Zijn Weg naar het Licht van Binnen
Spiegel van het menselijk bedrijf
Vertonende honderd
verscheidene ambachten
ACTUALITEITEN
Aldeburgh-F estival
Holland-Luxemburg
Bouwmeester-prijzen
Solisten
ZATERDAG 19 MEI 1956
PAGINA 3
Aanvaarding van het
mysterie
Saskia aan het raam.
Het innerlijke drama
Zelfportret
als
apostel Paulus
Blijvende roem
Evenwicht herstellen
Contacten
Behulpzaam zijn
WEENA 700
EEN BEGRIP
VVV
VVV
VVV
brandt scheidde van de kunstwereld
om hem heen en die hem later zijn
populariteit zou kosten. Het is de
tegenstelling waarin hij staat tot de
Italianisanten van zijn dagen de
erfgenamen van Romanisten en Ma
nieristen en vooral tot Rubens en
zijn Barok, vooral de matige Barok
waarmee deze in Amsterdam in de
eerste helft der 17e eeuw werd naga
volgd, een Barok van schilderende
rederijkers. Hoezeer het Amsterdam
rond Rembrandt in het teken van de
Barok stond, toont ons vooral Vondei
Schmidt-Degener heeft in 1919 de te
genstelling tussen Vondel en Rem
brandt breed uitgemeten, misschien
wel een beetje te bitter ten koste van
de dichter, maar toch voldoende
waarheidsgetrouw om nog altijd de
beste Vondelkenners en grootste Von
delminnaars een doorn in het vlees te
blijven die zij er maar niet kunnen
uitrukken. De lezing van dat ge
schrift zal misschien ten goede komen
aan een juist begrip van Vondel, zij is
buitengewoon leerzaam voor het in
zicht in de volstrekt bijzondere gees
telijke positie die Rembrandts werk
inneemt in zijn tijd.
Rembrandt bemint de schoonheid
even vurig als Rubens, maar er is
iets dat hij vuriger bemint dan haar:
het leven, de waarheid omtrent de
mens. Hoe ouder hij wordt, des te
dieper zien wij hem doordringen in
het drama dat in de ziel wordt opge
voerd, des te grootser wordt het beeld
van zijn aanvaarding van het myste
rie waarin de waarheid van leven en
mens-zijn berust. Zijn realistiek heeft
toen hij jong was, slechts noodge
dwongen gebruik gemaakt van het
zichtbare detail, het bestuivend met
zijn wonderlijk licht als om het de
geheimste duiding omtrent dat wat
hij zocht te ontwringen. Wat hij
zocht lag daarachter, daaronder,
daarbinnen. Hij moest daar doorheen,
het was de poort, het enig entree.
Maar hij wilde slechts zien wat on
zichtbaar, schilderen wat onschilder-
baar is- Heel zijn oeuvre is een lang
zame, moeizame ontlediging van de
schoonheid d.w.z. de schoonheid
van Rubens: haar praal, haar zelf-
heerlijkheid om wille van haar
laatste waarheidsgrond.
Daarmee is ook hijzelf, als mens
gemoeid. Dit is wellicht de meest
eigenlijke verklaring van zijn onon
derbroken bespiegeling van zich zelf.
in het zelfportret. Een bespiegeling
die langzaam wordt tot zelf-belij de-
nis, zelf-ontlediging. In heel de ge
schiedenis van de schilderkunst is
Rembrandt de enige volledige auto
biograaf geweest. Hij rijst in die lan
ge reeks van een leven lang tenslotte
als de onaanraakbare op. Het vroeger
fel pierende, dan vast zijn omgeving
in het oog vattende gelaat wordt na
derhand gekweld door stormen achter
de ogen, gedeukt, geslagen, vernederd,
wanhopig in zich zelf broeiend, door
ziekte opgeblazen en gezwollen. De
ogen gaan naar binnen zien, ze kij
ken tenslotte niet meer op ons neer.
ze zien achter ons, door ons heen,
ze staren in een wetend zwijgen, in
een eindeloze vreerijke droom binnen
in ons.
Het zijn de allermenselijkste ogen
van de allermenselijkste schilder; ze
zijn verliefd geweest op alle glanzen
der schepping, ze hebben die alle door
zien. Ze hebben de pralende schoon
heid ontledigd tot alle licht van bui
ten stierf; ze zagen het licht van bin
nen komen, het mysterielicht waaruit
hij zijn laatste kleuren en vormen
schiep. Ze hebben zichzelf en de men
sen doorzien; hun durende bespiege
ling heeft hem ontledigd en toen heb
ben zij d barmhartigheid ontmoet,
laatste waarheid van nederigen en
armen van geest: zij hebben er zich
aan overgeleverd gelijk de geplun
derde aan de barmhartige Samari
taan, gelijk de Samaritaanse aan
Christus bij de waterput, gelijk de
verloren zoon aan zijn vader. Het
laatste licht het licht van binnen.
K. S.
Het is vooral belangrijk als een staal
kunstkritiek uit Rembrandts eigen
tijd en om het treffende van de daar
in gegeven karakteristiek. Ook in
de werkelijke betekenis van Rem
brandts mogelijkheden en pogen, zo
als dat reeds in zijn allereerste schil
dersjaren uit enkele werken te ver
moeden viel, heeft de kunstenaar
Huygens zich niet vergist. Huygens
besefte zeer wel, dat Rembrandts
realisme riet het gewone, in heel Hol
land traditionele en juist in het be
gin der 17e eeuw weer gloednieuw
opkomende realisme was. Hij zag de
bijzondere geaardheid, de bijzondere
mogelijkheden van Rembrandts rea
lisme. In de gegeven beschrijving
van het Judas-schilderij treft ons de
regelrechte verwijzing naar het psy
chologische moment, naar dat deel
der realistiek waarmee een inner
lijk drama wordt geschilderd; en wat
even sterk treft is het uitgesproken
besef dat dit iets heel nieuws is, dat
men in de grootste doeken van ande
ren tevergeefs zal zoeken, iets waar
aan geen Apelles ooit zou hebben ge
dacht het te schilderen.
Het door Huygens besproken schil
derij is naar alle waarschijnlijkheid
het verminkte stuk waarvan slechts
de Judas-figuur zelf is overgebleven
en dat indertijd door dr. Bredius in
München is gesignaleerd. Dit is al
thans de mening van dr. H. E. van
Gelder, in de Rembrandtstudies die
deze geleerde voor de Paletserie heeft
geschreven en die dit jaar opnieuw,
ditmaal tot één boek gebundeld, is
uitgegeven. Men vindt daarin echter
wel afgebeeld een kopie van het
door Huygens geziene Judas-schilde
rij; indien het althans een kopie is!
Want dit schilderij is opgenomen als
een „Rembrandt" in de grote Rem-
brandt-tentoonstelling die gisteren in
Amsterdam is geopend. En zo biedt
het ons de verrassende gelegenheid,
het stuk anno 1956 eens te bekijken
met de ogen van Constantijn Huy
gens, anno 1630, en te bevinden dat
het niet nodig is ze daartoe te ver
draaien. Wat Huyghens schreef zou
ook vandaag nog de juiste karakteris
tiek zijn van datgene waarin Rem
brandt zich van het Hollandse rea
lisme onderscheidt.
En dit geldt ook voor een andere
opmerking die Huygens maakt. Hij
duidt nl. terloops twee verschillende
werelden aan: die der naar het groot
se en prachtige strevende en die welke
het lelijke, het fschuwelijke, niet
schuwt om 'n zielsdrama aan te dui
den. De een werkt in het groot, de
ander desnoods in het klein.
Hoewel hij er niet dieper op ingaat,
schijnt Huygens hier toch reeds,
met zijn klein materiaal op het spoor
van de diepe tegenstelling die Rem-
Rembrandt
„Tot vermelding na dc oud
gedienden heb ik met opzet een
voortreffelijk paar Leidse jonge
lieden bewaard. Als ik beweer dat
zij hen allen evenaren, die ik onder
de keurbende heb aangewezen, blijf
ik nog beneden hun verdienste; als
ik zeg dat zij hen binnen korte tijd
zullen overtreffen, voeg ik niets toe
aan de verwachting, welke, na zulk
een bewonderenswaardig begin, de
kenners van hen koesteren. Een van
mijn jongelui heeft een horduurder
tot vader, de ander een molenaar.
Wie verwondert zich er niet over,
dat hier twee wouderen van talent
en vindingrijkheid voor de dag zijn
gekomen? Hun leermeesters waren
mensen die nauwelijks boven de lol
staan van de grote massa; kwamen
zij thans in tegenwoordigheid van
bun leerlingen, dan zouden zij op
dezelfde wijze beschaamd staan als
zij, die Vergilius in de dichtkunst,
Cicero in dc redekunst en Archime
des in de wiskunde hebben onder
wezen.
....De zoon van de borduurder
heet Jan Lievens, die van de mole
naar Rembrandt. Beiden zijn nog
baardeloos en, naar hun gestalte en
gelaat, eerder kinderen dan jonge
lingen. Ik zou over hun werk willen
zeggen, dat Rembrandt in smaak en
levendigheid van gevoel Lievens
overtreft, maar dat deze in groots
heid van vinding en in een zekere
overmoedigheid van onderwerpen
en figuren de meerdere is.
Rembrandt, geheel opgaan
de in zijn werk, houdt ervan om
in een kleiner schilderij bijeen Je
voegen en in een klein bestek een
effect te geven, dat men in de
«rrootste doeken van anderen te
C?
vergeefs zal zoeken.
Als voorbeeld voor al zijn werken
neem ik het schilderij van de be
rouwhebbende Judas die de zilver
lingen terugbrengt. Laat geheel Ita
lië hier komen en al wat er van de
hoogste oudheid af voor schoons en
bewonderenswaardigs is overgeble
ven. Het gebaar van de wanhopige
Judas alleen om niet te spreken,
van zovele bewonderenswaardige fi
guren op dit ene doek, van Judas
die raast, jammert, vergiffenis af
smeekt en haar toch niet verwacht
of die verwachting op zijn gelaat uit
drukt, dat afschuwelijke gelaat, de
uitgerukte haren, het gescheurde
wel nu wat schaarser de weg naar
die nachtuil vinden, al wordt niet al
tijd aanvaard wat deze er van maakt
getuige de geschiedenis van het
Eedgenoot der Batavieren. Tot vol
strekte armoede schijnt Rembrandt
nooit vervallen te zijn, portretop
drachten hebben hem nooit ontbroken,
en nog op zijn oude dag blijkt zijn
roem in Italië, dat verre buitenland
dat hij nooit nodig achtte te bezoe-
volgen: hij zou wat meer licht in
zijn schilderijen kunnen ontsteken, hij
zou wat nauwgezetter met de „re
gels" kunnen omgaan, kortom hij
zou wat minder duister en eigen
zinnig kunnen zijn. Dat men hem
bewonderen blijft en zelfs in hoge
mate, wordt niet alleen met zoveel
woorden toegegeven, maar blijkt nog
sterker uit de heftigheid waarmee
men hem verwijten maakt: het is
Museum Boymans
ken omdat hij van mening was dat
men het leven overal kan vinden, zo
hecht, dat hij vandaar uit een bestel
ling van al zijn etswerk en tevens de
opdracht voor een serie nieuwe doe
ken ontvangt hij is nog bezig met
de uitvoering van het laatste stuk
daarvan als de dood hem overvalt.
Dat men in Holland zijn atelier
enigszins mijdt is niet omdat iemand
eraan twijfelt dat hij een groot schil
der is, maar omdat men het gevoel
heeft hem niet helemaal te kunnen
spijtigheid, het juist om de belofte
niet kunnen verkroppen van de teleur
stelling nooit wordt die teleurstel
ling geheel definitief, de belofte blijft
altijd nieuw.
Ons citaat is echter niet alleen be
langrijk om de gelegenheid die het
ons biedt naar de roemsverwachtin-
gen te peilen lie de jonge Rembrandt
zo volkomen wist te beantwoorden.
kleed, de' gewrongen armen, de han
den ten bloede toegeknepen, de knie
door een plotselinge beweging gebo
gen, het gehele lichaam ineen ge
krompen met een geweld dat me
delijden op wekt, die figuur stel
ik tegenover elk kunstwerk van alle
eeuwen, en ik zou die onwetenden
wel eens willen zien, die menen, dat
tegenwoordig niets kan worden ge
daan wat niet reeds in de oudheid
gedaan is. Want ik beweer, dat
geen Protogenes, Apelles of Par-
rhasius gedacht zou hebben noch,
teruggekeerd op aarde, zou
kunnen denken, datgene wat een
jongmens, een Nederlander, een
molenaarszoon een baardeloze al met
in ene figuur heeft bijeengebracht en
uitgedrukt. Bravo Rembrandt; het
was van minder betekenis Ilium en
geheel Azië naar Italië te hebben
overgebracht, dan dat de grootste
roem van Griekenland en Italië dooi
een Nederlander, die nauwelijks
buiten de muren van zijn geboorte
stad is geweest, naar Nederland is
overgeplant".
Dit lange citaat is genomen uit het
in het Latijn gestelde Dagboek van
de dichter Constantijn Huygens. Hij
zal Rembrandt te Leiden ontmoet heb
ben in het jaar 1630, toen hij drie
achtereenvolgende dagen in die stad
verbleef, wellicht op dienstreis voor
de Prins wiens raadsman hij was in
welke functie hij een paar jaar latei
een belangrijke opdracht voor een
serie Bijbelse taferelen aan Rem
brandt gaf.
Huygens was noch maatschappe
lijk, noch als man van cultuur, de
eerste de beste. Het aangehaalde ci
taat, door Hugens' doen ongewoon
enthousiast om niet te zeggen jube
lend, is dus om te beginnen wel ge
schikt om ons een hoge dunk bij te
brengen van de verwachtingen die
zijn tijdgenoten al vroeg op Rem
brandt bouwden.
Wij weten ook, dat Huygens
zich hierin niet vergist heeft: in kor
te tijd wist Rembrandt al die ver
wachtingen met zoveel glans tte
honoreren dat hij als onbetwist lei
der van de ontwikkeling der schil
derkunst kon optreden, de beste
en meest eervolle opdrachten in
casseerde die te Amsterdam te
vergeven waren en zulk een
toeloop van leerlingen aantrok dat
men hem de Hollandse Rubens be
gon te noemen, En zelfs als dan spoe
dig daarna het tij keert, men zijn
portretten toch maar liever door an
deren laat maken, de vroegere leer
lingen hun stijl liever ombuigen op
't eenmaal beproefde spoor van blij
vend gewin dan dat van de grote een
zaat die men de „Nachtuil" gaat noe
men te blijven volgen, zelfs dan
houdt Rembrandts roem niet op- Gro
te opdrachten blijven altijd hoe-
BOUWCENTRUM
Steeds is er in Het Bouwcentrum
wel een nieuwe expositie in te rich-
ten. Vanuit de eigen ateliers en werk.
plaatsen wordt voor de aankleding
zorg gedragen
R IS VEEL gebeurd sinds in
mei 1949 het eerste gebouw van
hpf Bouwcentrum officieel
werd geopend in het hart van Rotter
dam- Sinds die dag is het z®stle""
hoekige gebouw, waardoor
kanten een overvloed van lich, kan
binnendringen, een begrip g
in de stad, die nog wel een kwart
eeuw het geraas van betonmolens
en bouwkranen zal vernemen, in
eigen land, waar de woningnood he
grootste kwaad is, maar ook
andere landen, die met dezelfde
moeilijkheden te kampen hebben en
waarvoor het belangrijk is zo n goe
de en uitgebreid mogelijke voorlich
ting over bouwnijverheid te ontvan
gen.
"C"1 EN van de oudste bezigheden van de mens, gestimuleerd door de drang
naar zelfbehoud, is het bouwen. Meer en meer wordt ingezien, dat.
het bouwen een der allerbelangrijkste activiteiten van de mens is en
onmisbaar vooi het leven, en noodzakelijk om een evenwichtige basis
te verkrijgen voor de sociale en economische ontwikkeling van onze
maatschappij. Daarom staal er in Rotterdam een prachtig gebouw, dat
met zo maar is neergezet ten behoeve van een handvol enthousiaste
mensen, die er eqn sport van maken alles te verzamelen wat op het gebied
van het bouwen belangrijk kan zijn voor een verdere voorspoedige ont
wikkeling van deze edele bezigheid.
Het bouwcentrum is een spiegel. Het reflecteert en projecteert en werpt
zijn van ideeën zwaar licht naar alle kanten uit tot ver over de grenzen
van ons land. Een voorlichting die voor vele landen onmisbaar is
geworden.
In het Centrum kijkt men geluk
kig niet alleen naar de nood in eigen
land. Tegenover de zeer grote bouw-
behoefte welke zich in zo goed als
alle landen aftekent, staat een be
perkt aantal middelen. Het evenwicht
dreigt verstoord te worden met als
gevolg een afschuwelijke dispropor-
tionaliteit. Als de bouwnijverheid
geen gelijke tred houdt met de eisen
die de gemeenschap en de toenemen
de welvaart aan het bouwen stellen,
ontstaat een onevenwichtigheid, die
met alle kracht moet worden' tegen
gegaan.
en nu raken wij aan de
gedachte die aan het Bouwcentrum
fff ligt kan er slechts
aan de grote bouwbehoefte van deze
tijd worden voldaan als er voort
durend naar wordt gestreefd om die
beschikbare middelen uit te buiten
om ermee een zo hoog mogelijke
bouwcapaciteit te bereiken. Hieruit
moet volgen beter en meer bouwen.
Het grote doel is daarom ook door ir.
J. van Ettinger, directeur van het
Bouwcentrum aldus omschreven: te
bevorderen dat met de beschikbare
middelen zo veel mogelijk en zo
goed mogelijk wordt gebouwd.
Er zijn gedurende de zeven jaar var
zijn bestaan in alle richtingen contac
ten gelegd. Uit deze verkenning is
een duidelijke structuur te voor
schijn gekomen.
Een reeks van verwante instellin
gen in het bijzonder Bureau Docu
mentatie Bouwwezen, Ratiobouw en
Bouw kwamen samen tot een goed
functionerend werkapparaat ondei
één dak. De uitbreiding van hel
Bouwcentrum aan het eind van hel
vorige jaar een prachtig gebouw-
dat een logische eenheid vormt met
Doorlopend heeft het Bouwcentrum
gasten op bezoek. De permanent'
tentoonstellingen trekken vooral r*
aandacht. Boven op de foto ziet mei
nog juist een gedeelte van de zeer
moderne bibliotheek.
In de ruime expositiehal van hét
nieuwe gebouw zijn enkele interes
sante permanente tentoonstellingen
ondergebracht voor woningen, keu
kens, meubilair, scholen, sociale
bouw en bedrijfsbouw. In een van de
hoeken is een demonstratiekeuken in
gericht waar de dames-op-bezoek zelf
een visje in de pan kunnen leggen,
na eerst een kleine les gevolgd te
hebben in de juiste manier van vis-
bakken. Een groot deel van de ten
toonstellingen is door middel van ver
stelbare wanden ruimtelijk een bij
zonder succes. Het leeft. Het parti
culier initiatief (want hieruit is dit
alles ontstaan) heeft met het stre
ven van de overheidsorganen slechts
dit gemeen, dat men het algemeen
belang wil dienen en geen winst
najagen. Door kredieten is men in
staat gesteld het geweldige werk van
voorlichting op een gebied, waar dui
zend verschillende meningen heer
sen, aan te pakken. Documentaties,
functionele studies, tentoonstellingen
en de uitgave van documentatiebla
den, kortom alles wat kan meewer
ken om zich een volledig beeld te
vormen van de activiteiten op het
gebied van bouwen. Behulpzaam zijn
opdat het huis waarin wij wonen, het
gebouw waarin wij werken, geen
prohlemen meer vormt
bachtscentrum, voorlopig onderge
bracht in het ronde gebouw onder
de massale koepel. Een van de eer
ste dingen, waarmee het Ambachts
centrum naar buiten is getreden,
is de inrichting van een tentoonstel
ling over de bouwberoepen. De gehe
le bovenste rotonde staat vol met
de uitbeeldingen van allerlei am
bachten, maar ook hoe men allerlei
ongelukken in keuze van beroep
of op het werk moet voorkomen.
Er zijn vaklieden te kort in Neder
land. In het Ambachtscentrum kan
men bij de keuze, of het nu voor
draaier, of stukadoor, straatmaker
of betontimmerman is, uitvoerige
inlichtingen krijgen. Dat is nu maar
één voorbeeld.
Beneden in de verschillende ro
tonden kunnen de kenners de aller
nieuwste vindingen op het gebied
van allerlei materialen, onmisbaar
voor de moderne bouw, bezichtigen
en kunnen de niet-kenners er achter
komen dat er voor bouwen nog heel
wat komt kijken. Dagelijks trek
ken stoeten studenten, scholieren uit
het vakonderwijs, aannemers en ar
chitecten langs deze permanente ex
posities en als de bouwvakarbeiders
met vorstverlet zijn dan staat de
deur voor hen het hele winterseizoen
open.
het bekende ronde gebouw bete
kende het afsluiten van een pioniers
periode. Van de verwante instellin
gen noemen wij vooreerst het Am-
Artistieke
DE ZUIDERLINGEN weten wat
zingen is. De „Mastreechter
Staar" en het Koninklijk Heer
lens Mannenkoor „Pancratius" heb
ben de stelling herhaaldelijk in de
praktijk bewezen. Ook in het buiten
land is men ervan op de hoogte. Het
Koninklijk Heerlens Mannenkoor
„Pancratius" gaat nu in juni van dit
jaar een concertreis naar Londen ma
ken. Een van de hoogtepunten vormt
een optreden in de St.-Pauls Cathe
dral en in de Royal Festival Hall. Er
is echter nog iets bijgekomen. De
zangers zullen ook optreden in het
kader van het bekende Aldeburgh-
Festival, alwaar Benjamin Britten de
scepter zwaait en waar naast vele
andere bekende componisten ook
Francis Poulenc aanwezig zal zijn.
„Pancratius" heeft voor deze ge
legenheid werken van hedendaagse
Nederlandse componisten en compo
sities van Britten en Poulenc op het
programma genomen.
IN DE GALERIES de Tableaux
d'Art, een moderne expositie
ruimte in de vriendelijke stad
Luxemburg heeft de Rotterdamse
kunstschilder Leo Gootjes momenteel
een veertigtal
doeken tentoon
gesteld, hoofd
zakelijk land
schappen, die de
bezoekers veel
vreugde hebben
gegeven. Het
Luxemburgse
land heeft de
Rotterdammer
die reeds in
Duitsland met
zijn landschap
pen naam heeft
gemaakt, in zeer
eenvoudige en
directe vorm
weergegeven.
Het bijzondere van deze tentoon
stelling is wel, dat hij naast Mosel-
landschappen en studies van Clervaux,
Oetrange, Ehnen en Wilts, enkele
Hollandse landschappen heeft ten
toongesteld die ondanks het merk
waardig en interessant realisme van
de Luxemburgse doeken, zeer goed
tot uiting brengen, dat deze Hollan
der nog altijd hiermee op z'n best is.
„Journal" en „Luxemburger Wort",
twee dagbladen, hebben aan deze
originele tentoonstelling veel aan
dacht besteed. Voor de nieuwe
expositieruimte van de Galeries be
tekent dit een goed begin.
OP MAANDAG 4 juni zal, ter ge
legenheid van de jaarvergade
ring van de Vereniging van
Schouwburgdirecties in Nederland,
in het Casino te 's-Hertogenbosch aan
de acteurs en actrices, die in het
seizoen 1955'56 de beste prestaties
hebben geleverd, de gouden Louis
Bouwmeester en de Theo Mann-
Bouwmeesterprijs worden uitgereikt.
De jury wordt gevormd door de
heren A. den Hertog, W. Ph. Pos en
dr. P. H. Schroeder.
EEN RESPECTABELE lijst van
solisten is er voor het seizoen
1956'57 ten behoeve van de
Rotterdamse muziekliefhebbers ge
reed gemaakt. Het Rotterdams Phil-
harmonisch Orkest
zal buiten de eigen
dirigentEduard
Flipse, worden ge
leid door de gast-
dirigent Jean Marti-
not. Daar blijft het
dan bij wat de lei
ding betreft. De heer
Flipse heeft zich
verder alleen te be
moeien met een aan
tal solistendie
schone beloften voor flipse
de toekomst inhou- impressario....
den. Op de lijst komen voor: Arthur
Rubinstein (piano), Rosalyn Tureck
(piano), Gaspar Gassado (violoncel),
Ida Haendel (viool), Geza Anda
(piano), Rosalyn Tureck (piano), de
twee bekende violisten Herman
Krebbers en Theo Olof, Jaques Dou-
cet (bariton), Bela Siki (piano),
Patricia Poitras (mezzo-sopraan),
Christian Ferras (viool), het piano
duo Vronsky en Babin, Zadel Sko-
lovsky (piano), Mariam Solovieff
(viool) en Lelia Gousseau (piano).
Ook zullen waarschijnlijk komen
Heinz Schroeter (piano), Eduardo
del Puye (piano) en Henryk Szeryng
(viool).
Uit alle windstreken komen ze naar
Rotterdam. De heer Flipse is niet
alleen een goed dirigent, maar ook
een voortreffelijk impresario.
IN BANGOR, een van de oudste
steden van Wales, waar St.-
Deiniol in 525 de bisschopszetel
stichtte, houdt de Britse Newman As
sociation haar Summer School. Als
onderwerp voor dit jaar werd ge
kozen „De Kerk en de Naties". Onder
de sprekers van deze bijeenkomst van
academici uit heel Groot Brittanje
en van vele andere landen staan o.
a. op het program de bekende cul
tuur-historicus Christopher Dawson,
de voormalige aartsbisschop van
Bombay, mgr. T. D. Roberts, de so
cioloog Prof. M. P. Fogarty en vele
andere deskundige sprekers,