Japan maakt meer films dan Hollywood Jacques Tati filmt „Mon Oncle ZENUWEN NEUROTONIC menselijke trouw De poëzie Marilyn Monroe's acteertalent ot *,r PLANKEN Waarom ga ik naar een schouwburg? DE PRIJS VAN Maar Amerikaanse films worden overal ter wereld vertoond r> ACTUALITEITEN Drie Nobelprijs winnaars Frans-Italiaanse co-produktie van André Cayatte Geladenheid Advies van Joshua Logan: „Heb geduld met haar" Hulde Wapens Verschil van instelling Hans Roest Hans van Bergen ZATERDAG 20 OKTOBER 1956 PAGINA S uw wordt U volledig de baas met niet verdovend maar genezend het zenuwpreparaat dezer tijden Knappe nieuwe roman van Johan Fabricius Laatste taak POEZIE-KRONIEK een spiegel van levensbesef Franse katholieken uiten zich reefed0™1™? "U°o rivijtf, Waarom naar een amateurvoorstelling? Opmerkelijk boek Elke vergelijking uit den boze WERELDNIEUWS (Van onze filmredacteur) Dr. Werner Forssmann Duitsland Eé„ op de acht HU». Amerikaanse «^^gedeeltelijk bui- maakt, wordt geheel 01 s verenigde ten het grondgebied overzicht van de Staten opgenomen.^ ]aat zicn dat produktleprog twaalf maanden over een P^fspeelfiims door Ameri- ongeveer ducenten in twee-en-twintig verschillende landen worden vervaar- dlHo'eweI Hollywood nog steeds de eer ste plaats inneemt wat betreft de ver toning van zqn films over de hele we reld, is het in nummeriek opzicht door Japan Volgens officiële cijfers uit Tokio hebben de Japanse pro- ducenten in 1955 niet minder dan 120 speelfilms vervaardigd tegenover een P7ndTa kVam 304 filWs in Amerika. nlaats met verleden jaar op de derde plaats met 294 speelfilms. steeds^ m;mm0lly^?od' zoals gezegd' nog van 7iiB ff^er een met de distributie non "tas. Schepen, vliegtuigen, trei- kaant fnrac'ltautos bezorgen de Ameri- a "irns aan tienduizenden bioscopen wer de hele wereld. Maar de blikken trommels met Amerikaans filmmateriaal reizen ook op de bulten van kamelen door de woestijn, varen met roeiboten en prau wen de rivieren van de jungle op, trek ken op de ruggen van lama's over de bergpassen van de Andes en glijden met hondensleden over de toendra's van de Poolstreken. Draagbare generators leveren het licht en de stroom, die nodig zijn om films te vertonen en rijdende of varende biosco pen brengen in de meest afgelegen uit hoeken van de wereld de enige vorm van ontspanning. Op hun reizen zijn vertegenwoordigers van Amerikaanse filmmaatschappijen tot de ontdekking gekomen, dat de bioscoop bezoekers in de verst verwijderde delen van de wereld verreweg de meest en thousiaste „fans" zijn. De eskimo's in Groenland zien er geen been in om met hun hondensleden bij strenge vorst, af standen van 150 kilometer en meer af te leggen om een film te gaan zien. De unieke .mogelijkheden, die de film biedt om niet alleen te amuseren, maar ook de toeschouwers voor te lichten, heb ben aldus vele duizenden mensen in de meest geïsoleerde plaatsen voor het eerst in contact gebracht met de wereld rond om hen. Dertig speelfilms per jaar in Finland Bij gelegenheid van de première van de Finse oorlogsfilm „De Onbekende Sol daat" („Tuntematon Sotilas") in Den Haag heeft niet alleen de regisseur Edvin Laine, maar ook een der producenten, de heer Linnus, een bezoek aan Nederland gebracht. Tijdens het onderhoud, dat wij met beiden hadden, vernamen we bijzon derheden over de Finse filmindustrie, die ons verrasten en tegelijkertijd verbaas den. Naar de heer Linnus ons verzekerde, worden in Finland, dat heel wat dunner bevolkt is dan Nederland, jaarlijks niet minder dan 25 tot 30 speelfilms vervaar digd. Daartegenover slaat de Nederlandse filmproduktie, die het nauwelijks tot een gemiddelde van één film per jaar brengt, wel een zeer pover figuur. Bovendien worden in Finland ongeveer 250 korte films per jaar geproduceerd. Finland telt vier grote produktiemaat- schappijen, terwijl er daarnaast nog en kele kleine, onafhankelijke filmgroepen werkzaam zijn. De filmindustrie ontvangt van de Finse regering geen subsidie, maar wel wordt de vertoning van nationale films gestimuleerd door een verlaging van de vermakelijkheidsbelasting. Edvin Laine, de 50-jarige regisseur van ücv? '-'"bekende Soldaat", heeft een storm- jftae loopbaan achter de rug. Geboren eè„ zeeL. eenvoudig arbeidersgezin in Kleine Finse provincieplaats, heeft hij Om VIT5 yan gemakkelijke jeugd gehad. Pr°f- Dickinson Richards (Amerika) dies bekof^ ^t.hij z«n «gen^u- Prof. Andre F. Cournand Amerika Hij promoveerde toen in de dramatische wetenscnappen aan de universiteit van Helsinki. Sedertdien is Laine als acteur en regis seur in vele theaters van zijn land werk zaam geweest en thans behoort hij tot de !?oln u- e figuren van het Finse to- w" -p j- speelt °-a- de koning in „Ham iet redja in „Het levende lijk" van Tol- "oi. en de titelrol in „Dantons Dood". Hij legisseerde o.a. „Winterset", „De Vuur proef" en „Een kat op een heet zinken dak In Finland geldt Edvin Laine als één der meest principiële regisseurs Evenals velen van zijn tijdgenoten neemt Laine het op voor de sociaal zwakkeren, waar bij hij toneel en film als de meest doel treffende wapenen gebruikt. In het gezelschap van Laine bevond zich ook Ake Lindman. één der acteurs in de film „De Onbekende Soldaat". Voor Ake Lindman was dit niet het eerste be zoek, dat hij aan Nederland bracht. Hij Jacques Tati, die men hier ziel in „Les Vacances de Monsieur Hulot". is begonnen aan zijn derde film: „Mon Oncle is namelijk een zeer bekend amateur voetballer en heeft al eens in de achter hoede van het Finse nationale voetbal elftal in het Feijenoord-stadion te Rotter dam gespeeld tegen de Oranjehemden. Jacques Tati, de man, die in zijn eer ste twee films „Jour de Fête" en „Les Vacances de Monsieur Hulot" de bioscoop bezoekers heeft onthaald op weer galoze filmhumor, is onlangs vrijwel on opgemerkt begonnen aan zijn derde film: „Mon Oncle", een Frans-Italiaanse co-pro duktie. De opnamen vinden plaats te St. Maur in de nabijheid van Parijs rond een kleine villa, die speciaal voor de film is gebouwd. Evenals in zijn beide vorige films speelt Jacques Tati zelf de hoofdrol, die van de onbesuisde oom,- die zijn familie tot wan hoop drijft, maar voor zijn neef een on uitputtelijke bron van vreugde is. André Cayatte heeft in Almaria in het zuiden van Spanje buitenopnamen gemaakt voor zijn film „Oeil pour oeil" (Oog om oog), een Frans-Italiaanse co- produktie naar de roman van Vahé Katcha. In samenwerking met Pierre Bost heeft Cayatte zelf hef draaiboek samengesteld voor deze film de eerste kleurenfilm van Cayatte waarin een internationaal gezelschap acteurs op treedt: Curd Jürgens, Folco Lulli, Lea Padovani, Paul Franlieur, Pascale Audret en Dario Moreno. Op Corsica heeft Georges Rouquier, maker van „Farrebique" en „Sang et Lumières", de buitenopnamen gemaakt voor zijn nieuwe film „S.O.S. Noronha", e veneens een Frans-Italiaanse co-produk tie. Het gegeven, ontleend aan een no velle van Pierre Viré, vertelt het avon tuur van de leider van een meteorolo gisch station, dat op een afgelegen eiland is gevestigd. De hoofdrollen worden ver tolkt door Jean Marais, Dan'ël Ivernel, Yves Massard en Vanja Orico, de Bra ziliaanse actrice uit „6 Cangaceiro". Naar een scenario van Gérard Néry en hemzelf is Christian Stengel begon nen aan de film „L'Aventure est sur la route", die zich voor een groot deel op de grote autowegen tussen Parijs en Marseille afspeelt en waarin Arletty de rol vertolkt van een rijke Parijse zaken- vrouw, die plotseling met een bende zwarthandelaars krijgt af te rekenen. Naast haar treden in deze film o.a. op Raymond Bussières, Ginette Pigeon, Ro bert Vatier en Jean Tissier. Fred Astaire is door de Amerikaanse producent Arthur Freed gecontracteerd om met Cyd Charisse de hoofdrol te spe len in de verfilming van „Silk Stockings" door Metro Goldwyn Mayer. Met stijgende bewondering heb ik de jongste roman van Johan Fabricius gelezen. Het is een sterk boek meeslepend geschreven in een niet gebroken gespannenheid. De meesterlijke vertaler schijnt zelf te zijn voortgestuwd door de gebeurtenissen, die zich in dit boek voltrekken, en méér nog: de feiten en omstandigheden, die de directe aanleiding tot deze uiterlijke gebeurtenissen vormden. Het verhaal is strak en doorzichtig opgebouwd en er zit vaart in. Men mag aannemen dat de voorkeur, die Johan Fabricius de laatste jaren heeft betoond voor de novelle (men denke bijvoorbeeld aan de prachtige verzameling „Gordel van smaragd")? een waardevolle leerschool is geweest voor deze meer gebonden wijze van vertellen. „Setoewo", verschenen bij de Uit geverij H. L. Leopold te 's-Gravenha- ge, is van een zeldzame geladenheid maar nergens dringt de auteur zich zelf naar voren. Het is alsof hij onder een geheimzinnige dwang in één adem loze inspiratie dit dramatische levens verhaal van een eenzame mens heeft neergeschreven. Eigenlijk vormt niet de eenzaamheid de tragiek in het leven van de hoofd persoon van deze roman. Het dramati sche is juist, dat Harmen van Hij" eenzaam wordt door zijn diepe besef van gemeenzaamheid, van verbonden zijn, van verantwoordelijkheid. Zijn leven is gebaseerd op het hoge begin sel van de trouw en juist om deze trouw verdoemt de wereld hem tot eenzaamheid, en tenslotte tot de onder gang. Wij leren Harmen van Rijn kennen als hij zich in zeer triestige omstan digheden bevindt. Hij, eens controleur bij het binnenlands bestuur in Neder- lands-Indië, had zich altijd in de dienst van de opbouw gesteld. Hij vervulde zijn taak met de hoogste plichtsbe trachting, zich verantwoordelijk gevoe lend jegens zijn regering, maar even zeer jegens het volk, welks belangen hij behartigde. De oorlog heeft hem smartelijk ge troffen, maar niet gebroken. Hij keer de uit het Birmaanse oerwoud naar Sumatra terug om daar zijn werk nu: van wederopbouw! te hervatten Zijn vrouw en kind waren in een Jap penkamp gestorven en om deze grote smart te vergeten én omdat het her stel van het land het eiste werkte Van Rijn bijna dag en nacht. Maar deze man, die al zo diep ge wond is, wordt zwaar ontgoocheld: door de nationalisten wordt hij, als on gewenste blanke, verdacht gemaakt. De man, die geliefd was omdat hij eerlijk en rechtvaardig was, voelt zich op eens omringd door haat en achterdocht kunstmatig aangekweekt en kwaad willig aangeblazen. Tenslotte krijgt hij het bevel, het land te verlaten. Moe deloos, besluit hij maar te gaan. Op dit punt wordt het verhaal door kruist door twee nieuwe facetten, die beruster op eenzelfde motief: Van Rijns laatste bewijs van trouw aan het volk, dat hij zovele jaren heeft gediend: en omgekeerd de laatste trouw van een Marilyn Monroe zal de titelrol spelen Jb „The Jean Harlow Story". Door 20th Gentury Fox zijn met Mrs. Jean Bello, de moeder van Jean Harlow, onderhan delingen gevoerd over de verfilmingsrech- Dit wordt de tweede van in totaal vier ijtas, die Marilyn voor Fox zal maken. eerste was „Bus Stop", waarin zij de dip speelt van de kroegzangeres Chérie, er, althans volgens de Amerikaanse pn rj ""tiaus vuigeilb ue La. tse bladen toe heeft releid, dat Sir te eilce 01ivier haar uitverkoos om zijn genspeelster te zijn in de film „The peeping Prince", die momenteel in de men 8 Pinewo°d_studio's wordt opgeno- geha" V?n de weinige mensen, die het late„m fennen om Marilyn Monroe te gisseu- eren' is Joshua Logan, de re- Laure Jan „Bus Stop" en hij heeft Sir dezelfdf> ollvier van advies gediend om *aamste r®sultaten te behalen. Zijn voor- d ge<3 5?d aan Sir Laurence luidde: MVolgens t me^ haar". eP„S Monroe8*"1 is het zeer moeilijk met 2;j ___enkele Sr.Ie Werken. „Vaak namen we of ik talloze malen op, omdat biet tevreden over was. In de reeks kaderen,, tuurdienst van de Kath dSsen van de Cul- ging wordt op 27 en 28 i16 Jeugdbewe. filmvormingsweekend tober a.s. een sters en leiders van de Kafk Pr' voor léid- beweging. "olieke Jeugd- Deze cursus, die onder pater J. P Dirkse S.C.J. ïnS staat van het Katholieke Filmcentru?ecteur van Jeugd, en de cineast Piet v voor de wordt gegeven op het bUiL„ r Ham- „Moorwijk" te Boxtel. encentrum °P dit weekend zullen o.m. de v_. taderwerpen aan de hand van fqiff £enten en films worden behandel™1^; O fi,lm? Hoe wordt een film ge fratleding en bespreking van fiir^ en enz enten- Opbouw van een fllmverhi££ w^fJarigstellenden kunnen zich hiervoor thou ln tot de Cultuurdienst van de Ka straat."Jeugdbeweging, Jan van Nassau- 113, Den Haag. Ze is bang om fouten te maken. Zeheeft veel talent, maar ze is er ™«t Ze heeft zich zo ongelukkig gevoeld in de rollen, die men haar liet sPe' r da) ze nauwelijks meer gelooft in haar eigen talent. Wie mocht twijfelen aan dat ta lent, dient te bedenken, dat ze in Stop" de rol speelde van een slechte ae trice, de kroegzangeres Chérie en om een slechte actrice te spelen en er als een slechte actrice uit te zien, moet men zelf een goede actrice zijn. En Marilyn met haar zuidelijk accent en haar lelijke lijk witte opmaak is Chérie". Deze redenering klinkt heel overtui gend, maar zij gaat alleen maar op voor het toneel. Daar moet de regisseur, al is zijn invloed op de spelvorming nog zo groot, de acteurs loslaten, zodra ze voor het voetlicht treden. Dan hangt het van hun eigen prestaties af, wat ze van hun rol maken. Met de film staat de zaak echter heel anders. Een bepaalde scène Kan. zoals Logan zelf zegt, net zo lang worden overgedaan, tot de regisseur vol- daan is. gloedvolle woorden, waarmee Lo- Koió ,,afs maker van „Bus Stop" er alle 7iiri heeft orn de kwaliteiten van TJn hi? fM gunstig mogelijk voor te stel- «lnft hi» v? Ian Marilyn Monroe ten- .J" beschreef, rechtvaardigen enige twijfel aan zqn objectiviteit- „Hoe zal ik dat grote komische talent beschrij ven Hef maak je aan het lachen en aan het huilen Het is Chaplin pIUs de schoon heid van de vroegere Garbo" ONZE voorstellingen van lietgeen gebeurt zijn vaak van een op timistische eenzijdigheid- 0°k met betrekking tot de poëzie denken we meestal in beelden van een stroom, een voortgaande ontwikkeling, ter wijl toch in feite het beeld van een zich voortdurend herhalende golf beweging de werkelijkheid veel zuiverder weergeeft- Wij zien de poëzie immers steeds bewegen tus sen de scylla en charybdis van vorm en inhoud. Een gedicht deelt iets mee, maar wanneer die mededeling zonder wezenlijk verlies in proza vertaald kan worden, is het gedicht nog slechts een omslachtige en dus overbodige manier van zeggen. Wanneer het zover dreigt te komen treedt een reactie in, die de aan dacht weer v«stigt op het gedicht als autonome vorm, als taai-ding. Maar deze reactie brengt de poëzie op den duur onvermijdelijk te dicht bij de cultus van de loutere vorm en het loze woordenspel. Dit laatste zien we op het ogenblik bijvoor beeld weer duidelijk bij de talloze epigonen van de experimentele poëzie. De reactie kan dan ook niet lang meer uitblijven. Dat wij in de poëzie slechts een voortgaande ontwikkeling zien is ech ter wel te verklaren. Sinds ongeveer honderd jaar immers gaat bijna elke van deze reacties gepaard met een veel dieper ingrijpende beweging, een revolutie waarvan er geen „te rug" is. Het vaste middelpunt van de eeuwige slingerbeweging, de poë zie zelf en haar herkomst zijn voor werp van twijfel en discussie ge worden. Met enkele woorden legt Charles le Quintrec de diepe sa menhang bloot: „Dieu est mort.. Les philosophes et les rodomonts l'ont enterré. Comment s etonner alors que la poésie soit elle aussi a l'ago- nie?" Inderdaad, het „God is dood" heeft een onmiddellijke terugslag op een kunst, die in haar diepste we zen als een daad van religie begre pen werd. Artistieke HET 25-JARIG JUBILEUM van Eduard van Beinum als dirigent van het Concertgebouw Orkest viel, zoals men weet, op 1 september van dit jaar. Veel drukte is daar toen niet van gemaakt. De huldiging is uitge steld tot in december. Een imposant huldigingscomité heeft zich met de plannen beziggehouden. Op verschil lende manieren zal volgens deze plannen de hulde van het Neder landse volk gestalte krijgen. Ten dele Is dit oud nieuws, maar nu er een kleine brochure is verschenen waarin over de drie huldeblijken wordt ge sproken, lijkt het ons de moeite waard ze voor onze lezers over te nemen. Op de eerste plaats hebben Sem Dresden, Hans Henkemans en Hans Kox orkestwerken gecompo- Mari Andriessen legt de laatste hand aan het ontwerp voor het borstbeeld van Eduard van Beinum. neerd die aan Van Beinum zijn op gedragen en die solo-partijen bevat ten voor prominente leden van het Concertgebouw Orkest. Voorts wordt een fonds in het leven geroepen, dat de basis zal vormen voor het instel len van een jaarlijkse interpretatie cursus voor jonge dirigenten, vocalis ten en instrumentalisten. Het is de bedoeling, dat die cursussen worden gegeven door befaamde kunstenaars- Tenslotte wordt een borstbeeld van Van Beinum aangeboden, vervaardigd door Mari Andriessen. Het beeld, dat thans in een Parijse bronsgieterij wordt gegoten, zal een plaats krijgen in het Concertgebouw. IN HET BRABANTSE dorp Uden- hout is de Beierse kunstenaar Leo Baumler reeds enige tijd bezig de wapens en symbolen van de parochie en het dorp uit te snijden in de kerk banken, die over enige tijd plaats in de waterstaatskerk zullen krijgen als vervanging van de oude versleten banken. Zo komen het gemeentewapen, het boerenwapen, het wapen van de ar beiders, van de bisschop van Den Bosch, van de middenstand van de gilden en van de jagers in de kerk. Zelfs de plaatselijke artsen hebben hun eigen uitgesneden bank met het esculaapteken. Baumler begon in Udenhout eerst met kleine restauraties aan de preek stoel en ander houtwerk, totdat pas toor C. Prinsen het idee van de uit gesneden banken opwierp. Een honderd zijstukken zijn reeds klaar. Voordat de kerk met de nieu we banken kon worden ingericht, moeten nog ongeveer 60 werkstukken voltootid worden. BIJ DE breuk van het harmoni sche wereldbeeld wordt de poë zie gesteld voor de vraag naar haar herkomst en zin. Geen dichter die zijn kunst ernstig neemt, kan aan deze existentiële vragen voorbij gaan. Juist in zijn opvatting van de poëzie en van het dichterschap zoekt de dichter zijn houding in de tijd te bepalen. Zo is de poëzie de zuiverste spiegel van het heersende levensbesef en daarmee verkrijgt zij een nieuwe actualiteit. Zij wordt zo actueel, dat filosofen en theologen haar zelfs tot uitgangspunt van hun bespiegelingen maken. In de eerste plaats moet men hi(jr natuurlijk Hei degger noemen, maar daarnaast ook Jaques Maritain met „Creative Intuition in Art and Poetry" en en kele andere werken en Ortega y Gas set met „The dehumanisation of art". Een dwarsdoorsnede van deze pro blematiek van de hedendaagse poë zie kan men vinden in „Actualité de la poésie" 1), een uitermate be langwekkende verzameling korte be schouwingen, afgewisseld en „aange vuld" met gedichten en documenten, onlangs verschenen als No. 16 van de serie „Récherches et debat s du centre catholique des intellectuels frangais". Men vindt er bijdragen in van P. Daniélou, Thierry Maul- nier, Gabriel Marcel, Michel Car- rouges, Jean Rousselot, Marcel Béalu, Louis Chaigne, Jean Cocteau, Jules Supervielle en vele anderen. Pater Daniélou keert zich in „Poésie et mystique" tegen de poging van Rimbaud en anderen „de faire de l'acte poétique la mystique de l'hu- manisme athée". Het is datzelfde streven, waardoor ten onzent onder andere ook het begin van de bewe ging van tachtig gekenmerkt wordt: „Depuis un siècle et demi la poésie s'est prise pour une religion, pour la religion".Het belang van p. Danié- lou's betoog ligt niet in de constate ring van dit feit", dat heeft Huxley al jaren geleden gedaan: „Losge maakt van de godsdienst worden de kunsten thans onafhankelijk geculti veerd. om zichzelf. De esthetische schoonheid die eens gewijd was aan de dienst van God, heeft zich nu zelf uitgeroepen tot een godheid. De be oefening van de kunst om de kunst zelf is een surrogaat voor de gods dienst geworden". Van groot belang is echter, aat p. Daniélou duidelijk hiertegen stel ling neemt. Daarmee stelt hij een probleem aan de orde, waar vele christelijke dichters, ook ten onzent, nog met een grote boog omheen lopen. Dat probleem kan worden uit gedrukt in de onvergelijkelijke bloei, die de poëzie juist ook sinds ander halve eeuw beleefd heeft, een bloei die rechtstreeks haar oorsprong neemt in die diepe, vitale kern van latent heidendom, van magie, welke aan alle poëzie wezenlijk eigen is. De poëzie is zich van zichzelf be wust geworden als een oorspronkelij ke, autonome werkelijkheid. De be slissende consequentie daaruit trok ken de experimentelen, die „bewe zen", dat men op zuiver empirische wijze, met terzijdestelling van dog matische vooronderstellingen, poëzie kan vinden. Een terugkeer naar tra ditionele poëzie-opvattingen is daar na uitgesloten, een vragen naar de zin van zijn dichterschap, juist voor de christelijke dichter onvermijde- lijk. In „Actualité de la poesje vindt men een aantal dichters met deze vragen bezig. Titels als „Poésie, puis sance démiurgique", „La genese de l'inspiration", „situation du poè- te", „Poésie, quète du Dieu incon- nu" en „Le poète, temoin et lien" wijzen daar reeds op. Juist de zicht baarheid van dit bezig-zijn, van een bezinning-in-actie. maakt dit boek tot bijzonder boeiende lectuur. GOVAERT VAN DEN BERGH. 1) Librairie Arthéme Foyard, Paris Er wordt de laatste tijd nogal gestreden rondom de vraag, wat nu precies de taak van het amateurtoneel is ten opzichte van de gemeenschap. Is deze taak precies dezelfde als die van het beroeps toneel, zij het in iets andere mate? Het amateurtoneel zou dan een welkome aanvulling zijn van het beroeps, waar dit aan krachten te kort schiet om alle bevolkingslagen te bereiken en tot in de verste uithoeken van het land door te dringen. De vraag is van groot belang, omdat het vergaande consequenties met zich mee brengt Wij zullen haar tuchten te beantwoorden met een weder vraag: waarom ga ik naar een schouwburg, waarom naar een amateurtoneelvoorstelling? Laten wij nu even het platteland met zijn vele dorpen en uithoeken waar het beroepstoneel volkomen onmachtig is te komen, buiten beschouwing laten. Wij leven dus in een grote stad, waar wij volop kunnen genieten van de voor stelling van het beroepstoneel. Maar in diezelfde grote stad lijdt het amateurto neel eveneens een bloeiend bestaan. Het is niet zo, dat daar de mensen vanwege gebrek aan plaatsen in de schouwburgen gedwongen worden hun heil te zoeken bij het amateurtoneel. In tegendeel, de zalen waarin het amateurtoneel zijn voorstellin gen geeft zijn over het algemeen tot de laatste plaats toe bezet, terwijl het dikwijls voorkomt, dat men door een schouwburg zaal tijdens een voorstelling met een ka-, non schieten kan, zonder het gevaar te lopen iemand te raken. Ook is het niet zo. dat vanwege de te dure plaatsen in de schouwburgen, het amateurtoneel een bloeiend bestaan lijdt. In de schouwburg kan men dikwijls billijker terecht dan in de amateurtoneelzalen. Dus van gedwongenheid is hier abso luut geen sprake. Men kan zowel naar het een als naar het ander. En men kiest be wust. i Er zijn mensen, die nooit naar een ama teurtoneelvoorstelling gaan. maar alleen naar een schouwburg, maar ook anders om, die nooit een schouwburg bezoeken en hun hart verloren hebben aan het ama teurtoneel. En er zijn mensen, die met evenveel liefde zowe) het beroeps- als het amateur toneel bezoeken. Men kan zich zelfs voor stellen. dat er mensen zijn. die éénzelfde stuk gaan zien èn bij het beroeps- èn bij het amateurtoneel. Indien nu de instelling, waarmee men naar een voorstelling van het beroepsto neel gaat dezelfde is als de instelling waarmee men naar een voorstelling gaat van het amateurtoneel dan is m. i. hier mee gegeven, dat beider taak ten opzichte van de gemeenschan dezelfde is met alle consequenties van dien. Wij zouden het best een vergelijking kunnen trekken met een bezoek aan het museum Boymans of aan het Rijksmuseum te Amsterdam en een bezoek aan een tentoonstelling van huisvlijt, die bij be paalde gelegenheden wel een® gehouden wordt in een of ander schoolgebouw Beide tentoonstellingen (zowel die in het museum als in het schoolgebouw) heb ben haar waarde, ook ten opzichte van de Indonesische vrouw, Saïna, die hem lief heeft en niet bevreesd is dit te doen blijken. Beiden riskeren zij, de blanke man en de gekleurde vrouw, in het betonen van deze trouw direct le vensgevaar doch geen der twee aar zelt. Als Van Rijn afscheid neemt van een der weinige overgebleven vrienden, weerklinkt de tam-tam: alarm, de mensetende tijger heeft weer iemand aangevallen! De bevolking is geterro riseerd en Van Rijn weet wat zijn plicht is: deze weerloze mensen van deze dreiging te verlossen. Fascinerend zijn de beschrijvingen van de pogingen, die Van Rijn onder neemt om Setoewo onschadelijk te ma ken. Keer op keer mislukken zij, tot heimelijke vreugde van zekere rad draaiers, die dit falen misbruiken om de bevolking tegen de oud-controleur op te zetten. Maar Van Rijn houdt vol, vooral nu hij wordt gesteund door de liefde en toewijding van Saïna. De jacht wordt een obsessie voor hem het wordt als een persoonlijk, drama tisch conflict tussen Setoewo en de Juist als het duel op zijn felst is, ontvalt hem zijn laatste steun: Saïna wordt vermoord, als slachtoffer van haar trouw. Voor de tweede maal weet Van Rijn nog maar één ding te doen: „Hij zag slechts één uitweg uit zijn leed: het vervolgen van zijn doel. Een tijdelijke uitweg maar ver vooruit denken kon hij toch niet. Als het hem al niet werkelijk bevrijdde, het ver doofde hem tenminste. Slechts Setoe wo bestond nu nog voor hem. En al kreeg hij de oude niet te zien, hij voel de hem op vreemde wijze nabij. Setoe wo verscheen hem in zijn dromen ook overdag, wanneer hij alleen maar liep te mijmeren, te suffen van ver moeidheid en gebrek aan slaap". Voor het eerst'gevoelt hij bitterheid jegens de mensen. Toch slaagt hij er in, Setoewo te doden, maar tenslotte betaalt ook hij met zijn leven. De nieu we roman van Johan Fabricius is niet alleen 'n boek, dat men geboeid in een adem uitleest, het dwingt ook tot na denken. „Setoewo de tijger" is be stemd voor volwassenen. Ook de romanschrijver Siegfried E. van Praag is met een opmerkelijke ro man voor de dag gekomen: „La chate laine", uitgegeven door Leopold in Den Haag. Wij kennen Van Praag als de schrijver van kleurige historische romans en van bijzonder sfeervolle verhalen, waarin, naast mensen, die ren een hoofdrol spelen. Hier leert men de schrijver van een geheel nieuwe zijde kennen. „La chate laine" heeft het boeiende „plot" van een superieure psychologische detecti ve-roman, maar dan op literair niveau. Het is een zeer sterk en een zeer men selijk „plot", verrassend ook in zijn ontknoping. Volwassenen! gemeenschap. En van beide tentoonstel lingen kan men intens genieten. Men kan er met evenveel plezier naar toe gaan. Toch is de instelling, waarmee men beide tentoonstellingen bezoekt, heel verschil lend van aard. Niet dat men tegenover de één welwillend staat en tegenover de an der eisend. Dit is de verkeerde instelling van een criticus. Nee, we staan tegenover beide tentoonstellingen volkomen onbe- veroordeeld. Beide kunnen tegenvallen en ons boos maken of meevallen en ons een intens genot verschaffen. Maar naar de ene gaan wij, om KUNST te genieten en naar de andere gaan wij, om van de vrije-tijdsprestaties van vlijtige en origi nele mensen te genieten. En wij trekken niet de minste vergelijking tussen beide tentoonstellingen. Het komt eenvoudig niet in ons op, om beide tentoonstellingen met elkaar te vergelijken, om de eenvoudige reden, dat er geen vergelijking mogelijk is en wij er ook geen behoefte aan heb ben. De doelstelling van beide tentoonstel lingen is immers heel verschillend. Ieder heeft, een geheel eigen taak. En zo is het ook met het toneel. Ga ik een voorste,llmg van het beroeps bezoe ken. dan wil en eis ik een KUNST-avond, of het nu een blijspel betreft of een toneel spel. De instelling waarmee ik echter naar een voorstelling van een amateurgezel schap ga. is een heel andere. Dan ga ik vrij e-tijdspresta tie bewonderen en ik wil een gezellige boeiende avond in een vertrouwde kring. En van die prestaties kan ik genieten, ook al kunnen zij niet in de schaduw staan van due van onze be genadigde beroepskunstenaars. Maar ik wil deze avond niet eens beroepskunste naars zien. ik kom voor het spel van onr ze amateurs. En hun spel kan mij op ge zette tijden nog veel meer boeien dan het spel van welke kunstenaar ook. juist om dat het amateurs zijn, die hier spelen, die hun beste beentje voorzetten na maanden van intense voorbereiding. En een verge lijking met het beroeps komt niet eens in me op, wil ik niet eens. Niet alleen omdat er geen vergelijking mogelijk is. maar om dat elke vergelijking afbreuk zou doen aan de spontane vreugde om de geleverde prestaties. Hoeveel amateurs echter proberen hun spel wel te vergelijken met dat van het beroeps of horen graag deze vergelijking van anderen? Laten zij dan echter beden ken, dat hun taak niets gemeen heeft met die van het beroeps en dat elke vergelij king slechts afbreuk doet aan hun eigen spontaneïteit en aan hun eigen heel uitzon derlijke en voorname taak ten opzichte van de gemeenschap.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1956 | | pagina 5