POLITIEK
Strijden vanuit een eerlijk ideaal
mensen
van
morgen
wereld
in
wording
DEMOCRATISCH RITUEEL
Homo ludens
0Ê
r
HONDEPRAAT
Een artikel en een open brief
Aan de vooravond
De liturgie begint in oude schoolgebouwen
Verkiezinkje spelen
fm
i* ff.
;t: /i
-J
ZATERDAG 9 JUNI 1956
PAGINA
Notities
van een
outsider
De gezelligheid van verkiezingsavond luwt meestal tegen de tijd dat de grote steden „uitgeteldzijn.
IS EEN SPEL VAN GEVEN EN NEMEN
Een heel enthousiaste mijn
heer schrijft ergens in een K.V.P.-
verkiezingskrantje achter de
naam vah lijsttrekker Romme de
niet geringe titel: „hemelbestor
mer". Dit bracht ons op een
kleine overweging over het be
roep politicus, waarbij we tot alle
mogelijke andere conclusies kwa
men, maar juist net niet tot he
melbestormerintegendeel:
tot aardbestormer.
Van het redactieteam van
onze jongerenpagina stelde er
één op een werkvergadering
de vraag: „Jongens, zullen we
niet iets doen met de verkie
zingen?"
Een bijzonder voor de hand
liggende vraagmet een
bijzonder voor de hand lig
gend antwoord: „Laten we
ons daar in Godsnaam niet
mee bemoeien!"
En toch
De jonge lezerskring, waar
we ons op deze pagina zeer
speciaal tot richten, zal wel
licht niet deze keer, dan toch
de volgende keer zijn plicht
van staatsburgerschap dienen
te vervullen en aldoende
deelnemen aan de Neder
landse democratie.
En ook, het is toch niet
per se nodig om over partijen
met alle haken en ogen daar
aan verbonden te beginnen
als men over verkiezingen wil
spreken, en voorts is het toch
niet per se onmogelijk alge
mene waardevolle gedachten
te putten uit dat politieke
bedrijf, die ons jongeren in
teresseren en appeleren aan
een bewust christendom,
waarom deze pagina nog al
tijd begonnen is?
Ondanks de bekende ver
onderstellingen dat dat poli
tieke gedoe maar een akker
tje schijnt waar weinig edels
van te oogsten is.
En daarom een paar ge
dachten naar aanleiding van
de verkiezingen.
Aanstonds reiken we elkaar de broederhand
De verkiezingen hebben
In „Actio Catholica", een
uitgave van de Katholieke Ac
tie, afl. april stond een artikel
getiteld: „Kerk zonder men
sen mensen zonder Kerk,"
ondertekend door S. Jelsma
M.S.C. en groep Plein '56.
Enkele weken terug rea
geerde de heer Kees Fens op
dit artikel met een „open brier'
aan pater Jelsma. De week
daarna gaf pater Jelsma een
„wederwoord" in de Linie.
Daarin betoogde hij vooreerst
dat de plaatsing van het arti
kel een misverstand was.
Groep „Plein '56' had een con
cept samengesteld voor een
brochure die eventueel t.z.t.
verspreid zou worden onder
drempelkatholieken. De redac
tie van „Actio Catholica" had
per vergissing dat concept als
een bijdrage voor het blad ge
zien en geplaatst. Bovendien
was de ondertekening onjuist,
daar het concept was samen
gesteld door de groep als groep,
waar pater Jelsma deel van
uitmaakt. Maar vervolgens
ging pater Jelsma uitvoerig in
op de brief van de heer Kees
Fens.
Als het uur der beslissin
gen gekomen is, maakt iedere
stemgerechtigde zich op voor
het ceremonieel van het
staatsburgerschap.
De liturgie begint in oude
schoolgebouwen. Dat zijn de
gewijde hallen der democra
tie. In de gangen staan de
banken opgestapeld.
We komen nooit meer op
school sedert onze jongens
jaren, behalve om te stem
men. Dan voelen we echt dat
er toch wel iets met ons ge
beurd is. Dankbaar denken
we dan aan de meester die
meehielp om van de broe
kenman de stemgerechtigde
Nederlander te maken die
we nu zijn en die aanstonds
zijn invloed op de regering
gaat staan uitoefenen.
Zachtjes oplieren
\Uj
wMi
V vV-;
I
God heeft de mensen nodig
Het gaat de politicus er immers
om de aarde een stukje meer be
woonbaar te maken, dat is zijn scho
ne arbeid., de hemel? Och, neen,
geen politici op de weg naar de he
mel.
De aarde meer bewoonbaar te ma
ken, ieder in het gebied waarvoor hij
mede verantwoordelijk is. Dat doen
de honderd mensen dadelijk die in
's-lands vergaderzaal willen gaan ze-
telen. Voor waar een schone taak.
De een wil het zus en de ander
zo, ze willen het allemaal anders. De
aarde bewoonbaar, voor weduwen en
wezen, ouden-van-dagen, arbeiders
en middenstanders, ondernemers en
kunstenaars. Het kan een gekrakeel
worden van jewelste, maar de inzet
van hun aller arbeid is steeds dezelf
de ons aller welvaart.
Ideaal gezien, vinden we een van
de markantse facetten van 't karak
ter van iedere goede politicus: zijn
incasseervermogen.
Politiek is de kunst van het hoogst
bereikbare. Buren takelen elkaar toe
om een geklopte mat boven een ach
tertuintje.
In de beste families wordt nageoor-
logd tot in het onchristelijke om een
erfenis.
Deel van de buit.
Iedereen in het leven ondergaat de
bekoring iets niet te nemen wat hij
wel moet nemen, of alleen tevreden
te zijn met alles en niet met het
meest bereikbare.
De politicus doet niet anders dan
zich schikken met een deel van de
buit.
We hebben ons vaak gelaafd aan
de sportiviteit waarmede de gezonde
nen in 's lands vergaderzaal een
verlies of een gehalveerde winst ac
cepteren, waar ze zo graag uit eer
lijke overtuiging de zaak anders of
beter geregeld hadden gezien.
Ze mogen elkaar in de haren vlie
gen; op het o-zo-menselijke stuk van
geven-en-nemen, waar dagelijks een
legioen mensen de grootste moeite
mee heeft, zijn politici in onze ogen
flinke jongens.
We willen dit ook graag bedenken
wanneer ze zich tegenover de kie
zers hebben te verantwoorden over
het bereikte, maar meer nog over het
niet bereikte. Het is een spel van ge
ven en nemen. Niemand heeft het
alleen voor 't zeggen.
We herinneren ons in dit verband
de oprechte gezamenlijke vreugde
van alle bestuurderen, boven alle
partijschap uit rond minister Suur-
hoff, toen deze de wet. binnenloodste
die de associatie oud en arm (zoals
de Kamervoorzitter zeide) voorgoed
naar het verleden verwees.
De politicus is een schaatsenrijder;
dat hij af en toe tot in het onmoge
lijke krullen draait om „eruit" te ko
men met het grootst mogelijke deel
van de winst, schijnt een beroepsver
leiding.
Dan ontstaan er uit- en aangeklede
Lingadiatti's of indeihaast opgerich
te ministerszetels, die zelfs voor de
meest trouwe partijman niet meer te
bevatten zijn.
Och, ook politici moet men de ver
lokkingen van het boze laten. Vol
maakt is niemand.
iets van de bankenpacht in som
mige kerken. We mochten eens
zoiets meemaken. Het was een reuze
herrie in de kerk. Van de achthon
derd plaatsen waren er maar een
kleine honderd interessant en daar
ging het °m; een partijtje op de eer
ste rijen en een partijtje met ruim
zicht op de kansel. Met guldens werd
de strijd tussen de belangrijkste fa
milies in de parochie uitgevochten.
Het ging er pittig aan toe, wat ook
wel nodig was voor de pastorale por
temonnee.
De zondag daarop zaten allen muis
stil op hun plaatsen, minzaam, in
broederlijke liefde verenigd rond het
offer, biddend voor elkaai, voor le
venden en doden.
Zoiets schijnt onder mensen moge
lijk te zijn. Vandaag vliegen we el
kaar in de haren, bezweren et kie
zersvolk dit te doen en dat ie la
ten; als de strijd gestreden vin
den de voornaamste families
op het stuk van het regermgsbe
vergaderend, etend van galadine
of monumenten onthullend.
Al die partijschap van^ heden ovar~
stijgt men morgen in 's lands oe-
lang. Dat is de moeite van het over
wegen waard.
Al kunnen we door de bomen nog
zo moeilijk het bos herkennen, al ver
doezelt al dat verkiezingsdrukwerk
meer dan dat het verduidelijkt, ach
ter elke partijbeginsel staat een eer
lijk ideaal, dat beleefd wordt door
honderden oprechte mensen, hoezeer
sommige ook vastgelopen zijn in be
krompenheid. „mim T„
t-v E VERKIEZINGSTIJD IS DE
I I TIJD van eerlijk menselijk idea-
lisme. Iedere groepering vecht
voor wat haar als het beste en meest
geschikte beleid voorkomt voor de
welvaart van allen.
Zie maar eens welk een bereidheid
te sjouwen en te ploeteren er alom
Partijleiders op tournee, die zich
beslist heel moe maken; handen vol
geld dat ergens vandaan moet ko-
men en gestoken wordt in de propa
ganda; een leger yar} naamlozen,
het thuisfront dat bij alle acties on
misbaar is, dat een monument ver-
dient; de stencillaars, de adressen-
tikkers, de papier-in-de-bus-stoppers.
de plakkers, is op do been. Allen
gedreven door een oprecht idealisme
Wat de een een staatsgevaarlijk
man acht, in zijn welvaartsverwach
tingen, noemt de ander een voortrek
her, een groot leider, noemt een der
de partijbons.
Laat hen noemen.
Straks groeit de eenheid en dat kan
omdat de grondslag van de verkie
zingsstrijd in ons vaderland het al
gemeen belang is, waar ieder strij
der uit een eerlijke overtuiging aan
t edoet.
Eerlijke mensen, met zuivere be
doelingen en een dienend idealisme,
hoe onderscheiden van inzicht ook.
vinden elkaar altijd. Dat is een groot
goed van de Nederlandse democra
tie.
In die merkwaardige brief van
de heer Kees Fens werd niet ge
rept over het belangrijkste frag
ment van het artikel in Actio Ca
tholica. Zijn open brief was een
felle aanval in zeer beledigende
termen. We moeten die brief maar
zo snel mogelijk vergeten, want
hij was niet best. Wie meent nota-
bene tegen pater Jelsma de kerk
te moeten verdedigen kan zich
alleen laten inspireren door dat
wat de kerik ons alleen als de
enige bron van ons handelen
voorhoudt, door de liefde. Wan
neer men gaat beledigen en insi
nueren dan verdedigt men niets
meer. En zo'n open brief is dan
niet meer dan een dwaze en
trieste slag in de lucht. Overigens
lijkt het ons niet nodig om pater
Jelsma te assisteren in zijn ver
dediging. Zijn dagelijkse werk
legt voldoende en afdoende ge
tuigenis af om alle aanvallen
„binnenskamers" en via „open
brieven" te ontzenuwen. Waar
wij echter van mening zijn,
dat het voortreffelijke blad „Actio
Catholica" onder de lezers van
deze pagina niet bijzonder bekend
is lijkt het ons goed een overzicht
te geven van het artikel aan
Plein '56.
Abbé Pierre.
Het artikel begint met te wijzen
op de figuur van Abbé Pierre. De
ze Franse priester heeft zijn be
kendheid verworven door zijn een
voudige werk van mensen helpen.
Zo maar zonder bijbedoelingen,
zonder zich als doel voor ogen te
stellen hen te bekeren. Zijn eni
ge schuchtere aanbod tot een mens
in nood is: „Kom met me mee. Ik
zal je een dak boven je hoofd ge
ven. Ik zal je brood geven. Ik zal
trachten je te geven wat je ver
langt". Abbé Pierre brengt duizen
den in beweging. Waarom voor
hem zoveel belangstelling en waar
om zulke lege kerken elders?
Trekt hij misschien de mensen on
weerstaanbaar naar zich toe, om
dat hij mens is en dat uitdrukkelijk
wil zijn? En verliezen de kerken
anderzijds wellicht steeds meer
aanhangers, omdat de mensen die
nog in de kerk zijn zo weinig mens
zijn? „Graag zou ik willen nagaan
(zo zeggen de schrijvers ligt
hier misschien niet een reden
waarom de heer Fens aan één
schrijver dacht?) of de klacht, dat
de kerk zo weinig menselijk is,
gegrond is". Vanuit de gedachten-
gang van de drempel-katholiek
worden dan een groot aantal „on
vrijheden" opgesomd. Het is een
omschrijving van vele vaak ge
hoorde klachten. Het is nu zaak
zo vervolgen de schrijvers
om deze klachten te bezien tegen
de achtergrond van 'n diepere en
ruimere werkelijkheid. Na dit al
les vragen de schrijvers aandacht
voor de figuur van Christus. Hij
wordt beschreven in zijn grote en
waarachtige menselijkheid. De
Kerk die Christus sticht is een
schone menselijke gemeenschap-
„Een kerk zonder mensen zien
we en temidden van mensen zon
der Kerk leven we. We kunnen
eindigen. Alles is ingedeeld en op-
Daartoe zijn 'n aantal strand
bad - uitkleed - hokjes opgericht.
Daarin moet het gebeuren. Daar
in zullen we het doen, helemaal
alleen, al kunnen we geen haak
je er opf doen, zoals bij andere
eenzame bezigheden. Maar het
moet geheim.
Eerst naar een tafel. Daar
achter zitten drie mannen heel
de dag eerlijk te doen. Ze hebben
veel rookgerei bij zich en de
juffrouw naast de school die „al
tijd" voor koffie zorgt hebben
ze vanmorgen al goedendag ge
zegd, toen ze de schooldeur open
sleutelde met een grote bos.
„Morgen juffrouw, daar gaat
ie dan weer hè, nou 't is lek
ker weertje, d'r zullen er wel
veel komen.,,
„Ik breng koffie hoor."
Onze naam wordt in een groot
boek opgezocht. Tot hun grote
Hoe wonderlijk zijn
de mensen! Bij onze
meest ernstige bezig
heden, betrekken we
nog een spelelement.
Met het landsbelang
als inzet leveren we
slag met de ridderlijk
heid van een Bourgon
disch steekspel in het
algemeen dan waar
bij we echter aan moe
ten tekenen dat het ont
breken van bar en boos
krijgsgewoel ook wel
komt van onze goed
moedige burgerlijkheid.
Het is dus niet alles
sporteer.
Overigens kunnen we
het billijken dat waar
het gaat tussen goed
moedige burgerlijkheid
en warmbloedige on
stuimigheid, wij Neder
landers kiezen voor het
eerste. Maar daarover
spreken we hier niet.
Ziet hoe partijleidin
gen met het kiezersvolk
manoeuvreren. Zachtjes
aan wordt het opgelierd
en op temperatuur ge
bracht. Alleen iemand
op temperatuur kiest
goed en kan met een
flinke hoeveelheid
eveneens opgewarmde
geestverwanten een hele
boel twijfelende broe
ders en zusters ombui
gen. En daarom wordt
er kruidig gespeeched
en geschreven. Maar hoe
kostbaar de zielen ook
zijn, plotseling springt
er een troepje uit de
band.
Het verhittingsproces
verloopt dan een iete
watje te snel bij zulke
mensen en dan reageert
de partijleiding niet
met een gratis koude
douche. Neen, dan laat
ze alle bezorgdheid
schieten en distancieert
zich plechtig van de on
verlaten. Ze laten hen
in de hun verstrekte
hitte gaar smoren. Ze
mogen niet eens meer
op de partij stemmen
De vijand reageert wee
moedig en hangt de
ethicus uit: „Hoe hebt
ge zulks kunnen doen!"
totdat van die kant men
zich ook te buiten gaat.
Dan is het 11. Meestal
blijft het erbij, en dat
is maar goed ook want
in dat putschwieder
putsch zit het gevaar
voor een inflatoire be
weging, hebben we be
dacht en met schrik
concludeerden we dat
zo'n beweging eindigt in
een bloedige revolutie.
Maar als we dan den
ken aan wat wij al -,uit
de band springen noe
men" ijscopapiertjes
op de snor van Drees
plakken; nummertjes 2
ophangen op een pro
cessiedag slapen we
weer rustig.
Het er dik opleggen
Waartoe ,de mensen
al niet komen in de ver
kiezingstijd. Honderden
worden een klein beetje
leugenaar in het nette
en met de beste bedoe
lingen. Genuanceerd
denken wordt so-wie-so
niet meer gedaan. Het
zijn de propagandalei
ders, de stukjesschrij
vers en de sprekers. Het
mag er weieens lekker
dik bovenop liggen. En
het grappige is dat
iedereen het in de ga
ten heeft. Kijk maar
eens naar al die men
sen die een verkiezings-
krantje inkijken. Ze
trekken allemaal een
postzegel van: „Moet
je-mij-hebben, dan
moet-j e- vroeger-op-
staan". En velen stap
pen verder het leven
door met een grenze
loze verachting voor
die smeerboel, voor die
infame verkiezings
strijd. „Als die gasten
maar in de Kamer zit
ten, is het weer klaar,
krijgen ze 10.000 piek
voor, moet je bij mij
komen, zit al een jaar
te wachten op een ver
gunning, laten ze daar
voor zorgen".
Ge kent die typen....
maar pas op als het
zover is. Op het uur der
beslissingen spelen ze
mee en verven ook een
hokje rood.
Veel verschil met een
voetbalwedstrijd is er
niet. De opwinding is
gezellig, een beetje
loeien tegen een stel dat
onder de maat speelt,
brullen bij een juweel
van een doelpunt, een
beetje dwepen met een
geliefd speler, ook al
steekt hij nauwelijks
een been uit en werkt
een mindere God zich
de beroerte, de scheids
rechter een beetje uit
fluiten.
En wat te zeggen van
het legioen op de tri
bunes!
Als er een meeting
gehouden wordt, zijn er
honderden die met ple
zierboten en met mut
sen op komen luisteren
en juichen, Abe, Abe,
Abe Romme, Rom
me. Romme. What's in
a name?
Zo speelt Nederland
verkiezinkje.
geruststelling ze kijken met
zijn drieën— staan we er in. De
middelste kijkt hoe de rechtse
ons het grote vel met namen en
hokjes geeft.
Het is niet druk op dit uur.
Het enige lawaai dat door de ge
wijde stilte scheurt, komt uit een
paar kinderkelen. Een paar moe
ders brachten hun kinderen mee.
Er is nog een man op de been.
Hij wijst ons één van de dorps
kabinetten aan, die net is vrij
gekomen- We stappen binnen.
Het gewichtige moment is ge
komen. Aanstonds zal de we
reld weten, dat we onszelf rege
ren, zullen we ons lot in eigen
handen hebben genomen.
Het papier is groot en staat
vol met namen. Aan een touw
tje bungelt een dik stuk rood
po+lood. Het is de universele
ballpoint van het Nederlandse
volk. Vandaag geen standen en
standjes. We creëren een kamer
met hetzelfde potlood Geen
goudbeslagen Parkers van de
kapitalisten, geen boodschappen-
opsphrij f-potl ood.ies van keuken
meiden, geen timmersmanspot-
loden van de proletariërs komen
er aan te pas.
Alleen het eindje rood gemeen
te-potlood met een punt als een
aardbol.
Onze vinger glijdt langs de na
men als in een telefoongids.
Daar staat ie! We behoeven
niet meer te zoeken. We kras
sen met de zekerheid van een
overtuiging. Het hok voor zijn
naam wordt langzaam rood. Vier
jaren lang zal hij voor ons vech
ten, pleiten, ploeteren en sjou
wen.
Sterkte, kerel.
Niemand heeft over onze schou
der meegekeken. Goddank! We
leven in een vrij land. Het ge
heim bleef bewaard. We vouwen
het papier op. De mannen kijken
toe hoe we het in de gleuf van
een grote bus stoppen. We kun
nen gaan. Het democratisch ri
tueel is verricht. Vanavond gaan
we de krantenkantoren af.
Zo stil als het in het stemlo
kaal was, zo lawaaierig is het
voor de krant 's avonds. Hier
staat het ceremonieel in het te
ken van de stijfselemmer. Kerels
lopen af en aan met glimmen
de ingesmeerde papieren vol cij
fers. Dié gaan tegen het opge
richte schot tot teleurstelling of
vreugde onder het publiek.
Een beetje gewild wordt er
wel gejuichd, want voorlopig,
vroeg in de avond komen we niet
verder dan Kudelstaart of Bees-
terzvaag en daar zijn ze rede
lijk gauw uitgeteld.
Terwijl de zetels vol lopen,
plenst een pick-up de oren dicht.
Drees blijkt succes te hebben in
Boerenkoolstronkeradeel. „Och,
wat ben je mooi", zingt de pick
up. In de Vijf - Heren - Landen
heeft Ds. Zandt nog steeds klan
ten, „zeeman, oh zeeman". Rom
me zegeviert in Zundert en Klun-
dert „Kijk eens in de poppetjes
van mijn ogen." speelt het mu
ziekje.
Het wordt kil en het begint
te regenen. We gaan naar huis.
Als het straks goed hard regent
eindigt de strijd bij gebrek aan
strijders.
Morgen zijn we allemaal weer
broeders.
Leve de democratie!
gedeeld. Er rest ons slechts de be
rusting en de aanvaarding. Of
toch niet? Is er dan misschien nog
een derde weg? Moet er dan mis
schien nog zoiets bestaan als: men
sen met een menselijke kerk?"
„Mensen willen weer mens wor
den. De kerk wil weer menselijk
worden. Dwars door tegenkrach
ten heen is een beweging gaande,
al vele jaren. Een beweging, die
misschien hier en daar door één
man of door één vrouw op gang
gebracht is; we weten het niet. Een
beweging die misschien het duide
lijkst begonnen is in Frankrijk,
maar waarvan nu in vele landen
de stem duidelijk wordt, bij oude
ren en bij jongeren, bij priesters
en bij leken, bij vooraanstaanden
en bij eenvoudigen. Uit het vele
dat geschreven en gesproken is en
wordt valt al bij benadering een
beeld te tekenen van die mense
lijke kerk zoals ze worden moet".
Niet alleen van priesters.
„Die kerk zal van de mensen
moeten zijn. Zeker niet alleen van
de priesters". „De kerk is van al
le mensen. Voor deze kerk zijn
alle mensen verantwoordelijk.
„De kerk moet in elke tijd de
ene gemeenschap zijn, waarin ieder
afzonderlijk en allen samen met
de hartelijke liefde van Jesus
Christus verlangen naar alle men
sen".
„In dit eerlijke verlangen zullen
de christenen zichzelf herkennen
als de in de geschiedenis voortle
vende Christus. Wie geestelijkheid
en kerkgangers slechts kritiseert
en veroordeelt en voor de rest
aan hun lot overlaat, scoort hij
eigenlijk niet al te gemakkelijk
doelpunten uit een buitenspel-posi
tie? Tenslotte beschrijft de groep
Plein '56 hoe de kerk-voor-de-men-
sen zal zijn.
„De kerk zal een tehuis zijn
voor alle mensen, zoals Christus
een toevlucht wil zijn voor allen.
Niet op de eerste plaats voor hen,
die geen bekering nodig hebben,
maar voor de zondaars, voor de
zwakken. Voor de mensen die tel
kens weer hun beloften breken,
die telkens weer moeten beken
nen, dat er van hun goede voorne
mens niets is overgebleven, voor
mensen die alleen maar willen pro
beren, nederig en zich bewust van
eigen te geringe krachten".
„Flauwe politieke spelletjes en
halfzachte z.g. principes worden^
meer en meer verlaten". „De men
sen van de kerk zullen bij u-itstek
de uitdelers en verdelers van de
welvaart moeten zijn, omdat zij
alleen maar op deze manier hun
woorden van gebed voor het dage
lijks brood waar kunnen maken
en omdat dit de weg is om de lief
de van God voor alle mensen daad
werkelijk bij alle mensen te bren
gen. In gemeenschap met elkaar
zullen wij telkens weer de maal
tijd vieren, zoals Hij ons dat
leerde. Steeds opnieuw zal het
brood gebroken worden en onder
ons verdeeld in hartelijke harmo
nie. Terwijl we dat doen willen we
weten, dat onder ons niemand ge
brek lijdt. Nergens zal buiten die
kerk een stem mogen opklinken
van een broeder of zuster, die
om Onze schuld ons aanklaagt".
„Kom In ons".
„Tenslotte zullen wij in elkaar
de zondaar erkennen die we zijn.
Maar inplaats van teleurstelling en
schaamte zal ons dat eerlijker en
nadrukkelijker en talloze malen
met ons gehele wezen doen roepen
om de Heer. „Kom Christus, kom
in mij terwille van de anderen.
Kom in ons terwille van de ande
ren. Kom in de anderen, die wij
uit eigen kracht niet kunnen trek
ken. Kom in ons allen. Kom gauw,
Heer".
En Christus zal ons antwoorden:
„Ik kom. Vanuit de eeuwigheid
van Mijn bestaan, vanuit de gren
zeloze liefde waarin Ik geboren
ben. Ik ben er voor u allen. In
Mijn begrip van tijd en plaats heb
Ik u allen al, in de kracht van
Mijn liefde, geplaatst in het huis
van de Vader, waaruit ook Ik ben
geboren. Maar Ik weet het: nog is
Mijn werkelijkheid de uwe niet
en wat voor Mijn ogen helder is
als het zuiverste licht, is voor u
verborgen en slechts zichtbaar door
de sluier van het geloof. Ik ben
u echter voorgegaan en ge zult
Mij volgen. In uw eigen kloppend
hart zal Ik u laten proeven tot in
eeuwigheid wat geluk en wat lief
de is. Nu reeds ben Ik bezig aan
dit geluk te bouwen en die lief
de te doen aanvangen. Daarbij heb
Ik u nodig. Ja, het is waar: God
heeft de mensen nodig. Het geluk,
waaraan Ik bouw nu al, in de
ze gebrekkige wereld is een
geluk van vrede en gerechtigheid.
In uw woorden en daden, in uw
omgang met mensen, in Uw toe
wijding en belangeloosheid wil Ik
dat Mijn vrede en Mijn gerechtig
heid komen. De liefde waarin Ik
leef, zal in uw gebaren en in uw
eerlijke naastenliefde, naar Mijn
voorbeeld, in de wereld moeten
aanvangen en om zich heen grij
pen. Ik heb u nodig voor de komst
van Mijn Rijk. Ik heb u nodig, niet
als individualist, als loslopende
kracht. Ik heb u nodig samen met
anderen. Uw arbeid wil Ik verwe
ven zien met die van anderen. Van
zondaars, vraag je? Ja, natuur
lijk, van wie anders? Uw overga
ve en uw arbeid te zamen met die
van zondige priesters en falende
kerkgangers en kleingelovigen. Gij
past niet in een gemeenschap van
helden en heiligen. Ik weet tot wie
Ik Mij richt. Komt allen tot Mij,
die belast en beladen zijt. Komt
samen. En viert uw gemeenschap
bij de gemeenschappelijke maal
tijd, die Ik u gratis aanbied".
Dit laatste lange fragment heb
ben we in zijn geheel geciteerd;
misschien dat de lezers de onopval
lende en eigenlijk in het geheel
niet toevallige samenhang be
merken met de gedachten die de
vorige week werden neergeschre
ven onder de titel: „De Derde
Weg".
ill
„Dit land wordt geregeerd door
mensen", aldus Hond lusteloos uit
een verkiezingspamflet opkijkend,
„en zover mijn kennis var de ge
schiedenis reikt, is zelfs de vraag
omtrent een eventueel actief of
passief stemrecht voor honden
nog nimmer nadrukkelijk aan de
orde gesteld. De zichtbare gevol
gen van deze historische onacht
zaamheid zijn niet uitgebleven.
In ons kleine vaderland gaat het
soms echt wat je noemt mense
lijk toe, zodat een oprechte vier
voeter zich wel eens afvraagt
waar moet dat heen Neem bij
voorbeeld de huidige verkiezings
strijd. Ofschoon ik me onmiddellijk
bereid verklaar toe te geven, dat
zekere dierlijke elementen aan de
ze strijd schijnbaar niet ontbre
ken, constateer ik toch met leed
wezen dat zij als geheel typisch
menselijk verloopt. Enkele maan
den geleden begon men elkaar
hartstochtelijk uit te schelden en
uit te blaffen. Vooral de twee
grootste partijen lieten het publiek
geen moment in 't ongewisse om
trent hun wederzijdse gevoelens.
Eén pamflet was voldoende om
iedereen de lust te ontnemen nog
ooit te vragen: „zou de K.V.P. iets
tegen de P.v.d.A. hebben In
krachtige, ongenuanceerde taal
brak men elkaar zo volledig mo
gelijk af zonder daarbij al te veel
over de eigen idealen en doelstel
lingen te openbaren. Geleidelijk
kwam er na die eerste onstuimi
ge periode een zekere vermoeid
heid, niet alleen bij het publiek,
maar klaarblijkelijk ook op de pro-
pagandabureaus. In slaperige stijl
en zonder enige merkbare bezie
ling ging men toen in vage vlug
schriften over tot het formuleren
van „de beginselen" en „de alge
mene lijnen van ons beleid". Voor
de lezer niet om door te komen.
Gelukkig brak al spoedig het sta
dium van de voorspellingen aan.
Appellerend aan het speculatieve
instinct van de menigte putte men
zich uit in enigszins vage voor
bespiegelingen omtrent het aan
tal door „de partij" stellig te be
machtigen zetels. Het spel-ele-
ment bracht enige verfrissing en
kansen op kleine privé-ruzietjes.
zoals men die in gokkers-kringen
gewend is. Tenslotte is nu de laat
ste fase ingeluid de fase van
de rustige beschrijving van de ge
zelligheid en de menselijkheid van
de kandidaten. De verhouding tus
sen Romme en zijn kleinkinderen
is thans een belangrijk onderwerp
van een der jongste pamfletten.
Weet ge hoe honden het zouden
doen Een rustig begin, dan wat
licht spel over en weer, vervol
gens wat grommen en bijten, ten
slotte uit alle macht blaffen. Pre
cies andersom dus...."