Inleiding REISVERSLAG van twee verkennertjes - WANTROUWEN D TREKKERS E8Eu EN CONCRETE GOEDHEID I HONDEPRAAT U lief en leed Slapen in de cel en een sopraantje in het bos «s| l DE 28ste ARIëNSDAG ZATERDAG 4 AUGUSTUS 1956 PAGINA Ditmaal een vakantie stemming op onze pagina. Niet dat het schone weer ons lokte maar gewoon het feit dat het in Nederland gewoonte is geworden deze maanden va kantie te nemen heeft ons er toe gebracht van huis te gaan. Over enkele decennia als het zo doorgaat zal niemand meer begrijpen waarom we juist in deze maanden op vakantie gaan. Je kan net zo goed in november gaan. Maar dit terzijde. F. B DE GEEST VAN AVONTUUR, JONG GELEERD, OUD GEDAAN GE HERINNERT U nog mgr. Kuypers? Indertijd bezoch ten wij de bisschop om een pagina te maken over de Surinaamse missie Het geviel dat we onlangs met een verkennerstroep in de buurt van Borkel en Schaft te recht kwamen, het plaatsje waar mgr. enkele maanden vakantie geniet, zijn geboorteplaats tevens. Op weg naar de bisschop Arc O» awhaostige gendarme wees Ooit zo'n grote ring gezien TphJ*. De kronkels van ons hart Op deze pagina willen we nog even herinneren aan de 28ste Ariënsdag', waarvan we het programma vorige week publiceerden. Deze dag wordt morgen in Maassen gehou den en zal speciaal ook voor jonge mensen van betekenis De totale persoon zijn. I We hebben trekkers gesproken en zijn verkennerskampen bin nengedrongen en hebben zo maar eens wat genoteerd van de wonderlijke genoegens die som mige en veel jonge mensen reserveren voor de paar weekjes dat ze genomen zijn uit produk- tie- of studieproces. Je vindt een paar herinnerin gen van een rastrekker. Vele le zers ook trekkers zullen nog meer en spannender verha len kunnen vertellen. Het zijn de avonturen van de weg. Ze zijn vol spiritualiteit. Overal is wat te beleven en de primitiviteit waartoe men zichzelf al trekkend dwingt doet een rijk gevarieerd beeld ontstaan Van trekkers lief en leed. En dat alles vormt de mens, die nu reageren moet op situaties die het vaak eentonige arbeidsproces niet kent. De na tuur kan onbarmhartig zijn en mild. Men kan geteisterd worden door regen en wind en intens dankbaar zijn voor een beetje zonneschijn. De maag kan ram melen en de slaap je overman nen. Er zijn duizend en één dingen die in kamp _en trekkersleven boeiend en avontuurlijk zijn en die helaas i» het comfortabele leven van 20e eeuwse Westeuro- 1Jie"sen niet meer voorko- as' want de spirituali- Waar(jeari ls Van grote vormende ventfeesrSnn0kken een paar kleine „rjJv avontuur met een Sgestelde opdracht. Ze zelf maar zien te y'aren. Dat was verkennersstijl ®n ook daarvan kan men zeggen dat de vormende waarde groot ls. Jong geleerd, zelfstandig te handelen en te ondernemen, maakt oudere mensen die P eigen benen kunnen staan, zelI~ standig kunnen handelen en anders wellicht nooit aan een •zelfstandig oordeel toekomen. En dat is het dan deze week, voor wat ons betreft. Per slot van rekening hebben we zelf óók vakantie. Om precies te zijn, we lagen in de bossen van Bergeyk (waarvan de harmonie beroemd is). Op het kamp programma stond op zekere dag. „dagtocht, twee aan twee'Dat be- tekent dat de jongens twee aan twee het kamp werden uitgestuurd met een opdracht en boterhammen mee en tussen vijf en half zes uur terug. Voor twee kleine mannen (een jaar of dertien) Mari en Theo luidde de opdracht: „In Borkel en Schaft is er een bis schop op vakantie. Ga mgr. de groe ten eens brengen". „Hebben jullie wel eens een bis schop gezien?" „Nee, nog nooit." De aalmoezenier van de troep stu deerde de begroeting van een bis schop even in. De beide kleine man nen keken niet enthousiast. „Wgar ligt dat Borkel en Schaft?" „Ja hoor eens ie bent verkenner of niet." Mari en Theo trokken het kamp uit. Het laatste wat we zagen waren t^ee silhouetten in kaki, opgenomen in de kleurenwereld van een bos in de zomer, nauwelijks hoger dan de strui ken, op weg naar de bewoonde we reld, om daar de weg te vragen naar Borkel en Schaft aan iemand die ze wellicht tegen zouden komen. Het avontuur tegemoet. 's Avonds noteerden we het reis verslag. „We kwamen een oude juffrouw tegen, helemaal in het zwart. Ze had geen tanden meer Daarom konden we haar niet verstaan, toen zijn we maar doorgelopen." „Even later kwamen we een douane tegen. Die keek ons heel vriendelijk aan toen we de weg vroegen." ,,'t Was een reuze eind lopen, toen kwamen we bij de muziektent in Borkel." „Woont er hier een bis schop?" vroegen we. Iedereen wist het. Het was een heel klein huisje. „Ik dacht dat een bisschop altijd een knots van een huis had." Mari zei dat hij al zijn moed bij elkaar geraapt had om aan te bellen. „Hij hoorde het zeker niet, want er werd niet opengedaan. Theo durfde niet te bellen. Toen zijn we doorge lopen en hebben onder een boom zit ten eten. Maar we moesten terug. Weer naar het huisje. Toen hebben we kruis of munt gegooid wie of er zou bellen" Ze hebben driemaal gegooid. Mari verloor twee keer en moest er aan geloven. V-V o' ':V;, 77 .7: v De vakantietijd is er niet alleen voor de jongelui; deze foto destijds geëxposeerd op de tentoonstelling The Family of Men" herinnert er nog eens aan, dat ook bejaarden bij- alle ontspanning met mogen vergeten worden Trekkersherinneringen ik mc nog jiet j^ste her inner van mijn trektochten? Het mag vreemd klinken, maar a( hieraf blijken de meest penibele 9ituaties liet best in je geheugen kewaard. Het zijn „laatste" veer boten die voor je neus wegvaren, verloren portefeuilles, wolkbreu ken die je ganse bagage, kleding en al, doordrenken, hopeloze weg- omleggingen, of een onvindbaar kampeerplaatsje. Zo herinner ik me het volgende van een trip door Frankrijk, waar bij we ook Parijs aan zouden doen. We konden om plus minus acht uur in Parijs zijn. Onderdak zouden we in „Maison Emaus", kunnen vin den. 's Winters verblijven hier de clochards, maar gedurende de zo mermaanden vinden zij wel een on derdak het bloed kruipt immers waar het niet gaan kan Als wiel rijder kom je echter niet zo heel vlot door Parijs, vooral niet als je dan ook de weg nog moet zoeken. Omstreeks middernacht wisten we nog niet waar we precies moesten zijn. Moe als we waren zegen we op een bankje tegenover het Lou vre neer. Al onze moed was op. Dan maar, juist zoals de vodden rapers, langs 'de Seine een plaatsje gaan zoeken. Onmogelijk, om het half uur kwam hier de politie con troleren. Dan op een bankje wat proberen te slapen. Als je echter een zacht en rustig bed gewend bent lu 20iata hard tegen. Het is niet alleen hard, maar ook koud en bn vendien blijven de auto's ook S nachts langs zoeven. Onze laatste hoop werd toen de politie. Op een grote plattegrond wees de politie ons de weg naar „Emaus". Simple comme bonjour. En hoe lang fietsen we nog. An derhalf uur ongeveer. Twee uur in de nacht, bepakte fietsen, fietsers die in staat zijn in de bezemwagen te stappen en ik zei het u al zonder moed. Kun nen we niet wat dichterbij slapen. „Li!" wees zijn beringde vinger. naar een hoek van het vertrek. Ach ter een hek van kippengaas zaten enkele'slonzige „dames" te kaarten, te roken en te zingen van „Johnnie is the boy for me". Neen, was onze eerste reactie, dan gaan we maar langs de Seine liggen. „Oh non, non!" dat niet, komt u dan maar mee. Een trapje af en de cel in! (ook niet comfortabel). Morgen om half- zeven moet u weg zijn. Uitgeput gingen we op de houten bank liggen. Ieder half uur raasde er een stortbak met een kletterend geluid. Het herinnerde er ons ook gedurende de nacht aan dat we slechts mensen zijn. De volgende ochtend vonden we de agent achter zijn krantje en zijn koffie-met-cognac. We fietsten verder, op weg naar abbé Pierre, die ons gastvrij als hij is ontving. Recht uit een mensenhart. Het zijn echter niet alleen derge lijke precaire situatiesudie niet door de zeef4van de tijd heengaan. Ook de meest romantische en zonder linge blijven. Van Salzburg een stad brui send van muziek herinner ik me het volgeilde.Ave lagen met ons ten tje even buiten de stad tegen een bosrand. Een pracht plaatsje voor een ochtendwandeling. Al bijtijds trok ik daarom het bos in om de dauwdroppels nog glinsterend aan te treffen en om de vogels hun en thousiasme over de dag te horen kwelen. Het bleef echter niet bij de vogels, want eenmaal een stukje net bos in hoorde ik een glasheldere so- praanstem. Het was geen uitbundig Jordaan lied of sentimenteel vers over „stijfselkissies". Wat het wel was? Het was alleen maar mooi, om- dat het recht uit een mensenhart kwam en dus echt was. Ik ben er rustig bij gaan zitten eq op mijn gemak een minuut of t'en zitten luisteren. Toen kwam mUn nieuwsgierigheid boven en ik S'ng op zoek naar de bezitster van deze stem. Een lang niet onaardig meisje stond tegen de zon te zingen met meer enthousiasme dan waarmee alle hanen samen de dageraad aan kondigen. Overbluft naderde ik. 9 Schuchter neuriede ze verder en verdween in de bossen. Ik vergat gewoon om haar aan te spreken. Dat zou trouwens fataal geweest zijn ook, want daardoor was deze echte fee misschien een echt mens geworden. Deze en dergelijke dingen beleef je al fietsend of kamperend. Wat voor mij echter het meest enerverend van het trekken is is het feit dat je 's morgens op de fiets stapt zonder te weten waar je 's avonds zult zijn en waar je vannacht gaat sla pen. Geen enkele zekerheid omtrent een dagprogram; geen koffie-pau- ze om half elf en geen avondrust dan wanneer je tentje weer staat, hetzij aan een bosrand, bij een rui send watervalletje af aan de oever van een meertje of ven. T. K. „De bisschop kwam zelf voor. Hij stak zijn hand uh en toen wij maar knielen in de gang. Hij had een hele stoot paarse knoonies aan zijn toog en overal paarse randjes aan." „Ik heb nog nooü z0'n grote ring gezien," zei Mari, Hij lachte ons vriendelijk toe en vroeg wat we wil den. Wij het alieTOaal uitgelegd." De kampleiding had blijkbaar vergeten te vertellen dat de aanspreektitel van een bisschop „monseigneur" is, want ze hebben van alles gezegd tot excel lentie toe. Toen de bisschop vroeg of ze wis ten waar Suriname lag, heeft Theo dat naar behoren uitgelegd. Ze had den goed uit hun ogen gekeken, want ze konden een nauwkeurige beschrij ving geven van het interieur van de woonkamer. Aan de hopman overhandigden ze een briefje waarin de vriendelijke en bereidwillige bisschop schreef dat ze de opdracht juist hadden uitgevoerd. Mgr. was direct »in the game", dat bleek wel. Het briefje dat ze mochten houden werd ijverig opgeboi'gen als herinne ringsstuk aan hun eerste zelfstandig beleefde avontuur. „We waren wel blij, dat we weer op straat stonden, maar we vonden het toch fijn dat het gelukt was." De fourageur van de troep, die ook de post op de bus gaat doen in het dorp, had de andere dag een paar kaarten bij zich van Mari en Theo. „Moeder, we zijn gisteren helemaal alleen bij een echte bisschop geweest. Hij had een toog met allemaal paarse knoopjes, enz- enz Jong geleerd Is oud gedaan. Men mag zich afvragen wat zo'n verhaal over de jeugd van dertien jaren op een jongerenpagina doet. Opvoeding tot zelfstandigheid moet jong begin nen. Bij hoeveel ouderen dan Theo en Mari mensen die we toch jongeren noemen is deze geest van avon tuur nimmer ontwikkeld of lang zaamaan verstikt- Daarom, we schieven het alleen maar als inspirerend verhaal. Met alle eer aan de verkennersbe weging waarin het blijkbaar mogelijk is jong te leren wat men ouder hard nodig heeft, en dat al spelend in de vakantietijd. heb „Hoe kun je trachten een sfeer van goedheid te scheppen wan neer er altijd alleen maar wan trouwen en achterdocht is?" Zo luidde een reactie op de „drie punten" enige tijd geleden op deze pagina aanbevolen. De men sen die zo reageerden begrepen waar liet om ging. Concrete goed heid moet beginnen in het milieu waar je „thuis" bent en in de huis kamer. En wat dan, wanneer je daar steeds wantrouwen ontmoet? Wantrouwen is bijzonder lelijk en doodt heel veel goede wil. Wan trouwen wil zeggen: niet geloven wat een ander zegt. Het doet alle kasten en laden angstvallig afslui ten. Wie wantrouwt staat achter deuren te luisteren en gluurt döor gordijnspleten. Wantrouwen doet soms zelfs brieven, aan een ander gericht, openen. Misschien bestaat er wel geen ernstiger aanslag op het vertrouwen dan het schenden van het briefgeheim. Wantrouwen wil eigenlijk zeggen: „ik vertrouw je niet. Jij doet je an ders voor dan je bent. Je zegt wel dat je daar en daar heengaat, maar dat geloof ik niet. Je zegt wel, dat je onderweg opgehouden bent, maar dat neem ik niet aan. Want ik geloof dat jij eigenlijk niet deugt maar wie wantrouwt zegt dat meestal niet openlijk, hij praat nooit eerlijk met je. Hij gaat liever al je gangen na. Als je van huis bent snuffelt hij graag je kamer door om achter je geheimen te komen. Want hij vindt dat hij recht heeft om je geheimen te kennen. Dan kan hij je bewaren voor allerlei gevaren..". Zo denkt en doet iemand die wantrouwt. Wan trouwen doet overal gevaren zien. Vooral een bepaald soort gevaren. Zo is een verkering alleen maar ge vaarlijk. En de vakantie ook. En een dansavond ook. En de film ook. En een roman ook. Wantrouwen doet overal gevaren zien voor zonden maar intussen is het w antrouwen zelf een zeer ernstige zonde tegen de liefde. En het staat dag en nacht de goedheid in de weg. Dikwijls vei- oorzaakt het precies dat wat het wil voorkomen. Want wie voortdu rend aan wantrouwen blootstaat wordt slim in het uitdenken van voorwendsels. Dit wantrouwen komt veel voor. Het-bepaalt de sfeer in menige huiskamer. Het is iets heel anders dan echte bezorgdheid. Wanneer iemand be zorgd over ons is dan kunnen we daar alleen maar blij om zijn. Dat we de uitingen van zo'n bezorgd heid soms niet begrijpen, doet daar niets aan af. Het is moeilijk om over dgze din gen te schrijven. Want een of ande re lezer zou te makkelijk geneigd kunnen zijn om als wantrouwen te bestempelen wat alleen eerlijke be zorgdheid is. En eveneens is het gevaar niet uitgesloten, dat anderen bezorgdheid noemen wat werkelijk niets anders dan doorgevoerd wan trouwen kan heten. Het is natuur-' lijk niet de bedoeling om spannin gen of moeilijkheden op te roepen. Maar van de andere kant zou het ook oneerlijk zijn, wanneer we waar we dit onderwerp nu een- j maal aangesneden hebben ons maar op de vlakte zouden houden en alleen maar „in het vage" de concrete goedheid zouden propage- j ren. Willen we weten of er thuis spra ke is, wederzijds, van oprechte, christelijke goedheid, dan moeten we de moed hebben ons zelf een ogenblik te onderzoeken aan de hand van wat een van de allergrootste christenen over de liefde heeft neer geschreven. Ik bedoel St.-Paulus. Hü schrijft: „De liefde is gedul dig" dus mild, zjj wil geen ijzer met handen breken; zU is bijzonder ge duldig, waar het de fouten van een ander betreft. „De liefde is goe dertieren" dus hartelijk, begrijpend zich bescheiden de situatie Van een ander indenkend. Wilde, driftige explosies en dan veertien dagen niet met elkaar praten zijn hier mee wel in strjjd. „De liefde is niet afgunstig, niet pronkzuchtig, niet verwaand. Zij handelt niet onedel" Alle dingen die stiekum gebeuren zijn. onedel. „Zij zoekt zichzelve niet". Dus ouders die hun kinderen maar thuis willen houden en dus te gen elke verkering zjjn en hun kin deren altijd nog veel te jong vinden tonen geen liefde: zij zoeken zich zelf en dat is ongeordende eigen liefde, dus egoïsme. „Zij laat zich niet verbitteren* zij rekent het kwa de niet aan „Over onrecht is de liefde niet blij". Merkwaardig, hoe zou jc nu over onrecht blij kun nen zijn? Maar Paulus kent de na re kronkels van het menselijk hart en moeten we niet toegeven, dat we dit plezier over andermans on recht uit ervaring kennen? „Maar over de waarheid is de liefde ver heugd. Alles bedekt zij, alles gelooft zij, alles hoopt zij, alles duldt zij". Als we deze woorden overwegen blijft er voor wantrouwen geen plaats meer over. Dit alles gaat voor ons allen in een even sterke mate op. Wanneer we een eerlijke poging willen wa gen om de kern van ons geloof me^r centraal te plaatsen in onze geloofs beleving en in heel ons bestaan dan vinden wij vanzelf de juiste weg op den duur. Zijn wij ons op reële gronden bewust dat we het voorwerp zijn van ongemotiveerd wantrouwen en ongerechtvaardigde achterdocht, dan is het niet makke lijk om de juiste houding te vinden. Dat vraag't een telkens opnieuw pro beren. Door eigen domheden zal het zeker dikwijls mislukken. Dat is niet erg. als we de moed maar niet op geven. En dan daarbij dit spreekt eigenlijk vanzelf zullen we moeten trachten anderen el ke grond tot wantrouwen te ontne men. Spanningen tussen ouderen en jongeren, tussen ouders en hun kin deren liggen overal anders. En de situatie is dikwijls zeer gecompli ceerd. Het is dan het beste om de dingen een keer eerlijk uit te pra ten. En soms lijken de problemen onoplosbaar. Wanneer we dan doen wat in ons vermogen ligt dan be hoeft de liefde er toch niet door ge kwetst te worden. Het voorstel van „De Drie Pun ten" lijkt op het eerste gezicht bar simpel. Maar er zit heel veel aan vast. Het eist ieder die er zich aan gewonnen geeft heel en ak op. Wan neer het christendom alleen maar van ons vroeg het nakomen van een aantal uiterlijke verplichtingen dan was het erg gemakkelijk. Dan hoefde je alleen af en toe iets te geven van je tijd en van je geld. En je moest je aan een paar gewoon ten zien te gewennen. Maar het wer kelijke christendom eist de hele mens op en doet een beroep op het meest wezenlijke en het hoogste in iedere mens, n.l. zijn vermogen om lief te hebben en zich .heel en al te geven. Over ons plan, samengevat in drie punten, moeten we eens wat uitvoe riger kunnen spreken. Die mogelijk heid is ons nu geboden; er zijn twee weeltbnds opengehouden. Een er gens in Zuid-Holland en een in Bra bant. Wie daar iets voor voelt moet ons haar of zijn naam en adres eens opsturen. Van onze kant volgen dan prompt de verdere nodige inlich tingen. Deze uitnodiging geldt voor de jonge mensen boven de 17 jaar. Ons adres is: P. Wesseling, Kei zersgracht 218, Amsterdam. P. W. u „Een mevrouw in een zomer huisje te Katwijk heeft mij een brief geschreven", aldus Hond zorgvuldig naar zijn kluif turend. „In die brief vraagt zij mij om enige uitleg en toelichting om trent de diepere betekenis der zo genaamde Hondsdagen en, in ver band daarmede, de intiemere oor zaken van het hondeweer, als ge volg waarvan het Katwijkse leven klaarblijkelijk de laatste tijd aan uitbundigheid begint in te boeten. Een antwoord op deze indringen de en actuele vragen heeft wel licht niet enkel aan een eenzaam zomerende mevrouw doch ook de - geregelde lezer van deze kolom men iets te zeggen. In de Middeleeuwen kwamen honden voornamelijk op schilde rijen voor. De oude Pieter Breu ghel kon zich, zoals bekend, geen geslaagd schilderwerk voorstel len zonder hond. Zelfs Rembrandt, een erkend sdhilder uit de 17e eeuw, heeft nog menig clair- obscuur hondje over zijn doeken laten tippelen. Aan deze honde figuren werd door de kunstenaars grote zorg besteed. Hun gedach- tengang was niet: „Ziezo, dit schil derwerk is bijna klaar; nu nog gauw even een hond!" Neen, voor de hond trokken zij rustig enige tijd uit. Jeroen Bosch was de eerste die voor zijn hond regen achtige dagen uitkoos. Wanneer de Bosschenaren hun Jeroen achter het beregende venster soms da genlang geconcentreerd zagen penselen, zeiden zij tot elkander: „het zijn weer hondsdagen!" Kwam een of andere vriend Je roen ooit tegen, wandelend in de stralende zon, en vroeg hij hem in het middeleeuws: „Heb je dat doekje al klaar waar je laatst mee bezig was?" dan luidde dikwijls genoeg het antwoord: „Nee, het wil helaas nog maar geen honde weer worden!". De levende, niet-gesohilderde hond heeft dus met die honds dagen en het Katwijkse honde weer niets te maken. Overigens zou ik mevrouw willen aanraden haar zomerhuisje in Katwijk met storm en regen alleen te laten en naar Amsterdam te reizen, om in het Rijksmuseum eens rustig wat oude meesters te bekijken...."

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1956 | | pagina 7