Katholieke romans van betekenis Eindelijk een cataloog PLANKEN VERRADER EEN FONTEIN VAN GOEDE LECTUUR Op de ARGENTIJNSE ANTWERPENAAR EXPOSEERT Het spoor van de Vrucht van samenwerking NATU-WKA Haagse Salon 1956 Een vertrouwde Hans Roest Victor Delhez m Breda's Cultureel Centrum DE WERELD IN DRUKINKT ZATERDAG 4 AUGUSTUS 1956 PAGINA 4 IN PULCHRI Als één van de vele vruchten van jarenlange en eendrachtige samen werking tussen de NATU en het WKA, hebben wij onlangs een stevig boekwerk van de pers zien komen, bevattend een catalogus van een 180-tal avondvullende toneelstukken en een flink aantal een-akters. We kunnen nu dus rustig alle andere catalogi van de uitgevers in de prullebak gooien en ons aan deze ene catalogus houden, want deze catalogus bevat geen rommel, die op listige wijze aan de man gebracht moet worden, maar deze catalogus onderscheidt zich juist van alle andere catalogi, doordat hij samengesteld is door onpartijdige vak mensen, die ons willen voorlichten omtrent de verantwoorde en voor ons geschikte stukken. Een prijzenswaardig initiatief Maar een ongelukkige combinatie Door William L. Worden Hedenmiddag is de jaarlijkse tentoon stelling van werken van Haagse schilders in Pulchri Studio die onder auspiciën staat van de Stichting De Haagse Salon door de voorzitter, ir. L. J. M. Feber, ge opend. Deze tentoonstelling onderscheidt zich van die van andere jaren doordat ditmaal ongeveer de helft van de inzen ders geen lid zijn van de verenigingen Pulchri of De Kring. Van de 501 ingezon den werken van de hand van 241 inzen ders, zijn er 185 gekozen, afkomstig van 120 personen. De jury die uit 9 personen bestond, heeft ditmaal zeer strenge maatstaven aangelegdd hetgeen zichtbaar aan de kwaliteit ten goede van de expositie ten goede is gekomen. De ingezonden werken zijn overzichte lijk opgehangen, waarbij b.v. de non- figuratieven in één zaal zijn verzameld terwijl ook de meer orthodoxe werken bij elkaar zijn gebracht. Tevens is er geen onderscheid gemaakt tussen werk van amateurs en van beroepsschilders. Er is alleen op kwaliteit gelet. Het is opmerkelijk dat er slechts weinig abstracten aanwezig zijn. Het meest ex treme is een fel gekleurd groot werk van W. Hussem die in zijn compositie gebro ken heeft met vroeger, meer aarzelend en tastender werk. Appel en Bram v. d. Boogaard (Bogart) lijken inspirerend op hem gewerkt te hebben. Fraai is het ner gens. Uit dezelfde omgeving komt het werk van Cornelis van Bohemen voort, die echter in zijn royaal geschilderd werk een grotere intensiteit paart aan een overtuigende zeggingskracht, zoals in Stad. Wij moeten enkele grepen doen uit de veelheid van inzendingen die over het algemeen op behoorlijk peil staan, zij het met weinig uitschieters en met het no dige kaf. Jan van Heel raakt in Zwarte vogels reeds aan het zuivere abstracte, maar wint tevens aan soberheid, zij het met de hem eigen dynamiek. Twee portretten van Paul Citroen zijn wat vlak gebleven. Er hangen vele portretten. Een van de meest geslaagde vonden wij dat van Tine van Waning, fel geschilderd en indrin gend raak.' J. N. van 't Spijker levert met De groe ne tafel uitstekend werk dat van een gro ter diepgang getuigt dan zijn andere twee schilderijen die iets anecdotisch hebben evenals Temps Brune van Charles Stok, waarin men echter de wat navrante hu mor van Bart van der Leek proeft, met dezelfde neiging naar het perspectiefloze. Bij de stillevens viel ons een bijzonder gaaf schilderij van Cees Pauw op (Glas) terwijl ook Ina Hooft blijk geeft een voortreffelijk stilleven te kunnen schil deren met een fraai gemêleerd koloriet dat ver uitkomt boven vele, puur roman tisch getinte werken van deze aard. Een van de grootste werken van deze expo sitie is van de hand van Nol Kroes, ge titeld Scheveningen. Deze schilder komt echter hierin niet uit boven een wat ge stileerd decoratief werk hoewel goed van kleur. De expositie, waarover ook het publiek een oordeel mag vellen op een invulfor- mulier, blijft geopend tot 31 augustus. H. J. W. Een alleraardigste voorlichting: een ca talogus met allerlei spelen met beschrij vingen, die voor ons verboden zijn. In de aanvang van ons artikel schreven wij: „deze catalogus bevat geen rommel" maar hier moeten wij gauw op terug ko men, want éénderde is rommel. Waarom wordt het ons anders ontraden of verbo den? Toch om de simpele reden, dat de ze spelen rommel bevatten. Laten ze voor mijn part dan van hoog literair gehalte zijn, de inhoud is „vullis"! De catalogus bevat dus een combinatie van „vullis" en prima werk. Een vrucht van samenwerking! Ik ben voor alle samenwerking op zo veel mogelijk gebied. Maar het moet ook mogelijk zijn! Ik heb al meer gewezen op allerlei sa menwerkingen tussen het WKA en de NATU. In verband met gezamenlijke cur sussen en gezamenlijke adviseurs en een gezamenlijke bibliotheek. Maar ik was een zwartkijker, een puritein, werd mij ge zegd, een hokjeszetter. Het zal wel waar zijn. Waarom er dan nog specifiek katho lieke leeszalen zijn, begrijp ik niet goed. En al die andere specifiek katholieke in stellingen. Ik begrijp eigenlijk helemaal niet goed, waarom er dan een specifiek WKA is. Om gedaan te krijgen, dat achter „vullis" in een algemene catalogus „voor r.-k. verenigingen ongeschikt" komt te staan??? Wel een heel pover resultaat. En zoals een zekere J. M. in Elckerlyc zegt: „mij te negatief en te duidelik een bevoogding van boven af verradend, die door niet-kath. niet begrepen zal wor den". Dus we staan nog min of meer voor schut ook met deze gezamenlijke catalo gus Mijn standpunt is: een eigen catalogus Een vertrouwde catalogus zouden wij hem dus willen noemen. Spelen wij één van zijn opgesomde stukken, dan spelen wij een goed spel, waarmee wij eer in kunnen leggen. Want elk opgesomd spel staat op een behoorlijk literair peil en wij kunnen er ook van op aan, dat het toneeltechnisch verantwoord is. Geen dra ken, geen goedkope sentimentele geval len, maar toneelstukken van de bovenste plank. Met geen enkel van deze spelen zullen wij ons dus in de vingers snijden. Integen deel, wij zullen voor vol worden aange zien, want wij hebben getuigd van een goede smaak bij onze keuze en zeker niet beneden onze menselijke waardigheid ge grepen. Een eventuele debacle bij de op voering zullen wij daarom slechts aan on ze eigen tekorten te wijten hebben. Het stuk was goed! Het is ongetwijfeld een prijzenswaardig initiatief een dergelijke verantwoorde en geselecteerde catalogus samen te stellen. Want laten we eerlijk zijn: uitgevers moe ten verkopen en wel het liefst hun eigen stukken. Dus zijn volgens hun catalogi hun stukken zo ongeveer toch wel de bes te stukken, die er op de markt verschij nen. Dit weten de verenigingen ook CH ARLES FLOOD bit-tere levensles Ook „De honger van ons hart" is een boek, waaraan een liefdesdrama ten grondslag ligt, met als gevolg een worsteling naar licht en bevrijding. Miep van der Velde kan helder en be heerst schrijven dat staat vast. Zij weet haar publiek te boeien ooken dat is een zeer grote verdienste als zij wat dieper graaft en de mens plaatst in zijn verhouding tot God. Tenslotte mogen wij volstaan met vast te stellen, dat ook „De Zweedse bruid" en „De stroom van het leven" de moeite van het lezen meer dan waard zijn. Een aanbeveling, die men trouwens alle boeken van De Fontein kan meegeven! wel want zo achterlijk moeten wij nu niet over de verenigjtngen oordelen en daarom gaat ook géén enkele vereniging louter op de aanprijzingen door de uitge ver af. Neen, zij vragen enkele stukken aan en trachten zelf een oordeel te vor men. Maar deze zelfwerkzaamheid neemt nogal wat tijd in beslag. En zij legt ook vrij veel verantwoordelijkheid op de ver enigingen. Dus is het wel zo gemakkelijk als vakmensen deze werkzaamheid en verantwoordelijkheid op zich nemen. Gezien het erbarmelijk repertoire, dat dikwijls voor het voetlicht wordt ge bracht, is de conclusie gewettigd, dat vele verenigingen de verantwoordelijkheid voor de keuze van hun stukken zelf niet kunnen dragen en is een door vakmensen samengestelde catalogus alleszins verant woord qn prijzenswaardig. In het Cultureel Centrum te Breda werd gisteren een merkwaardige ten toonstelling geopend. Ditmaal betreft het de volledige collectie werken van de be roemde houtgraveur Victor Delhez, pro fessor aan het kunstinstituut van de na tionale Universiteit de Cuyo te Mendoza in Argentinië. De werken van deze oor- spronkelijk Antwerpse volksjongen die rond de jaren dertig na een ongeval dat zijn ouders overkwam naar Argentinië uitweek en daar zijn reeds in Antwer pen aangevangen werk met groot talent voltooide, werden reeds in alle landen geëxposeerd, maar Breda geniet het voorrecht, dank zij de bemoeiing van dr. M. E. Tralbaut. conservator van het Rijksbureau voor Kunsthistorische do cumentatie te Den Haag. voor de eerste maal het volledige werk. omvattende 950 gravures, te kunnen brengen. De series zijn keurig ingedeeld in de verschillende zalen. Men kan er de Evangelies, Dosto- jewski. Danse Macabre, Kerkverbeeldin gen Baudelaire enz. in een keurige om lijsting bewonderen Een zeer uitvoerige catalogus dient de bezoeker ten geleide door het uitvoerige werk. Burgemeester mr. dr. C. N. Kortmann sprak een welkomstwoord aan de geno digden onder wie zich bevonden de heren Parker. Gilbert en Paloma van de Argentijnse ambassade, de consul van België, mr. G. van der Schrieck, de heer J. Willems. schepen van Schone Kun sten van de stad Antwerpen en zijn echt genote. prof. J. Muls van de universiteit van Leuven, mvr, Delhez, een zuster van de kunstenaar en de ardeense schilderes Marie Huet Burgemeester Kortmann bracht dank aan dr. Tralbaut voor het prachtige werk dat hij naar Breda had gebracht en overhandigde een ruiker in de Bredase stadskleuren aan mevr. Delhez. „Zij, die in de schaduw leven". door Hugh Sykes Davies. Uitg Ad. C.M. Stok-Zuidhollandse Uit geversmij. Dit boek verplaatst ons in een geheel aparte wereld waarvan wë maar weinig weten. nl. dat van een deserteursgemeen schap in Londen, tnrwiil het land in een strijd op leven en dood gewikkeld is. Wij maken kennis met Stretcher, een jonge man, die op principiële gronden dienst weigeraar is en heen en weer geslingerd wordt door rijn geweten dat hem ener- Prof Jozef Muls hield een inleiding waarin hij wees op de grote betekenis van dezQ prachtige expositie, waarin voor de eerste maal het volledige oeuvre van de kunstenaar werd gébracht. Hij gaf een Maar wat zien w« nu? Ons katholie ken wordt een catalogus toegesstuurd met een hele reeks verantwoorde stuk ken, waarvan wij éénderde niet mogen speïen. Ja, de catalogus is niet voor ons katholieken alleen. Dus helemaal ver antwoord is hjj voor ons niet. Maar we kunnen gerust z(jn: achter ieder spel staat het aangegeven. Dat wil zeggen: zo ongeveer om de drie spelen staat: „Voor r.-k verenigingen ontraden" „voorbehouden" „streng voorbehou den" „ongeschikt". een schitterend oeuvre. Na een dankwoord van de heer Parker namens de Argentijnse ambassade maak ten de genodigden, onder wie zich vele autoriteiten van de stad bevonden een rondgang door de tentoonstellingsruimten. Opvallend was hoe de Bredase kunste naarswereld zich nog steeds afzijdig houdt van het streven van het Cultureel Centrum, dat geheel in handen van het gemeentebestuur berust. ter had slechts één blik nodig op de andere politie agent, die in lekaar zakte op de vloer van de laad bak lag. De handgranaat was vlak achter zijn hoofd ontploft en het enige merkwaardige feit was, dat hij nog lang genoeg geleefd had om dat ene woord „Al lah" te roepen. De chauffeur was in zijn schouder gewond, waar een splinter van de granaat zijn huid en wat spieren had doorboord. Carter slaagde erin om een noodverband aan te leggen, legde de ge wonde man in de laadbak en kroop zelf achter het stuurrad. Toen de motor startte kwam Ali in looppas terug van zijn post en samen pikten ze de tweede po- lotie-agent op toen ze langs zijn geïmproviseerde schuilplaats kwamen. Ali vroeg „handgranaat?" en Carter knikte. Er bevonden zich drie mannen op het rotsblok, zei Ali. Als we er terugkomen zullen we wel zien. Carter gromde wat. Eensklaps kon hij de weg voor zich niet meer duidelijk onderscheiden. Toean, zei Ali, het is misschien beter dat ik verder rijd. U bloedt nogal erg. Carter voelde achter aan zijn nek en toen hij zijn hand terugtrok was ze rood van bloed. Hij zei nog, „Die ratten wisten, dat we zouden komen", en ver loor dan het bewustzijn. Toen hij bijkwam lag hij plat op zijh buik met zijn gezicht op de grond in een verzamelkamp van de tappers en hoorde Ali in het Maleis schelden, ter wijl hij bezig was om het bloed van Carter's nek te wassen. Hij zei Het ziet er helemaal niet slecht uit, toean, alleen veel bloed. Het vloeien is al bijna afgelopen. Op de een of andere manier slaagde Carter erin om rechtop te gaan zitten, terwijl Ali ondertussen een verband legde. Carter zei, Ik heb er helemaal niets van gevoeld, en Ali grinnikte met open mond waarbij zijn vuile tanden bloot kwamen. U bent een echte vechter, toean, zei hij, a*s men woedend is, voelt men geen pijn. U zou een goede Maleier kunnen zijn. Toen ze later in de morgen terugreden naar de fabriek stopte de truck bij het rotsblok, waar de handgranaat in hun auto was gegooid. Zij vonden wat sporen van bloed maar het lijk van de bandiet was verwijderd Er was niets meer te zien en er de den zich geen verdere incidenten voor. Op het erf van de fabriek tilden zijn collega's het lichaam van de gesneuvelde politie-agent uit de auto en vanuil de verte kwetterden de Tamil vrouwen en kinderen over het door de handgranaat verscheurde canvas dak- van de wagen en de met bloed bevlekte verbanden rond de schouder van de chauffeur en Carter's nek die nu geweldig begon te kloppen. Op de trappen van het kantoor stond Jimmy Quor ui te wachten. Ik ben vol medeleven, meneer Cartei *n ik ben diep bedroefd. Carter snauwdeDat medelijden kun je je be- paren. Quon, van nu af aan zullen we de taak- 'erdeling veranderen. Als ik op de plantage moe! •ijn, zal Ali voortaan het kantoorwerk doen. Jij gaa! n de toekomst met mij mee. Met zijn laatste krachten bereikte hij het toevluchts- iord van zijn eigen kamer. Toen hij op zijn buik op het hoge bed lag, zonder zich deze keer te be- Maar al een hele tijd voor u kwam werd ik hoe langer hoe onrustiger, zei Ali, omdat er voor Malel- ers in Malakka geen plaats meer was. De Britten zijn erg, maar zulke beesten als Quon zijn nog veel erger. Er blijft voor een Maleise patriot geen keus. Dit zijn de redenen waarom ik verkoos om eens een poos voor een Amerikaan te gaan werken. Dan ben ik tegenover geen van beide zijden verantwoording schuldig, totdat ik in de hele zaak een duidelijker in zicht heb gekregen. Bovendien houd ik er van om te werken voor een toean, die snel en goed kan schie ten. De truck reed tegen een helling op en Ali, die zich met een hand vasthield en in de andere de sten- gun droeg, duwde met het wapen het zeilkleed opzij. Zijn Maleise stem klonk scherp en kwaad en achter in de laadbak klauterden de agenten snel overeind. Ali zeiTouan, u bent veel te goed van ver trouwen. Die schooiers achter in de wagen sliepen in plaats van uit te kijken. Op de top van de derde heuvel hielden de rubber- aanplantingen op en gingen over in echte rimboe, massieve merbau bomen en een verscheidenheid van rottan rond grote zwerfstenen. Carter zei Dit is een gevaarlijk stuk. Hij kreeg geen kans om zijn zin te beëindigen. De truck reed op dat ogenblik rond een buitengewone rotsblok van wel zes meter hoogte, toen het canvas dak van de wagen scheen te ontploffen. Op hetzelfde moment stond Ali op de treeplank en zijn stengun begon te sputteren, kogels sproeiend over de top van het rotsblok. Carter leunde met zijn pistool in de hand naar buiten maar kreeg slechts' de kans om een schot te lossen op een figuur boven op het rots blok. De gestalte zakte in elkaar ehter niet tenge volge van Carter's schot. Ali's s; n had zijn werk reeds gedaan. De chauffeur riep eensklaps „Ali" en liet het stuurrad los om naar het bloed te kijken, dat langs zijn arm stroomde. Carter draaide zich snel om pakte het wiel beet en stuurde de overhellende auto weer in het rechte spoor. Hij sloeg de chauffeur met de rug van zijn linkerhand in het gezicht en schreeuwde „rijd". De geschrokken Maleier druktc- het gaspedaal in en de truck ging opnieuw sneller rijden. Achter in de auto riep een van de politie-agenter „Allah" en was verder stil. Het geweer van de an der vuurde in het wilde weg. De trucj reed slippend een hoek om. Carter liet de chauffeur een kwart mijl verder or een open plek stoppen, waar een overval niet waar schijnlijk was te achten Ali rende met zijn gevreesdi sten vijftig meter om de achterhoede te dekken en eer politie-agent liep vooruit en verdween in het struikge was om de wagen van die kant te beveiligen. Car- Hij zei, Menééér Carter, de titel zo slepend uit sprekend als om er de nadruk op te leggen, dat hij het gebruikelijke „toean" niet wenste te gebruiken. Ook klonk er op deze manier iets beledigends in zijn toon. Hij zei, Menééér Carter, jn de zuidelijkste vak ken is in een week tijd niemand meer geweest. Als de tappers niet spoedig iemand van de bedrijfslei ding zien Zullen ze er tussen uitgaan? Quon zei, Ik zou niet durven veronderstellen Je deed het toch maar. Carter stopte een con trolelijst in de zak van zijn overhemd. Toen hij „Ali" riep, kwam de Maleier de kamer binnen vanaf zijn post buiten de deur, waar hij al die tijd bewegingloos had staan wachten. Zonder een woord te spreken pakte Ali de stengun naast Carter's bureau en con troleerde het wapen door het magazijn te laden en een patroon uit te werpen- De stem van Quon was scherp. Ik heb het wapen reeds nagekeken. Ali voerde een andere patroon in het magazijn en vulde ze pas weer in de houder, toen hij er van over tuigd was, dat het wapen behoorlijk werkte en dat de patronen te gebruiken waren. Daarna pas keek hij recht in de ronde ogen van Quon, en hij zei: Dat heb ik ook. Quon zei niets meer en volgde Carter naar buiten naar een Amerikaanse vrachtwagen, die voor het kantoor te wachten stond. Hij was, eigenaardig uit gerust met het stuur aan de linkerkant. De laad bak van de wagen was overtrokken met canvas en twee politieagenten hesen zich net over het achter hek. Carter ging naast de chauffeur zitten en nadat Ali de deur zo vastgemaakt had, dat ze open bleef, zoch hij zich een plaats op de vloer van de cabine waarbij zijn voeten bleven rusten op de treeplank. Met de stengun over zijn knieën had hij zo een uit zicht naar de rechterzijde. De motor van de vracht wagen draaide warm en ze vertrokken. Carter vroeg Kun je nog steeds niet beter met Quon opschieten? Ali sprak: U begrijpt me misschien wel, toean, ik spuw op hem. De auto passeerde de schildwachten bij het hek en Carter gaf aan de chauffeur bij het kruispunt de op dracht om naar de zuidelijkste vakken van de plan tage te rijden. Ali sprak. U begrijpt me misschien wel, toean, ik houd helemaal niet van de Britten, al niet sedert ik als kleine jongen naar een Engels-sprekende school ging. Heel lang heb ik gedacht, dat ik de taal en veel andere dingen zou kunnen vergeten. Ik wilde een Oosterling zijn. Carter antwoordde: Dat kan ik begrijpen. (Wordt vervolgd).

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1956 | | pagina 4