Als de zuiltjes van de Vishal konden spreken ZADKINE'S va n Gogh Ferdinand Timmermans neemt afscheid „Moortje" op hel Holland Festival 1957 Ton Lutz: de regie of de rol Nieuw stuk van Claus Idealistisch? Plastiek ACTUALITEITEN Geen conflicten meer Agatha Uit Bussum ZATERDAG 15 SEPTEMBER 1956 PAGINA 5 Drie verzamelaars van eigentijdse kunst Geen visluchtjes Schalks Facetten van een schalksheid te Haarlem. „Paardrijden, schermen en trommelen" Karl Böhm In de Vishal te Haarlem is een aardige tentoonstelling ingericht die onder de naam „Facetten der heden daagse kunst" een aantal stukken uit drie Nederlandse verzamelingen van schilder- en beeldhouwkunst te zien geeft. Het zijn vooral schilderijen, de meeste in olieverf, andere ip goua che of pastel, waarnaast enkele teke ningen en zestien plastieken. In totaal zijn het een kleine zeventig werken, hetgeen een prettig aantal is voor een tijd die herhaaldelijk manifes teert met tentoonstellingen onover zichtelijk als bazars. Tot 1 oktober blijft deze expositie open. Wie in de Haarlemse Vishal nog niet geweest is of er tenminste de exposities van Breitner en Van Gogh niet is komen bezien zal wellicht moeite hebben te wennen aan het idee dat hem een aardige ontmoeting met schilderijen en beeldhouwwerk in een vishal wordt bereid. Hij behoeft daarom echter niet voor de eer te bedanken. Visluchtjes zijn er in Haarlems vishal niet meer bij en als hij straks de langwerpige ruimte be wandelt die binnen dit nederig ge bouwtje aan St.-Bavo's voet zo fijntjes met twee rijen zuiltjes is uitgemeten, zal het zelfs niet meer bij hem opko men naar zulke luchtjes te speuren. Dit is werkelijk een uiterst beminne lijk expositiezaaltje, en als er nog twijfel rijst over de juistheid van zijn huidige bestemming, dan is het en kel omdat het misschien niet zo ge schikt lijkt voor juist déze kunst. Ik heb Gabriël Smit eens met veel animo horen uiteenzetten dat hij Karei Appel een béste schilder vindt, wiens werken een aanstekelijke vitaliteit openbaren, die het overal uitstekend „doet" waar zij de ruimte krijgt, maar dat hij voor geen geld van de wereld zo'n schilderij in zijn kamer zou willen hebben omdat het hem dan zou toeschijnen dat daar iemand dag en nacht aan zijn oor stond te schreeu wen en hier zette hij de hand als een toeter aan de mond en boog even door de knieën om uit te halen voor zijn kreet Hée joh! kunst, losse grepen, vooral in het abstracte en nauwelijks figuratieve., daarom vrij aardig bij elkander pas send en nochtans uit veel verschil lende landen bijeengebracht en uit bijna dertig jaar tijdsruimte. Een plaksel van Kurt Schwitters is heel iets anders dan een „compositie" van Pierre Soulage en een pastel van Willi Baumeisters is heel iets anders dan een schilderij van Poliakoff. Het zijn heel andere facetten, maar het begint nu toch heel sterk op te vallen dat het allemaal facetten van een en dezelfde eenheid zijn, die zijn plaats veroverd heeft. Onder de goede stukken vallen op de tekening van Henry Moore, een meisjesfiguur van Reg. Butler en een figuurtje van Kenneth Armitage, de ruiter Atoni- co van Marini en een doek van Lea Nikel. De bekendste namen die voorts vertegenwoordigd zijn metenigestuk- ken, zijn Corneille.Max Ernst, Es- tève, Faszbender, Singier, Raóul Ubac, Vieira da Silva en de beeld houwers Lynn Chadwick, Germaine Richier en Ossip Zadkine. De ver zamelaars zijn de heren H. de Jong (Hengelo), J. Peynenburg (Geldrop) en mr. P. Sanders (Schiedam). Een impressie van onze tekenaar in het atelier van Zadkine te Parijs. In liet middenhel nieuwste ontwerp voor de kop van Van Gogh. In de Rue D'Assas 100, Port Royal te Parijs is het atelier gevestigd van de beeldhouwer Ossip Zadkine. De studio's van de „grand maitre" liggen op een binnenplaats begroeid met klimop. Heel wat jonge arties ten hebben op de groene deur van zijn atelier aangeklopt en niet tevergeefs, want Zadkine is een vriendelijke man, die iedereen mits men komt met oprechte belangstelling graag te woord staat, en indien mogelijk, verder helpt. Zo werkten er enige tijd Nederlandse beeldhouwers op zijn atelier, die hij ongetwijfeld geestelijk heeft ver rijkt. Op het ogenblik is Zadkine bezig met een grote opdracht voor Nederland nl. een bronzen beeld van Vincent van Gogh. Op de boetseertafel in zijn atelier staat het ontwerp in terracotta, een zuivere expressie van de nood en het lijden maar vooral van het kunstenaar schap van Van Gogh. Zadkine vertelt zelf: „Mijn beeld is geïnspireerd door de brieven en de talloze zelfportretten van van Gogh. Ieder portret heeft zijn eigen karakter maar mijn beeld van Van Gogh moet de samenvatting ervan zijn. Ik vergelijk mijn beeld met een mozaiek, waarvan de stenen alle een eigen karakter hebben, en toch uiteindelijk samen een beeld vormen. De stenen zijn de zelfportretten, het brons dat ik moet maken het resultaat". Degenen, die het ontwerp voor het 2V2 meter hoge, bronzen beeld gezien hebben, zijn van mening dat het beeld van Van Gogh een grote aanwinst voor Nederland zal betekenen Zonder geheel deze uitspraak, die zeker krachtig genoeg was, naar le letter te nemen, zal ieder ook wie heus wel woonruimten kent waar sommige van Appels schilderijen tot hun recht zouden komen toegeven dat het Appelse soort expressiviteit rigoureuze ruimte-eisen aan haar en tourage stelt, wil zij de kans krijgen >m ten volle te tonen wat zij is en wil niet al te nadrukkelijk het gemis voelbaar worden aan datgene wat zij niet is! Hier in de Vishal wordt dat inder daad klaarblijkelijk, niet alleen ten aanzien van de drie „Appels" die hier hangen, maar ook van Jean Dubuf- fets in al zijn manierlijke subtiliteit vrij grove „Vrijbuiter". En eigen^ lijk weerstreeft het karakter van de gehele verzameling het karakter van deze bekoorlijke hal, maar en dat geldt vooral ten aanzien van de plastieken die tegenstelling le vert een kleine, durende spanning op die deze tentoonstelling juist iets merkwaardig pittigs meegeeft, een zekere ironie, bijna een schalksheid. Het is hier voor het eerst dat ik et gevoel heb mijn eigen tijd in de ze toonaard tegen iets aardigs uit het verleden te horen raisonneren. Het ge sprek als het ooit die naam mocht hebben, klonk mij tot nog toe overal elders alleen als eenzijdig geblaf in de oren. Hier praten er twéé en het klinkt alsof de zuiltjes zeggen: „jul lie hebben een veel te grote mond", maar ze lachen erbij alsof ze net een beetje meer van zo'n grote mond houden dan gepast is. Wat zullen we u overigens van de ze collectie berichten? Het zijn in derdaad facetten van hedendaagse Met de Rotterdamse stads- beiaardicr Ferdinand Tim mermans die wegens het be reiken van de pensioenge rechtigde leeftijd afscheid neemtis niet makkelijk een afspraak te maken. Het heeft betekenis, dat waar schuwende 1 voord, dat hij eigenhandig op zijn huiska merdeur heeft geschilderd: „Ars longa, Vita brevisEn wanneer wij dan op een tijd stip, waarop al heel wat slaapkamergordijnen zijn dicht getrokken, tegenover Timmermans zitten, dan blijkt dat het leven van een beiaardier ook al niet met de regelmaat van de klok verloopt. Als wij voorzichtig infor meren wat de plannen zijn voor het komende otium, dan is dat een niet ter zake kundige vraag. „Mijn bei aardierschap is maar een klein onderdeel van mijn werkzaamheden. Het beëindigen van mijn stadsbeiaardierschap van Rotterdam en Schiedam brengt mij slechts enkele uren per week wat meer vrijheid. Als secre taris van de Nederlandse klokken- en orgelraad en als lid van de Rijkscommis sie voor advies voor klokken en klokken spel héb ik eigenlijk reeds mijn handen vol en deze functies blijf ik bekleden." En dan is meteen ook het hek van de dam. In een oogwenk zitten wij midden in de problematiek van de carillonbouw, waarbij de standpunten van de Rijksad viseurs, de architecten en de mensen van Monumentenzorg dikwijls recht tegen over elkaar komen te staan. Ter illustratie komt dan een zelf ge maakte houten maquette op tafel van een grote toren ergens in Nederland alsmede een heel dossiers met tekeningen en ontwerpen, die de meest klemmende ar gumenten tegen de standpunten van de architecten zullen aandragen. „Het is meestal wel leuk werk" zegt de 65-jarige tegenover ons, die nog met een ongelofe lijke vitaliteit gezegend is," maar die klimpartijen van 50 meter en nog meer met alle halsbrekende toeren, die daar dikwijls aan verbonden zijn. gaan mij toch soms wel wat zwaar vallen. Zo dacht ik onlangs toen ik op een hoogte van 40 meter op een stormladdertje stond en ik mij daar halverwege 0p mijn kant moest draaien om mij door een luikje van 30 cm. te wringen, dat ik dergelijke kar weitjes in de toekomst maar aan jonge ren over moest laten". Het welk ons dan ook wel zeer verstandig voorkomt. Het punt carillonbouw en -restauratie van Nederlandse carillons blijkt intussen onuitputtelijk te zijn Nauwkeurige be schrijving met interessante bijzonderheden worden ons achtereenvolgens vaWgelegd. waarbij de kritiek op ondeskundige res tauraties niet uitblijft Niet voor niets zit ten wij oog in oog met de auteur van „Luidklokken en Beiaarden in Neder land". Zo zouden wij haast vergeten, dat deze kenner bij uitnemendheid van klok ken en klokkengebouw ook nog de bei aardier is, gedurende meer dan 30 jaar Rotterdam en Schiedam met zijn klok- muziek zoveel genoegen bereid heeft. „Mijn leraar en voorganger Abraham Krul was een verklaard tegenstandgi van de Mechelse kring en toen ik in 1916 bij hem begon te studeren wist ik tevens dat ik als ik slechts van Mechelen repte, op staande voet mijn congé zou krijgen. Jef Denijn. De praktische oefening op de St.-Lau- renstoren bleef intussen zeer miniem want na de moeizame klim naar boven was de oude Krul meestal zo slecht te spreken, dat wij na enkele minuten weer afdaalden. Ik moest in letterlijke zin op zijn dood wachten en het was dan ook de dag na zijn begrafenis, dat ik naar Meche len ging om mij daar onder de leiding te stelten van de onvergetelijke Jef Denijn Een jaar later behaalde ik als eerste Ne derlander het uitgangsdiploma met onder scheiding, dit ondanks de bezwaren, die Denijn in het begin tegen mijn tengere bouw had. Toen ik terugkwam besefte ik, dat ik om mijn techniek te vergroten en te onderhouden de beschikking moest hebben over een oefeninstrument, zoals deze aan de Mechelse school voorhanden waren. Te koop waren die dingen niet, zodat ik er zelf maar een ging bouwen", (wij weten, dat het niet bij dit ene geble ven is!)En even later demonstreert Tim mermans met een leeg sigarenkistje, een paar staafjes en een touwtje het oefen klavier. De St.-Laurens Wat zullen we nog over de carillonbe spelingen van Timmermans vertellen? De popularisering maar ook het behoud van het eigen karakter van het klokkenspel is een zaak. dié Timmermans altijd na aan het hart gelegen heeft en het is zeker niet overdreven op te merken dat hij hiermede belangrijk pionierswerk gele verd heeft. Aan de restauratie van het carillon van de St.-Laurens heeft Tim mermans actief deelgenomen. Het ont werp van de nieuwe klokkestoel stamt geheel van zijn hand en toen deze stoel in 1940 werd geplaatst verkeerde het ca rillon weer in een ideale staat. Zoals be kend hebben de klokken de brand van '40 overleefd, d.w.z. de temperaturen van 500 graden en hoger hebben de klokken geen schade gedaan, hetgeen totaal an ders geweest zou zijn. wanneer men ge poogd zou hebben om de brand met water te blussen zoals dit in Maastricht geble ken is. Wanneer de omloop gereed is. kunnen de oorspronkelijke klokken weer worden opgehangen, een gebeurtenis, die onze-beiaardier dan wel niet onverschil lig zal blijven. Bij dit alles heeft Timmermans nog tijd gevonden de functie van organist aan de Remonstrantse kerk te vervullen, te com poneren en een klein legertje jonge bei aardiers te vormen, terwijl hij ook als le raar aan de Muziekschool grote bekend heid genoot. Van zijn belangrijkste leer lingen mogen zeker wel genoemd worden Leen 't Hart. Chris Bos. Rien Ritter P. Visser. Cor Don en vele anderen, die door hem klaar gemaakt werden voor Mechelen en allen momenteel als beiaar diers in ons land geplaatst zijn. Het komende pensioen? Wij geloven niet dat het Timmermans veel rust zal bren gen. Zelfs al zou hij al zijn functies neer leggen. dan zou dat nog geen dolce far niente betekenen. Want Timmermans heeft nog vele plannen, zijn sprankelende energie zal hem voorlopig nog geen rust gunnen. De minnaars van het Nederland se klokkenwezen zullen daar blij om zijn. xAtomicd", een beeld van Marino Marini op de expositie in de Vishal Bij het volgende Holland Fes tival zal het Nederlands to neel van zich doen spreken. Als het tenminste allemaal naar wens verloopt. Een gezel schap, samengesteld uit de bes te acteurs van onze vijf grote toneelgroepen zal er met een Nederlands stuk voor het voet licht komen. Als regisseur is aan gezocht Ton Lutz, sinds een jaar verbonden aan de artistieke lei ding van Rotterdams Toneel. Dat is een onderscheiding van belang. Zo ziet Lutz zelf het ook. „Maar of het lukken zal zoals ik het me voorstel? Of met na me alle acteurs die ik graag zou hebben door hun directies zullen worden afgestaan?" Het zou voor Lutz maar ook voor het Neder lands toneel jammer zijn wan neer de leiders der grote toneel ensembles andere overwegingen dan die van het nationaal toneel- prestige zouden laten preva leren. Want hier ligt voor het eerst sedert de oorlog de kans om een cast bijeen te brengen die over de hele linie werkelijk representatief is voor het beste van het vaderlands toneel. We vragen Ton Lutz of hij al een stuk gekozen heeft. Ja, dat heeft hij. Met de mimiek van een verfijnde gastronoom duikt hij in zijn aktentas en haalt een exem plaar te voorschijn van Bredero- de's „Moortje". „Een héérlijk stuk" zegt Lutz, fluisterend als een chef-kok die zijn beste pas teitje lanceert. Maar „Moortje" ligt nog in een verre toekomst. Er zijn meer nabije dingen die Ton Lutz be zighouden. Zijn rol van Hjalmar Ekstad bijvoorbeeld in „De wil de eend" van Ibsen. „Het is de eerste grote rol die ik sinds an derhalf jaar speel. Daar ben ik erg op gespitst, hoewel ik ook bijzonder graag regisseer." Als regisseur begon Ton Lutz het vo rig jaar bij Rotterdams Toneel. „Een bruid in de morgen" van Hugo Claus, een stuk, aangevoch ten om de morbiditeit van de sfeer maar als werk van poezie en dramatische kracht een open baring in het vaderlands reper toire, werd door hem in Neder land geintroduceerd. „Niet als een stunt" verzekert Ton Lutz ons, „maar omdat dit stuk mij zo diep trof dat ik het moest spe len." De voorbereidingen brachten hem natuurlijk in contact met de Vlaamse auteur Hugo Claus, een eenvoudige jongen met een zeer intens gevoel voor sfeer, en voor wat toneel is. En met wonderlijk scherpe herinneringsbeelden over wat hij maar vluchtig ge zien heeft. Hij werkt nu deels op mijn instigatie, aan een nieuw stuk. Het is anders dan „Een bruid in de morgen"; het wordt gekenmerkt door een voortduren de driftige geladenheid." Lutz' tam-tam op het café-tafel tje verduidelijkt een en ander. „Als het stuk goed is, hoop ik het in het voorjaar bij Rotter dams Toneel te regisseren. Pratend over Claus komen wij op wat Ton Lutz als thea- terideaal voor ogen staat. „Ik formuleer het wel eens zo" zegt Lutz. „Wij leven in een voort durende geestelijke crisis. Daar van moet het toneel een weer spiegeling zijn. Doet het dit niet, dan raakt het theater zelf in een crisis. De mens moet zichzelf én zijn problemen terugvinden op het toneel. Anders wordt het theater onbelangrijk divertissement. Op die gedachten zou ik graag de hoogtepunten van het repertoire richten". Maar in Rotterdam lijkt het dat een groot deel van het publiek nog begrip moet krjjgen voor het belang dat toneel heeft als inten se weerspiegeling van eigen wer kelijkheden. „Kon je ze maar overtuigen dat in de schouwburg iets gebeurt dat hen zelf aan gaat. Dat zjj de boot missen als ze niet komen. Is dat idealistisch, of zelfs te idealistisch?" Nee, dit is reëel, meent Lutz. In ze kere zin is het veel fantastischer de illussie te hebben dat het pu bliek ten eeuwige dage naar blü- speiietjes en thrillers zal blijven stromen. Vier stukken heeft Ton Lutz het vorig jaar geregisseerd. Met bijzonder plezierige herinneringen aan het geslaagde waagstuk van „Medeia". Hij regisseerde ook nog een openluchtspel in Bloe- mendaal.Het valt niet mee ama teurspelers in zo'n open ruimte tot een eenheid te krijgen. Vooral niet als er bij paard gereden, ge schermd en getrommeld moet worden. Dat kunnen amateurs doorgaans niet. Maar kunnen be roepsacteurs het wel? De bewegingsplastiek is is dikwijls te beperkt, vind Lutz „Toevallig ben ik onderofficier geweest bij de cavallerie. Dus paardrijden is voor mij niet vreemd. Schermen en tromme len ook niet. En als het moet fri seer ik de haren van mijn doch tertje ook nog. Voor de bewe gingskunst op het toneel is het nuttig de handgrepen en gebaren uit de praktijk te kennen. Voor al voor een komische rol. Die zou ik overigens graag eens spe len". Voorlopig komt daar niets van. „De wilde eend" een stuk met een indringende sfeer van meewarigheid vraagt de aan dacht. En ook de plannen voor het Nieuwjaarsstuk van Rotterdams Toneel. Vorig jaar had Ton Lutz de regie van Goldoni's „De wa re vriend". Dat werd een be- Ton Lutz als Pattini in „Een bruid in de morgen" scheiden toneelfeest, waarin al iets doorschemerde van een wel verzorgde enigszins aan het bal let verwante klucht: tjjl. Dat moet een traditie worden op Nieuw jaarsavond, vindt Lutz, die voor de komende jaarwisseling „Le bourgeois gentilhomme" in een soortgelijke stijl wil geven. Met, misschien, als lever de rideau het onbekende eenaktertje „l'Impromptu de Marseille", waarin Molière zelf optreedt, aanwijzingen gevend aan zijn ac teurs. Verbaast het de lezer te vernemen dat deze Molière- rol dan zou gespeeld worden door niemand anders dan Ton Lutz? Artistieke Op een perconfe rentie zei Herbert von Karajan, de nieuwe di recteur van de Weense Staatsopera, dat hij zou trachten een herha ling van het conflict, dat leidde tot het ontslag van prof. Boehm te voorko men. Prof. Karl Boehm werd, zoals rnen weet, enige maan den geleden sterk bekritiseerd over zijn veelvul dige afwezigheid, waardoor het ar tistieke peil van de opvoeringen van de Staatsopera daalde. Herbert von Karajan ziet zich ge noodzaakt zijn verbintenissen met de Berliner Filharmoniker en de Scala te Milaan te beperken. Wel hoopt hij de verbintenissen met gastdirigenten als Karl Boehm, Jozef Krips. Dmitri Mitropoulos en Eduard van Beinum aan te houden, maar hij streeft er naar het „gastseizoen" te beperken tot de maanden na maart. Van no vember tot maart wil hij alle aan dacht besteden aan de voorbereiding en aan het inwerken van nieuwe zan gers- Ook is hij van plan een uitwis selingsschema met de Scala in te voeren, zodat de Weense zangers 2 of 3 maal met de technische staf van de Scala in Milaan optreden en de zangers van de Scala in Wenen. De meeste Weense musici menen, dat de positie van Herb. v. Karajan zeer stevig is. De Opera heeft hem immers nodig evenzeer als hij de Opera. Op het ogenblik is Herb. v. Ka rajan samen met Karl Boehm in Salzburg, waar de Weense musici de 200e verjaardag van Mozarts geboor te vieren. „TOWARDS ZERO" heet de nieuw ste thriller waarmee Agatha Christie in Londen het theater veroverde. Er zijn op het ogenblik welgeteld vier stukken van deze merkwaardige dame verknocht aan moord-ver- tellingen maar allerminst bloeddor stig die het op de Londense plan ken uithouden. Agatha Christie is desondanks helemaal geen uitgespro ken theaterfiguur zoals haar land genoten Noel Coward of Terence Rattigan die bij wijze van spreken geen première overslaan. Zij leeft rustig ergens in de county, in Devon, een omgeving waarin zij overigens bij voorkeur haar spelen situeert In deze rustige sfeer fantaseert zij al de gruwelijkheden bij elkaar die haar glorie zijn geworden. Die tegenstel ling lijkt vreemd: een vriendelijke oude dame die haar roman- of toneel- karakters creëert met een paar forse karaktertrekken uitsluitend om ze., een kogel door het zo knap beschre ven hoofd te jagen. Misschien echter ligt in deze tegenstelling juist het geheim van Agatha Christie's succes: zij weet spanning teweeg te brengen zonder afschuw op te roepen. Haar publiek moge huiveren van opwinding het huivert nooit van weerzin. De moord blijft bij haar spel AAN auteurs is TWINTIG Nederlandse door „Ons Leekenspel" opdracht gegeven een spel te schrij ven dat voldoet aan „zekere artistieke maatstaven" zo staat het vermeld in de nieuwe najaarsbrochure van het Bussumse instituut van Anton Sweers en dat door amateurs ge speeld kan worden. De stukken zul len voor het seizoen 1957-58 beschik baar komen. Behalve dit nieuwtje meldt de als gewoonlijk appetijtelijk uitgegeven brochure nog de uitgave van twee tijdschriftjes. Het ene heet „De Engelenbak" en bestrijkt het lekespel in de meest uitgebreide zin. De titel laat geen twijfel over de be doeling om in dit blad zonodig harde noten te kraken. Het tweede tijd schrift zal „De amateur" heten. Voorts zijn ruim honderd korte spe len voor school en jeugdbeweging verzameld in de bundel „De Vrije Reeks". De reeks is vrij o.a. van auteursrechten. Tenslotte zou de heer Sweers geen Anton heten als hij niet nog met tal van plannen voor nieuwe boekjes, poppenspelteksten enz. rond liep. Maar dat is voor later.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1956 | | pagina 5