Japan maakt meer films dan Hollywood
Jacques Tati filmt „Mon Oncle
ZENUWEN
NEUROTONIC
menselijke trouw
De poëzie
Marilyn Monroe's acteertalent
ot *,r
PLANKEN
Waarom ga ik naar een schouwburg?
DE PRIJS VAN
Maar Amerikaanse films worden
overal ter wereld vertoond
r>
ACTUALITEITEN
Drie Nobelprijs
winnaars
Frans-Italiaanse co-produktie van
André Cayatte
Geladenheid
Advies van Joshua Logan: „Heb geduld
met haar"
Hulde
Wapens
Verschil van instelling
Hans Roest
Hans van Bergen
ZATERDAG 20 OKTOBER 1956
PAGINA S
uw
wordt U volledig de baas met
niet verdovend
maar genezend
het zenuwpreparaat dezer tijden
Knappe nieuwe roman van Johan Fabricius
Laatste taak
POEZIE-KRONIEK
een spiegel van levensbesef
Franse katholieken uiten zich
reefed0™1™?
"U°o rivijtf,
Waarom naar een amateurvoorstelling?
Opmerkelijk boek
Elke vergelijking uit den boze
WERELDNIEUWS
(Van onze filmredacteur)
Dr. Werner Forssmann Duitsland
Eé„ op de acht HU».
Amerikaanse «^^gedeeltelijk bui-
maakt, wordt geheel 01 s verenigde
ten het grondgebied overzicht van de
Staten opgenomen.^ ]aat zicn dat
produktleprog twaalf maanden
over een P^fspeelfiims door Ameri-
ongeveer ducenten in twee-en-twintig
verschillende landen worden vervaar-
dlHo'eweI Hollywood nog steeds de eer
ste plaats inneemt wat betreft de ver
toning van zqn films over de hele we
reld, is het in nummeriek opzicht door
Japan Volgens officiële
cijfers uit Tokio hebben de Japanse pro-
ducenten in 1955 niet minder dan 120
speelfilms vervaardigd tegenover een
P7ndTa kVam 304 filWs in Amerika.
nlaats met verleden jaar op de derde
plaats met 294 speelfilms.
steeds^ m;mm0lly^?od' zoals gezegd' nog
van 7iiB ff^er een met de distributie
non "tas. Schepen, vliegtuigen, trei-
kaant fnrac'ltautos bezorgen de Ameri-
a "irns aan tienduizenden bioscopen
wer de hele wereld. Maar de blikken
trommels met Amerikaans filmmateriaal
reizen ook op de bulten van kamelen door
de woestijn, varen met roeiboten en prau
wen de rivieren van de jungle op, trek
ken op de ruggen van lama's over de
bergpassen van de Andes en glijden met
hondensleden over de toendra's van de
Poolstreken.
Draagbare generators leveren het licht
en de stroom, die nodig zijn om films te
vertonen en rijdende of varende biosco
pen brengen in de meest afgelegen uit
hoeken van de wereld de enige vorm van
ontspanning.
Op hun reizen zijn vertegenwoordigers
van Amerikaanse filmmaatschappijen tot
de ontdekking gekomen, dat de bioscoop
bezoekers in de verst verwijderde delen
van de wereld verreweg de meest en
thousiaste „fans" zijn. De eskimo's in
Groenland zien er geen been in om met
hun hondensleden bij strenge vorst, af
standen van 150 kilometer en meer af te
leggen om een film te gaan zien.
De unieke .mogelijkheden, die de film
biedt om niet alleen te amuseren, maar
ook de toeschouwers voor te lichten, heb
ben aldus vele duizenden mensen in de
meest geïsoleerde plaatsen voor het eerst
in contact gebracht met de wereld rond
om hen.
Dertig speelfilms per jaar
in Finland
Bij gelegenheid van de première van de
Finse oorlogsfilm „De Onbekende Sol
daat" („Tuntematon Sotilas") in Den
Haag heeft niet alleen de regisseur Edvin
Laine, maar ook een der producenten, de
heer Linnus, een bezoek aan Nederland
gebracht. Tijdens het onderhoud, dat wij
met beiden hadden, vernamen we bijzon
derheden over de Finse filmindustrie, die
ons verrasten en tegelijkertijd verbaas
den. Naar de heer Linnus ons verzekerde,
worden in Finland, dat heel wat dunner
bevolkt is dan Nederland, jaarlijks niet
minder dan 25 tot 30 speelfilms vervaar
digd. Daartegenover slaat de Nederlandse
filmproduktie, die het nauwelijks tot een
gemiddelde van één film per jaar brengt,
wel een zeer pover figuur. Bovendien
worden in Finland ongeveer 250 korte
films per jaar geproduceerd.
Finland telt vier grote produktiemaat-
schappijen, terwijl er daarnaast nog en
kele kleine, onafhankelijke filmgroepen
werkzaam zijn. De filmindustrie ontvangt
van de Finse regering geen subsidie, maar
wel wordt de vertoning van nationale
films gestimuleerd door een verlaging van
de vermakelijkheidsbelasting.
Edvin Laine, de 50-jarige regisseur van
ücv? '-'"bekende Soldaat", heeft een storm-
jftae loopbaan achter de rug. Geboren
eè„ zeeL. eenvoudig arbeidersgezin in
Kleine Finse provincieplaats, heeft hij
Om VIT5 yan gemakkelijke jeugd gehad.
Pr°f- Dickinson Richards (Amerika) dies bekof^ ^t.hij z«n «gen^u-
Prof. Andre F. Cournand Amerika
Hij promoveerde toen in de dramatische
wetenscnappen aan de universiteit van
Helsinki.
Sedertdien is Laine als acteur en regis
seur in vele theaters van zijn land werk
zaam geweest en thans behoort hij tot de
!?oln u- e figuren van het Finse to-
w" -p j- speelt °-a- de koning in „Ham
iet redja in „Het levende lijk" van Tol-
"oi. en de titelrol in „Dantons Dood". Hij
legisseerde o.a. „Winterset", „De Vuur
proef" en „Een kat op een heet zinken
dak
In Finland geldt Edvin Laine als één
der meest principiële regisseurs Evenals
velen van zijn tijdgenoten neemt Laine
het op voor de sociaal zwakkeren, waar
bij hij toneel en film als de meest doel
treffende wapenen gebruikt.
In het gezelschap van Laine bevond
zich ook Ake Lindman. één der acteurs
in de film „De Onbekende Soldaat". Voor
Ake Lindman was dit niet het eerste be
zoek, dat hij aan Nederland bracht. Hij
Jacques Tati, die men hier ziel in
„Les Vacances de Monsieur Hulot".
is begonnen aan zijn derde film:
„Mon Oncle
is namelijk een zeer bekend amateur
voetballer en heeft al eens in de achter
hoede van het Finse nationale voetbal
elftal in het Feijenoord-stadion te Rotter
dam gespeeld tegen de Oranjehemden.
Jacques Tati, de man, die in zijn eer
ste twee films „Jour de Fête" en „Les
Vacances de Monsieur Hulot" de bioscoop
bezoekers heeft onthaald op weer
galoze filmhumor, is onlangs vrijwel on
opgemerkt begonnen aan zijn derde film:
„Mon Oncle", een Frans-Italiaanse co-pro
duktie. De opnamen vinden plaats te St.
Maur in de nabijheid van Parijs rond een
kleine villa, die speciaal voor de film is
gebouwd.
Evenals in zijn beide vorige films speelt
Jacques Tati zelf de hoofdrol, die van de
onbesuisde oom,- die zijn familie tot wan
hoop drijft, maar voor zijn neef een on
uitputtelijke bron van vreugde is.
André Cayatte heeft in Almaria in
het zuiden van Spanje buitenopnamen
gemaakt voor zijn film „Oeil pour oeil"
(Oog om oog), een Frans-Italiaanse co-
produktie naar de roman van Vahé
Katcha. In samenwerking met Pierre
Bost heeft Cayatte zelf hef draaiboek
samengesteld voor deze film de eerste
kleurenfilm van Cayatte waarin een
internationaal gezelschap acteurs op
treedt: Curd Jürgens, Folco Lulli, Lea
Padovani, Paul Franlieur, Pascale Audret
en Dario Moreno.
Op Corsica heeft Georges Rouquier,
maker van „Farrebique" en „Sang et
Lumières", de buitenopnamen gemaakt
voor zijn nieuwe film „S.O.S. Noronha",
e veneens een Frans-Italiaanse co-produk
tie. Het gegeven, ontleend aan een no
velle van Pierre Viré, vertelt het avon
tuur van de leider van een meteorolo
gisch station, dat op een afgelegen eiland
is gevestigd. De hoofdrollen worden ver
tolkt door Jean Marais, Dan'ël Ivernel,
Yves Massard en Vanja Orico, de Bra
ziliaanse actrice uit „6 Cangaceiro".
Naar een scenario van Gérard Néry
en hemzelf is Christian Stengel begon
nen aan de film „L'Aventure est sur la
route", die zich voor een groot deel op
de grote autowegen tussen Parijs en
Marseille afspeelt en waarin Arletty de
rol vertolkt van een rijke Parijse zaken-
vrouw, die plotseling met een bende
zwarthandelaars krijgt af te rekenen.
Naast haar treden in deze film o.a. op
Raymond Bussières, Ginette Pigeon, Ro
bert Vatier en Jean Tissier.
Fred Astaire is door de Amerikaanse
producent Arthur Freed gecontracteerd
om met Cyd Charisse de hoofdrol te spe
len in de verfilming van „Silk Stockings"
door Metro Goldwyn Mayer.
Met stijgende bewondering heb ik de jongste roman van Johan
Fabricius gelezen. Het is een sterk boek meeslepend geschreven
in een niet gebroken gespannenheid. De meesterlijke vertaler
schijnt zelf te zijn voortgestuwd door de gebeurtenissen, die zich in
dit boek voltrekken, en méér nog: de feiten en omstandigheden, die
de directe aanleiding tot deze uiterlijke gebeurtenissen vormden. Het
verhaal is strak en doorzichtig opgebouwd en er zit vaart in. Men
mag aannemen dat de voorkeur, die Johan Fabricius de laatste
jaren heeft betoond voor de novelle (men denke bijvoorbeeld aan de
prachtige verzameling „Gordel van smaragd")? een waardevolle
leerschool is geweest voor deze meer gebonden wijze van vertellen.
„Setoewo", verschenen bij de Uit
geverij H. L. Leopold te 's-Gravenha-
ge, is van een zeldzame geladenheid
maar nergens dringt de auteur zich
zelf naar voren. Het is alsof hij onder
een geheimzinnige dwang in één adem
loze inspiratie dit dramatische levens
verhaal van een eenzame mens heeft
neergeschreven.
Eigenlijk vormt niet de eenzaamheid
de tragiek in het leven van de hoofd
persoon van deze roman. Het dramati
sche is juist, dat Harmen van Hij"
eenzaam wordt door zijn diepe besef
van gemeenzaamheid, van verbonden
zijn, van verantwoordelijkheid. Zijn
leven is gebaseerd op het hoge begin
sel van de trouw en juist om deze
trouw verdoemt de wereld hem tot
eenzaamheid, en tenslotte tot de onder
gang.
Wij leren Harmen van Rijn kennen
als hij zich in zeer triestige omstan
digheden bevindt. Hij, eens controleur
bij het binnenlands bestuur in Neder-
lands-Indië, had zich altijd in de dienst
van de opbouw gesteld. Hij vervulde
zijn taak met de hoogste plichtsbe
trachting, zich verantwoordelijk gevoe
lend jegens zijn regering, maar even
zeer jegens het volk, welks belangen
hij behartigde.
De oorlog heeft hem smartelijk ge
troffen, maar niet gebroken. Hij keer
de uit het Birmaanse oerwoud naar
Sumatra terug om daar zijn werk
nu: van wederopbouw! te hervatten
Zijn vrouw en kind waren in een Jap
penkamp gestorven en om deze grote
smart te vergeten én omdat het her
stel van het land het eiste werkte
Van Rijn bijna dag en nacht.
Maar deze man, die al zo diep ge
wond is, wordt zwaar ontgoocheld:
door de nationalisten wordt hij, als on
gewenste blanke, verdacht gemaakt. De
man, die geliefd was omdat hij eerlijk
en rechtvaardig was, voelt zich op
eens omringd door haat en achterdocht
kunstmatig aangekweekt en kwaad
willig aangeblazen. Tenslotte krijgt
hij het bevel, het land te verlaten. Moe
deloos, besluit hij maar te gaan.
Op dit punt wordt het verhaal door
kruist door twee nieuwe facetten, die
beruster op eenzelfde motief: Van
Rijns laatste bewijs van trouw aan het
volk, dat hij zovele jaren heeft gediend:
en omgekeerd de laatste trouw van een
Marilyn Monroe zal de titelrol spelen
Jb „The Jean Harlow Story". Door 20th
Gentury Fox zijn met Mrs. Jean Bello,
de moeder van Jean Harlow, onderhan
delingen gevoerd over de verfilmingsrech-
Dit wordt de tweede van in totaal vier
ijtas, die Marilyn voor Fox zal maken.
eerste was „Bus Stop", waarin zij de
dip speelt van de kroegzangeres Chérie,
er, althans volgens de Amerikaanse
pn rj ""tiaus vuigeilb ue
La. tse bladen toe heeft releid, dat Sir
te eilce 01ivier haar uitverkoos om zijn
genspeelster te zijn in de film „The
peeping Prince", die momenteel in de
men 8 Pinewo°d_studio's wordt opgeno-
geha" V?n de weinige mensen, die het
late„m fennen om Marilyn Monroe te
gisseu- eren' is Joshua Logan, de re-
Laure Jan „Bus Stop" en hij heeft Sir
dezelfdf> ollvier van advies gediend om
*aamste r®sultaten te behalen. Zijn voor-
d ge<3 5?d aan Sir Laurence luidde:
MVolgens t me^ haar".
eP„S Monroe8*"1 is het zeer moeilijk met
2;j ___enkele Sr.Ie Werken. „Vaak namen we
of ik talloze malen op, omdat
biet tevreden over was.
In de reeks kaderen,,
tuurdienst van de Kath dSsen van de Cul-
ging wordt op 27 en 28 i16 Jeugdbewe.
filmvormingsweekend tober a.s. een
sters en leiders van de Kafk Pr' voor léid-
beweging. "olieke Jeugd-
Deze cursus, die onder
pater J. P Dirkse S.C.J. ïnS staat van
het Katholieke Filmcentru?ecteur van
Jeugd, en de cineast Piet v voor de
wordt gegeven op het bUiL„ r Ham-
„Moorwijk" te Boxtel. encentrum
°P dit weekend zullen o.m. de v_.
taderwerpen aan de hand van fqiff
£enten en films worden behandel™1^;
O fi,lm? Hoe wordt een film ge
fratleding en bespreking van fiir^ en
enz enten- Opbouw van een fllmverhi££
w^fJarigstellenden kunnen zich hiervoor
thou ln tot de Cultuurdienst van de Ka
straat."Jeugdbeweging, Jan van Nassau-
113, Den Haag.
Ze is bang om fouten te maken. Zeheeft
veel talent, maar ze is er ™«t
Ze heeft zich zo ongelukkig gevoeld in
de rollen, die men haar liet sPe' r da)
ze nauwelijks meer gelooft in haar eigen
talent. Wie mocht twijfelen aan dat ta
lent, dient te bedenken, dat ze in
Stop" de rol speelde van een slechte ae
trice, de kroegzangeres Chérie en om een
slechte actrice te spelen en er als een
slechte actrice uit te zien, moet men zelf
een goede actrice zijn. En Marilyn met
haar zuidelijk accent en haar lelijke lijk
witte opmaak is Chérie".
Deze redenering klinkt heel overtui
gend, maar zij gaat alleen maar op voor
het toneel. Daar moet de regisseur, al is
zijn invloed op de spelvorming nog zo
groot, de acteurs loslaten, zodra ze voor
het voetlicht treden. Dan hangt het van
hun eigen prestaties af, wat ze van hun
rol maken. Met de film staat de zaak
echter heel anders. Een bepaalde scène
Kan. zoals Logan zelf zegt, net zo lang
worden overgedaan, tot de regisseur vol-
daan is.
gloedvolle woorden, waarmee Lo-
Koió ,,afs maker van „Bus Stop" er alle
7iiri heeft orn de kwaliteiten van
TJn hi? fM gunstig mogelijk voor te stel-
«lnft hi» v? Ian Marilyn Monroe ten-
.J" beschreef, rechtvaardigen enige
twijfel aan zqn objectiviteit- „Hoe zal ik
dat grote komische talent beschrij
ven Hef maak je aan het lachen en aan
het huilen Het is Chaplin pIUs de schoon
heid van de vroegere Garbo"
ONZE voorstellingen van lietgeen
gebeurt zijn vaak van een op
timistische eenzijdigheid- 0°k met
betrekking tot de poëzie denken we
meestal in beelden van een stroom,
een voortgaande ontwikkeling, ter
wijl toch in feite het beeld van een
zich voortdurend herhalende golf
beweging de werkelijkheid veel
zuiverder weergeeft- Wij zien de
poëzie immers steeds bewegen tus
sen de scylla en charybdis van vorm
en inhoud. Een gedicht deelt iets
mee, maar wanneer die mededeling
zonder wezenlijk verlies in proza
vertaald kan worden, is het gedicht
nog slechts een omslachtige en dus
overbodige manier van zeggen.
Wanneer het zover dreigt te komen
treedt een reactie in, die de aan
dacht weer v«stigt op het gedicht
als autonome vorm, als taai-ding.
Maar deze reactie brengt de poëzie
op den duur onvermijdelijk te dicht
bij de cultus van de loutere vorm
en het loze woordenspel. Dit laatste
zien we op het ogenblik bijvoor
beeld weer duidelijk bij de talloze
epigonen van de experimentele
poëzie. De reactie kan dan ook niet
lang meer uitblijven.
Dat wij in de poëzie slechts een
voortgaande ontwikkeling zien is ech
ter wel te verklaren. Sinds ongeveer
honderd jaar immers gaat bijna elke
van deze reacties gepaard met een
veel dieper ingrijpende beweging,
een revolutie waarvan er geen „te
rug" is. Het vaste middelpunt van
de eeuwige slingerbeweging, de poë
zie zelf en haar herkomst zijn voor
werp van twijfel en discussie ge
worden. Met enkele woorden legt
Charles le Quintrec de diepe sa
menhang bloot: „Dieu est mort.. Les
philosophes et les rodomonts l'ont
enterré. Comment s etonner alors
que la poésie soit elle aussi a l'ago-
nie?" Inderdaad, het „God is dood"
heeft een onmiddellijke terugslag op
een kunst, die in haar diepste we
zen als een daad van religie begre
pen werd.
Artistieke
HET 25-JARIG JUBILEUM van
Eduard van Beinum als dirigent van
het Concertgebouw Orkest viel, zoals
men weet, op 1 september van dit
jaar. Veel drukte is daar toen niet
van gemaakt. De huldiging is uitge
steld tot in december. Een imposant
huldigingscomité heeft zich met de
plannen beziggehouden. Op verschil
lende manieren zal volgens deze
plannen de hulde van het Neder
landse volk gestalte krijgen. Ten dele
Is dit oud nieuws, maar nu er een
kleine brochure is verschenen waarin
over de drie huldeblijken wordt ge
sproken, lijkt het ons de moeite
waard ze voor onze lezers over te
nemen. Op de eerste plaats hebben
Sem Dresden, Hans Henkemans en
Hans Kox orkestwerken gecompo-
Mari Andriessen legt de laatste hand
aan het ontwerp voor het borstbeeld
van Eduard van Beinum.
neerd die aan Van Beinum zijn op
gedragen en die solo-partijen bevat
ten voor prominente leden van het
Concertgebouw Orkest. Voorts wordt
een fonds in het leven geroepen, dat
de basis zal vormen voor het instel
len van een jaarlijkse interpretatie
cursus voor jonge dirigenten, vocalis
ten en instrumentalisten. Het is de
bedoeling, dat die cursussen worden
gegeven door befaamde kunstenaars-
Tenslotte wordt een borstbeeld van
Van Beinum aangeboden, vervaardigd
door Mari Andriessen. Het beeld, dat
thans in een Parijse bronsgieterij
wordt gegoten, zal een plaats krijgen
in het Concertgebouw.
IN HET BRABANTSE dorp Uden-
hout is de Beierse kunstenaar Leo
Baumler reeds enige tijd bezig de
wapens en symbolen van de parochie
en het dorp uit te snijden in de kerk
banken, die over enige tijd plaats
in de waterstaatskerk zullen krijgen
als vervanging van de oude versleten
banken.
Zo komen het gemeentewapen, het
boerenwapen, het wapen van de ar
beiders, van de bisschop van Den
Bosch, van de middenstand van de
gilden en van de jagers in de kerk.
Zelfs de plaatselijke artsen hebben
hun eigen uitgesneden bank met het
esculaapteken.
Baumler begon in Udenhout eerst
met kleine restauraties aan de preek
stoel en ander houtwerk, totdat pas
toor C. Prinsen het idee van de uit
gesneden banken opwierp.
Een honderd zijstukken zijn reeds
klaar. Voordat de kerk met de nieu
we banken kon worden ingericht,
moeten nog ongeveer 60 werkstukken
voltootid worden.
BIJ DE breuk van het harmoni
sche wereldbeeld wordt de poë
zie gesteld voor de vraag naar
haar herkomst en zin. Geen dichter
die zijn kunst ernstig neemt, kan
aan deze existentiële vragen voorbij
gaan. Juist in zijn opvatting van
de poëzie en van het dichterschap
zoekt de dichter zijn houding in de
tijd te bepalen. Zo is de poëzie de
zuiverste spiegel van het heersende
levensbesef en daarmee verkrijgt zij
een nieuwe actualiteit. Zij wordt zo
actueel, dat filosofen en theologen
haar zelfs tot uitgangspunt van hun
bespiegelingen maken. In de eerste
plaats moet men hi(jr natuurlijk Hei
degger noemen, maar daarnaast ook
Jaques Maritain met „Creative
Intuition in Art and Poetry" en en
kele andere werken en Ortega y Gas
set met „The dehumanisation of
art".
Een dwarsdoorsnede van deze pro
blematiek van de hedendaagse poë
zie kan men vinden in „Actualité de
la poésie" 1), een uitermate be
langwekkende verzameling korte be
schouwingen, afgewisseld en „aange
vuld" met gedichten en documenten,
onlangs verschenen als No. 16 van
de serie „Récherches et debat s du
centre catholique des intellectuels
frangais". Men vindt er bijdragen
in van P. Daniélou, Thierry Maul-
nier, Gabriel Marcel, Michel Car-
rouges, Jean Rousselot, Marcel Béalu,
Louis Chaigne, Jean Cocteau, Jules
Supervielle en vele anderen.
Pater Daniélou keert zich in „Poésie
et mystique" tegen de poging van
Rimbaud en anderen „de faire de
l'acte poétique la mystique de l'hu-
manisme athée". Het is datzelfde
streven, waardoor ten onzent onder
andere ook het begin van de bewe
ging van tachtig gekenmerkt wordt:
„Depuis un siècle et demi la poésie
s'est prise pour une religion, pour la
religion".Het belang van p. Danié-
lou's betoog ligt niet in de constate
ring van dit feit", dat heeft Huxley
al jaren geleden gedaan: „Losge
maakt van de godsdienst worden de
kunsten thans onafhankelijk geculti
veerd. om zichzelf. De esthetische
schoonheid die eens gewijd was aan
de dienst van God, heeft zich nu zelf
uitgeroepen tot een godheid. De be
oefening van de kunst om de kunst
zelf is een surrogaat voor de gods
dienst geworden".
Van groot belang is echter, aat p.
Daniélou duidelijk hiertegen stel
ling neemt. Daarmee stelt hij een
probleem aan de orde, waar vele
christelijke dichters, ook ten onzent,
nog met een grote boog omheen
lopen. Dat probleem kan worden uit
gedrukt in de onvergelijkelijke bloei,
die de poëzie juist ook sinds ander
halve eeuw beleefd heeft, een bloei
die rechtstreeks haar oorsprong
neemt in die diepe, vitale kern van
latent heidendom, van magie, welke
aan alle poëzie wezenlijk eigen is.
De poëzie is zich van zichzelf be
wust geworden als een oorspronkelij
ke, autonome werkelijkheid. De be
slissende consequentie daaruit trok
ken de experimentelen, die „bewe
zen", dat men op zuiver empirische
wijze, met terzijdestelling van dog
matische vooronderstellingen, poëzie
kan vinden. Een terugkeer naar tra
ditionele poëzie-opvattingen is daar
na uitgesloten, een vragen naar de
zin van zijn dichterschap, juist voor
de christelijke dichter onvermijde-
lijk.
In „Actualité de la poesje vindt
men een aantal dichters met deze
vragen bezig. Titels als „Poésie, puis
sance démiurgique", „La genese
de l'inspiration", „situation du poè-
te", „Poésie, quète du Dieu incon-
nu" en „Le poète, temoin et lien"
wijzen daar reeds op. Juist de zicht
baarheid van dit bezig-zijn, van een
bezinning-in-actie. maakt dit boek tot
bijzonder boeiende lectuur.
GOVAERT VAN DEN BERGH.
1) Librairie Arthéme Foyard, Paris
Er wordt de laatste tijd nogal gestreden rondom de vraag, wat nu
precies de taak van het amateurtoneel is ten opzichte van de
gemeenschap. Is deze taak precies dezelfde als die van het beroeps
toneel, zij het in iets andere mate? Het amateurtoneel zou dan een
welkome aanvulling zijn van het beroeps, waar dit aan krachten
te kort schiet om alle bevolkingslagen te bereiken en tot in de
verste uithoeken van het land door te dringen. De vraag is van
groot belang, omdat het vergaande consequenties met zich mee
brengt Wij zullen haar tuchten te beantwoorden met een weder
vraag: waarom ga ik naar een schouwburg, waarom naar een
amateurtoneelvoorstelling?
Laten wij nu even het platteland met
zijn vele dorpen en uithoeken waar het
beroepstoneel volkomen onmachtig is te
komen, buiten beschouwing laten.
Wij leven dus in een grote stad, waar
wij volop kunnen genieten van de voor
stelling van het beroepstoneel. Maar in
diezelfde grote stad lijdt het amateurto
neel eveneens een bloeiend bestaan. Het
is niet zo, dat daar de mensen vanwege
gebrek aan plaatsen in de schouwburgen
gedwongen worden hun heil te zoeken bij
het amateurtoneel. In tegendeel, de zalen
waarin het amateurtoneel zijn voorstellin
gen geeft zijn over het algemeen tot de
laatste plaats toe bezet, terwijl het dikwijls
voorkomt, dat men door een schouwburg
zaal tijdens een voorstelling met een ka-,
non schieten kan, zonder het gevaar te
lopen iemand te raken. Ook is het niet zo.
dat vanwege de te dure plaatsen in de
schouwburgen, het amateurtoneel een
bloeiend bestaan lijdt. In de schouwburg
kan men dikwijls billijker terecht dan in
de amateurtoneelzalen.
Dus van gedwongenheid is hier abso
luut geen sprake. Men kan zowel naar het
een als naar het ander. En men kiest be
wust. i
Er zijn mensen, die nooit naar een ama
teurtoneelvoorstelling gaan. maar alleen
naar een schouwburg, maar ook anders
om, die nooit een schouwburg bezoeken
en hun hart verloren hebben aan het ama
teurtoneel.
En er zijn mensen, die met evenveel
liefde zowe) het beroeps- als het amateur
toneel bezoeken. Men kan zich zelfs voor
stellen. dat er mensen zijn. die éénzelfde
stuk gaan zien èn bij het beroeps- èn bij
het amateurtoneel.
Indien nu de instelling, waarmee men
naar een voorstelling van het beroepsto
neel gaat dezelfde is als de instelling
waarmee men naar een voorstelling gaat
van het amateurtoneel dan is m. i. hier
mee gegeven, dat beider taak ten opzichte
van de gemeenschan dezelfde is met alle
consequenties van dien.
Wij zouden het best een vergelijking
kunnen trekken met een bezoek aan het
museum Boymans of aan het Rijksmuseum
te Amsterdam en een bezoek aan een
tentoonstelling van huisvlijt, die bij be
paalde gelegenheden wel een® gehouden
wordt in een of ander schoolgebouw
Beide tentoonstellingen (zowel die in
het museum als in het schoolgebouw) heb
ben haar waarde, ook ten opzichte van de
Indonesische vrouw, Saïna, die hem
lief heeft en niet bevreesd is dit te
doen blijken. Beiden riskeren zij, de
blanke man en de gekleurde vrouw, in
het betonen van deze trouw direct le
vensgevaar doch geen der twee aar
zelt.
Als Van Rijn afscheid neemt van een
der weinige overgebleven vrienden,
weerklinkt de tam-tam: alarm, de
mensetende tijger heeft weer iemand
aangevallen! De bevolking is geterro
riseerd en Van Rijn weet wat zijn plicht
is: deze weerloze mensen van deze
dreiging te verlossen.
Fascinerend zijn de beschrijvingen
van de pogingen, die Van Rijn onder
neemt om Setoewo onschadelijk te ma
ken. Keer op keer mislukken zij, tot
heimelijke vreugde van zekere rad
draaiers, die dit falen misbruiken om
de bevolking tegen de oud-controleur
op te zetten. Maar Van Rijn houdt vol,
vooral nu hij wordt gesteund door de
liefde en toewijding van Saïna. De
jacht wordt een obsessie voor hem
het wordt als een persoonlijk, drama
tisch conflict tussen Setoewo en de
Juist als het duel op zijn felst is,
ontvalt hem zijn laatste steun: Saïna
wordt vermoord, als slachtoffer van
haar trouw. Voor de tweede maal weet
Van Rijn nog maar één ding te doen:
„Hij zag slechts één uitweg uit zijn
leed: het vervolgen van zijn doel. Een
tijdelijke uitweg maar ver vooruit
denken kon hij toch niet. Als het hem
al niet werkelijk bevrijdde, het ver
doofde hem tenminste. Slechts Setoe
wo bestond nu nog voor hem. En al
kreeg hij de oude niet te zien, hij voel
de hem op vreemde wijze nabij. Setoe
wo verscheen hem in zijn dromen
ook overdag, wanneer hij alleen maar
liep te mijmeren, te suffen van ver
moeidheid en gebrek aan slaap".
Voor het eerst'gevoelt hij bitterheid
jegens de mensen. Toch slaagt hij er
in, Setoewo te doden, maar tenslotte
betaalt ook hij met zijn leven. De nieu
we roman van Johan Fabricius is niet
alleen 'n boek, dat men geboeid in een
adem uitleest, het dwingt ook tot na
denken. „Setoewo de tijger" is be
stemd voor volwassenen.
Ook de romanschrijver Siegfried E.
van Praag is met een opmerkelijke ro
man voor de dag gekomen: „La chate
laine", uitgegeven door Leopold in
Den Haag. Wij kennen Van Praag als
de schrijver van kleurige historische
romans en van bijzonder sfeervolle
verhalen, waarin, naast mensen, die
ren een hoofdrol spelen.
Hier leert men de schrijver van een
geheel nieuwe zijde kennen. „La chate
laine" heeft het boeiende „plot" van
een superieure psychologische detecti
ve-roman, maar dan op literair niveau.
Het is een zeer sterk en een zeer men
selijk „plot", verrassend ook in zijn
ontknoping. Volwassenen!
gemeenschap. En van beide tentoonstel
lingen kan men intens genieten. Men kan
er met evenveel plezier naar toe gaan.
Toch is de instelling, waarmee men beide
tentoonstellingen bezoekt, heel verschil
lend van aard. Niet dat men tegenover de
één welwillend staat en tegenover de an
der eisend. Dit is de verkeerde instelling
van een criticus. Nee, we staan tegenover
beide tentoonstellingen volkomen onbe-
veroordeeld. Beide kunnen tegenvallen
en ons boos maken of meevallen en ons
een intens genot verschaffen. Maar naar
de ene gaan wij, om KUNST te genieten
en naar de andere gaan wij, om van de
vrije-tijdsprestaties van vlijtige en origi
nele mensen te genieten. En wij trekken
niet de minste vergelijking tussen beide
tentoonstellingen. Het komt eenvoudig niet
in ons op, om beide tentoonstellingen met
elkaar te vergelijken, om de eenvoudige
reden, dat er geen vergelijking mogelijk
is en wij er ook geen behoefte aan heb
ben. De doelstelling van beide tentoonstel
lingen is immers heel verschillend. Ieder
heeft, een geheel eigen taak.
En zo is het ook met het toneel. Ga ik
een voorste,llmg van het beroeps bezoe
ken. dan wil en eis ik een KUNST-avond,
of het nu een blijspel betreft of een toneel
spel.
De instelling waarmee ik echter naar
een voorstelling van een amateurgezel
schap ga. is een heel andere. Dan ga ik
vrij e-tijdspresta tie bewonderen en ik
wil een gezellige boeiende avond in een
vertrouwde kring. En van die prestaties
kan ik genieten, ook al kunnen zij niet in
de schaduw staan van due van onze be
genadigde beroepskunstenaars. Maar ik
wil deze avond niet eens beroepskunste
naars zien. ik kom voor het spel van onr
ze amateurs. En hun spel kan mij op ge
zette tijden nog veel meer boeien dan het
spel van welke kunstenaar ook. juist om
dat het amateurs zijn, die hier spelen, die
hun beste beentje voorzetten na maanden
van intense voorbereiding. En een verge
lijking met het beroeps komt niet eens in
me op, wil ik niet eens. Niet alleen omdat
er geen vergelijking mogelijk is. maar om
dat elke vergelijking afbreuk zou doen aan
de spontane vreugde om de geleverde
prestaties.
Hoeveel amateurs echter proberen hun
spel wel te vergelijken met dat van het
beroeps of horen graag deze vergelijking
van anderen? Laten zij dan echter beden
ken, dat hun taak niets gemeen heeft met
die van het beroeps en dat elke vergelij
king slechts afbreuk doet aan hun eigen
spontaneïteit en aan hun eigen heel uitzon
derlijke en voorname taak ten opzichte
van de gemeenschap.