Zijn Weg naar het Licht van Binnen Spiegel van het menselijk bedrijf Vertonende honderd verscheidene ambachten ACTUALITEITEN Aldeburgh-F estival Holland-Luxemburg Bouwmeester-prijzen Solisten ZATERDAG 19 MEI 1956 PAGINA 3 Aanvaarding van het mysterie Saskia aan het raam. Het innerlijke drama Zelfportret als apostel Paulus Blijvende roem Evenwicht herstellen Contacten Behulpzaam zijn WEENA 700 EEN BEGRIP VVV VVV VVV brandt scheidde van de kunstwereld om hem heen en die hem later zijn populariteit zou kosten. Het is de tegenstelling waarin hij staat tot de Italianisanten van zijn dagen de erfgenamen van Romanisten en Ma nieristen en vooral tot Rubens en zijn Barok, vooral de matige Barok waarmee deze in Amsterdam in de eerste helft der 17e eeuw werd naga volgd, een Barok van schilderende rederijkers. Hoezeer het Amsterdam rond Rembrandt in het teken van de Barok stond, toont ons vooral Vondei Schmidt-Degener heeft in 1919 de te genstelling tussen Vondel en Rem brandt breed uitgemeten, misschien wel een beetje te bitter ten koste van de dichter, maar toch voldoende waarheidsgetrouw om nog altijd de beste Vondelkenners en grootste Von delminnaars een doorn in het vlees te blijven die zij er maar niet kunnen uitrukken. De lezing van dat ge schrift zal misschien ten goede komen aan een juist begrip van Vondel, zij is buitengewoon leerzaam voor het in zicht in de volstrekt bijzondere gees telijke positie die Rembrandts werk inneemt in zijn tijd. Rembrandt bemint de schoonheid even vurig als Rubens, maar er is iets dat hij vuriger bemint dan haar: het leven, de waarheid omtrent de mens. Hoe ouder hij wordt, des te dieper zien wij hem doordringen in het drama dat in de ziel wordt opge voerd, des te grootser wordt het beeld van zijn aanvaarding van het myste rie waarin de waarheid van leven en mens-zijn berust. Zijn realistiek heeft toen hij jong was, slechts noodge dwongen gebruik gemaakt van het zichtbare detail, het bestuivend met zijn wonderlijk licht als om het de geheimste duiding omtrent dat wat hij zocht te ontwringen. Wat hij zocht lag daarachter, daaronder, daarbinnen. Hij moest daar doorheen, het was de poort, het enig entree. Maar hij wilde slechts zien wat on zichtbaar, schilderen wat onschilder- baar is- Heel zijn oeuvre is een lang zame, moeizame ontlediging van de schoonheid d.w.z. de schoonheid van Rubens: haar praal, haar zelf- heerlijkheid om wille van haar laatste waarheidsgrond. Daarmee is ook hijzelf, als mens gemoeid. Dit is wellicht de meest eigenlijke verklaring van zijn onon derbroken bespiegeling van zich zelf. in het zelfportret. Een bespiegeling die langzaam wordt tot zelf-belij de- nis, zelf-ontlediging. In heel de ge schiedenis van de schilderkunst is Rembrandt de enige volledige auto biograaf geweest. Hij rijst in die lan ge reeks van een leven lang tenslotte als de onaanraakbare op. Het vroeger fel pierende, dan vast zijn omgeving in het oog vattende gelaat wordt na derhand gekweld door stormen achter de ogen, gedeukt, geslagen, vernederd, wanhopig in zich zelf broeiend, door ziekte opgeblazen en gezwollen. De ogen gaan naar binnen zien, ze kij ken tenslotte niet meer op ons neer. ze zien achter ons, door ons heen, ze staren in een wetend zwijgen, in een eindeloze vreerijke droom binnen in ons. Het zijn de allermenselijkste ogen van de allermenselijkste schilder; ze zijn verliefd geweest op alle glanzen der schepping, ze hebben die alle door zien. Ze hebben de pralende schoon heid ontledigd tot alle licht van bui ten stierf; ze zagen het licht van bin nen komen, het mysterielicht waaruit hij zijn laatste kleuren en vormen schiep. Ze hebben zichzelf en de men sen doorzien; hun durende bespiege ling heeft hem ontledigd en toen heb ben zij d barmhartigheid ontmoet, laatste waarheid van nederigen en armen van geest: zij hebben er zich aan overgeleverd gelijk de geplun derde aan de barmhartige Samari taan, gelijk de Samaritaanse aan Christus bij de waterput, gelijk de verloren zoon aan zijn vader. Het laatste licht het licht van binnen. K. S. Het is vooral belangrijk als een staal kunstkritiek uit Rembrandts eigen tijd en om het treffende van de daar in gegeven karakteristiek. Ook in de werkelijke betekenis van Rem brandts mogelijkheden en pogen, zo als dat reeds in zijn allereerste schil dersjaren uit enkele werken te ver moeden viel, heeft de kunstenaar Huygens zich niet vergist. Huygens besefte zeer wel, dat Rembrandts realisme riet het gewone, in heel Hol land traditionele en juist in het be gin der 17e eeuw weer gloednieuw opkomende realisme was. Hij zag de bijzondere geaardheid, de bijzondere mogelijkheden van Rembrandts rea lisme. In de gegeven beschrijving van het Judas-schilderij treft ons de regelrechte verwijzing naar het psy chologische moment, naar dat deel der realistiek waarmee een inner lijk drama wordt geschilderd; en wat even sterk treft is het uitgesproken besef dat dit iets heel nieuws is, dat men in de grootste doeken van ande ren tevergeefs zal zoeken, iets waar aan geen Apelles ooit zou hebben ge dacht het te schilderen. Het door Huygens besproken schil derij is naar alle waarschijnlijkheid het verminkte stuk waarvan slechts de Judas-figuur zelf is overgebleven en dat indertijd door dr. Bredius in München is gesignaleerd. Dit is al thans de mening van dr. H. E. van Gelder, in de Rembrandtstudies die deze geleerde voor de Paletserie heeft geschreven en die dit jaar opnieuw, ditmaal tot één boek gebundeld, is uitgegeven. Men vindt daarin echter wel afgebeeld een kopie van het door Huygens geziene Judas-schilde rij; indien het althans een kopie is! Want dit schilderij is opgenomen als een „Rembrandt" in de grote Rem- brandt-tentoonstelling die gisteren in Amsterdam is geopend. En zo biedt het ons de verrassende gelegenheid, het stuk anno 1956 eens te bekijken met de ogen van Constantijn Huy gens, anno 1630, en te bevinden dat het niet nodig is ze daartoe te ver draaien. Wat Huyghens schreef zou ook vandaag nog de juiste karakteris tiek zijn van datgene waarin Rem brandt zich van het Hollandse rea lisme onderscheidt. En dit geldt ook voor een andere opmerking die Huygens maakt. Hij duidt nl. terloops twee verschillende werelden aan: die der naar het groot se en prachtige strevende en die welke het lelijke, het fschuwelijke, niet schuwt om 'n zielsdrama aan te dui den. De een werkt in het groot, de ander desnoods in het klein. Hoewel hij er niet dieper op ingaat, schijnt Huygens hier toch reeds, met zijn klein materiaal op het spoor van de diepe tegenstelling die Rem- Rembrandt „Tot vermelding na dc oud gedienden heb ik met opzet een voortreffelijk paar Leidse jonge lieden bewaard. Als ik beweer dat zij hen allen evenaren, die ik onder de keurbende heb aangewezen, blijf ik nog beneden hun verdienste; als ik zeg dat zij hen binnen korte tijd zullen overtreffen, voeg ik niets toe aan de verwachting, welke, na zulk een bewonderenswaardig begin, de kenners van hen koesteren. Een van mijn jongelui heeft een horduurder tot vader, de ander een molenaar. Wie verwondert zich er niet over, dat hier twee wouderen van talent en vindingrijkheid voor de dag zijn gekomen? Hun leermeesters waren mensen die nauwelijks boven de lol staan van de grote massa; kwamen zij thans in tegenwoordigheid van bun leerlingen, dan zouden zij op dezelfde wijze beschaamd staan als zij, die Vergilius in de dichtkunst, Cicero in dc redekunst en Archime des in de wiskunde hebben onder wezen. ....De zoon van de borduurder heet Jan Lievens, die van de mole naar Rembrandt. Beiden zijn nog baardeloos en, naar hun gestalte en gelaat, eerder kinderen dan jonge lingen. Ik zou over hun werk willen zeggen, dat Rembrandt in smaak en levendigheid van gevoel Lievens overtreft, maar dat deze in groots heid van vinding en in een zekere overmoedigheid van onderwerpen en figuren de meerdere is. Rembrandt, geheel opgaan de in zijn werk, houdt ervan om in een kleiner schilderij bijeen Je voegen en in een klein bestek een effect te geven, dat men in de «rrootste doeken van anderen te C? vergeefs zal zoeken. Als voorbeeld voor al zijn werken neem ik het schilderij van de be rouwhebbende Judas die de zilver lingen terugbrengt. Laat geheel Ita lië hier komen en al wat er van de hoogste oudheid af voor schoons en bewonderenswaardigs is overgeble ven. Het gebaar van de wanhopige Judas alleen om niet te spreken, van zovele bewonderenswaardige fi guren op dit ene doek, van Judas die raast, jammert, vergiffenis af smeekt en haar toch niet verwacht of die verwachting op zijn gelaat uit drukt, dat afschuwelijke gelaat, de uitgerukte haren, het gescheurde wel nu wat schaarser de weg naar die nachtuil vinden, al wordt niet al tijd aanvaard wat deze er van maakt getuige de geschiedenis van het Eedgenoot der Batavieren. Tot vol strekte armoede schijnt Rembrandt nooit vervallen te zijn, portretop drachten hebben hem nooit ontbroken, en nog op zijn oude dag blijkt zijn roem in Italië, dat verre buitenland dat hij nooit nodig achtte te bezoe- volgen: hij zou wat meer licht in zijn schilderijen kunnen ontsteken, hij zou wat nauwgezetter met de „re gels" kunnen omgaan, kortom hij zou wat minder duister en eigen zinnig kunnen zijn. Dat men hem bewonderen blijft en zelfs in hoge mate, wordt niet alleen met zoveel woorden toegegeven, maar blijkt nog sterker uit de heftigheid waarmee men hem verwijten maakt: het is Museum Boymans ken omdat hij van mening was dat men het leven overal kan vinden, zo hecht, dat hij vandaar uit een bestel ling van al zijn etswerk en tevens de opdracht voor een serie nieuwe doe ken ontvangt hij is nog bezig met de uitvoering van het laatste stuk daarvan als de dood hem overvalt. Dat men in Holland zijn atelier enigszins mijdt is niet omdat iemand eraan twijfelt dat hij een groot schil der is, maar omdat men het gevoel heeft hem niet helemaal te kunnen spijtigheid, het juist om de belofte niet kunnen verkroppen van de teleur stelling nooit wordt die teleurstel ling geheel definitief, de belofte blijft altijd nieuw. Ons citaat is echter niet alleen be langrijk om de gelegenheid die het ons biedt naar de roemsverwachtin- gen te peilen lie de jonge Rembrandt zo volkomen wist te beantwoorden. kleed, de' gewrongen armen, de han den ten bloede toegeknepen, de knie door een plotselinge beweging gebo gen, het gehele lichaam ineen ge krompen met een geweld dat me delijden op wekt, die figuur stel ik tegenover elk kunstwerk van alle eeuwen, en ik zou die onwetenden wel eens willen zien, die menen, dat tegenwoordig niets kan worden ge daan wat niet reeds in de oudheid gedaan is. Want ik beweer, dat geen Protogenes, Apelles of Par- rhasius gedacht zou hebben noch, teruggekeerd op aarde, zou kunnen denken, datgene wat een jongmens, een Nederlander, een molenaarszoon een baardeloze al met in ene figuur heeft bijeengebracht en uitgedrukt. Bravo Rembrandt; het was van minder betekenis Ilium en geheel Azië naar Italië te hebben overgebracht, dan dat de grootste roem van Griekenland en Italië dooi een Nederlander, die nauwelijks buiten de muren van zijn geboorte stad is geweest, naar Nederland is overgeplant". Dit lange citaat is genomen uit het in het Latijn gestelde Dagboek van de dichter Constantijn Huygens. Hij zal Rembrandt te Leiden ontmoet heb ben in het jaar 1630, toen hij drie achtereenvolgende dagen in die stad verbleef, wellicht op dienstreis voor de Prins wiens raadsman hij was in welke functie hij een paar jaar latei een belangrijke opdracht voor een serie Bijbelse taferelen aan Rem brandt gaf. Huygens was noch maatschappe lijk, noch als man van cultuur, de eerste de beste. Het aangehaalde ci taat, door Hugens' doen ongewoon enthousiast om niet te zeggen jube lend, is dus om te beginnen wel ge schikt om ons een hoge dunk bij te brengen van de verwachtingen die zijn tijdgenoten al vroeg op Rem brandt bouwden. Wij weten ook, dat Huygens zich hierin niet vergist heeft: in kor te tijd wist Rembrandt al die ver wachtingen met zoveel glans tte honoreren dat hij als onbetwist lei der van de ontwikkeling der schil derkunst kon optreden, de beste en meest eervolle opdrachten in casseerde die te Amsterdam te vergeven waren en zulk een toeloop van leerlingen aantrok dat men hem de Hollandse Rubens be gon te noemen, En zelfs als dan spoe dig daarna het tij keert, men zijn portretten toch maar liever door an deren laat maken, de vroegere leer lingen hun stijl liever ombuigen op 't eenmaal beproefde spoor van blij vend gewin dan dat van de grote een zaat die men de „Nachtuil" gaat noe men te blijven volgen, zelfs dan houdt Rembrandts roem niet op- Gro te opdrachten blijven altijd hoe- BOUWCENTRUM Steeds is er in Het Bouwcentrum wel een nieuwe expositie in te rich- ten. Vanuit de eigen ateliers en werk. plaatsen wordt voor de aankleding zorg gedragen R IS VEEL gebeurd sinds in mei 1949 het eerste gebouw van hpf Bouwcentrum officieel werd geopend in het hart van Rotter dam- Sinds die dag is het z®stle"" hoekige gebouw, waardoor kanten een overvloed van lich, kan binnendringen, een begrip g in de stad, die nog wel een kwart eeuw het geraas van betonmolens en bouwkranen zal vernemen, in eigen land, waar de woningnood he grootste kwaad is, maar ook andere landen, die met dezelfde moeilijkheden te kampen hebben en waarvoor het belangrijk is zo n goe de en uitgebreid mogelijke voorlich ting over bouwnijverheid te ontvan gen. "C"1 EN van de oudste bezigheden van de mens, gestimuleerd door de drang naar zelfbehoud, is het bouwen. Meer en meer wordt ingezien, dat. het bouwen een der allerbelangrijkste activiteiten van de mens is en onmisbaar vooi het leven, en noodzakelijk om een evenwichtige basis te verkrijgen voor de sociale en economische ontwikkeling van onze maatschappij. Daarom staal er in Rotterdam een prachtig gebouw, dat met zo maar is neergezet ten behoeve van een handvol enthousiaste mensen, die er eqn sport van maken alles te verzamelen wat op het gebied van het bouwen belangrijk kan zijn voor een verdere voorspoedige ont wikkeling van deze edele bezigheid. Het bouwcentrum is een spiegel. Het reflecteert en projecteert en werpt zijn van ideeën zwaar licht naar alle kanten uit tot ver over de grenzen van ons land. Een voorlichting die voor vele landen onmisbaar is geworden. In het Centrum kijkt men geluk kig niet alleen naar de nood in eigen land. Tegenover de zeer grote bouw- behoefte welke zich in zo goed als alle landen aftekent, staat een be perkt aantal middelen. Het evenwicht dreigt verstoord te worden met als gevolg een afschuwelijke dispropor- tionaliteit. Als de bouwnijverheid geen gelijke tred houdt met de eisen die de gemeenschap en de toenemen de welvaart aan het bouwen stellen, ontstaat een onevenwichtigheid, die met alle kracht moet worden' tegen gegaan. en nu raken wij aan de gedachte die aan het Bouwcentrum fff ligt kan er slechts aan de grote bouwbehoefte van deze tijd worden voldaan als er voort durend naar wordt gestreefd om die beschikbare middelen uit te buiten om ermee een zo hoog mogelijke bouwcapaciteit te bereiken. Hieruit moet volgen beter en meer bouwen. Het grote doel is daarom ook door ir. J. van Ettinger, directeur van het Bouwcentrum aldus omschreven: te bevorderen dat met de beschikbare middelen zo veel mogelijk en zo goed mogelijk wordt gebouwd. Er zijn gedurende de zeven jaar var zijn bestaan in alle richtingen contac ten gelegd. Uit deze verkenning is een duidelijke structuur te voor schijn gekomen. Een reeks van verwante instellin gen in het bijzonder Bureau Docu mentatie Bouwwezen, Ratiobouw en Bouw kwamen samen tot een goed functionerend werkapparaat ondei één dak. De uitbreiding van hel Bouwcentrum aan het eind van hel vorige jaar een prachtig gebouw- dat een logische eenheid vormt met Doorlopend heeft het Bouwcentrum gasten op bezoek. De permanent' tentoonstellingen trekken vooral r* aandacht. Boven op de foto ziet mei nog juist een gedeelte van de zeer moderne bibliotheek. In de ruime expositiehal van hét nieuwe gebouw zijn enkele interes sante permanente tentoonstellingen ondergebracht voor woningen, keu kens, meubilair, scholen, sociale bouw en bedrijfsbouw. In een van de hoeken is een demonstratiekeuken in gericht waar de dames-op-bezoek zelf een visje in de pan kunnen leggen, na eerst een kleine les gevolgd te hebben in de juiste manier van vis- bakken. Een groot deel van de ten toonstellingen is door middel van ver stelbare wanden ruimtelijk een bij zonder succes. Het leeft. Het parti culier initiatief (want hieruit is dit alles ontstaan) heeft met het stre ven van de overheidsorganen slechts dit gemeen, dat men het algemeen belang wil dienen en geen winst najagen. Door kredieten is men in staat gesteld het geweldige werk van voorlichting op een gebied, waar dui zend verschillende meningen heer sen, aan te pakken. Documentaties, functionele studies, tentoonstellingen en de uitgave van documentatiebla den, kortom alles wat kan meewer ken om zich een volledig beeld te vormen van de activiteiten op het gebied van bouwen. Behulpzaam zijn opdat het huis waarin wij wonen, het gebouw waarin wij werken, geen prohlemen meer vormt bachtscentrum, voorlopig onderge bracht in het ronde gebouw onder de massale koepel. Een van de eer ste dingen, waarmee het Ambachts centrum naar buiten is getreden, is de inrichting van een tentoonstel ling over de bouwberoepen. De gehe le bovenste rotonde staat vol met de uitbeeldingen van allerlei am bachten, maar ook hoe men allerlei ongelukken in keuze van beroep of op het werk moet voorkomen. Er zijn vaklieden te kort in Neder land. In het Ambachtscentrum kan men bij de keuze, of het nu voor draaier, of stukadoor, straatmaker of betontimmerman is, uitvoerige inlichtingen krijgen. Dat is nu maar één voorbeeld. Beneden in de verschillende ro tonden kunnen de kenners de aller nieuwste vindingen op het gebied van allerlei materialen, onmisbaar voor de moderne bouw, bezichtigen en kunnen de niet-kenners er achter komen dat er voor bouwen nog heel wat komt kijken. Dagelijks trek ken stoeten studenten, scholieren uit het vakonderwijs, aannemers en ar chitecten langs deze permanente ex posities en als de bouwvakarbeiders met vorstverlet zijn dan staat de deur voor hen het hele winterseizoen open. het bekende ronde gebouw bete kende het afsluiten van een pioniers periode. Van de verwante instellin gen noemen wij vooreerst het Am- Artistieke DE ZUIDERLINGEN weten wat zingen is. De „Mastreechter Staar" en het Koninklijk Heer lens Mannenkoor „Pancratius" heb ben de stelling herhaaldelijk in de praktijk bewezen. Ook in het buiten land is men ervan op de hoogte. Het Koninklijk Heerlens Mannenkoor „Pancratius" gaat nu in juni van dit jaar een concertreis naar Londen ma ken. Een van de hoogtepunten vormt een optreden in de St.-Pauls Cathe dral en in de Royal Festival Hall. Er is echter nog iets bijgekomen. De zangers zullen ook optreden in het kader van het bekende Aldeburgh- Festival, alwaar Benjamin Britten de scepter zwaait en waar naast vele andere bekende componisten ook Francis Poulenc aanwezig zal zijn. „Pancratius" heeft voor deze ge legenheid werken van hedendaagse Nederlandse componisten en compo sities van Britten en Poulenc op het programma genomen. IN DE GALERIES de Tableaux d'Art, een moderne expositie ruimte in de vriendelijke stad Luxemburg heeft de Rotterdamse kunstschilder Leo Gootjes momenteel een veertigtal doeken tentoon gesteld, hoofd zakelijk land schappen, die de bezoekers veel vreugde hebben gegeven. Het Luxemburgse land heeft de Rotterdammer die reeds in Duitsland met zijn landschap pen naam heeft gemaakt, in zeer eenvoudige en directe vorm weergegeven. Het bijzondere van deze tentoon stelling is wel, dat hij naast Mosel- landschappen en studies van Clervaux, Oetrange, Ehnen en Wilts, enkele Hollandse landschappen heeft ten toongesteld die ondanks het merk waardig en interessant realisme van de Luxemburgse doeken, zeer goed tot uiting brengen, dat deze Hollan der nog altijd hiermee op z'n best is. „Journal" en „Luxemburger Wort", twee dagbladen, hebben aan deze originele tentoonstelling veel aan dacht besteed. Voor de nieuwe expositieruimte van de Galeries be tekent dit een goed begin. OP MAANDAG 4 juni zal, ter ge legenheid van de jaarvergade ring van de Vereniging van Schouwburgdirecties in Nederland, in het Casino te 's-Hertogenbosch aan de acteurs en actrices, die in het seizoen 1955'56 de beste prestaties hebben geleverd, de gouden Louis Bouwmeester en de Theo Mann- Bouwmeesterprijs worden uitgereikt. De jury wordt gevormd door de heren A. den Hertog, W. Ph. Pos en dr. P. H. Schroeder. EEN RESPECTABELE lijst van solisten is er voor het seizoen 1956'57 ten behoeve van de Rotterdamse muziekliefhebbers ge reed gemaakt. Het Rotterdams Phil- harmonisch Orkest zal buiten de eigen dirigentEduard Flipse, worden ge leid door de gast- dirigent Jean Marti- not. Daar blijft het dan bij wat de lei ding betreft. De heer Flipse heeft zich verder alleen te be moeien met een aan tal solistendie schone beloften voor flipse de toekomst inhou- impressario.... den. Op de lijst komen voor: Arthur Rubinstein (piano), Rosalyn Tureck (piano), Gaspar Gassado (violoncel), Ida Haendel (viool), Geza Anda (piano), Rosalyn Tureck (piano), de twee bekende violisten Herman Krebbers en Theo Olof, Jaques Dou- cet (bariton), Bela Siki (piano), Patricia Poitras (mezzo-sopraan), Christian Ferras (viool), het piano duo Vronsky en Babin, Zadel Sko- lovsky (piano), Mariam Solovieff (viool) en Lelia Gousseau (piano). Ook zullen waarschijnlijk komen Heinz Schroeter (piano), Eduardo del Puye (piano) en Henryk Szeryng (viool). Uit alle windstreken komen ze naar Rotterdam. De heer Flipse is niet alleen een goed dirigent, maar ook een voortreffelijk impresario. IN BANGOR, een van de oudste steden van Wales, waar St.- Deiniol in 525 de bisschopszetel stichtte, houdt de Britse Newman As sociation haar Summer School. Als onderwerp voor dit jaar werd ge kozen „De Kerk en de Naties". Onder de sprekers van deze bijeenkomst van academici uit heel Groot Brittanje en van vele andere landen staan o. a. op het program de bekende cul tuur-historicus Christopher Dawson, de voormalige aartsbisschop van Bombay, mgr. T. D. Roberts, de so cioloog Prof. M. P. Fogarty en vele andere deskundige sprekers,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1956 | | pagina 5