r s rond de selectie bij het hoger onderwijs CRISIS VAN HET HONDEPRAAT II1^ |K1« wwmÊm mmmmm ZATERDAG 15 SEPTEMBER 1956 PAGINA 8 ll OVER DE GROENTIJD Stuuentenpogingen Nijmegen P0F Elders geen weerklank mmm m M Ijl mm i W i w S m i wm mm I Een moderne Diogenes Is er bij u nog plaats in huis? Om de maatstaf Eisen te zwaar? Ingewikkeld STUDENTENLEVEN ONZE TIJD wordt gekenmerkt door een sterk crisiskarakter. Ook de universiteit en het stu dentenleven hebben zich hieraan niet kunnen onttrekken. Beiden zqn in een crisis geraakt, doordat zij de idealen van vroeger in de snelle dynamiek van onze tijd steeds minder waar kunnen maken. De universiteit beantwoordt nau welijks nog aan haar oude ideaal van „universitas magistrorum et scola- rium" een echte, denk- en werkge meenschap van docenten en studen ten. Zij dreigt te verworden tot een losse samenvoeging van vakken, fa culteiten, docenten en studenten, een hogere vakschool, die de studenten opleidt tot voortreffelijke specialis ten, maar tot echte geestelijke lei ding in algemene zin niet meer in staat is. Ook de studentenorganisaties ver keren in een duidelijke crisis. De ou de idealen doen het niet meer zoals vroeger. Na de oorlog zijn de studen tenverenigingen veelal gerestaureerd naar vooroorlogs model, maar de geest, waardoor zij vroeger bezield werden, is veelal verdwenen. De student van na de oorlog is veel ernstiger, problematischer gewor den. Het oude studententype van de pretmaker, zoals dat nog voortleeft in de verbeelding van talrijke „bur gers" is in de studentenvereniging zelf een folkloristische verschijning, een anachronisme geworden. En hoe kan het ootf anders? In plaats van de vroegere zorgeloos heid, treedt in toenemende mate een kwellend gevoel van bestaans- onzekerheid. Dit gevoel, waar onder vroeger de arbeidersklasse zwaar gebukt ging, is nu in het le ven van veel studenten zij het op andere wijze een benauwen de realiteit. Een groeiend aantal Over de groentijd in de heden daagse studentengemeenschap heeft de praeses van het Collegium Studio- sorum Veritas, de heer J. Th. Broek- huyse deze maand een rede ge houden voor de Unie van Katholieke Studentenverenigingen. In een ge sprek met hem over deze aangele genheid heeft hij zijn mening hier- lover nog eens toegelicht. De restauratie van de studenten organisaties na de oorlog, zo is zijn mening, is van weinig betekenis voor de student van nu. Sommige verenigingen handhaven zich als „pressure group" door hun strijd naar buiten, maar allen lijden in wendig een noodlijdend bestaan. En dat is geen wonder, want de oude sfeer is er niet meer en de oude idealen doen het niet meer. In verband hiermede wijst hij op het gebrek aan geborgenheid, aan geld, aan werkelijke vriendschap, aan enige zekerheid welke dan ook waardoor het studentenleven van onze tijd gekenmerkt wordt. Vandaar de grote ernst die in het tegenwoordige studentenleven naar voren treedt. De aankomende student, die in levensgevoel en mentaliteit zo op vallend verschilt van de vroegere abituriënt, staat hierdoor ook heel anders tegenover de groentijd. Hij is zo constateert de heer Broekhuijse in zijn inleiding, oud van verstand en gevoel. Hierdoor ervaart hij het ritu eel van de groentijd oude stijl in ster ke mate als een onwezenlijke rim ram, die hem tegenstaat, en waarin hij geen spel noch ernst noch zin kan ontdekken. H|j is niet meer bereid te spelen, althans niet meer in de oude vorm. studenten moet leven uit kleine, particuliere of staatsbeurzen en wordt zodoende veel meer gecon fronteerd met materiële zorgen en onzekerheid. Het scherpst open baart zich dit zorgvolle bestaan in het na de oorlog sterk opgekomen verschijnsel van de werkstudent. Is het heden voor veel studenten zorgelijk, de toekomst is het niet minder. De proletarisering van het „intellect" voor de oorlog reeds be gonnen, heeft zich na de oorlog in oversterke mate doorgezet. Door het groeiend aantal academisch gevorm- den is de concurrentie in het alge meen veel scherper geworden en de kans om onderbetaald te worden, aanzienlijk gestegen. De strijd om het bestaan, die de studenten later wacht, doet de meesten hun heil zoe ken in steeds verdergaande speciali satie. De universiteit is voor hen, zo als een hoogleraar onlangs schreef, verworden tot een noodzakelijk kwaad, een open jachtterrein van ti tels en banen, een hordeloop met de hindernissen en onberekenbare han dicaps van overbezette professoren en onvermijdelijke examenwillekèur. Wat het studentenleven aangaat, na de oorlog zijn, zoals we in het be gin opmerkten, de studentencorpora veelal naar vooroorlogs model geres taureerd. In Leiden is er door de ci- vitas gedachte inzoverre verande ring gekomen, dat de confessionele studentenorganisaties als gezellig heidsverenigingen het veld hebben geruimd voor één algemene gezellig heidsvereniging. Hierdoor, zo meen de men, zou ook het „nihilisme" on der de studenten effectiever bestre den kunnen worden. In feite is nog altijd ongeveer de helft der studen ten niet aangesloten bij het corps En het is niet zozeer om financiële redenen, dat zovelen weigeren het corps binnen te treden, maar zo ver zekerde ons de praeses der Katholie ke Studentenvereniging te Leiden de heer van Moorse], het is veeleer de oude mentaliteit, die in het corps nog overheerst, welke zo'n grote groep van de na-oorlogse studenten afstoot. Van de verwezenlijking van één grote studentengemeenschap is nog lang geen sprake. In het b ijzonder heeft men in Leiden grote moeite om vat te krijgen op de grote groep van spoorstudenten en op de buiten landse studenten. In Nijmegen is men in 1953 tot een ingrijpende verandering gekomen. De restauratie van het corps na de oorlog was geen succes. De verplich te corpscontributie welke na de oor log is ingevoerd, was een formele maatregel, welke voor de oplossing van het nihilistenprobleem bitter weinig betekende. Daarom werd naast de so ciëteit een Trefcentrum geopend en tevens werd de corps ontgroening vervangen door een introductie-tijd welke de aankomen de student op voet van gelijkheid binnenleid in het academische le ven in al zijn aspecten. Na de in- troduktie-tijd wordt de aankomen de student als corps-lid geïnaugu reerd en heeft hij toegang tot het trefcentrum dat zich van een ge woon café-restaurant slechts on derscheidt, doordat het speciaal voor studenten is bestemd. Van mo res is hier geen sprake. Hiernaast staat de oude sociëteit die onverkort vasthoudt aan mo res en ontgroening. Over deze ver nieuwingspoging hebben we een gesprek gehad met de vice-prae- „De meeste kabinetten vallen op den duur tegen", aldus Hond moe deloos op de haardmat uitgestrekt. „Sommige kabinetten worden al afgedankt, nog vóórdat ze in ge bruik worden genomen. Neem b.v. al die kabinetten, die Drees en Romme en Lieftinck en De Gaay Fortman en de pers de laatste we. ken hebben uitgedacht. Er wordt een week over gepraat en dan worden ze weer opzij gezet. Maar nu schijnt er dan toch echt een kabinet te komen. Extra-parle mentair nog wel. Voor „onze par lementaire medewerker" zit er dus weinig aardigheid aan. Intussen is de heer Van Tilburg wederom in zijn residentie aange komen. Voor hem heeft de kabi netscrisis een prettig intermezzo betekend. Willemstad op Curasao is een mooie plaats om te wonen, maar een mens wil er wel eens tussen uit. Van Tilburg is óók een mens en dat de informateur daar- mede rekening heeft willen hou den, strekt hem tot eer. Drees ligt er nu helemaal uit, ondanks het feit dat hij bij de verkiezingen de meeste stemmen op zijn naam kreeg. Weet u nog wel: heel lang geleden, een paar dagen vóórdat dat gescharrel met kabinetten begon, hebben we vrije verkiezingen gehad. Toen kon u kenbaar maken aan welk program u de voorkeur gaf en volgens wel ke lijnen naar uw inzicht het land zou moeten worden geregeerd. En fin, u hebt uw plicht gedaan toen tertijd. Nu is het allang weer bit tere ernst geworden en is er geen tijd meer voor democratische grap jes. Het kabinet, waarop we meer dan drie maanden hebben gewacht en dat nu gaat komen, zal het re sultaat zijn van serieuze bespre kingen tussen deskundigen en niet het resultaat van een willekeurige verkiezings-uitslag. Een hond kan inzien, dat dit een belangrijk winstpunt betekent ses van „Carolus Magnus" de heer van Neerven, die er hard voor heeft gevochten. Wat zijn na een drietal jaren de re sultaten? In de eerste plaats, zo kre gen we van he mten antwoord, is het accent verschoven van het corps als gezelligheidsvereniging, naar het corps als algemene studen tenorganisatie. Legden de faculteits verenigingen vroeger weinig vitaliteit aan de dag, door deze verschuiving zijn zij sterk in betekenis gestegen. Zij zijn niet meer puur-wetenschap- pelijk, organiseren tal van excursies, en bevorderen in sterke mate het in ternationale contact en de interna tionale uitwisseling. Door deze opbloei der faculteitsver enigingen, en het ontmoetingspunt, dat het trefcentrum heeft geschapen voor al degenen die niets voor de so ciëteit voelen, is het aantal „knor ren" lieden die zich geheel buiten het georganiseerd studentenleven houden snel afgenomen, aldus de heer Van Neerven. Het Trefcentrum is overigens, zo gaf hij toe, nog geen werkelijk succes. Het bezoek is niet denderend. Maar men mag niet ver geten, dat het nog geen eerlijke kans heeft gekregen. Ondergebracht in hetzelfde gebouw, waarin ook de mensen en de sociëteit gehuisvest waren, bood het niet voldoende ac commodatie. Deze week heeft de sociëteit echter een nieuw gebouw betrokken. Nu pas krijgt het trefcentrum de kans zijn betekenis te bewijzen. Voor de spoorstudenten is het tref centrum een uitkomst. In tegenstel ling met Leiden vormen de spoor studenten in Nijmegen geen moeilij ke categorie. Zowat allen zijn corps lid en de meesten zijn goed corpslid zo verzekerde ons de heer Van Neer ven. Zij hebben zich verenigd in een eigen vereniging „Mercurius" die een onderafdeling is van het corps en als voornaamste doelstelling heeft: zichzelf zo spoedig mogelijk overbo dig te maken. Het merendeel van de spoorstudenten is dit n.l. noodgedwon gen, omdat zij in Nijmegen geen ge schikte kamer kunnen vinden. Bij de zusterverenigingen heeft de ze vernieuwingspoging echter geen enkele weerklank gevonden. Integen deel, men wijst haar met beslistheid van de hand, naar wij ons uit ver schillende gesprekken in andere uni versiteitssteden is gebleken. De sociëteit dient haar centrale plaats in het studentenleven te be houden en "niet zoals we het in Delft hoorden uitdrukken, het exclusieve ontmoetingspunt te worden van de „wilde jongens". Ook de praeses van Veritas, de heer Broekhuijse verwerpt de oplossing van Nijmegen, die naar zijn mening tezeer aan de opper vlakte blijft. De sociëteit is een socio logische experimenteerbak die voor alle studenten een groot goed is en derhalve voor allen gehandhaafd moet worden. Maar zij zal wel zo gaf hij te ken nen, van een nieuwe geest doortrok ken moeten worden. Wij geloven, dat de aversie van veel studenten tegen de sociëteit niet zo- Op initiatief van de Nederland- se Studentenraad wordt er tegen- woordig ook jaarlijks een voor- 5 lichtingsdag gehouden voor nes- tors van eerste-jaarsstudenten. Dit is een zeer nuttig initiatief. Onder invloed van de democratische geest van onze tijd worden onze universiteiten steeds meer bevolkt t door studenten uit eenvoudige milieus, die volkomen vreemd staan tegen de universiteit. Ter S voorkoming van een groeiende vervreemding tussen ouders en studerende kinderen is het van j groot belang, dat ook de ouders voorgelicht worden omtrent het nieuwe milieu, waarin hun kinde- ren opgenomen zijn. Hoe vreemd tal van ouders te- genover dit milieu staan moge blijken uit volgende voorbeelden, i die we hoorden van de vice prae- ses van het Nijmeegse Studenten j Corps, de heer Van Neerven. Onze Piet, zo luidt ongeveer een brief, die door ouders van een in Nijme- j gen studerende student aan de se- naat van het Nijmeegse Studenten Corps werd gestuurd, zegt, dat hij aan de universiteit geen rapport krijgt. We geloven echter, dat hij ons maar wat wijs maakt. Daarom zouden wij van u graag eens ho- j ren of dit werkelijk waar is De senaat van „Carolus Magnus" ontving ook tientallen brieven van i ouders, die wilden weten, of op het verzuimen van colleges geen straf volgt. Als hun zoon vroeger spijbelde, werd hun dit medege- deeld. i Een andere ouder van een Nij- meegse student was op de gedach- j te gekomen om zijn zoon een huis- houdboekje mee te geven, waarin deze al zijn uitgaven moest no- teren. Als zijn zakgeld op was en hij kon dit via het huishoudboekje verantwoorden, dan kwam hij in aanmerking voor een nieuwe 'toe- j lage! Gelukkig heeft de senaat van Carolus Magnus de man aan het verstand kunnen brengen dat dit 'niet de manier was om het ver- trouwen van zijn zoon te behou- den. m W W m WëM Hr ■.V;/' $is& SSs? vgas» Woningnood zeer het instituut zelf betreft als wel de feitelijke verschijningsvorm de te eenzijdige accentuering van het „stu dentikoze" in oude zin. De intense behoefte aan een kleine leefgemeen schap, waarin in een sfeer van echt vriendschappelijke openheid de ern stigste zaken ook, asjeblieft!, on der hun dwaze gezichtshoek wor den bekeken, zal immers blijven be staan zolang er studenten zijn. Het zelfde geldt voor de ontgroening. Ook hier is het meer de feitelijke ver schijningsvorm dan het instituut zelf dat weerzin wekt. Het instituut zelf is nog altijd zeer waardevol voor de aankomende student, maar het moet in een nieuwe geest worden gereali seerd. De groentijd zal ook een meer vra gend karakter moeten aannemen. De vanzelfsprekendheden van vroeger (mores!) spreken niet meer zo van zelf. De vragen naar de zin en de vorm ervan worden des te nadrukke lijker gesteld. Het zijn vragen aldus de heer Broekhuijse waarop de oude re jaars het antwoord ook niet pas klaar in hun broekzak hebben. Het lijkt ons, dat in de juist aan geduide richting inderdaad de ver nieuwing van het studentenleven ge zocht moet worden. C. schoon en zulk een historisch de cor tot achtergrond hebben, het probleem is daar in wezen even tragisch. Amsterdam heeft in zekere zin de grootste moeilijkheden omdat nieuwe tehuizen wel bijzonder ver van universiteitsgebouwen en bin nenstad zouden dienen te worden opgetrokken. Vandaar dat daar tot het uiterste tegen de dreiging van een dergelijke noodzaak wordt ge vochten, onder andere met een serie cartoons die op een door de ASVA uitgeschreven prijsvraag voor studenten zijn binnengeko men. Ze worden op allerlei plaat sen afgedrukt en aangeplakt om de burgerij op te wekken kamers voor studenten beschikbaar te stellen. Een tweetal aardige inzen dingen, die op de gisteren geopen de tentoonstelling der cartoons in het Kriterion-theater te zien zijn, drukken wij hierbij af. Succes, Amsterdam, succes alle studenten, die iets van een door de tijden geheiligde traditie willen redden. DE WONINGNOOD, die tot vlak voor de kabinetscrisis als volksvijand no. 1 werd aangewezen en nu in het politieke spel naar het achterplan is ge drongen, is ook een bron van pro blematiek voor de jongelingsge meenschappen, die samen de stu dentenwereld uitmaken. Daar zijn oude universiteitssteden als Am sterdam, Leiden, Groningen en Delft, waar de voortdurend was sende vloed van studenten dik wijls slechts aan primitieve huis vesting kan worden geholpen. Grootscheepse maatregelen zijn nodig maar die blijken even sterk in strijd met de aard van die ste den als met de traditie van het studentenleven zelf. Want wat zich eenmaal in grachtenhuizen af speelde waarover het oude feno meen „hospita" de pollepel zwaai de, zal zich wellicht moeten gaan voortzetten in mastodont-achtige flatblokken voorzien van blok hoofd en subalterne beheersamb- tenaren. Piet Paaltjens en Pieter Bas behoren duidelijk tot een ro mantisch verleden, dat in zijn on geschonden melancholie en poëzie nimmer zal terugkeren. Ook hei studentenleven krijgt een stroom lijn al is dan het „Consilium abeundi" voorlopig van de baan; en die stroomlijn versteent zich hier en daar al letterlijk in stu dentenhuizen, die ook bij de gega digden maar weinig in de smaak vallen. In steden als Nijmegen en Tilburg en Wageningen mag het vraagstuk niet zoveel oud stede- PROBLEMEN Meer dan de helft der studenten aan Universiteiten en Hogescholen doen hun examens met aanmerkelijke vertraging, 30 pet. verlaat de Univer siteit zonder examen-resultaat, slechts I procent komt uit het milieu van industrie- en landarbeiders. Der gelijke uitspraken komen bij ons op als we denken aan het probleem der selectie b|j het Hoger Onderwijs. De selectie bij het Hoger Onderwijs om vat aldus vele facetten, hetgeen bij discussie over dit probleem gemak kelijk tot misverstand leidt. Enkele van de belangrijkste zullen we in het kort onderscheiden en nader beschou wen. 1. De selectie van de studenten, die Hoger Onderwijs volgen, naar hun milieu, de economische draagkracht van het gezin, waaruit ze voortkomen dit heet ook wel het sociale aspect der selectie. Het is bekend, dat ruw weg slechts 1 procent der academi sche studenten uit de kringen van industrie- en landarbeiders komt; daarentegen rond 14 pet. uit de kring van zelfstandige ambachten, leiders van kleine bedrijven en winkeliers; rond 6 pet. uit de kring van genees kundigen en apothekers. Verdeelt men de sociale milieus naar niveau van inkomen en genoten vooropleiding in vier categorieën, dan komt van de studenten die Ho ger Onderwijs volgen 46 pet. uit ca tegorie 1, 45 pet. uit categorie 2, 8 pet- uit categorie 3 en 1 pet. uit catego rie 4. Naast problemen van erfelijke aan leg spelen hier zeker ook economi sche motieven een belangrijke rol. Als men communistisch denkt moet men natuurlijk aannemen, dat alleen economische achteruitstelling hier een rol speelt. Om de economische weerstanden te verminderen gaat men de weg op van uitbreiding der studiebeurzen en andere faciliteiten. Kwesties als het nut of de wense lijkheid van studieloon e.d. hangen hiermee samen. Deze sociale selectie ofwel rekrutering der studenten la ten we hier rusten. 2. Er is een geografische selectie, die berust op het feit, dat de Univer siteiten en Hogescholen aan een be paalde plaats verbonden zijn. Dege nen, die ver van deze plaatsen af wonen, hebben meer moeilijkheden te overwinnen om een hogere studie te volgen, dan diegenen, die in of dichtbij zulk een vestigingsplaats wo nen. Zo blijken van de studenten, die aan de Technische Hogeschool stu deren er 6.8 per duizend inwoners uit Delft zelf te komen, terwijl slechts 0.41 per duizend Amsterdammers te Delft studeren en slechts 0.39 per 1000 inwoners uit Enschede. Met het oog hierop is dus een sprei- ding van de inrichtingen voor Hoger Onderwijs zeer gewenst en een ves tiging b.v. te Eindhoven van een 2e Technische Hogeschool alleszins ge rechtvaardigd. 3. De selectie, waarop we thans iets nader zullen ingaan, is die naar persoonlijke capaciteiten en geschikt heid. Dit probleem is in vrijwel al le beschaafde landen zeer dringend. Het rendement der Hogere studie blijkt in vele gevallen niet bevredi gend. Bezien we eerst enige statis tische gegevens omtrent dit studie rendement om ons vervolgens met enkele oorzaken van deze moeilijk heden en eventuele oplossingen be zig te houden. Van de 491 studenten, die in 1948 hun studie in de wis- en natuurkunde begonnen, had na 4'/s jaar slechts 49 pet. hun kandidaatsexamen ge haald. Voor de Letteren en Wijsbe geerte bedroeg dit percentage na 4'i jaar 46 pet. in de Economische Wetenschappen was het 54 pet.; in de Landbouwkunde bedroeg het 61 pet.; in de Technische Wetenschap pen bedroeg het percentage van de genen, die hun propaedeutisch exa men gedaan hadden na 4V= jaar 57 pet. Globaal kan men dus zeggen, dat bij vrijwel alle studierichtingen on geveer de helft der studenten er niet in slagen om in een tijd, die met meer dan één jaar de normaal er voor gestelde tijd overschrijdt, het eerste deel van hun Hogere studie met een geslaagd examen te bekro nen. Nog meer concreet gesteld, waarbij we als voorbeeld de universiteit van Utrecht nemen: in de loop der jaren blijken 30 pet. van alle studenten uit Utrecht te vertrekken zonder afge studeerd te zijn. Na 9 jaar is onge veer de helft van alle aangekomen studenten afgestudeerd, terwijl 22 pet. nog wel is ingeschreven maar nog niet afgestudeerd. He' omzwaai en van studie-richting blijft tot een kleine groep beperkt; gemiddeld is na een jaar 2.9 pet. van alle studen ten omgezwaaid, na twee jaar 4.3 pet. na drie jaar 4.7 pet en na vijf jaar 5.9 pet. Daarna stijgt het praktisch niet meer. Het is mogelijk, dat er wat studen ten, die hun studie te Utrecht sta ken, elders verder gaan, maar hier over zijn geen cijfers bekend. (Do cumentatieblad O.. K. "n W., 10, 1956 7, p. 506, uit een verwerking door A. C. Rumke). Uit dit all'-' blijkt wel. dat er zeer veel tussen 30 en 50 pet. der studenten, die aan een ho gere studie beginnen, deze niet vol tooien. Op zichzelf lijkt dit inderdaad een bedroevend rendement, Men moet echter bedenken, dat men hier niet zuiver in economische termen over „rendement" kan denken. Het feit, dat iemand niet afstudeert, is niet ge heel en niet steeds „verlies". Er zijn een aantal meisjes-studenten, die ge durende hun studie verloofd en ge trouwd raken: men kan niet „bere kenen" van hoeveel nut het geleerde is voor hun verdere leven, voor de steun die zij, dank zij hun hogere studie, aan echtgenoot en kinderen kunnen bieden e.d. Ook de mannelij ke studenten, die voortijdig hun stu die beëindigen, zullen het geleerde toch vaak nog nuttig kunnen aanwen den in het latere leven, nog afgezien van de verdere betekenis, die een ho gere vorming voor ieder persoonlijk en dus ook voor de gemeenschap kan hebben. Men denkt op dit punt wel eens te zeer in financiële maatsta ven: en deze schieten t.a.v. een gees telijk „produkt" toch steeds ernstig te kort. Maar ook als men dit wil toegeven, blijft er toch iets zeer onbevredigends in schuilen, dat veel studenten blijk baar een studie ondernemen, waar voor ze niet of niet voldoende ge schikt blijken. Dit openbaart zich dan in het hoge percentage van nietaf- gestudeerden en van ernstig-ver- traagden. Welke zijn de oorzaken van dit euvel? Men spreekt van slechte selectie. Maar wie oefent die slechte selectie dan uit? Ten dele zoekt men de oorzaak in de onvoldoende vooropleiding: het Middelbaar en V.H.O. (H.B.S. dus en Gymnasium) zouden niet voldoen de op de hogere studies voorbereiden. Men gaat echter uit van een ver keerde veronderstelling als men denkt, dat ieder, die een eindexamen H.B.S. of Gymnasium behaald heeft, daarom ook vanzelf geschikt zou'zijn voor het volgen van Hoger Onder wijs. In feite is slechts een bepaalde elite van deze eindexamen-bezitters in staat om verder te studeren, al thans aan een Universiteit of Hoge school. En dat kan ook moeilijk an ders in de gegeven situatie, omdat b.v. blijkt dat het gemiddelde intel ligentie-niveau der middelbare-eind- examen-kandidaten vijf tot vijftien punten (al naar gelang studie-facul teit) ligt beneden dat der Hoger On- derwijsbevolking. Nu kan men stellen, dat het mid delbaar onderwijs, ieder afgestudeer de in staat moet stellen om Hoger- Onderwijs te volgen. Dan zou men echter het Middelbaar Onderwijs ge heel van karakter moeten doen ver anderen daar het nu ook zeker b.v. voor meer dan de helft der H.B.S.- ers het karakter van eindonderwijs heeft. Maar ook dan is men er nog niet: want wie garandeert, dat het eindexamen een afdoende zeef kan zijn voor toelating tot het Hoger On derwijs? Dat kan nooit van een der gelijk examen gevraagd worden: toetsing van parate kennis kan op zichzelf nooit een bevredigend crite rium zijn voor hoger-onderwijsge- schiktheid. Zo bleek b.v. dat van de genen, die op hun eindexamen ge middeld 8 als cijfers van de wiskun devakken hadden (dat is voor dit vak dus zeer hoog) er slechts 60 pet. slaagden voor het eerste T.H.-exa- men te Delft. Men kan ook stellen, dat de eisen van het Hoger Onderwijs te hoog op geschroefd zijn. Ten dele is dit ze ker waar: ook dit komt voort uit een hinken op twee gedachten bij dit on derwijs evenals bij het middeibare on derwijs. Men moet enerzijds weten schappelijke onderzoekers kweken, anderzijds mensen voor een hoger- maatschappelijke functie opleiden. De nadruk komt dan wel vaak te lig gen op het eerste met het gevolg dat de tweede doelstelling niet tot haar recht komt. Een scheiding b.v. door de invoering van een studie-afsluiting met een graad, waarmee men het le ven in kan, en een verdere graad voor de wetenschappelijke elite zou hier redding kunnen brengen. De in voering van de Baccalaureus-graad waarover overleg gaande is, zoekt een oplossing in deze richting. Op dit punt zou zeker een grote verbetering bereikt kunnen worden- Het komt mij geheel onbegrijpeiu* voor, dat de Zwitserse Technische Hogeschool te Zurich haar ingenmurs aflevert na 3'/» en 4x/s jaar maximaal en Delft minimaal 6 jaar nodlg "eelt voor de gemiddelde student. Men kan toch niet volhouden dat de Zwitserse techniek daardoor van lager niveau is dan de Nederlandse, noch dat de Nederlandse student dommer is dan de Zwitserse. Men zit nier eenvoudig op het vlak, waarop bij ons aan theo retische kennis en intelligentie over vraagd wordt. Het Nederlands per fectionisme stelt b.v. meer prijs op theoretisch goed onderlegde tandart sen, die alles weten te vertellen over mond- en kaak^iekten, maar die met moeite een kies kunnen vullen, dan op v°°ral praktisch en klinisch goed geschoolden met een noodzakelijk minimum aan theoretische achter grond. Het resultaat is een steeds ft tekort aan tandartsen. Als men de theoretische normen te hoog legt, sluit men automat-h voor praktisch goed begaafden, die op theoretisch gebied minder aanleg of minder be langstelling hebben, de weg af. Maar ook wanneer dit alles idealiter ver wezenlijkt ware, dan bleef toch het feit, dat nog steeds omtrent 25 pet. der beginners niet aan het einde van hun studie zou komen. Is dit percentage nu niet door een beter selectie-middel dan het eindex amen omlaag te drukken? Men denkt dan b.v. aan een pro paedeutisch jaar, waarin de schif ting zich zou kunnen voltrekken. Frankrijk neemt hiermee sinds enke le jaren proeven. Ik verwacht daar van niet veel, eerder een verschui ving dan een oplossing van het pro bleem. Men denkt verder aan een algemeen psychologisch onderzoek. De deskundigen zijn het er echter over het algemeen wel over eens, dat een dergelijk globaal psycholo gisch onderzoek wel een bepaald per centage beslist incapabelen zou kun nen uitschiften, maar of dit percen tage zo heel groot zou zijn, is twij felachtig. Een grondig individueel-psycholo- gisch onderzoek zou veel betere re sultaten opleveren. Maar hoe zoi men in kort tijdsbestek enkel t maanden duizenden aankomende studenten grondig psychologisch kun nen onderzoeken? En zelfs als dat lukte: ook dan blijft er nog een be langrijke marge van onzekerheid om dat over de psychologische ontwik keling der begaafdheid en nog meer over de wijze, waarop die begaafd heid door de persoon gebruikt zal wor den, over de karakterontwikkeling met name, nog veel wetenschappe lijk onzeker is. En dlt komt weer doordat o.a. nog veel te weinig ge_ legenheid geboden is om op dit punt grondig wetenschappelijk onderzoek te doen. Me", ^f^mke, dat hier de vooruitgang siecntj zeer geleidelijk kan zijn, w?"* de zaak is zeer inge wikkeld. v eie studie-mislukkingen zijn S a zozeer een gevolg vaniJr ian capaciteiten, maar befangstelhn rr ort aan intellectuele stiptheid én aan toewijding, aan aan al li zorgvuldigheid, kortom vppi j karakterkwaliteiten, die moeüijker in hun wezen en hun ei lng te beoordelen zijn dan de pure capaciteiten en begaafdheden. Haarnaast blijft het waar, dat ook bij een bevredigend werkende combinatie van selectie-middelen men steeds rekening moet houden niet onverwachte ontwikkelings- sprongen en men zich moet blijven afvragen of en wanneer men een der gelijk selectie-middel als dwingend aan de ouders of de student kan op leggen. Het probleem is nijpend, de oplos sing niet eenvoudig en zeker in vele richtingen na te streven. Daarom was het een goede gedach te van Minister Cals om een Com missie in te stellen onder voorzitter schap van oud-Minister Rutten, die ten doel heeft advies te geven voor te treffen voorzieningen t.b.v. stu denten. Sub-commissie IV van deze commissie heeft tot speciale taak: de selectie. Het rapport dezer sub-commissie, waarvan de ondergetekende lid is, zal binnen afzienbare tijd nader licht op deze problematiek werpen en uitvoe rig van advies dienen. Prof. Dr. A. M. J. Chorus. raaa jiice

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1956 | | pagina 8