Bij de failliete boedel van een voorbije iijd
Verantwoording
HONDEPRAAT
KENNIS IS DEUGD
TT l2'É-
Kennis is macht
Saterdag 2 j
PAGINA 9
i
,Wat zijn de Handelingen anders dan het voorthoiien van de ene onderneming
naar de andere?
De idee van „De Derde Weg",
die wij hier wat nader willen
omschrijven is afkomstig van
pater dr. H. Borgert. Hij heeft
deze gedachten opgenomen in zijn
bekende plan tot vernieuwing
van de missionering. Maar de
concretisering hoeft niet te wach
ten op de uitvoering van het mis
sie-plan. „De Derde Weg" kan
onmiddellijk een feit worden,
wanneer men het aandurft. Dat
wij er op onze pagina een ruime
plaats aan geven heeft tot doel
onze lezers er vast enigszins mee
vertrouwd te maken. Het plan
lijkt bij de eerste kennismaking
zeer eenvoudig. Maar wie de
moed heeft er wat op door te den
ken zal bemerken, dat de bele
ving allerminst „eenvoudig" is in
de zin van: „dat doen wij allang"
of: „dat knappen wij wel even
op". Een te gemakkelijk en on
doordacht accepteren zou alleen
maar zeer nadelig zijn.
In diverse opzichten doet het
plan van „De Derde Weg" den
ken aan gedachten van pater
Lombardi. Op overeenkomst en
de eventuele verschilpunten ho
pen wij t.z.t. terug te komen.
EERSTE PUNT:
De concrete naasten
liefde
"mmmmmprnpm*®
y
wsm*-- v f
's
j
De andere mogelijkheden
TWEEDE PUNT:
De Heer is nabij
„DE DERDE WEG"
DERDE PUNT:
Eucharistie
Wanneer men nu dit plan aan
durft zal het goed zijn te zoeken
naar een bepaalde vorm waarin
de gemeenschappelijke viering
van de Eucharistie zo zinvol mo
gelijk óók in haar uiterlijke
omstandigheden tot uiting
wordt gebracht. Elke suggestie in
dit opzicht is moeilijk omdat dan
direct bezwaren en naar het
schijnt onoverkomenlijke bezwa
ren naar voren komen. Daarom is
't misschien beter om dit maar
aan het initiatief „ter plaatse"
over te laten.
Tenslotte zal het duidelijk zijn,
dat dit plan van De Derde Weg
,geen enkel element van een stunt
in zich bevat. Evenmin is er een
centrale organisatie vereist. Wan
neer kleine groepen, binnen of
buiten de organisaties dit plan
zouden trachten te realiseren,
dan mogen die groepen zich ervan
overtuigd achten, dat zij recht
streeks en zonder omwegen naar
de kern van een waarachtige ver
nieuwing streven.
P. WESSELING C.ss.R.
Salesiaans protest
van stellers
grootbedrijf
Onjuist is allereerst de toon van
let artikel „Dat moogt ge niet saie-
lianen" (Pinksterzaterdag j.l.)- Een kleine
iloemlezing ten bewijze hiervan kan
evens dienen als résumé
hieven.
1 Het hele salesiaanse
Hoedt en groeit als een olieconcern onder
e rijke zegening des hemels.
2 (Een) enorme kwantiteit personen
Hin) "vanuit salesiaanse kringen voorge
teld om zalig of heilig te worden ver
jaard.. Als hamerstukken in een ge-
deenteraad.
3. .Er staat geen enkel bescheiden
foórd' in. Het gaat overal goed. Over de
wantiteit van alle ondernemingen leest
nen genoeg, over de kwaliteit geen
toord.."
4. „Gebeurt er niets in dit tijdsgewricht?
iaat' de geloofsbeleving geen nieuwe di
mensies krijgen? Gaat dat de salesiaanse
emeenschap niet aan? Die schijnt maar
oor te hollen.. Heiligen en zaligen aan
Ie lopende band".
5. „Geen woord over de juiste
ling tot God in het gebed. Het 1S bldde;n
lm tijdelijke za' en) en verhoord wor-
en.. Het gebed is oneindig meer en an-
lers dan zaken doen met het Heilige..
7 Altijd weer die H. Kuisheid.
8 "(Ëen gezegde van moeder Margriet
tordt in het S.N. zonder commentaar af-
edrukt, terwijl ze..) „in het licht van
nze tijd dom en liefdeloos heeft 8®daan
Onjuist is het voorts dat een katholiek
lagbiad, uit welke overwegingen ook,
ten aanval lanceert op een rellgï®"z® ^?.d-
xegatie, welke dan ook. om welke motie-
en dan ook. Men had kunnen en moeten
romen praten op zijn allerminst (vgl.
It. 18 15—17).
Nu in andere volgorde, de afzonderlij-
e grieven voorzover ze duidelijk wor-
en uit het nogal verwarde geschrift.
Ad 2: Geen beter bewijs voor de kwa-
tedt van het „olieconcern" dacht mij zo
rel punt 3, tweede deel).
Ad 3 eerste deel: Overal impliciet en
1 vele gevallen expliciet wordt de
roei van het „grootbedrijf" toegeschre-
en uitsluitend aan de zegen van God en
taria, gelijk steller zelf te kennen geeft.
Ik vind het zeer pijnlijk hierop te moeten
oemen).
Ad 5: Keer op keer. ook in het mei-
ummer, is de juiste gebedsverhouding
liteengezet: Men vergelijke de artike-
in over de Paus op pag. 1: „Hoe Don
losco Maria aanriep" op pag. 2 in dit-
elfde nummer, let wel. Men zie ook in
et maartnummer: „Liturgie: een Moe-
er" of „Maria: Moeder en voorbeeld
r Don Bosco. man van Godsvertrou-
•en". Ik hoef niet verder terug te gaan.
Ad 7 Verdient geen antwoord.
Ad 8. Aan het begin en eind van
et bewuste artikel wordt uitvoerig inge-
aan op de deugd van sterkte, als gecon-
abalcnceerd door de deugd van voor-
chtigheid. Iedere verstandige 'ez' zal
„grijpen wat Moeder Margriet bedoelt
iet die woorden, die ook heden ten dage
Tave katholieke moeders tot hun sprui-
ïn herhalen.
Op de „sneer" tegen de afbeelding van
evio's schilderij behoef ik niet in te
aan. Het is 'n kwestie van smaak, steller
lag het schilderij gerust lelijk vinden
had hij zich vriendelijker kunnen uit
rukken. Maar in een basiliek van 1868
angt men geen schilderij van Picasso,
letwaar?
Blijven over: de kernpunten 1 en 4.
'aarop ik iets nader inga.
De gemeenschapsdrang die de Europe-
l cultuur sinds ron<) 1850 kenmerkt, is
lede ten gevolge van twee wereldoorlo-
?n, bij velen uitgelopen op frustratiege-
telens. Men is zwaar ontgoocheld, men
helt zich „genomen" door het faciele cul-
luroptimisme van rond de eeuwende.
'it deze frustratie is ontstaan een ne-
Hierbij geven wij gaarne de ruimte
aan een reactie, die ons van Salesi
aanse zijde werd toegezonden. Zoals
de lezers zich zullen herinneren pu
bliceerden wij twee weken geleden op
deze pagina een artikeltje onder de
titel „Dat moogt ge niet Salesianen"
en pater Klein zet in de nevenstaande
bijdrage uiteen waarom hij meent, dat
wij ongelijk hadden en de Salesianen
wel mogen wat wij meenden te moe
ten afkeuren.
venstroming van bovenbedoelde gemeen
schapsdrang, nevenstroming die ik ge
makshalve relativisme noem (cultuur
pessimisme). In de Nederlandse poëzie
ter illustratie gemakshalve) relativeert
J. C. Bloem soms het lijden, meestal het
geluksgevoel; schrijvers als Greshoff, Van
Nijlen, Bordewijk, Elsschot relativeren
oude taal- en stijlvormen, soms bestaans
vormen. Modernen relativeren intellect,
gevoel en fantasie (instinctivisme). Ook
een duidelijk voorbeeld is het existentia
lisme, dat alles betrekkelijk vindt behal
ve hét bestaan en een bepaalde richting
onder katholieken voor wie bijna alle tra
ditie relatief is.
Van dezie laatste schijnt steller mij één.
Ik wijs erop, dat inmiddels in West-Euro
pa sinds kort een reactie is ingetreden te
gen dit relativisme. Men begint zich weer
open te stellen voor traditionele waarden.
Een traditionele waarde die het leven
van de salesiaanse gemeenschap in Ne
derland en elders onherroepelijk bepaalt
is de heilige deugd van hoop, waardoor
wjj ook in dit leven vast vertrouwen
van God al het nodige te zullen krijgen
om Zijn Dienst uit te voeren en te doen
uitvoeren door zoveel mogelijk zielen. Don
Bosco en met hem ieder rechtgeaard
salesiaan werkt voor de hemel (escha
tologisch). maar zeer sterk in het thans
en het hier (incarnationistisch). Don Bos
co vertrouwdde, en ieder rechtgeaard sa
lesiaan vertrouwt met hem, dat ons apos
tolaat vruchten zal en moet dragen, mits
het blüft Uggen in de l«n van het simpele
evangelie Wat is het evangelie anders
0m in stellers stijl te blijven en het
oneerbiedig te zeggen dan een reeks
welgeslaagde helingen en bekeringen,
waarbij zelfs het bitterste Lijden en de
smadelijkste Dood de vrucht dragen van
Christus en ons aller Verrijzenis? Wat
zijn Handelingen anders dan ,,het voort
hollen van de ene onderneming naar de
andere?" Men vergelijke op dezelfde
pagina van de Maasbode-pers: „De jonge
Kerk is onweerstaanbaar" (met een niets
zeggende foto erbij, nu we het er toch
over hebben). Don Bosco vertrouwt ver
der dat hü aan de spits van iedere recht-
ma'ige vooruitgang zal blijven, mits hij
zich dicht aansluit bij de Paus.
Over dit tijdsgewricht heeft Salesiaans
Nieuws talloze malen het woord van de
Paus doen weerklinken. En ook zijn eigen
woord. Men zie het artikel „Liturgie:
een moeder" over de vernieuwde Faas-
liturgie.
Het Salesiaans Nieuws staat krachtens
zijn roeping, aan de zijde van het
eeuwenoude „optimisme" om het „we
relds" te zeggen (overigens géén cultuur
optimisme!). Het zijn twee benaderingen
van dezelfde goddelijke deugd van
Hoop. Laat ieder proberen op zijn manier
te getuigen van de werkingen van de Hei
lige Geest in de Wereldgeschiedenis en
meer bepaaldelijk in dit tijdsgewricht.
Jeremdassen zijn er al genoeg: Salesiaans
Nieuws verheugt zich liever over ail het
goede. Natuurlijk is dat kinderlijk. Maar
zou er voor een zich volwassen voelende
geest geen andere weg bestaan dan die
van het levensmoede relativisme, kind van
het fin de siècle? Als men de tekenen
des tijds verstaat, zal men spoedig zich
weer voegen bij een zij het nog zo
nuchter hernieuwd communiegevoel.
Afijn: slopers moeten er zijn. Tegen
het dode in het oude! Maar moet nu vol
strekt iedereen slopen en afbreken? Sale
siaans Nieuws, de Salesianen in Neder
land, de Salesianen van Don Bosco voelen
zich daartoe niet geroepen. Ze respecteren
de pionierende sloopploegen, zij het niet
zonder biddende bekommernis. Maar ze
doen niet mee!
DERDE WEG
graag verschoond
aak. Zo oud dat ze
En zelf blijven ze
van pogingen tot afbraak
moeten worden uitgebroken uit de Kerk
zo oud voelen ze zich echt niet. Ze willen
graag werken in alle rust. Als ze hun
licht op de kandelaar zetten, hebben ze
daarvoor hun redenen (vgl Mt. 5:15) niet
alleen, maar ook hun zorgen. Laat dan
de brave weldoeners „daarvoor moeten
opdraaien" om ons even elegant uit te
drukken als de steller van: Dat moogt ge
niet, Salesianen. Maar verwar onze Hoop
niet met een facie] optimisme dat inder
daad meer kwaad dan goed sticht. Als
steller iets aan wil vallen, zou hij zich
kunnen richten tegen die mensen voor
wie alle goeds in de toekomst ligt. In
de werel<j van morgen?
J. Klein sal.
„De Derde Weg" bestaat uit drie
punten, die onderling zeer sterk
samenhangen. Hun verbondenheid is
zo sterk, dat men een van de drie
punten niet terzijde kan schuiven
zonder het geheel onmogelijk te
maken.
Het schijnt soms dat 2000 jaren
christendom ons er nog altijd niet
van overtuigd hebben, dat de liefde
voor de mensen bepalend en door
slaggevend is voor onze godsdienstig
heid en niet de wet. Altijd weer op
nieuw klampen wij ons vast aan de
geboden. En nog altijd beoordelen wij
elkander met als norm het aantal
geboden, dat de ander wel of niet in
acht neemt. Het gaat er altijd maar
alleen om of iemand zijn plichten
doet, zijn Pasen houdt, voor de Kerk
getrouwd is, niet aangesloten is bij
ZORG VOOR GEBREKKIGE KINDEREN, een klassiek man:
i naastenliefde.
nog steeds actueel voorbeeld van concrete
Het zijn twee Fransen geweest uit
de 18e eeuw, die het monument ge
schapen hebben van een geestes
wereld, die nu eindelijk in onze tijd
de laatste slagen van de slopers
hamer krijgt. Dan is het voorhij en
een hoofdstuk van de geschiedenis
WPH
WÊÊÊtÊÊÊlÊÊÊf^*^
O'
..Nu er steeds meer vakantieplan
nen op tafel komen", aldus Hond met
lichte staartslag, „is het zaak het
thema der zogenaamde vakantie
spreiding weer eens degelijk met el
kaar door te blaffen. In de verkio-
zingsredevoeringen hoorde ik er tot
dusver zo goed als niets over. Vol
gens mij zal het vraagstuk der va
kantie-spreiding nooit worden opge
lost, als men niet helemaal aan de
andere kant begint. Wat bedoel ik
met helemaal aan de andere kant
Daar bedoel Ik dit mee: los eerst
het vraagstuk der arbeddsspreiding
op. Neem als voorbeeld de hond. Nu
de trekhond zo goed als tot het ver
leden behoort, wordt er door de ge
middelde hond slechts bij tussenpo
zen werkelijk gearbeid. De hond
spreidt zijn arbeid over het hele jaar
uit, hetgeen met zich meebrengt dat
meostentijas praktisch geen poot
noeft uit te stek°n. Daarmee is voor
de hond elk vakantie-vraagstuk van
de baan. Honden spreiden geen
vakantie, doch genieten haar.
Zij spreiden hun arbeid, en wel zó
dat deze arbeid wordt herleid tot een
uitgerekte serie intermezzo's, die hun
vakantie-schema voor eentonigheid
behoeden.
Het principe is eenvoudig; de toe
passing blijkt bij mensen op moeilijk
heden te stuiten. Geen hond loopt
zijn medehond tijdens beider vakan
tie-bestaan voor de poten. Deze pro
blematiek wordt slechts ervaren door
mensen, zulks als gevolg van het
feit, dat mensen over het algemeen
wel weten wat arbeid is, maar slechts
weinig of geen benul hebben van de
diepe betekenis van het woord va
kantie. Dat is de hele moeilijkheid"
der mensheid beëindigd en vervloeid
in een nieuw hoofdstuk, dat we na
al schrijvende zijn.
JJiderot en d' Alembert aan het hoofd
van een talrijke stoet medewerkers schre
ven de Encyclopedie „Alles immers, wat
„gekend" werd, moest in dit werk wor
den geïnventariseerd de gehele mense
lijke beschaving moest worden samen
gevat in één grootse synthese, in een ba
lans die nu werd opgemaakt", schrijft
Wigman in zijn „Geschiedenis van de
mensheid".
Snorkend van eigenwaan heeft het
mensdom van die dagen in bewondering
gestaan' voor hetgeen de rede- het koele
verstand zo al kon bevatten en niemand
twijfelde eraan of eens zou de tijd komen
dat alles gekend zou worden.
Kennis is macht. Een royale eeuw lang
zijn de mensen op jacht gegaan naar ken-
üIS'j scbo°l werd het troetelkind.
Goedschiks of kwaadschiks, maar de kin
derhoofden dienden gevuld met de wa
penen van de kennis, want daarmee was
de wereld te veroveren
De liberale 19e eeuw was er gek mee.
Ten onzent creëerde Thorbecke de HBS
Het is ondoenlijk bij elkaar te schrijven
wat al termen en begrippen en hebbelijk
heden er samenhangen met dat kennis-
ideaal.
Wij feliciteerden onlangs een mevrouw
met het „slagen van haar dochter. Het
diploma ging in de map bij de andere.
De kinderen hadden er met elkaar al 12
bij elkaar geharkt, zei ze.
Wat denkt u van het woord „leerstof"?
,,Hij kan goed leren", zeggen we en de
conclusie is zo vanzelfsprekend: hij zal
het een eind schoppen.
Maar kennis diende geen monopolie te
zijn voor burgers die hun hogere burger
school hadden. De sociale strevingen
brachten ons omtrent het kennisideaal ook
geen nieuws, integendeel, ook het arbei*
dende volk diende voortaan de vruchten
van de kennis te kunnen plukken.
Sindsdien kennen we de dwaze term:
„Volkshogeschool".
Zie om u heen. Het is juni, juli:
examentijd.-De ene helft van Nederland
vraagt de andere helft wat deze weet én
niet weet. De vraag naar de mens die we
de „bezitter" van die kennis noemen,
wordt niet eens gesteld. Het gaat immers
niet om mensen. Het gaat om de „stof"
Het gaat om de „afvraagbare kennis". En
dat laatste is beslissend voor wat wij
„slagen" noemen. Maar het zou zo niet
moeten zijn. Het gaat immers wél om
de mensen en niet om de kennis die
men bezit als ware het een goed dat
opgetast kan worden in de archiefkasten
onder de hersenpan.
Kennis is macht. Dit ideaal heeft de
mensheid op het spoor, gezet naar de wa
terstofbom. Die hebben we nu. Het schijnt
een eindpunt, want onze ogen openen zich
en aller ogen groeit de zekerheid, dat het
kennisideaal een vals ideaal was. Er is
kennis, maar het kennen geschiedt niet
alleen met het koele verstand, maar ook
met alle andere en vele rijke mogelijkhe
den waarmee de mens het geschapene
benaderen kan, met fantasie en intuïtie,
het meest nog met het hart dat bij de
dingen moet zijn.
Hoe anders ook wordt het kenbare wan
neer wij het zo. met ons hele mens zijn
benaderen. Het kenbare is er, maar het
onkenbare ook. In het onkenbare moet
men geloven en het evenzeer een plaats
geven in zijn bestaan. De atoomexplosies
kunnen ons de ogen openen voor de waar
heid dat het ideaal van de vorige genera
ties dood- en muurvast gelopen is. Gebrek
aan verantwoordelijkheid, aan hart, aan
inzicht, gebrek aan alles, behalve kennis
hebben het satansei geconstrueerd. En al
dat andere had ons juist van die stap
moeten weerhouden.
een verboden partij enz. Nu zijn deze
dingen allemaal natuurlijk zeer be
langrijk en mogen niet verwaarloosd
worden. Christus is de wet niet
komen afschaffen. In Zijn eigen leven
heeft Hij voortdurend een groot
respect getoond voor de wet. Maar
wel heeft Christus voortdurend en
talloze malen in woord en in daad
de nadruk gelegd op het feit, dat de
wet en de geboden niet het belang
rijkste zijn maar dat het aankomt
op de liefde. De liefde is de laatste,
de bepalende en de doorslaggevende
norm van het christendom.
In een van zijn radio-causerieën
sprekend over de naastenliefde zegt
We dachten over kennis naar
aanleiding van een vergadering,
waarop men ons voorlas uit de
bijna honderd jaar oude statuten
van een katholieke organisatie
die onder andere op cultureel
terrein werkzaam is. Ze waren
tevoorschijn gekomen uit een
oud cilinderbureau. Het was een
merkwaardig en uit historisch
oogpunt interessant stuk. Hoe
doelbewust stond er in opge
somd wat men zich voorstelde
voor de leden te organiseren ter
bevordering van cultuur en ken
nis. Van lezingen en culturele
avonden tot en met het verzor
gen van een leestafel in de So
ciëteit!
Hoe fier ook stonden daar de
woorden „katholieke beginselen"
waar het ging over de middelen
om de doelen te bereiken: met
alle middelen, die in overeen
stemming zijn met de katholieke
beginselen Dat waren de sterke
zekerheden van waaruit men
vertrok.
Hoe stond ook de scheppers
van die organisatie het ideaal
voor de geest, binnen de gebor
genheid van het katholieke huis
al deze cultuurdaden waarvan
men zoveel heil verwachtte te
beleven.
En nu? Het kennis-ideaal is
dood. Probeer maar eens een le
zing kwijt te raken die kennis
aan moet brengen. Dan kan men
door de zaal schieten.
Het vaandelkatholicisme, fier
en zelfbewust, de Roomsen-dat-
zijn-we-mentaliteit kent onze
tijd niet meer. Het ideaal van het
Katholiek Verband heeft zijn
bastions zien verminderen tot de
allernoodzakelijkste.... en die
worden aangevochten. Ondertus
sen denkt er geen mens meer
over uitgaan in katholiek ver
band, naar schouwburg, concert
of bioscoop.
Het was een stuk uit de faillie
te boedel van een voorbije tijd.
F.B.
BEHALVE macht noem
den de mensen de
kennis, dat is alles
wat voor de rede grijpbaar
is, ook nog deugd. Het on
geloof was feitelijk toch
een geloof. De ongelovigen
gingen op weg om alle ge
heimen aan de bestaande
wereld te ontfutselen en
veronderstelden daarmee
de ene klap na de andere
uit te delen aan de God
van de Christenen, die zij
gesproten achtten uit
angst, bijgeloof en onwe
tendheid. Achter de hori
zon van het nu nog onop
losbare lag het paradijs
zonder problemen. Dat was
hun geloof.
De Christenen, evenzeer
kinderen van hun tijd,
gingen op weg om God,
Kerk en Geloof zoveel als
dat kon onder de hoed van
het verstand te vangen. Ze
hanteerden tegen de onge
lovigen dezelfde wapenen
als waarmee ze werden
aangevallen: ze vochten
terug met „bewijzen" en
probeerden ijverig te over
tuigen in plaats van te
getuigen. Om het Paus
schap en daarmee de Kerk
te redden moest je het be
staan van de Pausin Jo
hanna kunnen weerleggen
tegen de documenten door
de vijand voor haar be
staan aangedragen.
Er zijn meer zulke grap
pige illustraties.
Wie de boeken las met
bewijzen voor het feit dat
de Katholieke Kerk de
ware Kerk is. moest zich
laten dopen. Er was im
mers geen speld tussen te
krijgen?
En thans nog geeft men
op onze scholen „Gods
dienstleer", als een vak
waar men een punt voor
halen kan.
Het leek allemaal zo be
reikbaar. Het geloof een
veilig bezit, de Kerk met
dezelfde koelheid van hei
verstandelijke georgani
seerd. Een hecht schip
koersend door de stormen
(door de „vijanden van de
Kerk" veroorzaakt), zeker
van het succes, stevende
door de eeuwen heen naar
het definitieve einde. Ten
onzent heeft dit beeld in
het bijzonder de werkelijk
heid gedekt.
In het licht getreden op
de helft van de 19e eeuw
kon de opbouw van het
Roomse huis beginnen,
vanuit de zekerheid dat er
voor katholieken geen on
opgeloste problemen meer
bestonden. In de porte
feuille van het geloof was
alles geordend. Wat men
wist of kon weten zat bij
elkaar en de geheimen za
ten ook bij elkaar met een
akte dat het redelijk was
aan die geheimen te gelo
ven. Binnen 100 jaar
schiep Katholiek Neder
land zich een organisatie
wedde die nergens in de
wereld zijn weerga kent.
In de geborgenheid ervan
kon men zich veilig voe
len temidden van de
vijandige wereld. En toch
verzwakte het geloof, lie
pen de mensen weg en de
kerken leeg.
Wij geloven dat de oor
zaken voor een zo bijzon
der groot gedeelte liggen
in het onpersoonlijke, in
de koele, aan ons hart niets
zeggende sfeer van het
verstandelijke. Een geloof
van het verstand geeft
men op als men het niet
begrijpt of het er niet lan
ger mee eens is.
Een Kerk als een loutere
organisatie verlaat men als
men er iets tegen heeft:
als men vindt dat zijn be
langen er slecht in behar
tigd worden.
Een Kerk die leeft in de
harten van de mensen ver
laat men niet. Een geloof,
dat men beleeft met heel
zijn menswezen als een
avontuur met Christus
geeft men niet op.
Dat ontdekken we nu bij
de Kerk zonder mensen.
prof. Wijers aldus: „Jesus heeft ons
altijd weer geleerd, dat de menselijk
heid van de mens, zijn liefde, de
maatstaf moet zijn voor zijn god
gevallig handelen. Hij heeft geen
vage gevoelens geëist voor de hon
derden, die met mij over straat lopen.
Als je er over nadenkt, weet je toch
wel, wat Hij moet hebben bedoeld.
Toen dat oude vrouwtje met haar
koffer voortschuifelde naar de bus
halte, liep haar een jonge vent voor
bij, die gauw de laatste mis moest
halen in de kerk daarginds; het
was immers zondag. Wij weten wel,
dat God geglimlacht zou hebben, als
hij dat mensje die honderd meter
naar de bus zijn arm had aangeboden
en zijn sterke kracht, ook al bestaat
er dan geen „wet" om oude mensen
naar bushaltes te begeleiden
Als we moeten leren, wat naasten
liefde is, kan het goed zijn je af te
vragen, wat Christus toch wel be
doeld moet hebben. Er is geen maat
staf voor ons handelen, die de godde
lijke zozeer nabijkomt als de goed
heid van ons hart en het spontane
hulpbetoon. Want God is liefde (1
Joh. 4-8)".
Niemand zal het, dunkt ons, als
een belediging opvatten wanneer wij
stellen, dat wij er nog altijd niet in
geslaagd zijn dit wezenlijke kenmerk
van het christendom tot z'n recht te
doen komen.
Wat „De Derde Weg" nu voorstelt
is de heel concrete en directe goed
heid van mens tot mens. Het goed
zijn voor de mens die hier en nu een
beroep doet op mij. Al is dat beroep
maar zeer zijdelings. Het betekent
een eerlijk respect voor elke mens
die we op onze weg ontmoeten. En
dat zijn er elke dag zeer velen. In
de kring van het gezin waar wij deel
van uitmaken. Hoe dikwijls zijn er
binnen de wanden van het éne huis
al niet spanningen en misverstanden.
Jonge mensen die een zeer progres
sieve geestelijke geloofsvernieuwing
voorstaan doen soms thuis niet de
geringste poging om mild en hartelijk
te zijn. We geven onmiddellijk toe,
dat het eenvoudiger is en gemakke
lijker om een radicale (vooral radi
cale!) vernieuwing te propageren
dan om een ongelijk te bekennen of
een ruzie bij te leggen. Concrete
naastenliefde is het milieu van ons
werk. Van welke aard dat werk ook
is. Concrete naastenliefde, ook in
ons optreden in kleinere of in grotere
kring. Het kenmerk, het eigene van
het christendom is deze concrete
liefde. Zo „onzakelijk", zo weinig
„beredeneerd", zo weinig „verstan
dig", maar ook zo groots en goddelijk
als Christus ons daarin is voorgegaan
Alle liefdadige organisaties en wer
ken kunnen ons nooit ontslaan van
deze allereerste èn allermoeilijkste
opdracht.
Deze menselijk en van God-ver
kregen goedheid, dit zinvolle respect
voor ieder ander, deze belangeloze
houding t.o.v. iedereen, dus voor
ouderen en jongeren; voor geleerden
en domme mensen en a-socialen;
voor mensen met veel geld en relaties
en voor mensen zonder enig aanzien;
voor werkgevers en voor werk
nemers, voor katholieken en niet-
katholieken: moet weer opnieuw,
beter en sterker dan voorheen het
christelijk getuigenis zijn. Zonder
deze liefde als bron zijn alle activi
teiten alleen maar krampachtige,
verdrietige en tragische mislukkin
gen.
Het tweede punt betreft de achter
grond. de ideologie van deze concrete
naastenliefde. De bezielende gedach
te is geen andere dan de oerchriste-
lijke idee: Dè Heer is nabij.
De christen leeft altijd in een
adventssituatie. In hem leeft de im
mer groeiende verwachting van de
komst van Christus. Christus is nabij.
Ons evenzeer als Sint-Paulus. Hij is
ons nabij in een absolute nabijheid.
Daarom heeft de christen altijd haast
Hij is naar z'n wezen en z'n aard
een pelgrim. Nergens mag hij zich
blijvend nestelen of installeren Ner
gens heeft hij een blijvende woon
plaats. Heel dit leven staat in het
teken van de pelgrimage.
Sint-Paulus spreekt van „een ver
lost zijn in hope". (Rom. 8-24).
Door het geloof is de christen
binnengetreden in het Rijk Gods.
Maar de sacramentele begenadiging
bevindt zich hier nog in een „begin
stadium". Eenmaal zal Christus ko
men en voltooien wat Hij begonnen
De naam van het hiernaast kort
weergegeven voorstel van pater
dr. H. Borget is vrij willekeurig en
alleen maar provisorisch gekozen.
De naam vindt z'n oorsprong in de
gedachte, dat noch in de weg van
het kapitalisme, noch in de weg
van het communisme de kansen
liggen voor een zinvol menselijk
bestaan. Alleen het Christendom
biedt de oplossing. Maar dan het
Christendom in de gestalte die
Christus zelf eraan heeft gegeven.
is. Daarnaar ziet de christen uit. Het
heil van Christus is aanwezig, maar
de deelneming eraan is nog onvol
ledig. Het is een bezit, maar een
bezit in hoop en verlangen. Zo is de
Kerk en wij met haar altijd pelgri
merend naar de kgmst, de definitieve
komst van Christus en van Zijn Rijk.
En als dan eenmaal het teken van
Christus aan de wolken van de hemel
zal verschijnen en Hijzelf op die
jongste dag Zijn oordeel zal uitspre
ken, dan zal het criterium van het
eindoordeel zijn: Ik was hongerig en
je hebt Mij te eten gegeven; Ik was
dorstig en je hebt Mij te drinken
gegeven; Ik was naakt en je hebt Mij
gekleedDe maatstaf van het
eindoordeel is dus geen andere dan
de concrete naastenliefde.
xjit derde punt geeft het antwoord
op de vraag: waar wij de kracht uit
moeten putten om ons leven de voort
gezette houding te geven van de
concrete naastenliefde.
In de Eucharistie herhaalt de pries
ter met de rond zich vergaderde
gemeente, wat zich afspeelde bij het
Laatste Avondmaal. De Eucharistie
moet daarom voor ons de gestalte
aannemen van een maaltijd, „al komt
dit in de huidige ritus, die 15 eeuwen
en 4 eeuwen verstarring heeft door
gemaakt, minder duidelijk tot uit
drukking dan in de christelijke oud
heid". (Dom A. Verheul O.S.B.).
Door deel te nemen aan de Eucha
ristie voeden en versterken wij ons
voor de aardse pelgrimstocht. Het is
een ontmoeting met Christus. Waar
door Zijn leven in ons komt. „Wie
Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt
zal het leven in zich hebben". En
dit „leven" wordt door de Kerkver
gadering van Trente concreet uitge
drukt in deze woorden, waarmee zij
het voornaamste uitwerksel van de
Eucharistie vastlegde: de gloed van
de liefde. Wanneer Christus in ons
leeft, zullen wij in staat zijn dat te
doen waartoe wij uit onszelf onbe
kwaam zijn. Wij vieren de Eucha
ristie in gedachtenis aan de Heilsdaad
van Christus: „totdat Hij weder
komtZo vat dit derde punt de
beide eerste punten samen. Zo groeit
er een gesloten geheel.
im