POLITIEK Strijden vanuit een eerlijk ideaal mensen van morgen wereld in wording DEMOCRATISCH RITUEEL Homo ludens 0Ê r HONDEPRAAT Een artikel en een open brief Aan de vooravond De liturgie begint in oude schoolgebouwen Verkiezinkje spelen fm i* ff. ;t: /i -J ZATERDAG 9 JUNI 1956 PAGINA Notities van een outsider De gezelligheid van verkiezingsavond luwt meestal tegen de tijd dat de grote steden „uitgeteldzijn. IS EEN SPEL VAN GEVEN EN NEMEN Een heel enthousiaste mijn heer schrijft ergens in een K.V.P.- verkiezingskrantje achter de naam vah lijsttrekker Romme de niet geringe titel: „hemelbestor mer". Dit bracht ons op een kleine overweging over het be roep politicus, waarbij we tot alle mogelijke andere conclusies kwa men, maar juist net niet tot he melbestormerintegendeel: tot aardbestormer. Van het redactieteam van onze jongerenpagina stelde er één op een werkvergadering de vraag: „Jongens, zullen we niet iets doen met de verkie zingen?" Een bijzonder voor de hand liggende vraagmet een bijzonder voor de hand lig gend antwoord: „Laten we ons daar in Godsnaam niet mee bemoeien!" En toch De jonge lezerskring, waar we ons op deze pagina zeer speciaal tot richten, zal wel licht niet deze keer, dan toch de volgende keer zijn plicht van staatsburgerschap dienen te vervullen en aldoende deelnemen aan de Neder landse democratie. En ook, het is toch niet per se nodig om over partijen met alle haken en ogen daar aan verbonden te beginnen als men over verkiezingen wil spreken, en voorts is het toch niet per se onmogelijk alge mene waardevolle gedachten te putten uit dat politieke bedrijf, die ons jongeren in teresseren en appeleren aan een bewust christendom, waarom deze pagina nog al tijd begonnen is? Ondanks de bekende ver onderstellingen dat dat poli tieke gedoe maar een akker tje schijnt waar weinig edels van te oogsten is. En daarom een paar ge dachten naar aanleiding van de verkiezingen. Aanstonds reiken we elkaar de broederhand De verkiezingen hebben In „Actio Catholica", een uitgave van de Katholieke Ac tie, afl. april stond een artikel getiteld: „Kerk zonder men sen mensen zonder Kerk," ondertekend door S. Jelsma M.S.C. en groep Plein '56. Enkele weken terug rea geerde de heer Kees Fens op dit artikel met een „open brier' aan pater Jelsma. De week daarna gaf pater Jelsma een „wederwoord" in de Linie. Daarin betoogde hij vooreerst dat de plaatsing van het arti kel een misverstand was. Groep „Plein '56' had een con cept samengesteld voor een brochure die eventueel t.z.t. verspreid zou worden onder drempelkatholieken. De redac tie van „Actio Catholica" had per vergissing dat concept als een bijdrage voor het blad ge zien en geplaatst. Bovendien was de ondertekening onjuist, daar het concept was samen gesteld door de groep als groep, waar pater Jelsma deel van uitmaakt. Maar vervolgens ging pater Jelsma uitvoerig in op de brief van de heer Kees Fens. Als het uur der beslissin gen gekomen is, maakt iedere stemgerechtigde zich op voor het ceremonieel van het staatsburgerschap. De liturgie begint in oude schoolgebouwen. Dat zijn de gewijde hallen der democra tie. In de gangen staan de banken opgestapeld. We komen nooit meer op school sedert onze jongens jaren, behalve om te stem men. Dan voelen we echt dat er toch wel iets met ons ge beurd is. Dankbaar denken we dan aan de meester die meehielp om van de broe kenman de stemgerechtigde Nederlander te maken die we nu zijn en die aanstonds zijn invloed op de regering gaat staan uitoefenen. Zachtjes oplieren \Uj wMi V vV-; I God heeft de mensen nodig Het gaat de politicus er immers om de aarde een stukje meer be woonbaar te maken, dat is zijn scho ne arbeid., de hemel? Och, neen, geen politici op de weg naar de he mel. De aarde meer bewoonbaar te ma ken, ieder in het gebied waarvoor hij mede verantwoordelijk is. Dat doen de honderd mensen dadelijk die in 's-lands vergaderzaal willen gaan ze- telen. Voor waar een schone taak. De een wil het zus en de ander zo, ze willen het allemaal anders. De aarde bewoonbaar, voor weduwen en wezen, ouden-van-dagen, arbeiders en middenstanders, ondernemers en kunstenaars. Het kan een gekrakeel worden van jewelste, maar de inzet van hun aller arbeid is steeds dezelf de ons aller welvaart. Ideaal gezien, vinden we een van de markantse facetten van 't karak ter van iedere goede politicus: zijn incasseervermogen. Politiek is de kunst van het hoogst bereikbare. Buren takelen elkaar toe om een geklopte mat boven een ach tertuintje. In de beste families wordt nageoor- logd tot in het onchristelijke om een erfenis. Deel van de buit. Iedereen in het leven ondergaat de bekoring iets niet te nemen wat hij wel moet nemen, of alleen tevreden te zijn met alles en niet met het meest bereikbare. De politicus doet niet anders dan zich schikken met een deel van de buit. We hebben ons vaak gelaafd aan de sportiviteit waarmede de gezonde nen in 's lands vergaderzaal een verlies of een gehalveerde winst ac cepteren, waar ze zo graag uit eer lijke overtuiging de zaak anders of beter geregeld hadden gezien. Ze mogen elkaar in de haren vlie gen; op het o-zo-menselijke stuk van geven-en-nemen, waar dagelijks een legioen mensen de grootste moeite mee heeft, zijn politici in onze ogen flinke jongens. We willen dit ook graag bedenken wanneer ze zich tegenover de kie zers hebben te verantwoorden over het bereikte, maar meer nog over het niet bereikte. Het is een spel van ge ven en nemen. Niemand heeft het alleen voor 't zeggen. We herinneren ons in dit verband de oprechte gezamenlijke vreugde van alle bestuurderen, boven alle partijschap uit rond minister Suur- hoff, toen deze de wet. binnenloodste die de associatie oud en arm (zoals de Kamervoorzitter zeide) voorgoed naar het verleden verwees. De politicus is een schaatsenrijder; dat hij af en toe tot in het onmoge lijke krullen draait om „eruit" te ko men met het grootst mogelijke deel van de winst, schijnt een beroepsver leiding. Dan ontstaan er uit- en aangeklede Lingadiatti's of indeihaast opgerich te ministerszetels, die zelfs voor de meest trouwe partijman niet meer te bevatten zijn. Och, ook politici moet men de ver lokkingen van het boze laten. Vol maakt is niemand. iets van de bankenpacht in som mige kerken. We mochten eens zoiets meemaken. Het was een reuze herrie in de kerk. Van de achthon derd plaatsen waren er maar een kleine honderd interessant en daar ging het °m; een partijtje op de eer ste rijen en een partijtje met ruim zicht op de kansel. Met guldens werd de strijd tussen de belangrijkste fa milies in de parochie uitgevochten. Het ging er pittig aan toe, wat ook wel nodig was voor de pastorale por temonnee. De zondag daarop zaten allen muis stil op hun plaatsen, minzaam, in broederlijke liefde verenigd rond het offer, biddend voor elkaai, voor le venden en doden. Zoiets schijnt onder mensen moge lijk te zijn. Vandaag vliegen we el kaar in de haren, bezweren et kie zersvolk dit te doen en dat ie la ten; als de strijd gestreden vin den de voornaamste families op het stuk van het regermgsbe vergaderend, etend van galadine of monumenten onthullend. Al die partijschap van^ heden ovar~ stijgt men morgen in 's lands oe- lang. Dat is de moeite van het over wegen waard. Al kunnen we door de bomen nog zo moeilijk het bos herkennen, al ver doezelt al dat verkiezingsdrukwerk meer dan dat het verduidelijkt, ach ter elke partijbeginsel staat een eer lijk ideaal, dat beleefd wordt door honderden oprechte mensen, hoezeer sommige ook vastgelopen zijn in be krompenheid. „mim T„ t-v E VERKIEZINGSTIJD IS DE I I TIJD van eerlijk menselijk idea- lisme. Iedere groepering vecht voor wat haar als het beste en meest geschikte beleid voorkomt voor de welvaart van allen. Zie maar eens welk een bereidheid te sjouwen en te ploeteren er alom Partijleiders op tournee, die zich beslist heel moe maken; handen vol geld dat ergens vandaan moet ko- men en gestoken wordt in de propa ganda; een leger yar} naamlozen, het thuisfront dat bij alle acties on misbaar is, dat een monument ver- dient; de stencillaars, de adressen- tikkers, de papier-in-de-bus-stoppers. de plakkers, is op do been. Allen gedreven door een oprecht idealisme Wat de een een staatsgevaarlijk man acht, in zijn welvaartsverwach tingen, noemt de ander een voortrek her, een groot leider, noemt een der de partijbons. Laat hen noemen. Straks groeit de eenheid en dat kan omdat de grondslag van de verkie zingsstrijd in ons vaderland het al gemeen belang is, waar ieder strij der uit een eerlijke overtuiging aan t edoet. Eerlijke mensen, met zuivere be doelingen en een dienend idealisme, hoe onderscheiden van inzicht ook. vinden elkaar altijd. Dat is een groot goed van de Nederlandse democra tie. In die merkwaardige brief van de heer Kees Fens werd niet ge rept over het belangrijkste frag ment van het artikel in Actio Ca tholica. Zijn open brief was een felle aanval in zeer beledigende termen. We moeten die brief maar zo snel mogelijk vergeten, want hij was niet best. Wie meent nota- bene tegen pater Jelsma de kerk te moeten verdedigen kan zich alleen laten inspireren door dat wat de kerik ons alleen als de enige bron van ons handelen voorhoudt, door de liefde. Wan neer men gaat beledigen en insi nueren dan verdedigt men niets meer. En zo'n open brief is dan niet meer dan een dwaze en trieste slag in de lucht. Overigens lijkt het ons niet nodig om pater Jelsma te assisteren in zijn ver dediging. Zijn dagelijkse werk legt voldoende en afdoende ge tuigenis af om alle aanvallen „binnenskamers" en via „open brieven" te ontzenuwen. Waar wij echter van mening zijn, dat het voortreffelijke blad „Actio Catholica" onder de lezers van deze pagina niet bijzonder bekend is lijkt het ons goed een overzicht te geven van het artikel aan Plein '56. Abbé Pierre. Het artikel begint met te wijzen op de figuur van Abbé Pierre. De ze Franse priester heeft zijn be kendheid verworven door zijn een voudige werk van mensen helpen. Zo maar zonder bijbedoelingen, zonder zich als doel voor ogen te stellen hen te bekeren. Zijn eni ge schuchtere aanbod tot een mens in nood is: „Kom met me mee. Ik zal je een dak boven je hoofd ge ven. Ik zal je brood geven. Ik zal trachten je te geven wat je ver langt". Abbé Pierre brengt duizen den in beweging. Waarom voor hem zoveel belangstelling en waar om zulke lege kerken elders? Trekt hij misschien de mensen on weerstaanbaar naar zich toe, om dat hij mens is en dat uitdrukkelijk wil zijn? En verliezen de kerken anderzijds wellicht steeds meer aanhangers, omdat de mensen die nog in de kerk zijn zo weinig mens zijn? „Graag zou ik willen nagaan (zo zeggen de schrijvers ligt hier misschien niet een reden waarom de heer Fens aan één schrijver dacht?) of de klacht, dat de kerk zo weinig menselijk is, gegrond is". Vanuit de gedachten- gang van de drempel-katholiek worden dan een groot aantal „on vrijheden" opgesomd. Het is een omschrijving van vele vaak ge hoorde klachten. Het is nu zaak zo vervolgen de schrijvers om deze klachten te bezien tegen de achtergrond van 'n diepere en ruimere werkelijkheid. Na dit al les vragen de schrijvers aandacht voor de figuur van Christus. Hij wordt beschreven in zijn grote en waarachtige menselijkheid. De Kerk die Christus sticht is een schone menselijke gemeenschap- „Een kerk zonder mensen zien we en temidden van mensen zon der Kerk leven we. We kunnen eindigen. Alles is ingedeeld en op- Daartoe zijn 'n aantal strand bad - uitkleed - hokjes opgericht. Daarin moet het gebeuren. Daar in zullen we het doen, helemaal alleen, al kunnen we geen haak je er opf doen, zoals bij andere eenzame bezigheden. Maar het moet geheim. Eerst naar een tafel. Daar achter zitten drie mannen heel de dag eerlijk te doen. Ze hebben veel rookgerei bij zich en de juffrouw naast de school die „al tijd" voor koffie zorgt hebben ze vanmorgen al goedendag ge zegd, toen ze de schooldeur open sleutelde met een grote bos. „Morgen juffrouw, daar gaat ie dan weer hè, nou 't is lek ker weertje, d'r zullen er wel veel komen.,, „Ik breng koffie hoor." Onze naam wordt in een groot boek opgezocht. Tot hun grote Hoe wonderlijk zijn de mensen! Bij onze meest ernstige bezig heden, betrekken we nog een spelelement. Met het landsbelang als inzet leveren we slag met de ridderlijk heid van een Bourgon disch steekspel in het algemeen dan waar bij we echter aan moe ten tekenen dat het ont breken van bar en boos krijgsgewoel ook wel komt van onze goed moedige burgerlijkheid. Het is dus niet alles sporteer. Overigens kunnen we het billijken dat waar het gaat tussen goed moedige burgerlijkheid en warmbloedige on stuimigheid, wij Neder landers kiezen voor het eerste. Maar daarover spreken we hier niet. Ziet hoe partijleidin gen met het kiezersvolk manoeuvreren. Zachtjes aan wordt het opgelierd en op temperatuur ge bracht. Alleen iemand op temperatuur kiest goed en kan met een flinke hoeveelheid eveneens opgewarmde geestverwanten een hele boel twijfelende broe ders en zusters ombui gen. En daarom wordt er kruidig gespeeched en geschreven. Maar hoe kostbaar de zielen ook zijn, plotseling springt er een troepje uit de band. Het verhittingsproces verloopt dan een iete watje te snel bij zulke mensen en dan reageert de partijleiding niet met een gratis koude douche. Neen, dan laat ze alle bezorgdheid schieten en distancieert zich plechtig van de on verlaten. Ze laten hen in de hun verstrekte hitte gaar smoren. Ze mogen niet eens meer op de partij stemmen De vijand reageert wee moedig en hangt de ethicus uit: „Hoe hebt ge zulks kunnen doen!" totdat van die kant men zich ook te buiten gaat. Dan is het 11. Meestal blijft het erbij, en dat is maar goed ook want in dat putschwieder putsch zit het gevaar voor een inflatoire be weging, hebben we be dacht en met schrik concludeerden we dat zo'n beweging eindigt in een bloedige revolutie. Maar als we dan den ken aan wat wij al -,uit de band springen noe men" ijscopapiertjes op de snor van Drees plakken; nummertjes 2 ophangen op een pro cessiedag slapen we weer rustig. Het er dik opleggen Waartoe ,de mensen al niet komen in de ver kiezingstijd. Honderden worden een klein beetje leugenaar in het nette en met de beste bedoe lingen. Genuanceerd denken wordt so-wie-so niet meer gedaan. Het zijn de propagandalei ders, de stukjesschrij vers en de sprekers. Het mag er weieens lekker dik bovenop liggen. En het grappige is dat iedereen het in de ga ten heeft. Kijk maar eens naar al die men sen die een verkiezings- krantje inkijken. Ze trekken allemaal een postzegel van: „Moet je-mij-hebben, dan moet-j e- vroeger-op- staan". En velen stap pen verder het leven door met een grenze loze verachting voor die smeerboel, voor die infame verkiezings strijd. „Als die gasten maar in de Kamer zit ten, is het weer klaar, krijgen ze 10.000 piek voor, moet je bij mij komen, zit al een jaar te wachten op een ver gunning, laten ze daar voor zorgen". Ge kent die typen.... maar pas op als het zover is. Op het uur der beslissingen spelen ze mee en verven ook een hokje rood. Veel verschil met een voetbalwedstrijd is er niet. De opwinding is gezellig, een beetje loeien tegen een stel dat onder de maat speelt, brullen bij een juweel van een doelpunt, een beetje dwepen met een geliefd speler, ook al steekt hij nauwelijks een been uit en werkt een mindere God zich de beroerte, de scheids rechter een beetje uit fluiten. En wat te zeggen van het legioen op de tri bunes! Als er een meeting gehouden wordt, zijn er honderden die met ple zierboten en met mut sen op komen luisteren en juichen, Abe, Abe, Abe Romme, Rom me. Romme. What's in a name? Zo speelt Nederland verkiezinkje. geruststelling ze kijken met zijn drieën— staan we er in. De middelste kijkt hoe de rechtse ons het grote vel met namen en hokjes geeft. Het is niet druk op dit uur. Het enige lawaai dat door de ge wijde stilte scheurt, komt uit een paar kinderkelen. Een paar moe ders brachten hun kinderen mee. Er is nog een man op de been. Hij wijst ons één van de dorps kabinetten aan, die net is vrij gekomen- We stappen binnen. Het gewichtige moment is ge komen. Aanstonds zal de we reld weten, dat we onszelf rege ren, zullen we ons lot in eigen handen hebben genomen. Het papier is groot en staat vol met namen. Aan een touw tje bungelt een dik stuk rood po+lood. Het is de universele ballpoint van het Nederlandse volk. Vandaag geen standen en standjes. We creëren een kamer met hetzelfde potlood Geen goudbeslagen Parkers van de kapitalisten, geen boodschappen- opsphrij f-potl ood.ies van keuken meiden, geen timmersmanspot- loden van de proletariërs komen er aan te pas. Alleen het eindje rood gemeen te-potlood met een punt als een aardbol. Onze vinger glijdt langs de na men als in een telefoongids. Daar staat ie! We behoeven niet meer te zoeken. We kras sen met de zekerheid van een overtuiging. Het hok voor zijn naam wordt langzaam rood. Vier jaren lang zal hij voor ons vech ten, pleiten, ploeteren en sjou wen. Sterkte, kerel. Niemand heeft over onze schou der meegekeken. Goddank! We leven in een vrij land. Het ge heim bleef bewaard. We vouwen het papier op. De mannen kijken toe hoe we het in de gleuf van een grote bus stoppen. We kun nen gaan. Het democratisch ri tueel is verricht. Vanavond gaan we de krantenkantoren af. Zo stil als het in het stemlo kaal was, zo lawaaierig is het voor de krant 's avonds. Hier staat het ceremonieel in het te ken van de stijfselemmer. Kerels lopen af en aan met glimmen de ingesmeerde papieren vol cij fers. Dié gaan tegen het opge richte schot tot teleurstelling of vreugde onder het publiek. Een beetje gewild wordt er wel gejuichd, want voorlopig, vroeg in de avond komen we niet verder dan Kudelstaart of Bees- terzvaag en daar zijn ze rede lijk gauw uitgeteld. Terwijl de zetels vol lopen, plenst een pick-up de oren dicht. Drees blijkt succes te hebben in Boerenkoolstronkeradeel. „Och, wat ben je mooi", zingt de pick up. In de Vijf - Heren - Landen heeft Ds. Zandt nog steeds klan ten, „zeeman, oh zeeman". Rom me zegeviert in Zundert en Klun- dert „Kijk eens in de poppetjes van mijn ogen." speelt het mu ziekje. Het wordt kil en het begint te regenen. We gaan naar huis. Als het straks goed hard regent eindigt de strijd bij gebrek aan strijders. Morgen zijn we allemaal weer broeders. Leve de democratie! gedeeld. Er rest ons slechts de be rusting en de aanvaarding. Of toch niet? Is er dan misschien nog een derde weg? Moet er dan mis schien nog zoiets bestaan als: men sen met een menselijke kerk?" „Mensen willen weer mens wor den. De kerk wil weer menselijk worden. Dwars door tegenkrach ten heen is een beweging gaande, al vele jaren. Een beweging, die misschien hier en daar door één man of door één vrouw op gang gebracht is; we weten het niet. Een beweging die misschien het duide lijkst begonnen is in Frankrijk, maar waarvan nu in vele landen de stem duidelijk wordt, bij oude ren en bij jongeren, bij priesters en bij leken, bij vooraanstaanden en bij eenvoudigen. Uit het vele dat geschreven en gesproken is en wordt valt al bij benadering een beeld te tekenen van die mense lijke kerk zoals ze worden moet". Niet alleen van priesters. „Die kerk zal van de mensen moeten zijn. Zeker niet alleen van de priesters". „De kerk is van al le mensen. Voor deze kerk zijn alle mensen verantwoordelijk. „De kerk moet in elke tijd de ene gemeenschap zijn, waarin ieder afzonderlijk en allen samen met de hartelijke liefde van Jesus Christus verlangen naar alle men sen". „In dit eerlijke verlangen zullen de christenen zichzelf herkennen als de in de geschiedenis voortle vende Christus. Wie geestelijkheid en kerkgangers slechts kritiseert en veroordeelt en voor de rest aan hun lot overlaat, scoort hij eigenlijk niet al te gemakkelijk doelpunten uit een buitenspel-posi tie? Tenslotte beschrijft de groep Plein '56 hoe de kerk-voor-de-men- sen zal zijn. „De kerk zal een tehuis zijn voor alle mensen, zoals Christus een toevlucht wil zijn voor allen. Niet op de eerste plaats voor hen, die geen bekering nodig hebben, maar voor de zondaars, voor de zwakken. Voor de mensen die tel kens weer hun beloften breken, die telkens weer moeten beken nen, dat er van hun goede voorne mens niets is overgebleven, voor mensen die alleen maar willen pro beren, nederig en zich bewust van eigen te geringe krachten". „Flauwe politieke spelletjes en halfzachte z.g. principes worden^ meer en meer verlaten". „De men sen van de kerk zullen bij u-itstek de uitdelers en verdelers van de welvaart moeten zijn, omdat zij alleen maar op deze manier hun woorden van gebed voor het dage lijks brood waar kunnen maken en omdat dit de weg is om de lief de van God voor alle mensen daad werkelijk bij alle mensen te bren gen. In gemeenschap met elkaar zullen wij telkens weer de maal tijd vieren, zoals Hij ons dat leerde. Steeds opnieuw zal het brood gebroken worden en onder ons verdeeld in hartelijke harmo nie. Terwijl we dat doen willen we weten, dat onder ons niemand ge brek lijdt. Nergens zal buiten die kerk een stem mogen opklinken van een broeder of zuster, die om Onze schuld ons aanklaagt". „Kom In ons". „Tenslotte zullen wij in elkaar de zondaar erkennen die we zijn. Maar inplaats van teleurstelling en schaamte zal ons dat eerlijker en nadrukkelijker en talloze malen met ons gehele wezen doen roepen om de Heer. „Kom Christus, kom in mij terwille van de anderen. Kom in ons terwille van de ande ren. Kom in de anderen, die wij uit eigen kracht niet kunnen trek ken. Kom in ons allen. Kom gauw, Heer". En Christus zal ons antwoorden: „Ik kom. Vanuit de eeuwigheid van Mijn bestaan, vanuit de gren zeloze liefde waarin Ik geboren ben. Ik ben er voor u allen. In Mijn begrip van tijd en plaats heb Ik u allen al, in de kracht van Mijn liefde, geplaatst in het huis van de Vader, waaruit ook Ik ben geboren. Maar Ik weet het: nog is Mijn werkelijkheid de uwe niet en wat voor Mijn ogen helder is als het zuiverste licht, is voor u verborgen en slechts zichtbaar door de sluier van het geloof. Ik ben u echter voorgegaan en ge zult Mij volgen. In uw eigen kloppend hart zal Ik u laten proeven tot in eeuwigheid wat geluk en wat lief de is. Nu reeds ben Ik bezig aan dit geluk te bouwen en die lief de te doen aanvangen. Daarbij heb Ik u nodig. Ja, het is waar: God heeft de mensen nodig. Het geluk, waaraan Ik bouw nu al, in de ze gebrekkige wereld is een geluk van vrede en gerechtigheid. In uw woorden en daden, in uw omgang met mensen, in Uw toe wijding en belangeloosheid wil Ik dat Mijn vrede en Mijn gerechtig heid komen. De liefde waarin Ik leef, zal in uw gebaren en in uw eerlijke naastenliefde, naar Mijn voorbeeld, in de wereld moeten aanvangen en om zich heen grij pen. Ik heb u nodig voor de komst van Mijn Rijk. Ik heb u nodig, niet als individualist, als loslopende kracht. Ik heb u nodig samen met anderen. Uw arbeid wil Ik verwe ven zien met die van anderen. Van zondaars, vraag je? Ja, natuur lijk, van wie anders? Uw overga ve en uw arbeid te zamen met die van zondige priesters en falende kerkgangers en kleingelovigen. Gij past niet in een gemeenschap van helden en heiligen. Ik weet tot wie Ik Mij richt. Komt allen tot Mij, die belast en beladen zijt. Komt samen. En viert uw gemeenschap bij de gemeenschappelijke maal tijd, die Ik u gratis aanbied". Dit laatste lange fragment heb ben we in zijn geheel geciteerd; misschien dat de lezers de onopval lende en eigenlijk in het geheel niet toevallige samenhang be merken met de gedachten die de vorige week werden neergeschre ven onder de titel: „De Derde Weg". ill „Dit land wordt geregeerd door mensen", aldus Hond lusteloos uit een verkiezingspamflet opkijkend, „en zover mijn kennis var de ge schiedenis reikt, is zelfs de vraag omtrent een eventueel actief of passief stemrecht voor honden nog nimmer nadrukkelijk aan de orde gesteld. De zichtbare gevol gen van deze historische onacht zaamheid zijn niet uitgebleven. In ons kleine vaderland gaat het soms echt wat je noemt mense lijk toe, zodat een oprechte vier voeter zich wel eens afvraagt waar moet dat heen Neem bij voorbeeld de huidige verkiezings strijd. Ofschoon ik me onmiddellijk bereid verklaar toe te geven, dat zekere dierlijke elementen aan de ze strijd schijnbaar niet ontbre ken, constateer ik toch met leed wezen dat zij als geheel typisch menselijk verloopt. Enkele maan den geleden begon men elkaar hartstochtelijk uit te schelden en uit te blaffen. Vooral de twee grootste partijen lieten het publiek geen moment in 't ongewisse om trent hun wederzijdse gevoelens. Eén pamflet was voldoende om iedereen de lust te ontnemen nog ooit te vragen: „zou de K.V.P. iets tegen de P.v.d.A. hebben In krachtige, ongenuanceerde taal brak men elkaar zo volledig mo gelijk af zonder daarbij al te veel over de eigen idealen en doelstel lingen te openbaren. Geleidelijk kwam er na die eerste onstuimi ge periode een zekere vermoeid heid, niet alleen bij het publiek, maar klaarblijkelijk ook op de pro- pagandabureaus. In slaperige stijl en zonder enige merkbare bezie ling ging men toen in vage vlug schriften over tot het formuleren van „de beginselen" en „de alge mene lijnen van ons beleid". Voor de lezer niet om door te komen. Gelukkig brak al spoedig het sta dium van de voorspellingen aan. Appellerend aan het speculatieve instinct van de menigte putte men zich uit in enigszins vage voor bespiegelingen omtrent het aan tal door „de partij" stellig te be machtigen zetels. Het spel-ele- ment bracht enige verfrissing en kansen op kleine privé-ruzietjes. zoals men die in gokkers-kringen gewend is. Tenslotte is nu de laat ste fase ingeluid de fase van de rustige beschrijving van de ge zelligheid en de menselijkheid van de kandidaten. De verhouding tus sen Romme en zijn kleinkinderen is thans een belangrijk onderwerp van een der jongste pamfletten. Weet ge hoe honden het zouden doen Een rustig begin, dan wat licht spel over en weer, vervol gens wat grommen en bijten, ten slotte uit alle macht blaffen. Pre cies andersom dus...."

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1956 | | pagina 9