t?RAN5 VAN MOUTERT
k weet dat ik gek ben
f
I
SINT EN DE ZIEKEN
1
t
door
Eerlijk zullen we
alles delen
PÉÉ
It
VOLOP SUIKERGOED EIV MARSEPEINechte
of nagemaakte boterletters, geruite sjaals, ge
streepte sjaals, flesjes parfum, elektrische treinen
en ander speelgoed voor kleine en grote mensen.
Vol verwachting klopt ons hart, ja. Want be
halve de koek en alle mooie cadeautjes die kin
derlijke hebzucht zich kan wensen, is er ook nog
altijd de mogelijkheid van de gard, van het zakje
met wat zout en de zak waarin we misschien
meemoeten naar Madrid. Ook wie volwassen is,
kan dikwijls nog een vleugje angst meevoelen voor
het slechte geweten dat hem op 5 december in
zijn jonge jaren zoveel narigheid voorspiegelde.
Maar verder: wat een glanzende herinnering, wat
een warmte bracht de sinterklaasavond vooral in
het grote gezin. Zeker, dat is waar, maar het
geldt alleen voor de gezonden.
Met een mistroostig gebaar schoof
de oude heer zijn glas van zich af. Een
vettig kringetje bleef achter op het
glanzend 'gewreven hout van het café
tafeltje. De oude heer vouwde zijn ar
men over elkaar en steunde op het
tafeltje. Hij staarde in de kring, ach-
terblijfsel van zijn glas. In de smalle
waterdroppels glinsterde het licht van
de ouderwetse kroon boven zijn hoofd.
Een glimlach van zelfspot gleed hoe
kig over zijn gelaat.
„Ja, ik weet maar al te goed, dat
ik gek ben".
De oude heer schudde het hoofd.
„Hoe had ik ooit kunnen denken,
dat men nog geloof zou hechten aan
de tradities van onze voorouders Hoe
had ik ooit kunnen denken, dat men
nog zou geloven
Er rammelde een geldstuk in de juke
box, in de hoek van het café. De me
talen arm greep een zwarte schijf,
drukte die neer op de draaitafel.
„It's a rock, a rock, a rock to
night...."
De gebarsten, verfrommelde stem
van een neger dreunde lawaaierig door
de met rook bezwangerde ruimte. De
gillende tonen van een jankende trom
pet vermengden zich schril met het
geluid van rammelende glazen op het
dienblad van de kellner.
„Mieters, hè, die plaat kreet een
opgewonden paardestaartmeisje. Een
vuurrode blos van genoegen kleurde
haar wangen. Haar ogen schitterden,
bij het aanhoren van dit summum van
amusementsmuziek. Haar slanke vin
gers frommelden nerveus het ritme
van de muziek mee. Slanke vingers, beroep!
zien?" informeerde hij bij de barkeeper
De man haalde zijn schouders op in
een gebaar, dat alles kon betekenen.
De jongen met de rode sokken draai
de zich om, half wankelend. Hij tikte
een man naast hem op de schouder
en herhaalde zijn vraag.
„Die idiote vent met die baard ge
zien? Wie is dat?
De man keek niet op.
„Weet ik niet."
„Erg spraakzaam zijn jullie niet",
gromde de jongen met de rode sokken.
Hij nam twee 'glazen van het buffet
en strompelde naar het tafeltje van
de oude heer. Onderweg bleef hij staan
voor de juke-box. Keek even naar de
titels van de platen en haalde toen met
een wrevelig gebaar zijn schouders op.
Met een smak kletste hij de twee gla
zen op het tafeltje. Hij ging zitten,
schoof een van de glazen in de hand
van de oude heer.
De oude heer keek op, glimlachte
naar de jongen met de rode sokken.
Voordat hij iets kon zeggen, sloeg de
jongen met de rode sokken zijn beide
handen plat op de tafel, in een fel,
hartstochtelijk gebaar.
„Je bent een idiote vent. Met die
baard en zo. Wie ben je? En wat ben
je? Een dichter?"
De oude heer schudde het hoofd.
„Wat stel je een vragen tegelijk. Om
bij de eerste te beginnen; ben ik heus
een idiote vent?
„Natuurlijk. Als je niet idioot was,
droeg je geen baard. Althans niet zo'n
lange witte."
Maar die baard hoort juist bij mijn
met aan de toppen felrode stompjes
als van een mismaakte hand. Haar
begeleider knikte lusteloos. De jongen
met de rode sokken, die de plaat had
opgezet, liet zich naast het meisje op
een leegstaande stoel vallen. Een si
garet hing achteloos tussen zijn lippen,
toen hij vroeg:
„Dansen
Het meisje sprong op, enthousiast.
Sloom volgde de jongen met de rode
sokken. Zonder de sigaret uit zijn mond
te halen maakte hij wat schuifelende
passen, het meisje dicht tegen hem
aan. De jongen met de rode sokken
knikte nonchalant met zijn hoofd.
„Die idiote vent gezien Stapel era-
zy, met zo'n baard".
Het meisje antwoordde niet.
Haar ogen waren gesloten.
Zij luisterde naar de muziek.
„It's a rock around the clock to
night.
Er schoot een elektrische vonk door
de jongen met de rode sokken. De si
garet viel uit zijn mondhoek weg. Hij
zakte door zijn knieën, zijn ogen kre
gen een vreemd-glanzende uitdrukking.
Een wilde kreet perste zich een uit
weg door zijn mond, die nu wijd-ge-
opend was. Het meisje opende de ogen,
verschrikt. Maar toen werd zij opge
nomen in de wilde maalstroom van de
dans.
De zaal wervelde plotseling om haar
heen, in een wilde, vurige cadans. Haar
lichaam gehoorzaamde de wetten van
de zwaartekracht niet meer, draaide
en kronkelde in vreemde bochten. De
opzwepende tonen van de muziek spo-
nen haar in als een cocon. In dichte
brede banen, sloeg de trompet zijn
klanken om de dansers. Heet bloed
golfde naar haar hoofd. In opperste
extase liet zij zich gaan, om het hete
ritme van de klanken, die steeds
snelller, steeds wilder, steeds werve-.
lender om haar hefen bruisten.
De metalen arm greep de zwarte
schijf, duwde die terug tussen de ande
re platen, die geluidloos en beweging
loos stonden te, glimmen in de glinste
rende juke-box.
het werd vreemd-stil IN HET
CAFé. De jongen met de rode sokken
liep naar de bar, het meisje alleen la
tend, dat zich nu plotseling griezelig
verlaten voelde op het midden van de
dansvloer. Aarzelend, alsof zij pas had
leren lopen, wankelde zij naar haar ta
feltje toe.
Haar begeleider was verdwenen.
De oude heer leunde nu voorover met
zijn hoofd >'P het tafeltje. Zijn lippen
raakten het vettige kringetje van het
weggeschoven glas aan.
De jongen met de rode sokken stond
aan de bar.
*Dis idiote vent met die baard ge-
,Bij je beroep? Ben je dan toch een
dichter?"
„Dichter? Neen, dat niet."
„Wat ben je dan wel?"
De jongen met de rode sokken was ge
ïnteresseerd Hij bracht zijn hoofd dicht
bij dat van de oude heer. De dranka-
dem van de jongen met de rode sokken
hing dicht tussen de twee gezichten in.
„Ik ben St-Nicolaas."
Twee glazige ogen staarden de oude
heer met een domme uitdrukking aan.
„Sint.... sint...."
„Sint-NicoÜaas, ja, vind je dat zo
vreemd?"
De jongen met de rode sokken sloeg
de rest van zijn glas in een enkele teug
naar binnen. Zwijgend stond hij op en
liep langzaam naar de juke-box.
„It's a rock, a rock, a rock tonight..'
Hij ging terug naar het tafeltje.
„Sint Nicolaas", smaalde hij. i.p6"
loof je dat zelf? Zie je wel, dat je idioot
bent? Idioot of gek!"
De oude heer knikte.
„Ik heb niet zoveel zelfkennis om
dat te weten. Maar iedereen kent mij
als Sint Nicolaas. Of liever.... ieder
een kende mij zo...."
„Waarom zeg je kende?"
„Omdat.omdat.nu ja, omdat
ik weet, dat niet iedereen meer in mij
gelooft."
De grote ogen van de oude heen kre
gen een droevige uitdrukking. Meer
tot zichzelf dan tot de jongen met de
rode sokken zei hij:
„Vroeger, ja vroeger, toen was alles
zo heel anders. Toen werd ik inge
haald door de jeugd van Nederland. Zij
zetten mij op een schimmel, om een
ere-tocht door de stad te maken. Over
al waar ik langs kwam, juichten de
mensen. Ik was dan in vol ornaat ge
kleed, mijter en staf completeerden
mijn uitrusting. Overal waar ik langs
kwam, juichtende mensen, omdat zij
nog in mij geloofden. Zij leerden ook
hun kinderen in mij geloven. De kin
deren mochten hun schoentjes onder
de schoorsteen zetten en dan reed ik
's nachts over de daken om een surpri
se in die schoentjes te gooien. En op
vijf december bezocht ik alle kinderen.
Zij kregen geschenken van mij. Maar
nu is alles zo heel anders geworden.Ik
heb geen schimmel meer. De men
sen staan niet meer langs de weg en
mijn mijter en mijn staf hebben zij mij
afgenomen. Zij hebben geen tijd meer
voor St.-Nicolaas, zeggen ze. Zij 'neb
ben geen tijd meer, om hun kinderen
hun schoentjes te laten zetten. Ze moe
ten nu naar hun machines, naar hun
atoombommen en naar hun scooters.
Onderweg hebben zij geen tijd, om naar
andere mensen te kijken. Zij bestaan
alleen maar v.oor zichzelf. Haast heb
ben ze, enorme haast, ze bouwen hui
zen en machines, jakkeren in auto's
de wereld rond. Vergaderen en confe
reren en toch hebben zij voor niemand
tijd. Er is geen tijd meer voor St.-Nico
laas."
De jongen met de rode sokken keek
de oude heer lodderig aan.
„Zie je wel, dat je idioot bent."
Voor de tweede maal stond hij op.
Schommelde terug naar de bar. Hij
tikte de man aan de bar weer op de
schouder: „Die ouwe vent is idioot. Hij
zegt dat-ie St-Nicolaas is."
De man had plotseling alle belang
stelling voor zijn krant, met de uitsla
gen van de paardenraces,, verloren.
„Wat zeg je daar? Denkt die ouwe,
dat ieNeen, wat een moordbak.'
De man sloeg zich kletsend op zijn
dijen. Hij draaide zich om naar de bar
keeper en begon een haastig fluister-
gesrpek. De barkeeper lachte geamus-
seerd.
„Dat ken gebeure, meneer. Dan keu
ne me nog eris lachen."
De barkeeper verdween achter een
smal deurtje in zijn heiligdom. Enkele
minuten later kwam hij terug met een
stoffige gramofoonplaat. De glinste
rende juke-box draaide de plaat af.
Geruis en gekras en daar tussen door
opeens helder en zuiver, ijle kinder
stemmetjes:
„Zie ginds komt de stoomboot uit
Spanje weer aan."
De oude heer aan het tafeltje keek
verrast op. Eén ogenblik dacht hij
werkelijk dat.... maar toen zag hij de
grijnzende gezichten van de mannen
aan de bar. De oude heer stond op.
Maar voordat hij gelegenheid had om
te verdwijnen, kwam de man naar hem
toe.
..Neen, Sinterklaas, nu moet je niet
weglopen. Nu gaat het pas leuk wor
den. We hebben je pas ontdekt, man.
Logisch, dat we je niet herkenden.
Waarom loop je in een gewoon confec-
tie-pakkie? En waar is je mijter?"
De oude heer stamelde vertwijfeld
een antwoord, maar niemand verstond
hem. De man had hem beetgepakt bij
zijn arm en meegetrokken naar de bar
Sterke armen tilden de oude heer op
en zetten hem boven op de bar, als een
vorst op zijn troon.
De jongen met de rode sokken grijns
de breed.
Het was een mieterse bak....
„Nou, Sinterklaas, daarnet kon je
zo mooi speechen. Doe nu ook eens een
mond open?"
De jongen met de rode sokken plant
te zijn vuisten stevig stevig in de zak
ken van zijn spijkerbroek. Uitdagend
stond hij voor de oude heer. De bar
keeper kwam dichterbij, drukte de
oude heer een glas in de hand.
„Vooruit, Sinterklaas, nou een mooie
rede. We motte kenne lache!"
De oude heer zweeg, angstig, ver
ward.
„Hij doet z'n bakkes niet open'
gromde de jongen met de rode sokken.
„Als-ie niet gauw wat zegt, zullen we
hem eens een lesje geven. Hij krijgt
niet voor niets, gratis te drinken."
De oude hèer sprong plotseling met
jeugdige beweging
een onverwacht,
van de bar.
„U VERWACHT VAN MIJ EEN RE
DE. Maar wat moet ik zeggen? Ik kan
alleen maar herhalen, wat ik, zoéven
tegen deze jongeman heb gezegd, na
melijk, dat de mensen geen tijd meer
hebben voor elkaar en dus zeker geen
tijd meer hebben voor Sint-Nicolaas.
Sint-Nicolaas, het woord is nu geval
len. Ja, inderdaad, ik bèn Sint-Nico
laas. Ik bèn de sprookjesachtige figuur
uit Spanje, die ieder jaar de verre reis
naar Nederland maakt, om hier ge
schenken uit te reiken. Maar U gelooft
niet meer in mijn geschenken, U ge
looft zelfs niet meer in mij. U gelooft
alleen maar in Uw eigen kracht.
Uw geloof is afgetrokken van mij en
overgegaan op Uw schrijfmachine, op
Uw draaibank. Dat zijn tenminste
tastbare zaken. Maar wat is het geloof
in Sint Nicolaas? Een oude man, die
hunkerende kinderhandjes vult met
wat genegenheid. Maar daar kunt U
zich niet meer in verdiepen. Daar heeft
U geen tijd voor. U heeft alleen maar
tijd om atoombommen uit te vinden en
om naar Bill Haley and his All Stars
te luisteren. Een glanzende trompet
spreekt U meer aan dan de bescheiden
luister van mijn staf. Er is geen tijd
meer voor een Sinterklaasliedje, want
Rock around the clock moet onder de
snijdende scherpte van een saffier wor
den gelegd. Er is geen tijd meer voor
de zachte stof van mijn mijter, maar
wel tijd voor het koude staal van een
rekenmachine. U rekent en telt, todat
de cijfers in uw hoofd eèn wervelende
ronde-dans beginnen, met zo'n enorme
vaart, dat alle andere gedachten er
door verdreven worden.
U denkt aan de salarisverhoging, die
U binnenkort weer gaat krijgen. Uw
vrouw denkt aan de bontjas, die zij dan
zal kunnen kopen, Uw zoon denkt aan
de nieuwe grammofoonplaten, die hij
zich dan zal kunnen aanschaffen en
Uw dochter denkt aan het geld, dat
zij nu weer heeft, om naar een nacht
concert van een negerband te gaan.
Maar geen van U allen denkt meer
aan de zak, die Zwarte Piet voor Sint-
Nicolaas draagt. De zak, waarin de
cadeaus zitten, de uitingen van liefde
en erkentelijkheid."
De oude heer zweeg.
Met fonkelende ogen keek hij de
mannen voor zich aan.
De jongen met de rode sokken keek
naar zijn in een peau de suède schoen
gestoken voet, die hij langzaam over
de parketvloer heen en weer bewoog.
„Zie je wel, dat hij gek is."
„Ja, antwoordde de oude heer, plot
seling op een weemoedige toon, ik weet j
dat ik gek ben. Ik had van tevoren
kunnen weten, dat men mij nu niet
meer zou geloven. Er zijn tenslotte....
„HET IS NIET WAAR...." gilde
plotseling een hoge meisejsstem.
Het paarde-staartmeisje. waaraan nie-
niemand meer ad gedacht, stond naast
de oude heer aan de bar.
„Het is niet waar. Er zijn heus nog
wel mensen, die in Sint-Nicolaas gelo
ven. Die in alles wat Sint-Nicolaas doe1
en in alles wat zijn volgelingen doen,
geloven. U heeft het recht niet, zo te
spreken. Over de hele wereld zijn er
nog talloze mensen, die diep en op
recht in .Sint-Nicolaas geloven. Alleen,
U moet die mensen niet in cafés zoe
ken en niet onder jongens, die rode sok
ken dragen. Want zij geloven inderdaad
niet meer in U."
De oude heer keek het meisje aan.
„Ik dank je voor je hulp. Ik vind het
prettig te horen, dat er nog mensen
zijn, die hun geloof in mij hebben be
waard. Maar ik zal pas weer gelukkig
zijn, als ook de jongens met de rode
sokken weer in mij geloven. Zal die
tijd nog ooit komen?"
Met een kalm gebaar schoof de oude
heer de mannen opzij. Van e»# kapstok
haalde hij zijn jas, trok die «in en ver
liet toen het café. Zonder zirfi te ver
roeren hadden de mannen het vertrek
van de oude heer gade geslagen. Het
meisje was de eerste, die haar bezin
ning te^ug kreeg.
„We mogen hem niet zo laten gaan!"
gilde zij. „Sint Nicolaas mag niet zo
maar verdwijnen!"
Zij holde naar de deur, trok met een
woest gebaar het zware pluchen gor
dijn opzij.
Een kille, regenvlaag sloeg koud en
klammig te'gen haar gezicht. De lange
straat, waarvan het asfalt zich gelig
spiegelde in het wollige schijnsel van
de lantaarns, lag geheel verlaten.
„Hij is weg
Doodfnoe leunde het meisje tegen
de doornatte gevel van het café aan.
Zij voelde de regen niet, die haar met
tergende regelmaat grote druppels wa
ter in het gezicht sproeide.
„Hij is weg. En hij denkt, dat nie
mand meer in hem gelooft. Maar dat
is niet waar. Ik weet zeker, dat ook de
jongen met de rode sokken hierbinnen 1 geloven? Ja, misschien de ouderen,
in hem gelooft. Zou hij nu werkelijkMaar niet de jongens met de rode sok-
denken, dat niemand op de hele wereld ken. Ze hebben hun aandacht geheel
meer zou juichen, als hij op zijn schim-geconcentreerd op Bill Haley and his
mei een eretocht door de straten All Stars.
maakte? Neen, dat mag hij niet denken
omdat het niet waar is!"
De oude heer liep, droef gestemd,
verder door de koude straten van de
stad.
„Er zijn dus nog mensen, die in mij
Vermoeid liep de oude heer verder.
Verloren in de koude, klamme nacht.
In het café liep de jongen met de ro
de sokken naar de juke-box.
„It's a rook, a rock, a rock to
night
tt'
V*?M-
HOE STAAT HET met de zieken,! als ze rillen van koorts of krimpen
delen die mee in de feestvreugde ot van pijn verlangen zij geen enkele be
gaat de kinderheilige hun voorbij? Het.langstelling dan de verstandige zorg
plezier van versjes maken, surprises1 waarmee hun bed wordt gladgestre-
zoeken, aan de bel trekken en hard ken, drinken wordt gereikt, zo nodig
weglopen als je een pakje op de stoep
hebt gezet, is er voor hen niet bij.
Warme gekruide wijn verdragen ze
niet, het zien van suikerbeesten en
fondantjes maakt hen al misselijk. En
cadeautjes, ach, wat geven ze er om,
zij hebben toch niet het gevoel dat ze
er bij horen. Laat het feest maar on
gemerkt langs me heen gaan. hoe
minder ik er van merk, hoe beter.
Maar dat is niet waar! Vrienden en
huisgenoten van een zieke, maak hem
toch duidelijk, dat hij er wel dege
lijk bij hoort, laat hem delen in de
grote en kleine genoegens van feestda
gen, ook van Sinterklaas. Het zal bij
dragen tot zijn beterschap, of als die
niet voor hem mocht zijn weggelegd,
zal het hem troosten.
i Vergeet hen niet!
IK VERGEET nooit hoe zorgzaam
een stel kinderen, waar ik vroeger dik
wijls aan huis kwam, op 5 december
een mand met aardigheidjes klaar
maakten voor hun kindse grootmoeder,
die haar kamer op de bovenverdieping
nooit meer verliet; oma kon geen a
van een b meer onderscheiden maar
ze graaide begering naar de pakjes
met rode lintjes en begon dadelijk
handen vol snoepgoed in haar mum
melmond te steken. En toch was het
goed en hartelijk dat haar kleinkinde
ren hadden geleerd dat ze een mens
niet moeten vergeten in z'n ouderdom.
Maar wat mogen we onze zieken nu
geven op zo'n dag, de keus is zo be
perkt, zegt menigeen. Laten we eerst
even vaststellen, dat de patiënten met
acute ziekten werkelijk liever met
rust gelaten moeten worden, die heb
ben al genoeg met zichzelf te stellen;
ijszakken of warme kruiken worden
klaargemaakt. En als zij behoefte heb
ben aan smakelijk fruit of aan eau-
de-cologne om zich te verfrissen, dan
komt dat er toch wel, zullen we hopen.
Een hele verlangrlijst.
IETS ANDERS IS HET met chroni
sche patiënten en invaliden. Betrek
hen in de vrolijkheid als het maar
even kan en doe dat met tact. Als ze
■misschien mopperig zeggen, dat ze er
niets mee te maken willen hebben
overrompel hen dan niet, maar pro
beer hen zonder geforceerdheid tot
enig meeleven te brengen. Dat is be
langrijker dan de vraag wat ze moe
ten „krijgen", want er is kans op dat
het hun ziekteproces gunstig beïn
vloedt.
En werkelijk, wat we hun zullen ge
ven, -blijkt altijd wel vanzelf als we
het goed met hen menen. Daar zijn
niet alleen de zakdoeken, waarvan ze
er altijd best wat extra kunnen gebrui
ken of de stukjes zeep, daar is ook
een nieuwe pyama, een sierlijke nacht
japon of een behaaglijk bedjasje voor
wie meestentijds in bed moeten ver
blijven. Daar is een stevig tasje waar
in de vrouw de kleine hebbedingetjes
bewaart die zij in haar buurt wil heb
ben. Daar zijn, voor de patiënten die
af en toe mogen opstaan, een paar
pantoffels die prettig zijn om.naar te
kijken en om aan je voeten te hebben,
misschien een gemakkelijke stoel,
een kussen in de rug of een plaid voor
over de knieën.
Voor de mannen die zich er op ver
heugen er elke dag tenminste een
paar uurtjes normaal verzorgd uit te
zien, is een mooie das even belangrijk
als voor de gezonden die het voorrecht
hebben te kunnen gaan en staan waar
zij willen. En dan moet boven de mooie
das ook net zo goed een correct ge
schoren gezicht uitkomen, daar zit al
weer een mogelijkheid voor het geven
van welkome geschenken in, zoals al
dan niet elektrische scheerapparaten en
wat er maar bij mag komen.
Lectuur en ook snoep.
DAN IS ER OOK, voor wie daar
gevoelig voor is, een voorwerp van
kunst. Als dat een plaats in de zie
kenkamer eeft, gaat er vreugde en
levenskracht van uit. En er is lec
tuur, om bemoediging uit te putten,
om ziekelijke tobberij te verdrijven,
om richting te geven aan de gedach
ten. aNatuurlijk geen zwaarwichtige bo
ken voor een zieke die op een bepaald
ogenblik misschien alleen ontspanning
zoekt, maar ook geen onbenullige ver
haaltjes voor iemand die naar degelijk
geestelijk voedsel verlangt. Ach, wat
is er toch veel te bedenken, waarmee
je een zwak of ziek mens een plezier
kunt doen.
En snoepen, doen ze daar niet aan
mee? Als hun ziekte dat onmogelijk
maakt, zoals bij diabetes, dan kan
het sinterklaaslekkers maar beter
niet onder hun ogen komen, om de
verleiding niet ondragelijk te maken,
maar anders is er meestal wel een
mogelijkheid om, zonder maagoverla
ding, ook een beetje mee te doen.
Alleen: laat bij bedlegerige zieken
uitsluitend verpakte lekkernijen toe,
want bij hen moeten we nog meer
dan bij gezonden de hygiëne hoog hou
den. Dus geen losse chocoladeletters,
geen kunstig nagemaakte bakerkinde
ren of w.c.tjes van marsepein, die
open en bloot stof vergaren op een
nachtkastje.
(Nadruk verboden).
dr. ALFR. BRIEDE.