Bij de failliete boedel van een voorbije iijd Verantwoording HONDEPRAAT KENNIS IS DEUGD TT l2'É- Kennis is macht Saterdag 2 j PAGINA 9 i ,Wat zijn de Handelingen anders dan het voorthoiien van de ene onderneming naar de andere? De idee van „De Derde Weg", die wij hier wat nader willen omschrijven is afkomstig van pater dr. H. Borgert. Hij heeft deze gedachten opgenomen in zijn bekende plan tot vernieuwing van de missionering. Maar de concretisering hoeft niet te wach ten op de uitvoering van het mis sie-plan. „De Derde Weg" kan onmiddellijk een feit worden, wanneer men het aandurft. Dat wij er op onze pagina een ruime plaats aan geven heeft tot doel onze lezers er vast enigszins mee vertrouwd te maken. Het plan lijkt bij de eerste kennismaking zeer eenvoudig. Maar wie de moed heeft er wat op door te den ken zal bemerken, dat de bele ving allerminst „eenvoudig" is in de zin van: „dat doen wij allang" of: „dat knappen wij wel even op". Een te gemakkelijk en on doordacht accepteren zou alleen maar zeer nadelig zijn. In diverse opzichten doet het plan van „De Derde Weg" den ken aan gedachten van pater Lombardi. Op overeenkomst en de eventuele verschilpunten ho pen wij t.z.t. terug te komen. EERSTE PUNT: De concrete naasten liefde "mmmmmprnpm*® y wsm*-- v f 's j De andere mogelijkheden TWEEDE PUNT: De Heer is nabij „DE DERDE WEG" DERDE PUNT: Eucharistie Wanneer men nu dit plan aan durft zal het goed zijn te zoeken naar een bepaalde vorm waarin de gemeenschappelijke viering van de Eucharistie zo zinvol mo gelijk óók in haar uiterlijke omstandigheden tot uiting wordt gebracht. Elke suggestie in dit opzicht is moeilijk omdat dan direct bezwaren en naar het schijnt onoverkomenlijke bezwa ren naar voren komen. Daarom is 't misschien beter om dit maar aan het initiatief „ter plaatse" over te laten. Tenslotte zal het duidelijk zijn, dat dit plan van De Derde Weg ,geen enkel element van een stunt in zich bevat. Evenmin is er een centrale organisatie vereist. Wan neer kleine groepen, binnen of buiten de organisaties dit plan zouden trachten te realiseren, dan mogen die groepen zich ervan overtuigd achten, dat zij recht streeks en zonder omwegen naar de kern van een waarachtige ver nieuwing streven. P. WESSELING C.ss.R. Salesiaans protest van stellers grootbedrijf Onjuist is allereerst de toon van let artikel „Dat moogt ge niet saie- lianen" (Pinksterzaterdag j.l.)- Een kleine iloemlezing ten bewijze hiervan kan evens dienen als résumé hieven. 1 Het hele salesiaanse Hoedt en groeit als een olieconcern onder e rijke zegening des hemels. 2 (Een) enorme kwantiteit personen Hin) "vanuit salesiaanse kringen voorge teld om zalig of heilig te worden ver jaard.. Als hamerstukken in een ge- deenteraad. 3. .Er staat geen enkel bescheiden foórd' in. Het gaat overal goed. Over de wantiteit van alle ondernemingen leest nen genoeg, over de kwaliteit geen toord.." 4. „Gebeurt er niets in dit tijdsgewricht? iaat' de geloofsbeleving geen nieuwe di mensies krijgen? Gaat dat de salesiaanse emeenschap niet aan? Die schijnt maar oor te hollen.. Heiligen en zaligen aan Ie lopende band". 5. „Geen woord over de juiste ling tot God in het gebed. Het 1S bldde;n lm tijdelijke za' en) en verhoord wor- en.. Het gebed is oneindig meer en an- lers dan zaken doen met het Heilige.. 7 Altijd weer die H. Kuisheid. 8 "(Ëen gezegde van moeder Margriet tordt in het S.N. zonder commentaar af- edrukt, terwijl ze..) „in het licht van nze tijd dom en liefdeloos heeft 8®daan Onjuist is het voorts dat een katholiek lagbiad, uit welke overwegingen ook, ten aanval lanceert op een rellgï®"z® ^?.d- xegatie, welke dan ook. om welke motie- en dan ook. Men had kunnen en moeten romen praten op zijn allerminst (vgl. It. 18 15—17). Nu in andere volgorde, de afzonderlij- e grieven voorzover ze duidelijk wor- en uit het nogal verwarde geschrift. Ad 2: Geen beter bewijs voor de kwa- tedt van het „olieconcern" dacht mij zo rel punt 3, tweede deel). Ad 3 eerste deel: Overal impliciet en 1 vele gevallen expliciet wordt de roei van het „grootbedrijf" toegeschre- en uitsluitend aan de zegen van God en taria, gelijk steller zelf te kennen geeft. Ik vind het zeer pijnlijk hierop te moeten oemen). Ad 5: Keer op keer. ook in het mei- ummer, is de juiste gebedsverhouding liteengezet: Men vergelijke de artike- in over de Paus op pag. 1: „Hoe Don losco Maria aanriep" op pag. 2 in dit- elfde nummer, let wel. Men zie ook in et maartnummer: „Liturgie: een Moe- er" of „Maria: Moeder en voorbeeld r Don Bosco. man van Godsvertrou- •en". Ik hoef niet verder terug te gaan. Ad 7 Verdient geen antwoord. Ad 8. Aan het begin en eind van et bewuste artikel wordt uitvoerig inge- aan op de deugd van sterkte, als gecon- abalcnceerd door de deugd van voor- chtigheid. Iedere verstandige 'ez' zal „grijpen wat Moeder Margriet bedoelt iet die woorden, die ook heden ten dage Tave katholieke moeders tot hun sprui- ïn herhalen. Op de „sneer" tegen de afbeelding van evio's schilderij behoef ik niet in te aan. Het is 'n kwestie van smaak, steller lag het schilderij gerust lelijk vinden had hij zich vriendelijker kunnen uit rukken. Maar in een basiliek van 1868 angt men geen schilderij van Picasso, letwaar? Blijven over: de kernpunten 1 en 4. 'aarop ik iets nader inga. De gemeenschapsdrang die de Europe- l cultuur sinds ron<) 1850 kenmerkt, is lede ten gevolge van twee wereldoorlo- ?n, bij velen uitgelopen op frustratiege- telens. Men is zwaar ontgoocheld, men helt zich „genomen" door het faciele cul- luroptimisme van rond de eeuwende. 'it deze frustratie is ontstaan een ne- Hierbij geven wij gaarne de ruimte aan een reactie, die ons van Salesi aanse zijde werd toegezonden. Zoals de lezers zich zullen herinneren pu bliceerden wij twee weken geleden op deze pagina een artikeltje onder de titel „Dat moogt ge niet Salesianen" en pater Klein zet in de nevenstaande bijdrage uiteen waarom hij meent, dat wij ongelijk hadden en de Salesianen wel mogen wat wij meenden te moe ten afkeuren. venstroming van bovenbedoelde gemeen schapsdrang, nevenstroming die ik ge makshalve relativisme noem (cultuur pessimisme). In de Nederlandse poëzie ter illustratie gemakshalve) relativeert J. C. Bloem soms het lijden, meestal het geluksgevoel; schrijvers als Greshoff, Van Nijlen, Bordewijk, Elsschot relativeren oude taal- en stijlvormen, soms bestaans vormen. Modernen relativeren intellect, gevoel en fantasie (instinctivisme). Ook een duidelijk voorbeeld is het existentia lisme, dat alles betrekkelijk vindt behal ve hét bestaan en een bepaalde richting onder katholieken voor wie bijna alle tra ditie relatief is. Van dezie laatste schijnt steller mij één. Ik wijs erop, dat inmiddels in West-Euro pa sinds kort een reactie is ingetreden te gen dit relativisme. Men begint zich weer open te stellen voor traditionele waarden. Een traditionele waarde die het leven van de salesiaanse gemeenschap in Ne derland en elders onherroepelijk bepaalt is de heilige deugd van hoop, waardoor wjj ook in dit leven vast vertrouwen van God al het nodige te zullen krijgen om Zijn Dienst uit te voeren en te doen uitvoeren door zoveel mogelijk zielen. Don Bosco en met hem ieder rechtgeaard salesiaan werkt voor de hemel (escha tologisch). maar zeer sterk in het thans en het hier (incarnationistisch). Don Bos co vertrouwdde, en ieder rechtgeaard sa lesiaan vertrouwt met hem, dat ons apos tolaat vruchten zal en moet dragen, mits het blüft Uggen in de l«n van het simpele evangelie Wat is het evangelie anders 0m in stellers stijl te blijven en het oneerbiedig te zeggen dan een reeks welgeslaagde helingen en bekeringen, waarbij zelfs het bitterste Lijden en de smadelijkste Dood de vrucht dragen van Christus en ons aller Verrijzenis? Wat zijn Handelingen anders dan ,,het voort hollen van de ene onderneming naar de andere?" Men vergelijke op dezelfde pagina van de Maasbode-pers: „De jonge Kerk is onweerstaanbaar" (met een niets zeggende foto erbij, nu we het er toch over hebben). Don Bosco vertrouwt ver der dat hü aan de spits van iedere recht- ma'ige vooruitgang zal blijven, mits hij zich dicht aansluit bij de Paus. Over dit tijdsgewricht heeft Salesiaans Nieuws talloze malen het woord van de Paus doen weerklinken. En ook zijn eigen woord. Men zie het artikel „Liturgie: een moeder" over de vernieuwde Faas- liturgie. Het Salesiaans Nieuws staat krachtens zijn roeping, aan de zijde van het eeuwenoude „optimisme" om het „we relds" te zeggen (overigens géén cultuur optimisme!). Het zijn twee benaderingen van dezelfde goddelijke deugd van Hoop. Laat ieder proberen op zijn manier te getuigen van de werkingen van de Hei lige Geest in de Wereldgeschiedenis en meer bepaaldelijk in dit tijdsgewricht. Jeremdassen zijn er al genoeg: Salesiaans Nieuws verheugt zich liever over ail het goede. Natuurlijk is dat kinderlijk. Maar zou er voor een zich volwassen voelende geest geen andere weg bestaan dan die van het levensmoede relativisme, kind van het fin de siècle? Als men de tekenen des tijds verstaat, zal men spoedig zich weer voegen bij een zij het nog zo nuchter hernieuwd communiegevoel. Afijn: slopers moeten er zijn. Tegen het dode in het oude! Maar moet nu vol strekt iedereen slopen en afbreken? Sale siaans Nieuws, de Salesianen in Neder land, de Salesianen van Don Bosco voelen zich daartoe niet geroepen. Ze respecteren de pionierende sloopploegen, zij het niet zonder biddende bekommernis. Maar ze doen niet mee! DERDE WEG graag verschoond aak. Zo oud dat ze En zelf blijven ze van pogingen tot afbraak moeten worden uitgebroken uit de Kerk zo oud voelen ze zich echt niet. Ze willen graag werken in alle rust. Als ze hun licht op de kandelaar zetten, hebben ze daarvoor hun redenen (vgl Mt. 5:15) niet alleen, maar ook hun zorgen. Laat dan de brave weldoeners „daarvoor moeten opdraaien" om ons even elegant uit te drukken als de steller van: Dat moogt ge niet, Salesianen. Maar verwar onze Hoop niet met een facie] optimisme dat inder daad meer kwaad dan goed sticht. Als steller iets aan wil vallen, zou hij zich kunnen richten tegen die mensen voor wie alle goeds in de toekomst ligt. In de werel<j van morgen? J. Klein sal. „De Derde Weg" bestaat uit drie punten, die onderling zeer sterk samenhangen. Hun verbondenheid is zo sterk, dat men een van de drie punten niet terzijde kan schuiven zonder het geheel onmogelijk te maken. Het schijnt soms dat 2000 jaren christendom ons er nog altijd niet van overtuigd hebben, dat de liefde voor de mensen bepalend en door slaggevend is voor onze godsdienstig heid en niet de wet. Altijd weer op nieuw klampen wij ons vast aan de geboden. En nog altijd beoordelen wij elkander met als norm het aantal geboden, dat de ander wel of niet in acht neemt. Het gaat er altijd maar alleen om of iemand zijn plichten doet, zijn Pasen houdt, voor de Kerk getrouwd is, niet aangesloten is bij ZORG VOOR GEBREKKIGE KINDEREN, een klassiek man: i naastenliefde. nog steeds actueel voorbeeld van concrete Het zijn twee Fransen geweest uit de 18e eeuw, die het monument ge schapen hebben van een geestes wereld, die nu eindelijk in onze tijd de laatste slagen van de slopers hamer krijgt. Dan is het voorhij en een hoofdstuk van de geschiedenis WPH WÊÊÊtÊÊÊlÊÊÊf^*^ O' ..Nu er steeds meer vakantieplan nen op tafel komen", aldus Hond met lichte staartslag, „is het zaak het thema der zogenaamde vakantie spreiding weer eens degelijk met el kaar door te blaffen. In de verkio- zingsredevoeringen hoorde ik er tot dusver zo goed als niets over. Vol gens mij zal het vraagstuk der va kantie-spreiding nooit worden opge lost, als men niet helemaal aan de andere kant begint. Wat bedoel ik met helemaal aan de andere kant Daar bedoel Ik dit mee: los eerst het vraagstuk der arbeddsspreiding op. Neem als voorbeeld de hond. Nu de trekhond zo goed als tot het ver leden behoort, wordt er door de ge middelde hond slechts bij tussenpo zen werkelijk gearbeid. De hond spreidt zijn arbeid over het hele jaar uit, hetgeen met zich meebrengt dat meostentijas praktisch geen poot noeft uit te stek°n. Daarmee is voor de hond elk vakantie-vraagstuk van de baan. Honden spreiden geen vakantie, doch genieten haar. Zij spreiden hun arbeid, en wel zó dat deze arbeid wordt herleid tot een uitgerekte serie intermezzo's, die hun vakantie-schema voor eentonigheid behoeden. Het principe is eenvoudig; de toe passing blijkt bij mensen op moeilijk heden te stuiten. Geen hond loopt zijn medehond tijdens beider vakan tie-bestaan voor de poten. Deze pro blematiek wordt slechts ervaren door mensen, zulks als gevolg van het feit, dat mensen over het algemeen wel weten wat arbeid is, maar slechts weinig of geen benul hebben van de diepe betekenis van het woord va kantie. Dat is de hele moeilijkheid" der mensheid beëindigd en vervloeid in een nieuw hoofdstuk, dat we na al schrijvende zijn. JJiderot en d' Alembert aan het hoofd van een talrijke stoet medewerkers schre ven de Encyclopedie „Alles immers, wat „gekend" werd, moest in dit werk wor den geïnventariseerd de gehele mense lijke beschaving moest worden samen gevat in één grootse synthese, in een ba lans die nu werd opgemaakt", schrijft Wigman in zijn „Geschiedenis van de mensheid". Snorkend van eigenwaan heeft het mensdom van die dagen in bewondering gestaan' voor hetgeen de rede- het koele verstand zo al kon bevatten en niemand twijfelde eraan of eens zou de tijd komen dat alles gekend zou worden. Kennis is macht. Een royale eeuw lang zijn de mensen op jacht gegaan naar ken- üIS'j scbo°l werd het troetelkind. Goedschiks of kwaadschiks, maar de kin derhoofden dienden gevuld met de wa penen van de kennis, want daarmee was de wereld te veroveren De liberale 19e eeuw was er gek mee. Ten onzent creëerde Thorbecke de HBS Het is ondoenlijk bij elkaar te schrijven wat al termen en begrippen en hebbelijk heden er samenhangen met dat kennis- ideaal. Wij feliciteerden onlangs een mevrouw met het „slagen van haar dochter. Het diploma ging in de map bij de andere. De kinderen hadden er met elkaar al 12 bij elkaar geharkt, zei ze. Wat denkt u van het woord „leerstof"? ,,Hij kan goed leren", zeggen we en de conclusie is zo vanzelfsprekend: hij zal het een eind schoppen. Maar kennis diende geen monopolie te zijn voor burgers die hun hogere burger school hadden. De sociale strevingen brachten ons omtrent het kennisideaal ook geen nieuws, integendeel, ook het arbei* dende volk diende voortaan de vruchten van de kennis te kunnen plukken. Sindsdien kennen we de dwaze term: „Volkshogeschool". Zie om u heen. Het is juni, juli: examentijd.-De ene helft van Nederland vraagt de andere helft wat deze weet én niet weet. De vraag naar de mens die we de „bezitter" van die kennis noemen, wordt niet eens gesteld. Het gaat immers niet om mensen. Het gaat om de „stof" Het gaat om de „afvraagbare kennis". En dat laatste is beslissend voor wat wij „slagen" noemen. Maar het zou zo niet moeten zijn. Het gaat immers wél om de mensen en niet om de kennis die men bezit als ware het een goed dat opgetast kan worden in de archiefkasten onder de hersenpan. Kennis is macht. Dit ideaal heeft de mensheid op het spoor, gezet naar de wa terstofbom. Die hebben we nu. Het schijnt een eindpunt, want onze ogen openen zich en aller ogen groeit de zekerheid, dat het kennisideaal een vals ideaal was. Er is kennis, maar het kennen geschiedt niet alleen met het koele verstand, maar ook met alle andere en vele rijke mogelijkhe den waarmee de mens het geschapene benaderen kan, met fantasie en intuïtie, het meest nog met het hart dat bij de dingen moet zijn. Hoe anders ook wordt het kenbare wan neer wij het zo. met ons hele mens zijn benaderen. Het kenbare is er, maar het onkenbare ook. In het onkenbare moet men geloven en het evenzeer een plaats geven in zijn bestaan. De atoomexplosies kunnen ons de ogen openen voor de waar heid dat het ideaal van de vorige genera ties dood- en muurvast gelopen is. Gebrek aan verantwoordelijkheid, aan hart, aan inzicht, gebrek aan alles, behalve kennis hebben het satansei geconstrueerd. En al dat andere had ons juist van die stap moeten weerhouden. een verboden partij enz. Nu zijn deze dingen allemaal natuurlijk zeer be langrijk en mogen niet verwaarloosd worden. Christus is de wet niet komen afschaffen. In Zijn eigen leven heeft Hij voortdurend een groot respect getoond voor de wet. Maar wel heeft Christus voortdurend en talloze malen in woord en in daad de nadruk gelegd op het feit, dat de wet en de geboden niet het belang rijkste zijn maar dat het aankomt op de liefde. De liefde is de laatste, de bepalende en de doorslaggevende norm van het christendom. In een van zijn radio-causerieën sprekend over de naastenliefde zegt We dachten over kennis naar aanleiding van een vergadering, waarop men ons voorlas uit de bijna honderd jaar oude statuten van een katholieke organisatie die onder andere op cultureel terrein werkzaam is. Ze waren tevoorschijn gekomen uit een oud cilinderbureau. Het was een merkwaardig en uit historisch oogpunt interessant stuk. Hoe doelbewust stond er in opge somd wat men zich voorstelde voor de leden te organiseren ter bevordering van cultuur en ken nis. Van lezingen en culturele avonden tot en met het verzor gen van een leestafel in de So ciëteit! Hoe fier ook stonden daar de woorden „katholieke beginselen" waar het ging over de middelen om de doelen te bereiken: met alle middelen, die in overeen stemming zijn met de katholieke beginselen Dat waren de sterke zekerheden van waaruit men vertrok. Hoe stond ook de scheppers van die organisatie het ideaal voor de geest, binnen de gebor genheid van het katholieke huis al deze cultuurdaden waarvan men zoveel heil verwachtte te beleven. En nu? Het kennis-ideaal is dood. Probeer maar eens een le zing kwijt te raken die kennis aan moet brengen. Dan kan men door de zaal schieten. Het vaandelkatholicisme, fier en zelfbewust, de Roomsen-dat- zijn-we-mentaliteit kent onze tijd niet meer. Het ideaal van het Katholiek Verband heeft zijn bastions zien verminderen tot de allernoodzakelijkste.... en die worden aangevochten. Ondertus sen denkt er geen mens meer over uitgaan in katholiek ver band, naar schouwburg, concert of bioscoop. Het was een stuk uit de faillie te boedel van een voorbije tijd. F.B. BEHALVE macht noem den de mensen de kennis, dat is alles wat voor de rede grijpbaar is, ook nog deugd. Het on geloof was feitelijk toch een geloof. De ongelovigen gingen op weg om alle ge heimen aan de bestaande wereld te ontfutselen en veronderstelden daarmee de ene klap na de andere uit te delen aan de God van de Christenen, die zij gesproten achtten uit angst, bijgeloof en onwe tendheid. Achter de hori zon van het nu nog onop losbare lag het paradijs zonder problemen. Dat was hun geloof. De Christenen, evenzeer kinderen van hun tijd, gingen op weg om God, Kerk en Geloof zoveel als dat kon onder de hoed van het verstand te vangen. Ze hanteerden tegen de onge lovigen dezelfde wapenen als waarmee ze werden aangevallen: ze vochten terug met „bewijzen" en probeerden ijverig te over tuigen in plaats van te getuigen. Om het Paus schap en daarmee de Kerk te redden moest je het be staan van de Pausin Jo hanna kunnen weerleggen tegen de documenten door de vijand voor haar be staan aangedragen. Er zijn meer zulke grap pige illustraties. Wie de boeken las met bewijzen voor het feit dat de Katholieke Kerk de ware Kerk is. moest zich laten dopen. Er was im mers geen speld tussen te krijgen? En thans nog geeft men op onze scholen „Gods dienstleer", als een vak waar men een punt voor halen kan. Het leek allemaal zo be reikbaar. Het geloof een veilig bezit, de Kerk met dezelfde koelheid van hei verstandelijke georgani seerd. Een hecht schip koersend door de stormen (door de „vijanden van de Kerk" veroorzaakt), zeker van het succes, stevende door de eeuwen heen naar het definitieve einde. Ten onzent heeft dit beeld in het bijzonder de werkelijk heid gedekt. In het licht getreden op de helft van de 19e eeuw kon de opbouw van het Roomse huis beginnen, vanuit de zekerheid dat er voor katholieken geen on opgeloste problemen meer bestonden. In de porte feuille van het geloof was alles geordend. Wat men wist of kon weten zat bij elkaar en de geheimen za ten ook bij elkaar met een akte dat het redelijk was aan die geheimen te gelo ven. Binnen 100 jaar schiep Katholiek Neder land zich een organisatie wedde die nergens in de wereld zijn weerga kent. In de geborgenheid ervan kon men zich veilig voe len temidden van de vijandige wereld. En toch verzwakte het geloof, lie pen de mensen weg en de kerken leeg. Wij geloven dat de oor zaken voor een zo bijzon der groot gedeelte liggen in het onpersoonlijke, in de koele, aan ons hart niets zeggende sfeer van het verstandelijke. Een geloof van het verstand geeft men op als men het niet begrijpt of het er niet lan ger mee eens is. Een Kerk als een loutere organisatie verlaat men als men er iets tegen heeft: als men vindt dat zijn be langen er slecht in behar tigd worden. Een Kerk die leeft in de harten van de mensen ver laat men niet. Een geloof, dat men beleeft met heel zijn menswezen als een avontuur met Christus geeft men niet op. Dat ontdekken we nu bij de Kerk zonder mensen. prof. Wijers aldus: „Jesus heeft ons altijd weer geleerd, dat de menselijk heid van de mens, zijn liefde, de maatstaf moet zijn voor zijn god gevallig handelen. Hij heeft geen vage gevoelens geëist voor de hon derden, die met mij over straat lopen. Als je er over nadenkt, weet je toch wel, wat Hij moet hebben bedoeld. Toen dat oude vrouwtje met haar koffer voortschuifelde naar de bus halte, liep haar een jonge vent voor bij, die gauw de laatste mis moest halen in de kerk daarginds; het was immers zondag. Wij weten wel, dat God geglimlacht zou hebben, als hij dat mensje die honderd meter naar de bus zijn arm had aangeboden en zijn sterke kracht, ook al bestaat er dan geen „wet" om oude mensen naar bushaltes te begeleiden Als we moeten leren, wat naasten liefde is, kan het goed zijn je af te vragen, wat Christus toch wel be doeld moet hebben. Er is geen maat staf voor ons handelen, die de godde lijke zozeer nabijkomt als de goed heid van ons hart en het spontane hulpbetoon. Want God is liefde (1 Joh. 4-8)". Niemand zal het, dunkt ons, als een belediging opvatten wanneer wij stellen, dat wij er nog altijd niet in geslaagd zijn dit wezenlijke kenmerk van het christendom tot z'n recht te doen komen. Wat „De Derde Weg" nu voorstelt is de heel concrete en directe goed heid van mens tot mens. Het goed zijn voor de mens die hier en nu een beroep doet op mij. Al is dat beroep maar zeer zijdelings. Het betekent een eerlijk respect voor elke mens die we op onze weg ontmoeten. En dat zijn er elke dag zeer velen. In de kring van het gezin waar wij deel van uitmaken. Hoe dikwijls zijn er binnen de wanden van het éne huis al niet spanningen en misverstanden. Jonge mensen die een zeer progres sieve geestelijke geloofsvernieuwing voorstaan doen soms thuis niet de geringste poging om mild en hartelijk te zijn. We geven onmiddellijk toe, dat het eenvoudiger is en gemakke lijker om een radicale (vooral radi cale!) vernieuwing te propageren dan om een ongelijk te bekennen of een ruzie bij te leggen. Concrete naastenliefde is het milieu van ons werk. Van welke aard dat werk ook is. Concrete naastenliefde, ook in ons optreden in kleinere of in grotere kring. Het kenmerk, het eigene van het christendom is deze concrete liefde. Zo „onzakelijk", zo weinig „beredeneerd", zo weinig „verstan dig", maar ook zo groots en goddelijk als Christus ons daarin is voorgegaan Alle liefdadige organisaties en wer ken kunnen ons nooit ontslaan van deze allereerste èn allermoeilijkste opdracht. Deze menselijk en van God-ver kregen goedheid, dit zinvolle respect voor ieder ander, deze belangeloze houding t.o.v. iedereen, dus voor ouderen en jongeren; voor geleerden en domme mensen en a-socialen; voor mensen met veel geld en relaties en voor mensen zonder enig aanzien; voor werkgevers en voor werk nemers, voor katholieken en niet- katholieken: moet weer opnieuw, beter en sterker dan voorheen het christelijk getuigenis zijn. Zonder deze liefde als bron zijn alle activi teiten alleen maar krampachtige, verdrietige en tragische mislukkin gen. Het tweede punt betreft de achter grond. de ideologie van deze concrete naastenliefde. De bezielende gedach te is geen andere dan de oerchriste- lijke idee: Dè Heer is nabij. De christen leeft altijd in een adventssituatie. In hem leeft de im mer groeiende verwachting van de komst van Christus. Christus is nabij. Ons evenzeer als Sint-Paulus. Hij is ons nabij in een absolute nabijheid. Daarom heeft de christen altijd haast Hij is naar z'n wezen en z'n aard een pelgrim. Nergens mag hij zich blijvend nestelen of installeren Ner gens heeft hij een blijvende woon plaats. Heel dit leven staat in het teken van de pelgrimage. Sint-Paulus spreekt van „een ver lost zijn in hope". (Rom. 8-24). Door het geloof is de christen binnengetreden in het Rijk Gods. Maar de sacramentele begenadiging bevindt zich hier nog in een „begin stadium". Eenmaal zal Christus ko men en voltooien wat Hij begonnen De naam van het hiernaast kort weergegeven voorstel van pater dr. H. Borget is vrij willekeurig en alleen maar provisorisch gekozen. De naam vindt z'n oorsprong in de gedachte, dat noch in de weg van het kapitalisme, noch in de weg van het communisme de kansen liggen voor een zinvol menselijk bestaan. Alleen het Christendom biedt de oplossing. Maar dan het Christendom in de gestalte die Christus zelf eraan heeft gegeven. is. Daarnaar ziet de christen uit. Het heil van Christus is aanwezig, maar de deelneming eraan is nog onvol ledig. Het is een bezit, maar een bezit in hoop en verlangen. Zo is de Kerk en wij met haar altijd pelgri merend naar de kgmst, de definitieve komst van Christus en van Zijn Rijk. En als dan eenmaal het teken van Christus aan de wolken van de hemel zal verschijnen en Hijzelf op die jongste dag Zijn oordeel zal uitspre ken, dan zal het criterium van het eindoordeel zijn: Ik was hongerig en je hebt Mij te eten gegeven; Ik was dorstig en je hebt Mij te drinken gegeven; Ik was naakt en je hebt Mij gekleedDe maatstaf van het eindoordeel is dus geen andere dan de concrete naastenliefde. xjit derde punt geeft het antwoord op de vraag: waar wij de kracht uit moeten putten om ons leven de voort gezette houding te geven van de concrete naastenliefde. In de Eucharistie herhaalt de pries ter met de rond zich vergaderde gemeente, wat zich afspeelde bij het Laatste Avondmaal. De Eucharistie moet daarom voor ons de gestalte aannemen van een maaltijd, „al komt dit in de huidige ritus, die 15 eeuwen en 4 eeuwen verstarring heeft door gemaakt, minder duidelijk tot uit drukking dan in de christelijke oud heid". (Dom A. Verheul O.S.B.). Door deel te nemen aan de Eucha ristie voeden en versterken wij ons voor de aardse pelgrimstocht. Het is een ontmoeting met Christus. Waar door Zijn leven in ons komt. „Wie Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt zal het leven in zich hebben". En dit „leven" wordt door de Kerkver gadering van Trente concreet uitge drukt in deze woorden, waarmee zij het voornaamste uitwerksel van de Eucharistie vastlegde: de gloed van de liefde. Wanneer Christus in ons leeft, zullen wij in staat zijn dat te doen waartoe wij uit onszelf onbe kwaam zijn. Wij vieren de Eucha ristie in gedachtenis aan de Heilsdaad van Christus: „totdat Hij weder komtZo vat dit derde punt de beide eerste punten samen. Zo groeit er een gesloten geheel. im

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1956 | | pagina 9