Het mysterie verwoord in negerkunst traditie in modern jasje Snippers poëzie»,Amerika I DAGBEGIN „Bloedtransfusie" op de Westeuropese traditie een naam om te onthouden Toch ACTUALITEITEN Dom-feest In een proza-boekje van Leo Vroman Tekenend Aanval en verdediging Ontdekking Portret I Portret II ZATERDAG 28 JULI 1956 PAGINA 5 „Negerkunst en christendom" in Utrecht „STORMEN EN STILTEN" Als negers uit het oergebied het Christelijk Mysterie nooit an ders veraanschouwelijkt krijgen dan in de gedaante van een God en heiligen die eruit zien als West- europeeërs, dan zullen zij moei- rt?W>a^0e£de ,titel "Stormen en stilten 1) En daarnaast stuit men telkens weer op regels of coupletter die typisch van vroeger zijn: Ik voel het morgenlicht ontwaken en luister aan de muren van de nacht; er gaan schepselen die gebaren zacht als schaduwen tussen de huizen maken, gestalten in de slaap mij toegebracht, die langzaam hun waarneembaarheid verzaken, lopende tussen droom en leven wacht. eer zij als wolken uit het zicht geraken. De ruimte achter mijn gesloten ogen blijft nog een wijle onbeschreven, een open blad in het getijdenboek der wereld; dan verheft zich uit de hoge toppen der bomen een begin van leven, vogels en wind langs een blauw hemeldoek. Echt Waar de neger erin slaagde een christelijk kunstwerk te scheppen dat de kenmerken van zijn eigen oorspronkelijke vorm geving bezit; wezenlijke massa's, directe expressie, vrij en vaak ge durfd ritme, daar mogen wij zijn werkstuk als beduidende winst voor de Christelijke kunst be schouwen die ook voor ons vruchtbaar kan zijn in het zoe ken naar een uitdrukkingswijze die zuiverder tot het mysterie in betrekking staat dan wat een aangevochten renaissancistische traditie ons nog steeds blijft op dringen. En zo'n negerwerkstuk van een kunst die het mysterie verwoordt op de eigen, voor het mysterieuze zo diep gevoelige negerwijze, zou inderdaad een toekomstige missionaris kunnen inspireren en een heilzaam in zicht. geven als hij straks in zijn missiegebied opdrachten heeft te vergeven. Hij ga het in Utrecht beschouwen! K. S. Artistieke ONGEVEER een jaar geleden schreven wij u over de expositie Missiekunst", die toen in het Paleis-Raadhuis te Tilburg werd gehouden. Zij om vatte uitingen van Christelijke kunst uit vrijwel alle missiegebieden van de wereld. Er was veel te zien uit Afrika en bijna evenveel uit China. Maar ook uit India, Japan, Ceylon, Vietnam. Deze ten-toon stelling, voorzover zij althans enigszins maatgevend mocht worden genoemd, toonde wel aan dat er nog niet veel te juichen viel over de missiekunst in de wereld. Bemoedigend leken vrijwel alleen de Afri kaanse stukken, uit Belgisch Kongo, uit Tanganyika, Nigeria en de Goudkust. Daar had, hoe schamel en wankel ook, de christelijke kunst althans zuiverder dan elders de eigen spiritualiteit bewaard van de inheemse cultuur, de eigen stem, het eigen plastische karakter. En juist uit die gebieden is de boeiende collectie verzameld die nu —tot 3 september in het Aarts- bisschoppelijk Museum wordt geëx- poseerd en nadien nog in Den Bosch en Breda te zien zal zijn, resp. tot 3 november 1956 en tot 26 januari 1957. Het boeiende en leerzame van deze tentoonstelling, welker titel luiidt: „Negerkunst en Christendom"', is hierin gelegen, dat voorbeelden van de vrije inheemse kunst van eik betrokken gebied te zien is naast voorbeelden van haar gechristiani- seerde voortzetting. Gelukkig zijn de initiatiefnemers er van uitgegaan, dat de tentoonstel- mg principieel een arüstieke mani festatie moest zijn. Zij is dat ook wer kelijk en kan daarom eventueel ook zonder enige belangstelling voor M,s sie en Missiekunst als zodanig Keno ten worden. Maar dit ic de bedoeling. De hpHnoi; niet deze selectie van stnl u- 1S' door nen, dat het Voor ?an te to" keling van een i. goede ontwik te kunst, geliit 1111116611186 christelij ke eerste plaats V°?-r alle kunst> in diend wordt dL lg ls dat zij ge" stenaars. waarachtige kun- Onbeseftc beeldenstorm et valt gemakkelijk in te zien, dat het hele probleem van de natuurlijke christianisatie van een |hheemse heidense kunst, vervat ligt »n de voorwaarde, dat men zulke kunst geen vormen opdringt, die haar vreemd zijn. Ten eerste zou dat de inheemse kunstenaar vervreem den van zijn artitieke voedings- Fragment uit kerstgroep afkomstig uit Angola. bodem, hij zou zijn artistieke ha bitus geweld moeten aandoen en haar daarmee vermoorden. In feite zijn op die manier in heel wat landen door katholieke missionarissen de grofste beeldenstormerijen gepleegd en dat zp dit niet beseften en dus met zozeer daarmee gezondigd heb ben ze deden het integendeel met ae o es te bedoelingen, zo nemen wij vern,iudert niet de schadelijk heid van wat zij deden. Wllden slechts het Rijk Gods eibreiden, en het is nauwelijks hun persoonlijke schuld te noemen, dat zij maar niet begrepen hoe zij door hun culturele usurpaties dit werk, in- plaats van het te bevorderen, veel eer in de kiem zelf hebben aange tast. Want dat is het tweede aspect van de zaak: dringt men die vol ken tot uitbeelding van het christe lijke in hun kunst vormen op die hen vreemd zijn, dan dringt men hun het idee op dat het christelijke een vreem de zaak is, die hen niet past. In vor men, welke hun vreemd zijn, kan zo'n volk geen enkele echte levenserva ring ook geen religieuze, ja vooral geen religieuze uitspreken of begrijpen. Dit is des te stelliger waar, naarmate het volk waarvan sprake is, naar cultuur en denkver mogen primitief is. Vanuit Amerika, waar hij zulk een prozaïsch beroep uitoefent als assistent in een ziekenhuis, laat Leo Vroman af en toe wat snippers poëzie naar zijn vader land overwaaien. Het is nooit om vangrijk wat hij publiceert. Vro man is geen man van trilogieën. Men kan zich zelfs afvragen of hij de „adem" en de geestesgesteld heid bezit om bijvoorbeeld een ro man te schrijven. Veeleer is hij een vlindervanger in onze lette ren, een auteur die voor zijn ple zier, maar ook omdat hij het niet laten kan, m verloren ogenblikken wat invallen noteert en laat kris talliseren tot gedichten of brokjes proza. Geen dichter van professie als die tenminste bestaan maar wel een poëet van harte Dat bewijzen zijn gedichten waar in het woord; ontwapenend een voudig lot in het sublieme de menselijke dingen raakt. Nu is er een boekje met proza- fragmenten van zijn hand versche- hen. Autobiografisch. Maar dat is eigenlijk alles wat uit Vroman s pen komt. In „De adem van Mars" gaat het over ervaringen sedert het begin van de oorlog. De meidagen in de buurt van Utrecht de vlucht naar Engeland, de Jap penkampen, Amerika. Vergis u niet. Het is geen nieuwe collectie huiveringwekkende oorlogstafere len. Modder en bloed laat hij aan mensen als Norman Mailer over. Vroman kan niet anders schrijven dan hij is, een gevoelige jongen met de verwonderde ogen van een kind. Allerlei kleinigheden vallen hem op, die voor de door snee mens gewoon zijn. Hij ont doet ze van de stoffige alledaags heid en dan krijgt zo'n detail in eens een onverwachte, oorspron kelijke schittering. Schrijvend over de eerste oorlogsdagen roept hij geen enkele van de gangbare som bere beelden op. Hij schijnt er maar wat luchtig omheen te pra ten. Maar toch is de hele sfeer van angst en psychische druk in dit kleine relaas aanwezig. En ais hij schrijft over een bioscoop in Amerika typeert hij nauwelijks iets Amerikaans; deze bioscoop- scene kon zich precies zo in Am sterdam of Utrecht afspelen. Maar het is zo raak en fijntjes spottend gezien, zozeer een persoonlijke belevenis geworden, dat het welis waar niet Amerika maar wel on miskenbaar Vroman is. Autobiografisch is het boekje ei genlijk meer door wat niet gezegd wordt, door wat achter de woor- Leo Vromans zelfportret den voelbaar is. Een stille hunke ring naar het vaderland, waar van de radio en bezoekende vrien den slechts vage flarden overbren gen en een verdriet om het drei gend verloren gaan van zijn taal beheersing. Daarover mijmert hij in de laatste der gebundelde stuk jes, waarin hij zich een bewon deraar toont van de dichter Nij- hoff en waarin hij overigens de Nederlandse lezer laat ervaren dat er voorlopig nog niets hapert aan zijn bekwaamheid om zich in het Nederlands uit te drukken. Onder al de zogezegd geestige stukjes-schrijvers die de laatste tijd in ons land opduiken, kennen wij er geen die met zo weinig woorden en zoveel speelsheid zo- .veel waarachtig menselijke erva ring vorm kan geven als de Ame rikaanse Nederlander Leo Vroman „De adem van Mars" dat soms plotseling in het Engels over gaat en dat één geheel in het Engels geschreven verhaal bevat, behoort tot het meest markante klein pro za dat dit jaar het licht zag. N.a.v. „De adem van Mars" door Leo Vroman Uitg. Queri- do, Amsterdam. lijk anders kunnen dan de zaak van die God en die heiligen in enig opzicht voor een Westeuro pese zaak aan te zien. Het aan vaarden van het Christelijk Ge loof zullen zij ervaren als het aan vaarden van een Westeuropese zaak. En als zij die Westeuropea nen en de manier waarop deze gewoon zijn hun bleke neus in andermans zaken te steken gron dig beu zijn en wie meent nog dat zij die niet beu zullen wor den? dan zullen zij mét de' Europese zaak ook het Christe lijk Geloof gaan haten en de deur uitboniouren. De bevordering, door de Kerk, van een echte, oorspronkelijk levende, inheem se Christelijk kunst in de missie landen, i$ dus behalve een zaak van wijs inzicht in de aard van- de kunst zelf en van haar waarde voor de culturele groei van het volk waaruit zii voortkomt,^ er ook een van wiize tactiek bij de uitbreiding van het Rijk Gods. In Afrika IN Afrika is Mgr. Dellepiane, die van Kardinaal van Rossum de opdracht had ontvangen die wijze tactiek aldaar in de Missie toe te passen, er betrekkelijk zó snel in ge slaagd bij de missionarissen de ver eiste belangstelling voor inheemse kunst op te wekken, dat hii reeds in 1938 in de hoofdstad van Kongo een expositie van Christelijke Kongolese kunst kon inrichten. Naar verhou ding was hij. wat de zuiverheid van die kunst onder de bedoelde opzichten betreft, nog beter geslaagd dan het "cval was in CMna, waar de huidi ge kardinaal Costantini, eveneens in opdracht van Kardinaal van Ros sum. hetzelfde had geprobeerd. Over al elders in de missielanden kon .toen en nu nog nauwelijks enige poging zo die er al gedaan was op be hoorlijk resultaat wijzen. Maar zelfs in Afrika is het nog lang niet vat: het zijn moet. Overal toont de uitgebreide vergelijking die de Utrechtse tentoonstelling "trekt tussen de oorspronkelijke heidense kunst en de inheemse „gedoopte" kunst ten duidelijkste aan, dat de laatste, in artistiek en inspiratief op zicht voorlopig nog als een verval, een degeneratie van de eerste moet worden beschouwd. Dit is overigens niet in die mate waar, dat men de hoop zou moeten opgeven, dat zij in haar Christelijke gedaante dit verval te boven zou kunnen komen. Want ook in deze gedaante ontbreekt het haar niet aan vormkracht en gevoels intensiteit. Maar deze halen nog steeds op verre na niet bij de oor spronkelijke. Blanke invloed „Want hoewel de „reeds" gestu deerde en „weldra" gestudeerde ne ger, als de schrik hem om het hart slaat, zich afgeeft met magie, heeft hij uit puur zelfrespect de godsdienst der vaderen openlijk afgezworen, het christendom van de machtige blanke omhelsd en daarmede aan zijn kunst haar noodzakelijke voe dingsbodem ontnomen". Zo lezen wij in de catalogusinleiding. Vervolgens verklaart de inleider dat ook in dit missiegebied weleer een christelijke kunst door de r.-k. missionarissen ingevoerd is, die geen geestelijke verwantschap bezat met de kunst der negers. Zij bouwden er in de tweede helft der vorige eeuw neogothische of in het gunstigse geval neoromaanse kerken en brachten scheepsladingen Europese bazarbeelden met zich mee, die wei nig of niets kostten, „daar ook het idealisme van de zielenijver maar tot een zeker bedrag gaat". De neger deed er in zover" zijn voordeel mee dat hij, waar het aanbod kleiner was ONDER tie bekende namen, die dit jaar in het literaire nieuws terugkeren, vinden we ook die an M. Mok. Zeven jaar geleden, een jaar dus voor bet uitbreken van dc 1 1.. 11 r, 1 i r» ctoodc NMMMIMHNMMMHtHttKUMMIItHNtmtMIMHMHMimiHIMNHUIIMIMHNMIMIWIMMUMKI nigKcren, vmucu M. Mok. Zeven jaar geleden, een jaar dns voor bet uitbreken \an dc sperimenbele revolutie, die steeds meer een datum van betekenis wordt, bundelde hij voor bet laatst. Overigens is bet niet moeilijk Mok als een voor-oorlogs dichter te dateren. Ter Braak rekende hem inderfljd niet ten onrechte tot de „Amsterdamse school", waarmee hij bedoelde de dichters Hoornik, Van Hattum en Den Brabander. Ook nu nog vertoont Mok duide lijke trekken van verwantschap met deze groep, zowel in zijn houding als dichter als in de gedichten zelf, waaronder zelfs een zuiver anek dotisch exemplaar niet ontbreekt. zich^al bundel onderscheid; zich al meteen door de ietwat ouder- De ramen gaan open, het kleine huis opent zijn ziel naar de jonge dag en vangt de geuren en het wit ge sun der stilte, nagebleven in de nacht „Wit gesuis" doet ons denken aar Gorter, dat is te zeggen aan een ma nier van spreken, die al sinds lang een maniertje geworden is. „Nage bleven" is ëen echt stukje „dichter lijke taal", zo'n woord dat op een ai te gemakkelijke manier poëtisch is. Een ander voorbeeld: Ik moet mijn ogen even laten zakken te diep dringt deze blik in mijr bestaan en tenslotte: De mensenwereld wankelt en verdwijnt. Welke laatste regel zelfs nog wel da slotregel yam een gedicht is, Intussen is het reeds tekenend voor de situatie van deze verzen, dat wij het woord „ouderwets" gebruikt heb ben. Wanneer deze gedichten in op vatting en bouw consequent, dat wil zeggen harmonisch traditioneel wa ren zouden wij dit woord immers be slist niet bezigen. Het woord ouder wets wordt opgeroepen door 't woord modern. Mok's verzen „doen in vele opzichten modern aan", zoals men pleegt te zeggen. Het harmonisch le vensbesef, dat aan de traditionele wijze van dichten ten grondslag ligt, is ook hem ontvallen en hij rang schikt zich daarmee tussen de mo derne dichters, die toch traditionele versvormen vasthouden. Overigens kan men zich ook af vragen of die ouderwetsheid niet eigenlijk uit een gebrek aan vorm kracht bestaat. beeft, zoals ik dan de vraag een goed zaakje maak te van het copiëren dezer modellen en een reeks kruischristussen, ma donna's en Antoniussen ter we reld hielp, die een aanfluiting zij-n van heidense en Christelijke kunst beide. Maar het gebeurde ook wel eens A'at ook in Europa wel eens mutatis mutandis gebeurd is dat die model len een transfusie ondergingen van negerbioed volgens 't proces van het „doorcopiëren", waarbij geleidelijk al het zoetelijke en halfzacht-menselijke uit de trekken der heiligen verdween, om plaats te maken voor de bekende negerstarheid en ferociteit. „De neger" zo schrijft de inleider pater Van Trigt, „staat tegenover het heilige als het mysterium tremens et facians, het tegelijk afstotende en lok kende mysterie. Om bet niet-mense- lijke uit te drukken, gebruikt hij de gegevens van het menselijk lichaam, niet als zodanig maar als teken. De neger die meer wil be-tekenen dan te kenen, beperkt zijn vormentaal tot het wezenlijke. Het direct uitdrukken van wat hij denkt en voelt tegenover het geheimzinnige, het benadrukken van de wezenlijke vormen, die vrij ritmisch worden geordend, zijn ken merkend voor zijn vormgeving en zijn ook te vinden in de beste werk stukken van de z.g. inheemse chris telijke kunst. In de kruischristussen van Ba-Kongo en Angola kan men het proces van de doorcopiëring op de voet volgen". reeds zei, de traditionele versvorm behouden en terwijl deze aan de ene kant meer steun geeft dan een ge heel vrije vorm, stelt zij aan de ande re kant soms problemen, waartegen een middelmatig talent niet is opge wassen. Een voorbeeld daarvan vindt men in de volgende regels: Ik kan de morgen niet meer aan schreeuwend uit lege keel dat weer op zoveel mensenpracht mijn voeten zullen gaan. Vooral aan de woorden „zoveel mensenpracht" kan men voeleh, wat de dichter allemaal bedoelde en hoe ver hij daarin is tekort geschoten. Het ligt voor de hand, dat ook een zo ingrijpende manifestatie als de proefondervindelijke poëzie Mok niet onberoerd heeft gelaten. Hij heeft er, vooral op het punt van beeld spraak, veel van geleerd en dat pleit voor hem. Maar van de andere kant levert hij ook weer het proef ondervindelijke bewijs, dat de expe rimentele poëzie niet enkel een vorm kwestie is, dat men niet iets als „een bepaalde techniek" kan overnemen en voor de rest alles bij het oude la ten. In plaats dat daardoor het effect van een gedicht versterkt wordt, ontstaat integendeel vaak een twee slachtigheid, die voor die werking noodlottig is. De experimentele poëzie is, zoals ik al vaker schreef, geen wijze van dichten, maar een wijze van diehter- zijn. Als levensfunctie is de experi mentele poëzie dichterschap in de aanval, de traditionele (d.w.z. die van na) dichterschap in de verdedi ging. Ook bij Mok domineren de voor traditionele dichters van tegenwoor dig zo typerende gevoelens van ne derlaag en terugtocht. De dichter trekt zich uit een chaotische wereld terug op die minimale momenten van harmonische volheid, die hem nog slechts gelaten worden. Voor Mok zijn dat bijvoorbeeld de momenten van ontwaken en inslapen. Momen ten op de grens van bewustzijn en droom, waarin men éven kan menen, dat de droom werkelijkheid is, de werkelijkheid een boze droom. Het gedicht „Dagbegin", dat hier naast staat afgedrukt spreekt voor zich zelf. Dit gave gedicht moge dan tevens dienen tot bewijs van Moks kunnen. Want Mok blijft een naam om te onthouden. GOVAERT VAN DEN BERGH 1) Uitg. De Ceder, J.M. Meulenhoff, Amsterdam. De DOM VAN MüNSTER (West- falen), welke in de oorlog werd herschapen in een puinhoop, is in zoverre hersteld, dat de bisschop, mgr. Michael Keller, in oktober het kerkgebouw opnieuw zal inwijden. In verband hiermee is een Dom-feest- week georganiseerd. Uit het hele bis dom zullen in die week de beste kerk koren naar Münster komen om de pontificale en plechtige Hoogmissen op te luisteren. EEN OUD KRUISBEELD, dat vijf tig jaar lang onopgemerkt heeft gehangen in de St.-Antonkerk van Fünfhaus (bij Wenen) is plotse ling in de volle belangstelling geko men. Toen de kerk een restauratie onderging viel het oog van een der kapelaans op het oude met witte olieverf gesausde beeld. Hij meende dat het de moeite waard was er een kunstkenner bij te halen. Een profes sor van de kunstacademie kwam kij ken en constateerde na een zorgvul dige studie dat het een werk was van de befaamde Duitse beeldhouwer Til- man Riemenschneider! Onder de witte verf was de oorspronkelijke polychro mie gaaf bewaard. H. Jozef. Een beeld, uit Dahomey. Primitieve factuur is bij de neger iets anders dan bij ons. Bij ons ont aardt het licht tot een maniertje ter omzeiling van moeilijkheden. Bij de neger is het ,echt", ook als hij christe lijke kunst maakt. Zijn „onhandig heid" is schijn, in werkelijkheid is die hand in het snijden geoefend volgens door een eeuwenlange traditie „ge wijde" handbeweging, waarvan hij zich niet mocht bevri»len. Want zij waren het ritueel dat zijn maskers cn beelden toverkracht verleende. Een koningsbeeld uit Angola. OP HET PLEIN te Den Haag zal van 1 tot 20 augustus de ten toonstellingsauto van het Ge meentemuseum staan. Bij ons weten heeft dit Haags museum de primeur van de Amerikaanse methode der ge motoriseerde exposities. Ditmaal heet de tentoonstelling „Het Portret". Zij toont de ontwikkelingsfasen van de portretteerkunst in de loop der tijden. Vermoedelijk zal daar ook wel een of ander portret van de hand van Paul Citroen getoond worden. Dat herinnert ons aan het nieuwe twee maandelijkse blad „Parnas", tijd schrift over de vormgeving, dat in zijn eerste nummer een aardige bij drage over de portretkunst van Paul Citroen bevatte. De bijdrage werd geschreven doortwee slachtof fers van Citroen's kunst: Victor van Vriesland en Hella Haasse. Van Vries land schreef een korte bespiegeling over de verhouding tussen „verschij ning" en „voorstelling" en besloot zijn praatje aldus: „Ik, die mij denk te kennen, zie het r portret, dat mij ,ÉÈg@!r doet zien door pp"" A; we wereld gaat voor mij open W die, wat ik ver- trouwd waande, yWpfe vernieuwt, door ^jUrar* de diepzinnige en onweerstaan- bar e to\ er van y(c van Vriesland, Zijn gekunde 0)ldr,s dan kunst dacht HELLA HAASSE is de andere ge portretteerde, die in „Parnas" haar mening weergeeft over Ci troen's portretkunst. „Met dit por tret," aldus Hella Haasse „is het won derlijk gesteld. Niemand van mijn fa milieleden en vrienden vindt eigen lijk dat het lijkt. Maar ik herken me zelf er in. Die gelijkenis heeft betrek king op meer dan het uiterlijk, al vind ik wel degelijk, soms, wanneer ik in het voorbijgaan onder een be paalde lichtval in een spiegel mijn eigen beeld ontmoet, de uitdrukking die Citroen heeft vastgesteld in mijn gezicht terug. Toen ik de tekening voor het eerst zag, dacht ik: zo kijk ik van binnenvol heimelijke felle belangstelling op waarnemen inge steld, maar tegelijkertijd waakzaam, schuw, klaar om bij onraad zich on middellijk naar binnen toe terug te trekken, een maskertje van lichte iro nie. omdat het hart gauw bezeerd is; stilte, die bedwongen onrust betekent" HELLA HAASSE Niemand vindt dat het lijkt M» MOK, V- ER VAN HET vaderland, in Gnat bij Thun, hoopt de musicus Da niel Ruyneman op 8 augustus zijn zeventigste verjaardag te vieren. Hij woont daar op een villa die dienst doet als zomer vakantie-oord voor musici. Zo blijft Ruyneman, de ge boren Amsterdammer, tot op hoge leeftijd dienstbaar voor het vader lands muziekleven, dat hij als compo nist (o.a. twee opera's „Le mariage" naar Gogol en „De gebroeders Kara- mazov"), als organisator en als publi cist veel diensten bewezen heeft. In 1948 organiseerde hij het internatio naal muziekfeest te Amsterdam en hij was secretaris van de sectie Holland der IJS.C.M.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1956 | | pagina 5