witte doek De hand van de pottenbakker „Art director" neemt in film sleutelpositie in EMOTIE UIT DE KUNST VERBANNEN HET RUMOER op het toneel Onvrijwillig bad voor Diana Dors Bela Lugosi, het „filmmonster", overleden Moed en geduld Knok*) af lij maakte einde aan sterken-f-i if in Hollywood Begraven in de mantel van Graaf Dracula ACTUALITEITEN Jubileum Het rumoer durven wij aan zaterdag 25 augustus 1956 PAGINA 5 Ontroerend document van ouderliefde ARCHITECT, ARTIEST, GEDACHTENLEZER EN DIPLOMAAT Bij de Uitgeverij Cassell and Comp. te Londen verscheen een heel onopvallend boeltje, dat allerwegen in Engeland een diepe ont roering heeft gewektTwee mensen van middelbare leeftijd, Nel en Peter Motte, hebben er hun ouderliefde en -leed in uitgeschreven uitgeschreid, kan men wel zeggen. Peter Motte is een bekende Engelse romanschrijver; Nel is een eenvoudige huisvrouw, die nim mer de pen lieefi gehanteerd dan voor het schrijven van brieven. Maar in de gemeenschap van tezamen doorleefde tragiek hebben zij de zuivere woorden gevonden voor hun levensverhaal. Ieder GOUDEN LAUWERKRANS VOOR SIR LAURENCE OLIVIER Verdwijnend tapijt in Engelse bioscoop woord, in „The hand of the potterkomt recht uit het hart van deze man en vrouw, die veel hebben liefgehad en veel hebben geleden. Dit ivas hun droevig lot: hun eniggeboren zoon was een kind dat niet wilde groeien - een zogenaamd mongooltje. Laat geluk Ael Motte Hans Roest Oorzaak in romantiek Harlekijns en piassen Vorige maal schreven wij over de stilte op het toneel en hebben gezien hoe wij als houten klazen en zoutzakken staan zo gauw ons de stilte overvalt- De stilte, waarin wij alleen onszelf moeten zijn, zonder de aandacht van onze persoon te kunnen afleiden op de woorden van een ander. Het is daarom, dat de stilte ons zo zwaar valt. Vij weten alle aandacht op ons figuur gericht en we weten geen raad met onszelf. We gaan zenuwachtig wriemelen met onze handen of trekken met onze ogen of zitten ineengedoken op een stoel, alsof we er niet bijhoren. Maar zo gauw we weer aan het woord komen rumoer kunnen maken leven we op en valt alle schroom van ons af. Rumoer en beweging zijn de twee elementen die ons amateurs liggen. Hi uns van Bergt en Toppunt van verwarring „Geen perspectief" WERELDNIEUWS Slechts enkelen van de miljoenen, die geregeld de bioscopen bezoeken, weten tvat nu eigenlijk een „art director" is of doet. Onder een „art director" wiens naam vooraan staat op de lange lijst van medewerkers, die bjj het begin van een film gewoonlijk op 't doek verschijnt verstaat Hollywood de decorontwerper en hij neemt een sleutelpositie in bij de vervaardiging van een film. Meer dan enig ander van de creatieve medewerkers kan hij de werkelijke „ar chitect" van een film worden genoemd. Hij is de man, die zijn stempel drukt op de structurele vorm en de achtergrond van een film. Hij denkt in termen van atmosfeer, stemming en visuele effecten. Omdat de film nu eenmaal een visueel medium is, kunnen slecht ontworpen de-, cors afbreuk doen aan de regie of het spel. Men zegt wel eens, dat een „art direc tor" van een film een architect, artiest, binnenhuisarchitect, gedachtenlezer en di plomaat tegelijk moet zijn. Dat zijn ech ter nog maar een paar van de eigen schappen, die hij moet hebben. Misschien komt de diplomatie wel op de eerste plaats. Want de „art director" moet goe de vrienden weten te blijven met de pro ducent van de film, met de regisseur en de sterren en met zijn onmiddellijke supe rieuren. Bovendien moet hij de begroting van de film tot de laatste cent in zijn hoofd hebben. Mac Johnson, een decorontwerper van Paramount, heeft al die hoedanigheden in hoger mate. Terwijl de regisseur zich uitsluitend bezighoudt met de regie, weet Mac de bedoelingen van de hele produk- tiegroep als het ware vooruit te raden. Toegewijd en ernstig werker als hij is. heeft hij sinds hij in 1936 als architect de universiteit van Zuid-Californië ver liet, aan tal van films meegewerkt. Mac Johnson houdt van opdrachten, waarbij hij zijn fantasie kan laten wer ken, zoals bijvoorbeeld het geval was met de film „Anything goes" een spectaculaire muziekfilm met Bing Crosby. Donald O'Connor, en Mitzi Gaynor in de hoofd rollen. Een decorontwerper als Mac houdt zich al bezig met het zoeken naar mogelijk heden om een bepaalde scène te fotogra- seren, lang voordat de regisseur met zijn opnamen begint. Dit doet hij met behulp van duizenden schetsen, aquarellen en schilderstukken, na 't scenario te hebben gelezen en „ontleed". Nadat hij zjjn decors tot genoegen van de regisseur heeft ont worpen en getekend staat hij voor de nog moeilijker taak om ervoor te zorgen, dat ze ook worden gebouwd. Dit betekent, dat hij van dag tot dag de vorderingen aan de film moet controlren, dat hij voort durend de op het laatste nippertje aange brachte veranderingen moet uitvoeren en er toch voor zorgen, dat de oorspronkelij ke begroting met geen cent wordt over schreden. Mac Johnson is het allebei geweest, maar hij geeft de voorkeur aan het beroep van „art director" boven dat van archi tect. „Een architect" zegt hij, „bouwt een huis en komt er pas na een paar jaar achter, welke fouten hij heeft ge maakt. Wij ontdekken het onmiddellijk. Bovendien is er veel meer afwisseling in het werk van een decorontwerper. Geen enkele film is hetzelfde. Hij moet in alle periodes en stijlen kunnen werken, van gotisch tot modern. Je hoeft je geen ogen- blik te vervelen. Alleen wou ik. dat je ie een idee te vormen van maar geen kopzorgen hoefde te maken i over de begroting!" Mac Johnson, bezig met het ontwer pen van decors voor Paramount s muziekfilm Anything goes Eerst maakt hij talloze aquarellen om zich de toe komstige scène. Aan de Britse acteur Sir Laurence Oli vier is de Gouden Lauwerkrans toege kend, die jaarlijks door de Amerikaanse filmproducent David O'Selznick beschik baar wordt gesteld aan een niet-Ameri- kaan, wiens werk bij de film heeft bijge dragen tot intern, begrip en vriend schap. De onderscheiding zal hem op 2 september a.s. te Edinburgh door het Britse parlementslid Walter Elliot wor den uitgereikt. Een Britse film: „The Divided Heart" heeft de Gouden Lauwerkans ontvangen als de beste film van het jaar. In de Jury, die de onderscheidingen toe kende, hadden o.a. mevr, Roosevelt en Ralph Bunche, de tweede aigemeen-se- Cretaris van de Verenigde Naties zitting. Engelse Granó Cinema te Leek in het onlangs deanfï.<lhap Staffordshire gingen ongeveer 4nn aa" en nestelden zich om van de n m!nsen ,in hun fauteuils om van ue film te genieten. Vlak beneden het scherm, onder de neuzen van de mensen op de voorste rij, lag een dikke rubberen vloerbedekking.' Toen de lichten twee-en-een-half uur later weer aangingen, was de vloer kaal. De vloerbedekking, bijna tien meter, was verdwenen. De eigenaar van de bioscoop heeft, een beloning uitgeloofd voor ieder die hem kan vertellen, wie de diefstal heeft ge pleegd ,en. hoe. Zou dit nu ook weer een publiciteitsstunt zijn? Als zijn werk bijna klaar is gebruikt Mac Johnson, de decorbouiver van Paramount een„zoeker" om te zien, hoe zijn decor het voor de camera's °1 nog erger toe te schrijven. Vandaar de- zal doen. Hier ziel men hem voor een decor, dat hij voor de muziekfilm „Anything goes" heeft ontworpen. Wij zijn geneigd de geboorte van een normaal kind als iets heel gewoons te be schouwen. Maar volgens de inleiding van professor L.S. Penrose telt men in Euro pa op iedere zeshonderd geboorten één kind dat deze afwijking gelukkig meest al in veel lichtere graad—heeft. Alleen in Groot Brittannië zijn dat er meer dan dui zend per jaar. Deze geheimzinnige afwij king, waarvan men de oorzaak nog niet geheel heeft doorgrond, vormt zowel me disch als sociaal een der moeilijkste pro blemen van deze tijd In „The hand of the potter" hebben Nel en Peter Motte hun ervaringen met hun kind neergelegd openhartig, zonder enige terughoudendheid, moedig en zon- der zelfmedelijden, maar overstraald door een niet te blussen liefde voor het onge lukkige kind, dat hun zoon is. De lectuur van dit boekje is niet bepaald vrolijk, maar het heeft iets lichtends het getuigt van een zinvolle berusting en milde troost. Het kan voor de meeste ouders een vin gerwijzing tot groter dankbaarheid zijn; de ouders die het lot der Mottes delen, zal het aansporen tot meer moed en ge duld. Want moe<3 en geduld hebben Ne] en Peter Motte zeker gehad Zij konden tenslotte hun jongen niet bij zich houden, maar met alle liefde die in hen was. ble ven zij in gedachten met hem bezig. Hoe zou hij het maken in het gesticht Zou hij er tevreden zijn Waren zij wel goed en geduldig genoeg voor hem geweest Wat zou de oorzaak van de afwijking zijn? Uit dit voortdurend bezig zijn met hun kind ontstond dit boekje. Nel en Peter Motte zijn de mening toegedaan, dat met liefde en begrip voor deze kinderen veei goeds kan worden gedaan. En ook: dat medische onderzoe^jngen de ken nis van de afwijking en wellicht tot de bestrijding ervan kunnen leiden. Daarom hebben zi.i een fonds opgericht, het Mon golian and allied conditions resarch fund. Alle opbrengsten van „The hand of the potter" zuilen in dit fonds worden ge stort. Zo hopen de beide ouders te kun nen bijdragen om voor anderen in de toe komst het leed te voorkomen, dat zij zelf zo diep hebben ondergaan. De titel is ont leend aan het vers: They sneer at me for learning all awry: What! did the Hand then of the Potter shake Alsof het niet genoeg was (jat de Mottes ongeneeslijk gewond werden in hun toe komstverwachtingen. heeft men" niet ge aarzeld hun erfelijke krankzinnigheid of nog erger toe te schrijvei ze veelbetekenende regéis. Diana Dors, de Britse Marilyn Mon- te ik met mijn rug de rand van het bas- Dit is m het kort het verhaal van Nel en Peter Motte In het hartje van de roe, die het. zoals we onlangs vertelden, zo goed maakt in Hollywood, heeft daar zondagavond haar eerste cocktail-fuif ge geven bij het zwembasin van haar nieu we landhuis Cold Water Canyon. Diana had letterlijk iedereen in Hollywood uit genodigd: Bob Hope, John Wayne, Gre gory Peck. Frank Sinatra, Zsa Zsa Ga- bor. Doris Day. Howard Keel, Eddi Fi sher en zün vrouw. Debbie Reynolds in totaal 250 gasten. Ze had voor tiendui zend gulden aan eten en drinken ingesla gen en vooral van het laatste schijnen haar gasten eeft zeer dankbaar gebruik te hebben gemaakt. In een telefonisch interview, dat ze de volgende dag van haar sponde af aan de pers verleende, vertelde Diana tenminste haarfijn. hoe zij haar man, haar vertegenwoordiger en haar kostuumontwerper in het zwembas sin waren geduwd. „De fuif was een ge weldig succes, maar toen was het afge lopen. Terwijl ik in het water viel, raak- Bela Lugosi. een van de meest ma cabere „filmmonsters', de man, die o.a. de afschuwelijke vampier Graaf Dracula op het witte doek creëerde, is verleden week donderdag in Los Angeles op 74- jarige leeftijd overleden. De zaterdag daarop js hij ingevolge zijn laatste wens begraven in de zwarte mantel, die hij als de sinistere Dracula droeg. Pastoor Joseph A. Vaughn van de pa rochie van het Allerheiligste Sacrament, die de uitvaart deed verklaarde, dat Bela Lugosi een vriendelijk .goedhartig mens Was, in volledige tegenstelling tot de af schuwelijke karakters, die hij in zijn films uitbeeldde. Zouden de films, waarin Lugosi is op getreden, thans Oipnieuw (worden ver toond, dan zouden ze waarschijnlijk al teen maar verveling en soms de lach lust opwekken. Misschien is het bioscoop. Publiek verstandiger en wijzer geworden. Maar in die lang vervlogen jaren vóór de oorlog was Lugosi even echt en afschu welijk als een slang, die op het punt staat op zjjn prooi toe te schieten. Als hij veranderde in een reusachtige vleer muis en tegen de muren van zijn som bere kasteel ergens in Oost-Europa be- Son op te klimmen, geloofden de toe schouwers onvoorwaardelijk in hem. Het Was boerenbedrog, maar boerenbedrog in grote stijl. Zijn levensloop lijkt wel wat op die an Eric von Stroheim. Evenals Von troheim is Lugosi officier geweest in het keizerlijke leger van Oostenrijk—Honga- ;be tijdens de eerste wereldoorlog. Even- Ms Von Stroheim trok Lugosi na het Sluiten van de wapenstilstand naar Amerika. Men schreef toen 1921 en de UJden waren moeilijk. Wederom als Von ^troheim wist Lugosi dankbaar gebonk te maken van zijn vage aristocratische Europese afkomst, zijn houding van man van de wereld. In het midden van de jaren twintig veroverde hij Broadway. In 1927 bereikte zijn loopbaan als acteur een hoogtepunt: Dracula Om op het toneel een dergelijke rol aannemelijk te maken moet hij een ware virtuoos zijn geweest. Maar pas de film deed hem in het exclusieve en hoogst lucratieve gezelschap van men senlijken consumerende monsters, gees ten. vampiers, weerwolven en robots be landen. Het publiek gilde van anSst. Mensen vielen flauw. Er kwamen klach ten binnen over slapeloosheid van de meer gevoelige naturen. De Dracula van de film was hét hoogtepunt in zijn loop baan. De neergang voltrok zich langzaam. Hij speelde nog in films met titels als „De Lijkenschenner", ..De geest van Fran kenstein" en dergelijke. Toen kwam er een eind aan de aanbiedingen van rollen. De man uit Hongarije was zestig ge worden en in een wereld van Buchen- wald en Belsen had het geen zin om griezelfilms te maken. Om te ontkomen aan de ellende van on verschillig kijkende inpresario's. vrien den, die hem de rug toekeerden, por tiers van dure restaurants, die hem de toegang weigerden, vluchtte Lugosi in een wereld van dromen, diie nog af schuwelijker waren dan de nachtmerries, die hij de bioscoopbezoekers voor hun goede geld liet zien. Goedkope logemen ten. Telefoons die nooit belden. Verdo vende middelen. Een jaar geleden bekende hij openlijk schuld en vroeg om opneming in het staatsziekenhuis van Californië voor een kuur. Toen hij dit weer verliet, ver klaarde hij: „Ik ben genezen voor goed". „Voor goed" betekende in het geval van Bela Lugosi precies achttien maanden.. Sin. Lopen kan ik nog wel, maar het doet afschuwelijk pijn". Haar man verklaarde, dat hij een middenhandsbeentje had gebroken toen hij de persfotograaf stompte, die volgens hem het viertal in het water had geduwd om een sensationele foto te kunnen ma ken. Na het incident ontstond een vecht partij. waaraan andere gasten, die de po litie waarschuwden een einde maakten De dokter van de geslagen fotograaf constateerde, dat hij vermoedelijk zijn neusbeentje had gebroken en dat hij op verschillende plaatsen gekwetst was. Natuurlijk deed onmiddellijk in de pers het gerucht de ronde, dat Diana zelf de onvrijwillige zwempartij in scène had ge zet ais 'n publiciteitsstunt. Geruchten, die de volgende dag door een verontwaardig de en pijnlijke Diana werden ontkend: ..Als het een stunt was. lijkt het er meer °P, dat die door de fotografen is uitge haald. Hoe anders is het te verklaren, dat ze allemaal met hun toestellen klaar stonden, toen we in het water werden ge duwd?" oorlog, januari 1942, werd de kleine Ri chard geboren. De moeder was op dat mo ment acht en dertig jaar. Zij was dol op kinderen, maar achttien jaar lang hadden Peter en zij tevergeefs naar de vervulling van hun innigste wens uitgezien. Ze had den de hoop reeds opgegeven, toen de kleine Richard zijn komst meldde. Men kan zich het geluk voor de a] niet meer jonge aanstaande moeder voorstellen. Grote moed werd van haar geëist bij de geboorte van haar zoon nog veel groter moed echter daarna. Het kind was erg langzaam. „U zult erg veel geduld met hem moeten hebben", zei de dokter, toen de jongen drie maanden oud was. Geduld had de moeder genoeg, maar zij slaagde er niet in het kind ook maar ergens be lang in te doen stellen. Als er een kudde schapen voorbij kwam, was het alsof Ri chard niets zag. Zei iemand iets tegen hem, dan scheen hij door de betrokkene heen te kijken. Toch bevroedde mrs. Motte nog niet, dat haar kind niet normaal was. De jongen was achttien maanden, toen de grote slag viel. Mrs. Motte reed hem in de kinderwagen door het dorp. Ze kwam een vrouw tegen, die vroeger in de kinderzaal van een groot ziekenhuis had gewerkt. De vrouw bekeek het jongetje en zei: „Natuurlijk weet u, dat het een mon gooltje is. Pieker er maar niet al te veel over, want misschien vergroeit het wei". Het- woord „mongooltje" zei Mrs. Motte niets. Ze snelde verontrust naar hu;s en zocht in de encyclopedie. „Vorm van achterlijkheid, mongoolse kenmerken, zo als schuine ogen. brede schedel etc." Zij wilde het niet geloven. Zij wilde uit de mond van haar man horen dat het niet waar was. Maar hij kon niets ont kennen: hij wist het al lang. Vele maan den had hij alleen deze wetenschap gedra gen, vol angst uitziend naar het ogenblik waarop hij Nel de waarheid zou moeten vertellen de waarheid die nog erger was dan zij wel bevroedde, want Richard j bezat de afwijking in de eerste graad i Er dreigde een wereld voor Nel ten onder te gaan: geen zoon om mee te pronken, geen geleerde of kunstenaar j 1 maar een arm en ongelukkig mensen- j kind. Maar op hetzelfde ogenblik deed de moederliefde wonderen. Vrank en vrij j begaf mrs. Motte zich met Richard on- der de mensen. Vanaf die dag bestond er i voor haar en haar man nog slechts het i k:nd, dat hen nauwelijks herkende en I dat nooit een spoortje emotie of dankbaar heid toonde. Opgeofferd hebben zij zich voor de ion gen. zonder één woord of zelfs maar cén j blik van wederliefde. Bij een bepaalde ge legenheid schrijft Nel: ..Richard zag er schattig uit in zijn nieuwe pakje. Ik kniel de naast hem neer en knuffelde hem. Maar hij keek mij met lege ogen aan en keerde zich af. O, had hij toch maar één keer, één enkel keertje zijn armpjes om mij heengeslagen!" Er staan aangrijpende bladzijden in dit boekje, dat ik met diepe ontroering heb gelezen. Ik heb „The hand of the potter" onder uw aandacht willen bren gen, omdat dit levensverhaal ieder van ons iets te leren heelt. In de eerste plaats de les van dankbaarheid. En voorts laat het zien hoe grenzenloos ver ouderliefde gaan kan, ook al wordt het hart bijna verscheurd door leed. Artistieke PIETER SCHEEN heeft gejubileerd. Vijfentwintig jaar geleden is hij als 18-jarige in de kunsthandel van zijn vader begon nen. Specialiseerde Scheen senior zich in de schilders van de Haagse School, zijn zoon nam er de aan de Haagse School voorafgaan de Romantiek bij. Jarenlang studeer de hij, keek goed uit zijn ogen op veilingen en ten tentoonstellingen en verraste kunst lievend en kunstkopend Nederland in 1946 met zijn boek over de Roman tiek, dat aanstonds als een standaard werk werd erkend. Vanaf dat ogen blik is de enorme opgang begonnen die Pieter Scheen heeft gemaakt tot de beste kenner van onze 19e-eeuwse schilderkunst en de meest populaire verkoper daarvan. Dit laatste hoort er beslist bij. Scheen is een kunst liefhebber en tegelijk een voortreffe lijke zakenman. Zo zijn er niet veel in ons land. Dat de kunsthandel kwijnt komt ten dele ook doordat de combinatie van ge voelig kennerschap en verkopersta lent zeer schaars is. Hoe groot intus sen de kring is geworden van hen die Scheen waarderen als mens, als kunstkenner en als kunsthandelaar is gebleken op de receptie van 28 juli waarmee hij teven zijn verbouwde expositiezaal inwijdde. Museumdirec teuren, departementsambtenaren, col lectioneurs, collega's toonden behalve waardering voor het vakmanschap, ook vriendschap voor de menselijke kwaliteiten van de jubilaris. Tweehonderd gasten verschenen in het stijlvol herbouwde zaaltje, honderden bloemstukken en een berg post deden de rest om de dag voor Scheen tot een gloriedag te maken. Tpi OT het beste, dat over mo-1 derne kunst geschreven is, j behoort ongetwijfeld het essay „The dehumanisation of Art" van de bekende Spaanse filo- Hierin ligt de kiem van een verwor ding, die ook inderdaad gevolgd is. De werking van een kunstwerk moet steunen op zijn esthetische kwaliteit en niet op het menselijke sentiment van de beschouwer. De kunstenaar^ soof Ortega y Gasset, voor het I ^ie °P ^it Matste vertrouwt, bedriegt zichzelf. Zeker, wij geven de eigen tijdse kunstenaars op grond van aller lei niet-artistieke factoren veel kre diet, maar daarop moet men niet rekenen. Hoeveel verzetsverzen zijn er niet, waarvan we ons nu afvragen, hoe ze ooit voor poëzie konden wor den aangezien? eerst gepubliceerd in Amerika en o.a. ook verschenen in de Peter Motte Anchovbooks van Doubleday, een serie die onder de pocket- books een gelijke plaats in- neenit als het B.B.C. third pro- gramme onder de radio- j programma's. Helder en scherpzinnig ont- leedt Ortega y Gasset in dat essay een tendens, die zicht- j baar wordt zowel in de non- figuratieve beeldende kunst als in de moderne muziek en poëze, een streven namelijk oin de aanknopingspunten voor het directe menselijke gevoel tot een minimum te reduceren. De moderne kunstenaar wil j geen gemakkelijk aansprekende menselijke vormen, geen mee slepende melodieën, geen poëti sche taal. Dit is grotendeels een reactie op de romantiek, die het menselijke ge voel juist op de voorgrond plaatste. De oorzaak van dit alles ligt, zoals gezegd, ergens in de romantiek. Een symphonie van Beethoven doet reeds een zo sterke aanslag op onze men selijke gevoelens, dat de gemiddelde luisteraar eenvoudig niet meer aan een waardering van haar muzikaliteit toekomt. Willoos wordt hfj meege sleurd op de golven der melodie. WANNEER dit effect in de esthe tische opvattingen op de grond wordt geplaatst, kan men haar onmogelijk nog zuiver noemen. Men kan het immers ook met veel minder artistieke middelen bereiken. Doch tenslotte levert dit effect niet meer dan een schoonheidsontroering zonder katharsis, een geheel vrijblij vend kunstgenot. En daarmee wordt kunst een zinloos tijdverdrijf. Vandaar dat men nu de weg terug zoekt naar de zuivere artistieke kwa- Diana Dors, die een onvrijwillig bad nam. De ergste woede is intussen gezakt. Diana en haar man hebben verklaard, dat ze geen aanklacht tegen de daders zullen indienen. „We willen de hele zaak zo spoedig mogelijk vergeten. We gaan een week rust houden en heerlijk niets doen. Zelfs niet zwemmen.." Dit incident heeft Diana Dors niet be let een contract te tekenen om als tegen speelster oP te treden van Bob Hope in de oude Astaire-Rogei'sfilm „The Gay Di vorce" en in „The Blonde Bombshell" een vroeger succes van Jean Harlow. Bob Hope heeft Diana verder nog gecon tracteerd voor zijn eerste televisieshow in de komende herfst. De stilte is de vijand, die wij maar amper aan kunnen. De stilte is ons grote struikelblok. Hef rumoer daarentegen durven wij aan. Want dan zijr. wij immers niet aan 't woord, maar de schrijver! En zijn woorden hebben wij van te voren in gestudeerd. Wij kennen zijn woorden op een duimpje. En we zullen 'm even van katoen geven! Ai onze verlegenheid, hee] onze stijfheid kunnen wij achter die woor den verbergen! Het is niet meer ons hou ten figuur, waarop de aandacht van de zaai gericht is, maar het zijn de woorden, die wij spreken en de beweging, die wij daarbij kunnen maken! Maar pas op! Want zoals de stilte ons tot houten klazen en zoutzakken maken kan, zo kan het woord ons tot harlekijns en piassen maken. Het woord, het rumoer en de bewe ging, brengen ons in ons element. Als te genhanger van de stilte, waarin wij geen weg weten met onszelf, zouden zij een reactie in o^s op kunnen roepen, waardoor wij ons aanstellen waardoor wij net iets te veel geven, waardoor wij alle verhoudin gen uit het oog verliezen en ons laten gaan zonder meer. Wij willen het publiek dan laten zien, dat wij helemaal geen zoutzakken zijn. ai zaten wij daareven nog zo stil en bang als een muis. En wij proberen de stilte van daarnet weg te praten of liever weg te schreeuwen. Wij proberen de slechte in druk. die wij zojuist gemaakt hebben, weer goed te maken, weer te doen verge ten. Wij trachten de stilte te compense ren. Maar de ene wanverhouding roept de andere op. Wij maken het alleen nog er ger. Omdat wij de stilte niet goed aan kunnen, weten wij ook met het woord niet goed raad. Het woord vraagt beheersing, intomen van onszelf. Zoals wij de stilte „onder de knie" moe ten proberen te krijgen door onze omge ving van zaal en toneel geheel te vergeten, door ons geheel in 't spel in te leven, zodat wij werkelijk degenen zijn, die wij uit moeten beelden en niet meer onszelf zijn. zo moeten wij ook trachten het rumoer, de beweging, het woord onder de knie te krijgen door ons te beheersen; door ons zelf strenge beperkingen op te leggen door ons te matigen. Niet het volume, waarmee een woord gezegd wordt, maakt indruk, maar de be heerste wijze, waarop het gezegd wordt. Een zacht uitgesproken woord dringt vee] dieper door dan een hard woord, dat tegen de muren kaatst. Niet een beweging in het wilde weg ont roert, maar wel een rustig gebaar, een enkele beheerste oogopslag of een korte beweging met de hand. De stilte en het rumoer moeten met elkaar in verhouding worden gebracht. Zo gauw het rumoer een compensatie inhoudt van de stilte, waar wij geen raad mee wis ten, is alle evenwicht zoek in een spel. Het ene ogenblik zijn wij dan als houten klazen, het andere ogenblik als piassen, die zich uitleven zonder enige beheersing. Onze woorden maken geen indruk, maar kaatsen over de hoofden heen tegen de muren weer naar ons terug. Alleen als wij het juiste evenwicht we ten te vinden tussen stilte en rumoer, zal ons spel juist en zuiver zijn. liteit. Vandaar een hausse in Bach, cool-jazz, non-figuratieve kunst en experimentele poëzie. Alles wat ver mengd is met directe menselijke emoties wordt als kunst min of meer suspect. TOCH zijn er nog altijd velen, die, opgesloten in hun traditionele leef- en denkvormen, lustig voortgaan met het schrijven van zgn. „aansprekelijke" poëzie. En deze zul len ongetwijfeld hun voorman moe ten erkennen in Christiaan Terpstra. Bij hem bereikt de verwarring van het menselijke en het artistieke een toppunt. De soort kunstbeschouwin gen, die men tot heden alleen in da mesweekbladen aantrof, brengt Terp stra over naar de officiële literatuur. De „fans", de bewonderaars, zijn voor hem maatgevend. Vandaar dat hij in zijn bundel „Geasa" - ieder ge dicht voorziet van een toelichting. Dat die toelichtingen meestal uiterst banaal zijn, wekt dan ook geen ver wondering. Zulk een poging om onbe duidende versjes door de toevoeging van een dosis „human interest" ver koopbaar te maken is niet alleen zielig, zij berust ook op een funda mentele misvatting. Het interesseert ons niets, hoe Terpstra ertoe kwam dit of dat gedicht te schrijven. Hoog stens zou men daar nieuwsgierig naar zijn als de gedichten goed wa ren, maar ook dan zou die nieuws gierigheid natuurlijk nog niets met de kunst als zodanig uitstaande heb ben. Wie de stand van de poëzie meent te kunnen afmeten aan de drukte op de jaarlijkse boekenmarkt, waar de auteurs elkanders werk ver kopen, vergist zich deerlijk. De dichter J.W. Verdenius 2) heeft zijn verzen niet van een toelichting voorzien, maar het zou ook niet mo gelijk zijn bij deze rijmelarij een be lichting te schrijven. Men heeft er geen enkele moeite mee. Alle beelden zijn oud en versleten, alle gedachten overbekend. Verdenius laat zich in de flaptekst van zijn bundel een con ventionalist noemen. Men kan daar zelfs lezen, dat de uitgever zich er volkomen van bewust is, dat Verde nius' verzen „geen nieuwe poëtische perspectieven ontsluiten". Blijkbaar was hij er zich echter niet van be wust, dat deze uitgave volslagen overbodig is. In tegenstelling tot Verdenius wordt J.C. de Bruine op de flap van zijn bundel „De andere dag" 2) c-en experimenteel genoemd. Hoe men aan deze kwalificatie is gekomen is ons een raadsel. Het enige dat ons duidelijk wordt is, dat de Heer de Bruine te veel in de verzen van Guil- laume van der Graft heeft gelezen. Men zie reeds de eerste regels van het eerste gedicht uit deze bundel: Laten wij wachten op het moment dat de bloemen van de hemel vallen. Nu goed, dat willen wij dan wel doen. Men kan tenslotte nooit weten of de Heer de Bruine niet nog eens een gedicht schrijft. Ook de dichteres Frouwien van der Vooren-Kuiper debuteert in „De kanten Waaier" 3) met een bundel traditionele verzen van het aanspre kelijke soort. Men moet er maar niet te vee] van zeggen. Er is niets in deze verzen geen regel, geen woord dat boven de middelmatigheid uit komt. Er valt alweer niet te twijfe len aan de menselijke oprechtheid van deze verzen. En juist dat maakt een criticus huiverig om te zeggen wat hij ervan denkt. Ook hij is immers een mens. Maar met enige vage for mules over „gave, aansprekelijke verzen" etc. is niemand gebaat. Ze ker niet de dichteres. GOVAERT VAN DEN BERGH. De Bezige Bij, Amsterdam. 2) A. J. G. Strengholt, Amsterdam, sj J. H. Kok, Kampen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1956 | | pagina 5