. Vier van de zeven avonden in de week was er ergens wat te doen: een fuif; een partijtje; een verjaardag; een dansavond. Dat komt, zei ze, omdat we van een hele hoop clubs en van een sociëteit lid zijn. Vier avonden van de week duikt het meisje in de snoep-drink dans-lawaai avonden, tot 't laat wordt en wellicht een hoofs jongmens het feest beëindigt met een amoureus slot. De typering die ze er zelf de andere dag voor zal geven is bijzonder juist: „We hebben toch een lol gehad". Het is moeilijk voorstelbaar dat het meisje dit volhoudt. Je wordt er im mers moe van, zeker wanneer het er luidruchtig en springerig aan toe gaat. Lach en vergeet. Tevoren kost de bezigheid van het meisje tijd en erna ook; tevoren om knap voor de dag te komen, erna om bij te komen. De grote en kleine intriges dienen op touw gezet en als het feest langzaam op gang komt en het feestend volk onder stoom komt vangt de exodus uit de realiteit aan. Voor eventjes maar, maar het gaat. Zet je zorgen aan de kant, arm in arm, aange vuurd door de harmonikaspeler. Je herkent je zelf niet meer met een lange neus aan en een hoedje op. De refreinen hebben lange uitha len en plotselinge „frisse beginnen". Wij denken in dit verband aan de film over het werk van Abbé Pier re. Op zeker moment beleven de eer ste bewoners van Emmaus wat vreug de aan het weemoedig lied van een van geluk dromende guitaar, die één van hen bespeelt en aan de alcohol die ze in grote hoeveelheden naar binnen slaan. Voor dit soort vreug de bestaat een reden, die ligt in het leed en het verdriet van deze, de maatschappij uitgeschopte mannen. De fout is alleen een heel voor Als er een beroepslolmaker bij Is begint hij dan ineens weer martiaal te lopen voor de stoet uit Iedereen met nieuwe moed er achteraan. Bij het re frein roept hij: „allemaal!" Er zijn eetspelletjes; elkaar-pak- tjes; hele platvloerse spelletjes, maar steeds is de bedoeling duidelijk: lachen en gieren. Vergeten is het vaak; een beetje doof worden, een beetje tureluurs, een mistig gordijn ophangen tussen je zelf en de werkelijkheid, wat de in druk geeft dat je ver weg gevlucht bent. De mist verdwijnt meestal als de vermoeidheid komt. De realiteit en daarvoor is het een realiteit blijft en komt uit de nevels steeds weer te voorschijn. Ze vraagt om aandacht, maar dat is een hele wilskracht; aandacht beste den aan de realiteit. Ze kan ons im mers duidelijk maken (naar de mate onze aandacht groot is) hoe het met ons gaat, met de wereld, met de naasten, met onze ziel en met nog vele andere zaken. Het is de vraag of het echte vreugde is deze „zorgen opzij te zetten" met wat we dan „lol" noemen. Het is merkwaardig te con stateren in hoeveel vormen de vreugde en het plezier zich aan dienen om wat ons innerlijk bezig houdt, te overspoelen en een poosje te camoufleren En dit ter wijl ze in feite uitingen zouden moeten zijn van wat ons innerlijk beweegt. Vreugde en plezier zou den moeten zijn: de uitingen van een diepgewortelde levensblijheid. Vreugde ontstaat van binnenuit en werkt als een warme geiser in het aardoppervlak. Voor velen zijn vreugde en plezier juist een bezigheid andersom: een bij voorbaat al mislukte poging tot het dichtgooien van een smerige put. Plezier dat dienen moet om het antwoord te vermijden op levensvra gen die ieder zich verplicht is te stel len is een zondige tijdpassering. Mensen dié van dat (overigens heel bekend) soort plezier een handje heb ben zijn egoistische naturen. Dat springt vaak pijnlijk in het oog ah men ziet hoe en in welke mate ze geld uitgeven voor dat plezier. Er is ook een plezier als compen» satie voor geleden leed. Dat is een tra*» gi-komisch verschijnsel. Wie er zich aan heeft overgegeven verdient os» ze terechtwijzing niet, zomin als een hard oordeel, maar veeleer onze deer» nis. de hand liggende fout, dat ze een In nerlijk duel uitlokken tussen twee grootheden, die schijnbaar gelijk waardig en tegengesteld zijn, doch het nochtans niet zijn: leed en vreugde. Omdat de een echt is en de ander niet, is de strijd bij voorbaat al be slist. Het leed is echt, de vreugde niet, die is nevel, zinsbegoocheling, verdovend middel. Daarom blijft het verdriet, het zelfverwijt, de klacht, de wroeging en de wraak om het op gelegde kruis of de gemaakte fouten. Dit plezier is kortstondig. Het laat de andere ochtend niet anders na dan zijn katersporen. Er is geen navranter kleed voor de vlucht uit je zelf, uit de wereld dan het kleed van de vreugde. Er is ook geen grotere schennis van de waarachtige vreugde mogelijk. De Paasweken brengen de men sen woorden in de mond die we het hele jaar door, niet of nau welijks horen: „Jubel" „vreug de" „verheugt u". Blijkbaar is deze tijd, die bo vendien samenvalt met de lente een tijd van blijheid en vreugde. Dat is de reden waarom we een vorige maal zomaar een luch tig verhaal opnamen, geschre ven vanuit de blijheid van een jong en verliefd jongmens en nu in een paar typeringen over dat thema: vreugde en plezier er wat nader bij stilstaan. Het merkwaardige maar ver klaarbare is dat geen doorwroch te verhandeling erover uit de bus gekomen is, een verantwoording op zijn minst op het vlak van de geesteswetenschappen. We laten u dus min of meer al leen met een paar typeringen, een paar losse gedachten waar uit wel het een en ander aan positieve en negatieve gedachten te putten valt. Meer dan wie ook heeft de Christen reden om blij te zijn. De verrijzenis is immers de re den van een blijheid die heel diep geworteld is, sterker, die essentieel is voor het Christen dom. Het Christendom aanvaar den is kiezen voor de blijheid, voor de vreugde des Heren. Want de Heer is waarlijk verrezen en wij verrijzen met Hem mee. De kerk is de Kerk van de verre zen Christus. Het verrijzenismo- ment is essentieel voor ons be staan, want vanaf dat moment zijn wij verlost en geborgen in het eeuwig geluk van de aan schouwing Gods. Vanaf dat mo ment heeft ons bestaan op deze aarde zin. Er is geen diepere reden om verblijd te zijn, dan Christus' en onze Verrijzenis, twee gebeurtenissen die niet van elkaar zijn los te maken. Op deze blijheid is ware vreug de en waar plezier geënt Dankbaarheid, levensaanvaar ding, vreugde om het bestaan, vreugde om de schone schepping blij verwachten, dat alles kan nu zijn plaats krijgen in de ge moedsbewegingen van de mens. En zelfs als de ellende van het bestaan op deze aarde (ook een realiteit) over ons komt, mogen de uitingen van onze blijheid ach terwege blijven, maar die blij heid heel diep in ons wordt door geen leed en geen verdriet aan getast. Integendeel steeds zal die Mr moedigheid, wegen vindea om naar de oppervlakte te stijgen om daar gestalte te krijgen in ware vreugde en plezier. Zo zal het moeten zijn. F. B.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1956 | | pagina 8