GYMNASTIEK
VRAAGT
ONZE
AANDACHT
li
MAG IK EVEN ONDERBREKEN?
Gaat en onderwijst alle volkeren
MAAK ER MAAR EEN
KWARTJE VAN, MARIE!
P
eins er
eens over
I
I
MINGSBEELD
vanaf een Zweeds bankje
De geest van een tum-club
I
E
HONDEPRAAT
M'
Onze broeder
het lichaam
J
We zijn naar een
ningsavond geweest van
een grote gymnastiek
club. We troffen er een
sportieve groep meisjes.
Een feestavond voor lichaam en geest. En aangezien er op dit terrein nog
veel meer te vinden is, hebben we besloten op korte termijn onze tochten
voort te zetten
Hier gaat een reportage over dit sublieme fragment uit het leven van
jonge mensen en we konden niet nalaten er een spontane instemming
tegen aan te schrijven, die misschien iets heeft van een verantwoording
van jullie wellicht meest geliefde activiteit: sport en spel.
V.
ZATERDAG 20 OKTOBER 1956
PAGINA 8
trai-
m -mh
ïVCvJ-'ï
ww wonr wezen' Bi-i ieder intef-
„a™:„"u me on spr«-
I1 li
Alle steden en dorpen trok
Jesus rond; hij leraarde in
hun synagogen, preekte de
blijde boodschap van het ko
ninkrijk en genas alle ziekten
en kwalen.
En toen Hij de menigte zag,
kreeg Hij medelijden met
hen: want uitgeput lagen ze
daar als schapen zonder
herder.
Toen zei Hij tot Zijn leer
lingen:
De oogst is wel groot, maar
er zijn weinig arbeiders. Je
moet daarom de Heer van de
oogst vragen of Hij arbeiders
wil zenden voor Zijn oogst.
MATTHEUS
tWM
Men „gymde" met elkaar
Vreemde instructie
t
MEIS
We ritten op een Zweedse bank
rond te kjjken. De fotograaf doet
werk knipt 8tandjes.
Als n wilt mag u zeggen r]at liet
een beetje nep is, want sommige
dingen doet het meisje-van-de-fntn
driemaal voor de fotograaf e^n
goed plaatje geschoten heeft
Ondertussen klampen we een meis_
je aan dat even op haar beurt wacht
voor een oefening. Het is een strui
se meid. Ze blijkt 15 jaar te zijn. in
de vereniging behoort ze tot de ster
ren, „Hoe kom je erbij je hier zo
tboe te maken?"
Ze kijkt niet begrijpend.
„Oh, die verklaringen"
Lezers, onthoudt het vöor heel uw
leven. Als u een mens moet typeren
u nooit meer het eerst zeggen,
'r* Yen denkend wezen is, maar
ker- Zn rr, 0ns dat steeds duidelij-
»»»mv|„S\aoen «n het aange-
om' wit Yerklarirrgen altijd! Waai-
het ails. mi:>n hobby en ik doe
het leukst." D® ringen vind ik
1pN™„d?en we, aartsvaderlijk „Je zal
moeder wel goed kunnen helpen
lhdLtTm trai"lng"- Ze kijkt mede-
terklaas!^aarS de"kt z€ "Sin~
Ze blijft bij haar eenvoudige ver
klaringen met haar (uiteraard ge
ringe) jong«meisj es-woordenschat,
dat ze het mieters, fijn en knots vindt.
Ze doet :het niei zozeer voor de
wedstrijden, maar voor de sport op
zich., al behoort ze in haar klasse
tot de kampioenen van de stad.
Ze springt weg naar de ringen, on
bevangen.. hoog de lucht in na drie
aanloopjes.
Gevaar?
H. v. B. is 24 en kleuteronderwij-
**res. „ik doe het omdat ik me er
Sezond bij voel, het is een heerlijke
ontspanning."
„Besteed je er veel tijd aan?"
tiia„v.1E,een flink brok van mijn vrije
"jas besteding."
tea'mwoerkgeist enl T1 ook ?n het
damen goede kameraadschap.
vind Ek f«n.Tkedgelo0oeffednijÊ, mak6n'
mah+ T^eakt- °m Pwsoonlijke' eer
zucht. Bij de jongsten komt dat mier
voor. Dat gaat er later Ti
„Wat moet ik er nog meer bijzet
ten?"
Ik voel me nooit veilig als er geen
stoffer en blik aanwezig zijn om de
~oi nn te ruimen!'
r0mZo,*kan het dan wel eens gevaar-
lijkNatuurlijk kun je ongelukkig
i dan verstuik je een spier
neerkomen, schaafwond of zo
l e maakt "nogal optimistisch
iets. Maar we zijn noga ft
in de dingen, want dan j!oaken 1
naar de verbandkist, die w
een gebrek aan aandacht vei
ken, hoe heten die dingen) en de vier
de aan de evenwichtsbalk. De concen
tratie en het meeleven zijn opvallend.
Als de leraar een ogenblik vrij heeft
schieten we hem aan en zeggen we
hem dat.
„Maar goed gymnastiek beoefe
nen eist ook van de geest de hoog
ste concentratie, dat is u nu toch wel
duidelijk. Je moet er helemaal bij
zijn, anders reageert het lichaam
niet of niet goed. En de anderen, die
dat ook Weten, kijken nauwlettend
toe, zie maar. Dan is er de kame
raadschap onder de meisjes, die mee
leven met de oefeningen van ieder
een. U moet eens opletten op gymnas-
tiekfeesten. Er heerst zelden of nooit
een sfeer van concurrentie, altijd van
kameraadschap. Je zuit nooit zien
dat een prestatie van een niet club
genoot zuur wordt ontvangen, vanwe
ge de punten, integendeel, de bewon
dering wordt niet onder stoelen of
banken gestoken. We zijn het er toch
over eens dat lichamelijke opvoeding
een onscheidbaar deel is van de to
tale opvoeding!"
We beamen dat en voegen er aan
toe dat in onze tijd liet begrip
voor de ontwikkelingsnoodzaak van
de schone Godsgave, onze broe
der het lichaam toch gelukkig
groeiende is.
En dat is alweer winst voor de
wereld van morgen.
ER HANGT MIST over het
land. De mensen hoesten en
ademen moeizamer. Het is
al vroeg donker en het is meest
al nat en koud. De huizen gaan
dicht en de kachels aan.. We
hebben niet veel om op te teren.
Daarvoor was de zomer te slecht.
En in de steden lijkt de tristesse
het duidelijkst te liggen in de
straten.
Onze broeder het lichaam lijdt
een armelijk bestaan.
Wij capituleren steeds weer
voor de verleiding van het com
fort envan de haast. De deur
uit en de auto in. Het is alle
maal erg noodzakelijk. Er zijn
duizend excuses. Maar we moeten
lopen en hollen en zwemmen.
Ieder van ons die het „druk"
heeft kan zo'n verhaal vertellen.
Maar onze broeder het lichaam
lijdt gebrek. Allerwegen ook
worden de Olympische Spelen
voorbereid. De crème van de
sportieve jeugd traint voor dit
feest van de sport.
Laten we de excessen, die over
al optreden maar even voorbij
gaan.
Bezorgdheid en zorg om het
instrument waardoor wij leven.
Een mens zonder lichaam is
een absurditeit. Het is geen huis
voor de geest alleen.
Maak er onderscheid tussen
maar ze behoren bij elkaar. Geen
van beide mag gebrek lijden.
Natuurlijk beide kunnen tekort
komingen hebben, soms heel ver
schrikkelijke, maar naar de
mogelijkheden moeten ze alle
ontplooiingsmogelijkheden heb
ben die er maar te vinden zijn.
Dat is leven.
Alles, wat wij hebben of zijn
doelbewust de kans geven zich
in harmonie te ontplooien. Ruim
te! Dat is het waar de mensen
naar snakken, ruimte voor al
die mogelijkheden voor geest,
ziel en lichaam.
Tekortkomingen, verdringingen
en nooit ontwikkelde mogelijkhe
den scheppen het klimaat voor
ontsporingen. De ruimte nooit.
Jonge mensen kiest de ruimte,
voor een onbevangen leven.
„Ademt vrij, het is de weg naar
levensgeluk."
Dit is geen modem heiden
dom, dit is geen natuurgods
dienst of naturalisme, dit is Chris
tendom.
De GEEST WAAIT waar Hij
wil. Maar help een handje
mee door de deuren en ra
men te openen. Laat licht en
lucht uw leven binnendringen.
Dr. Nie. Perquin schreef eens
in de Bazuin:
„De jeugdige moet zijn lichaam
vinden als hanteerbaar instru
ment. De souplesse en de vaar
digheid, de kracht en de bewe
gingszekerheid vormen een ge-
lukmakende belevenis, die be
vrijdend werkt".
„Het is niet zelden een trieste
observatie, hoe door stelselmatig
verwaarloosd spel houterig en
stijf geworden jongelui op een
gegeven moment in de zwaarste
morele moeilijkheden geraken,
waar zij niet meer uit kunnen."
Er zijn mensen die niet eens
meer als toeschouwer door sport
en spel geboeid raken. Waarom?
Dr. Perquin schrijft: „Omdat het
lichaam zwijgt, spel en sport
zijn voor hen even waanzinnig
als muziek voor koebeesten, zij
hebben er eenvoudig geen or
gaan voor".
Maar dat is niet iets onvei-
schilligs, het is een gevaar, dat
de geestelijke gezondheid be
dreigt, er is iets geatrofieerd
dat noodzakelijk leven moet".
„De mens is een éénheid van
ziel en lichaam, in en door zijn
lichamelijkheid komt hij tot in
zichten, gevoelens en strevingen,
het harmonische en voltooide
van zijn wezen toont zich natuur
lijkerwijze in de harmonie en
voltooiing van zijn lichamelijk
heid". Dat zijn prachtige tek
sten.
Jonge mensen, het is een goed
ding, sport en spel te beoefenen
F. B.
IJNHEER P. TE S. weet altijd je bent secretaresse van de hand- de ontvanger van je hart durft af t«
precies wat er komt. Hij kent de balclub, maar misschien ben je wel s^emmen °P Hem,
jjiccxcs wcii er üujiil. xrij irein ue uaxcjuo, maar misscmen Den Je
liturgische kalender bijna uit zijn geroepen om nu eens een eind te ma-
hoofd. Het kerkelijk leven heeft voor ken om die missieactie in jullie
hem geen verrassingen meer. Hij parochie nu eens goed op poten te zet
weet ook dat het morgen Missie-zondag ten.
is- Je hebt bijna je diploma en je bent
En dat er dus waarschijnlijk wel verloofd en het ziet er allemaal mie-
weer een pater zal komen preken over ^ers uj^ maar misschien houden jullie
de Missie. wej zoveel van elkaar dat je het sa-
Daarom zal hij vanavond, als zijn men aankunt om in een missiestreek
vrouw de kerkcenten klaar legt op
het dressoir, zo maar tegen haar zeg-
Als je het aandurft dit te bidden:
Zeg het maar, Heer ik zal probe
ren het te doen", dan hoor je het zeker.
WANT HIJ ZENDT NOG VOORT
DUREND UIT.
IEDERE DAG.
D. C.
gen: „Maak er deze keer maar een
kwartje van, Marie".
En morgen zal hij met een tevreden
gezicht opkijken naar de eerwaarde
pater, die vol vuur de beminde gelo
vigen toespreekt en hij zal bij zich-
ZO ZOU IK nog wel een tijd door
kunnen gaan. vrienden. We heb
ben allemaal ergens een roeping
in verband met de uitbreiding van
Christus' kerk.
Voor iedereen verschillend.
Maar al lijkt het soms nog zo onno-
zelf denken. „Ik had er al op gere- zej waj v00r Hem moet doen als
kend, goede pater, u krijgt een kwart- het Zijn' roeping is is het altijd iets
je van me". geweldigs.
Het is er op of er onder met die
K HEB ZO het idee dat mijn- kerk van Christus.
heer P. te S. zich met zijn kwart- Twee derde van de wereld lijdt hon-
ëer> .iuist in die gebieden waar de kerk
je afgesloten heeft voor Christus. ^is'si'onerend is.8
die op de heuvel staat buiten Jeruza- Twee derde vgn dg wereld zweeft
lem en tegen zijn leerlingen zegt: tussen communisme en christendom,
gaat en onderwijst alle volken en die juist in die streken waar de kerk in
ze dan zegent en dan opstijgt ten he- pioniersstadium is.
mei.
Ik heb zo het idee dat we dat alle
maal wel een beetje gedaan hebben.
WANT CHRISTUS' woorden zijn al
tijd ergens actueel en dus nu, beden WOrdt arbeiders te sturen.
PEINS EENS over het evangelie
van morgen.
Een grote oogst.
En weinig arbeiders.
En een Heer van de oogst, die ge-
vandaag, voor mij persoonlijk ge
schreven. Het evangelie is nu eenmaal
geen roman of een geschiedenisboek.
Christus staat daar nog steeds op
die heuvel en zegt nog steeds tegen
jou en tegen mij: Trek de hele wereld
door en verkondig de blijde boodschap.
Dit is geen aardige vondst voor een
preek, maar het is realiteit.
Als we Christus serieus nemen is
dit elke keer weer realiteit.
De realiteit van Christus' roeping voor
ieder persoonlijk. Een roeping waar je
je voor afsluit door van te voren een
kwartje klaar te leggen.
EN HEER, die alles kan.
Die ook voor iedereen een roeping
heeft.
Maar die toch moet afwachten of je
ISSCHIEN IS de heer P. te S. wel
geroepen de aankoop van een
televisietoestel nog een paar jaar
uit te stellen om de opleiding van een
priesterstudent te kunnen bekostigen.
Misschien is mevrouw A. te F. (al
jaren lid van de beide pauselijke mis
siegenootschappen) wel geroepen om
een missionaris uit de put te halen door
een keer in de maand wat lectuur te
sturen met een gezellig briefje er bij.
Wie zal het zeggen.
Christus roept altijd nü.
Als je tenminste de moed hebt om
te luisteren.
Ik weet echt niet waar jij voor geroe
pen bent door de Christus van de heu
vel.
dat wel een
goed
„Misschien
voorteken!"
K. P., 19 jaar, heeft het niet op
bekijks tijdens de wedstrijden, dan
voelt ze zich onzeker.
„Ik geloof dat ik in alle clubs wel
zou aarden. Het werk neemt me in
beslag. Om de sfeer van vriendinnen
onder elkaar, doe ik het niet zozeer."
T- B. (18 jaar) komt uit Naaldwijk.
Ze is in de huishouding op een pas
torie.
„Dat is leuk" en we denken aan
de stereotype kortaangebonden juf
frouwen, die de pastoors bewaken. In
het zwart, in alles een tikkeltje be
perkt, behalve in de kookkunst.' Maar
dat type schijnt ook al verleden tijd
te worden.
„Twee maal In de week besteed ik
er mijn avond aan. Dan ben ik reuze
moe, maar het is een gezonde ver
moeidheid en je blijft fit en je houdt
een goed figuur. Toen ik uit Naald
wijk hierheen kwam,vond ik een ad
vertentie in de krant, toen heb ik me
meteen opgegeven."
„Ik zou me meer voor kunnen stel
len dat je 's avonds na zo'n drukke
dag in de huishouding moe in een
stoel viel met een romannetje, maar
dat heb ik dan mis."
„Overigens heb ik er een idee van
dat ze je daar op die pastorie wel
weten te vinden met plagerijen."
„De pastoor zegt dat ie wel op de
uitvoering komt kijken, maar alleen
als ik een lange broek draag. Hij
moet niks van die shorts hebben..'
maar hij meent het niet."
Dan schiet ze de rij weer in voor
een portie aarwangsoefeningen: Hup,
twee, drie, vier., en over., drie, vier
toe maar".
Kameraadschap
Even later ontstaan er vier groe
pen. Een gaat er aan de ringen wer
ken, twee aan de paarden (of bok-
zo heel
Het was met ueei erg ge-
makkelijk om er binnen te dringen.
Na ons eerste belletje (ik
zou
willen schrijven schuchter belletje,
maar ik geloof niet dat we zo
schuchter waren) rent er een meisje
in sportkostuuin naar de deur. Ze
ziet er twee mannen staan; ze blijft
even twijfelen en gaat dan terug.
We hebben nog drie keer moeten
bellen eer men van onze goede be
doelingen overtuigd was.
„O, u komt voor de jongerenpagi
na, voor de krant dus. Ja, kijkt u
maar een beetje rond."
"We zijn aan de kant op een Zweed-
h6n gaan zitten, gewapend met
pallpoint en een leeg conservenblik-
je als asbak: „denkt u om de vloer."
We merkten op, dat de meisjes in
bepaalde groepen werkten en niet zo
maar kris-kras deden waar ze zin in
hadden. Integendeel, toen onze ogen
na de eerste sigaret zo ongeveer
gewend waren aan het schouwspel
dat ze nu weer plotseling voorgezet
kregen, ontdekten wij met welk een
sierlijkheid hier werd gewerkt. Aan
bruggen en ringen werd gezwaaid
met een souplesse .waarvoor we
slechts grote bewondering konden
hebben. Er werden nieuwe oefenin
gen ingestudeerd en oude oefeningen
werden herhaald met een overgave
en vooral met eftn concentratie, die
men slechts bij e®n chirurg zou ver
wachten. En toch ondanks de inspan
ningen, die als interest vermoeid
heid gaven, deed men het met ple
zier en was er een gezellige sfeer. Er
heerste een zekere men gebruikt
het woord bij voorkeur niet bij
meisjes, maar wij schrijven het hier
toch met 'n gerust hart kameraad-
schappelijkheid. Men had interesse
in het werk van de ander. Men had
bewondering voor het werk van de
ander. Men „gymde" met elkaar.
Het is nu eenmaal zo dat je in
een gymnastiekzaal uitdrukkingen
en woorden hoort, die je nu niet
bepaald op de tram hoort.
„Met een been gaat het niet"
wordt er bij de evenwichtsbalk met
stelligheid beweerd. Ook wij willen
dit nog best aannemen. Een mens
heeft nu eenmaal twee benen ge
kregen, omdat het met een been
niet gaat. Als de leraar tijdens een
rompoefening echter zegt „neus
onder je hoofd", kijken wij nieuws
gierig op. Nu wordt het pas span
nend. Dat hadden we niet ver
wacht. Een soort aangezichtsgym-
nastiek. Zeker iets nieuws. Het
blijkt echter dat de leraar zich in
zijn enthousiasme vergiste en be
doelde te zeggen „neus tegen de
knieën en hoofd tussen je armen".
Daar valt nog in te komen ten
minste al is het niet bepaald voor
ons, die veilig op ons Zweeds
bankje blijven zitten.
In de linkerhoek, waar een groepje
meisjes ernstig met de bruggen doen
de is, horen we plotseling een blij-en-
thousiast gilletje. Met een verrukt ge
zicht zit Joke op de brug; benen links
tenen naar de grond. Ze heeft hem,
de „zijwaartse zij schaar tot buiten
dwarszit". Nu kent ze de hele oefe
ning die voor de volgende uitvoering
op het programma staat. De rest
kende ze al, maar die ene..!
Nog eens proberen, kijken of het
geen stom geluk was. Neen, ze doet
het weer goed. Nu van lieverlede per
fectioneren. Ook de andere meisjes
zijn blij. Zelfs voor de leraar is dit
dé voldoening. Iedereen ziet de be
langrijkheid van het moment in.
Voor we weg gingen hadden we
best graag nog eens even aan de rin
gen gezweefd, of tussen de brug
gen gezwaaid of over het paard ge
sprongen. De gymnastiek had ons
beet. Niet alleen de sfeer, maar ook
het genoegen om de bewegingen te
beheersen, hetgeen dit is ons die
avond wel het meest opgevallen
de nodige concentratie vraagt. Men
heeft die er dan ook graag voor
over, en ook de vermoeidheid neemt
men op de koop toe.
T. K.
„Nu de Sinterklaastijd weer
aanbreekt", aldus Hond met on
rustige staartbewegingen, „gaan
de mensen weer eens in een nieu
we wereld wonen, die ze zelf ge
leidelijk opbouwen met behulp van
suikergoed, marsepein, chocolade,
speculaas, boterletters en borst
plaat. Het is een hele zachte, goed
aardige wereld vol vriendelijkheid,
welwillendheid en vrede. De op
bouw van deze wereld wordt inge
zet door het ondernemende gilde
der banketbakkers en suiker
knutselaars. Maar als zij eenmaal
hebben ingezet, werken vrijwel
alle mensen trouwhartig en ijve
rig mee, om dat wereldje verder
uit te bouwen en een tijdje in
stand" te houden. Niet alleen kin
deren stellen zich voor de bonte
étalages op; ook ouden van dagen
en vertegenwoordigers van de
middengroepen, ofschoon iets
vlugger voorbij lopend, werpen
grage blikken naar het luilekker
land, waarvan zij klaarblijkelijk
de droom nog steeds hebben be
waard. Daarna komen de ver
kleedpartijtjes. Serieuze mannen
en vrouwen, in hun normale be
staan een brok propaganda voor
hygiëne en zindelijkheid, smeren
zich plotseling in met duistere
zwarte substanties en trekken
oude, versleten kostuumpjes aan
met veel kleurtjes en franjes. Vro
lijke snuiters, over het algemeen
niet gewend veel aandacht en be
langstelling te wijden aan hun
persoonlijk decorum, meten zich
met de bisschoppelijke kledij een
zekere onwereldse waardigheid
aan, zodat de stem die boven hun
sneeuwwitte baard opklinkt niet
nalaat op de onbevangen toehoor
der en toeschouwer een indruk te
maken van diepe en ascetische le
vensernst. Alles is veranderd. De
échte wereld staat op zijn kop.
Oude mensen worden jong, arme
kinderen worden rijk, wit wordt
zwart. Waarom eigenlijk? Houden
de mensen dan niet van de echte
wereld? Willen ze liever een mooi
gekleurd, zacht smakelijk we
reldje .geregeerd door een geheim
zinnige maar ongevaarlijke oude
man met een baard, die nooit lang
kwaad kan blijven en royaal is in
kleine, concrete dingen, die on
middellijk bruikbaar zijn? Een
hond kan er nooit precies achter
komen wat er in een mens om
gaat. Ze zeggen dat de mensen het
zelf ook niet weten