HOE
ORIAANTJE
li
bij Sint-Nicolaas in dienst kwam
w
Een gefantaseerde historie, met één hoofd- ,dit i3" na de verkiezingen gekke din-
persoon en zóveel bijfiguren, dat men soms
van de blanken het zwart(je) niet meer ziet
Ijirt
Speciale reportage door
BER GHENEN
gen gebeurd zijnen zo ging net
OP EEN WARME SEPTEMBER
DAG ZAT MORIAANTJE, een ne
gertje dat in ons land reeds enige
bekendheid geniet als onderwerp van
een kinderliedje, onder een klapper
boom een beetje te doezelen. Het was
gloeiend heet en zelfs het banane-
schillenrokje was Moriaantje nog te
veel. Hij had thuis al stiekum een
paar schilletjes uit de tailleband ge
trokken, maar zijn moeder had het
door gehad. Met een toornige blik in
haar anders zo goedige ogen had ze
gezegd: „Moriaan doe je schilletjes om
Foei! Je kijkt veel te veel naar de
televisie. Je wordt hoe langer hoe on
verschilliger." Mokkend had Moriaan
al zijn schilletjes weer bij elkaar ge
zocht. Hij was woedend het huis uit
gelopen, had een heel eind gewandeld
en nu zat hij onder de klapperboom
een beetje uit te rusten.
Hij was kwaad Moriaan. Zijn moe
der was altijd zo ouderwets. Hij wilde
wel eens wat anders. Hij wou wel eens
wat van de wereld zien. Altijd maar
tegen blote, zwarte negerbuikjes aan
kijken ging hem de keel uit hangen
en dan de hele dag die klapperbomen
om je heen.. Hij had er schoon ge
noeg van. Vroeger had hij nooit last
van zulke opstandige buien. Hele da
gen trok hij met zijn vriendjes door
het bos om klappertjes te plukken, die
daar in ongekende hoeveelheid aan
de klapperbomen groeien. Als ze moe
en warm geworden waren, gingen ze
zwemmen in de Heilige rivier. Dat
mocht feitelijk niet, maar ja, wat doe
je als je jong bentv
Plotseling werd Moriaan in zijn over
peinzingen gestoord. In de verte na
derde een bromfiets. Wie kon dat zijn?
Ah..Moriaan zag het al. Het was de
bezorger van dit blad.
„Zo Moriaan" sprak deze, toen hij
naderbij gekomen was „Hier is je
krant jongen. Er staat weer veel in.
Acht bladzijden vol journalistieke
Schrijfbehoeften. Je kan je hart op
halen. Een luierwas van een zieken
huiskraamzaal is er niets bij."
Doordat deze bezorger dagelijks een
stuk door de woestijn moet rijden
krijgt hij regelmatig zand naar binnen
en deze dagelijkse hoeveelheid zand
heeft zijn tong in de loop van de tijd
zo scherp gemaakt, dat hatelijke op
merkingen als hierboven niet van de
lucht zijn. De afdeling expeditie heeft
echter oog voor de oorzaak van dit ge
brek en ziet er geen aanleiding in
om de man te ontslaan, temeer daar
het een prima kracht is, die zijn moei
lijk werk met inzet van zijn gehele
persoon verricht. Hij krijgt dan ook
ieder jaar met Pasen, een doosje klei
ne sigaartjes van de afdeling Propa
ganda en de redactie doet er nog een
schepje bovenop, door hem met Kerst
mis een boterletter Q te studeren.
De eerste maal schreef de bezorger
een bedankbriefje. Na mede namens
zijn vrouw bedankt te hebben voor de
Q, sprak hij, bij deze schriftelijk zijn
bevreemding uit, dat het juist een Q
was, omdat hij gewoon Jan heette,
Jan Bontjes.
De redactie, die moeilijk kon schrij
ven, dat de Q met 50 pet. reductie ge
kocht was uit een restant Van St.-Ni-
colaas (de Q immers wordt zelden
gevraagd in Nederland) schreef terug,
dat men meende, dat de bezorger Qui-
rinus heette. Jan Bontjes schreef toen
weer terug, dat hij geen Quirinus heet
te, maar dat hij het wel een mooie
naam vond.
„Goed", schreef de redactie, „dan
noemen wij jou voortaan Quirinus"
en zo krijgt deze wakkere bezorger
nu ieder jaar een letter Q-
Hoewel dit niet onze zaak is, vra
gen wij ons toch af, of de redactie
wel juist handelt in dezen. Als zo'n
man met Kerstmis nu al ieder jaar een
boterletter krijgt, wat moet je dan
gaan doen, als hij zijn 40-jarig jubi
leum viert.
Maar goed, we zullen niet verder af
dwalen lezers en teruggaan naar Mo
riaan.
Snel ging Moriaan aan het lezen.
Kroesjtsjef sloeg ie over en Suez ook
en voor ie het wist, was hij aan de
advertentie-pagina's toe. Er werd een
meisje gevraagd voor halve dagen en
een jongen voor licht bezorgwerk. Nu
daar voelde Moriaan niets voor. Licht
bezorgen had ie een hekel aan. Maar
plotseling viel zijn oog op de volgen
de oproep:
Moriaan zo Zwart als Roet sternatie. Moriaantje had geen knoops-
Nu volgden er enige dagen en nach- gat;_ hij had nog nooit/en^knoopsgat
ten van gespannen afwachting, maar
ST.-NICOLAAS ZOEKT NEGER
JONGETJE TER OPLEIDING TOT
ZWARTE PIET. DICHTKNOBBEL
EN MULODIPLOMA STREKKEN
TOT AANBEVELING.
(SEIZOENBETREKKING)
Dat was nu eens juist iets voor Mo
riaan. Weliswaar had hij geen mulo
diploma, maar daar stond tegenover,
dat hij een dichtknobbel bezat, die
met de kwalificatie „knobbel" eigen
lijk een beetje tekort gedaan werd.
Het was meer een yluohtheuveltjei,
wat zijn gedachten in stille uren wel
eens als afzetplank diende voor een
verre vlucht. Moriaan rende dus naar
huis, greep een vel postpapier en
schreef in zijn beste handschrift:
Beste Sint,
„Gaarne kom ik in dienst, om op
geleid te worden tot Zwarte Piet.
Het lijkt mij een enig baantje, want
ik ga graag de wijde wereld in. Voor
al Nederland trekt mij bijzonder,
Ik heb geen mulodiploma maar
wel een dichtknobbel. I-k zou u deze
wel als bewijs op willen sturen, maar
dit is zo lastig, vanwege de invoer
rechten. Als u mij aanneemt, zal ik
hem beslist meebrengen.
eindelijk kwam er dan toch een Bis
schoppelijk briefje terug.
„Aan de heer Zo Zwart als Roet,
Lianenlaan, Centraal-Afrika" stond er
op en Moriaan «voelde zich, zoals een
kapelaan zich op maandagmorgen
moet voelen, als er een brief van het
diocees voor hem komt. Hij was vre
selijk opgewonden en een paar minder
fraaie woorden gaven de nodige ont
spanning aan zijn bezwaard gemoed.
Dit laatste komt bij kapelaans natuur
lijk nooit voor, dus helemaal gaat on
ze vergelijking niet op. St.-Nicolaas
schreef:
„Kom per eerste en snelste gele
genheid naar Spanje; Overtocht wordt
betaald; Kom je persoonlijk afhalen.
So long."
Moriaan vond het een fijn briefje;
Kort maar krachtig en toch sprak er
een zekere gemoedelijkheid uit, vond
Moriaan. Alleen dat „So long" snapte
hij niet erg. Bedoelde de Sint nu, dat
hij een „solong" .mee moest brengen?
Maar wat was een „solong"?- Mis
schien èen ander woord voor Boeme
rang? Je had tenslotte zoveel andere
woorden voor woorden. Bij het oplos
sen van een kruiswoordpuzzel had je
niet anders. Ander woord voor Ape-
staart, ander woord voor Perepit en
ga zo maar door. Er zijn minstens
evenveel andere woorden als woorden
dacht Moriaan altijd en waarom? Maar
goed, hij zou in elk geval zijn boeme
rang maar meenemen.
Haastig ging hij aan de slag, om
alles wat hij nodig had in zijn biezen
koffertje te pakken. Dit koffertje nam
hij vroeger ook altijd mee, als hij met
het misdienaarsreisje meeging. Alles
legde hij er in: zijn boemerang, zijn
dichtknobbel, zijn tandenborstel, zijn
rozenkrans en verder een stuk teer-
zeep en andere toiletartikelen.
„Wat ben jij to b druk in de weer"
sprak zijn moeder, „Wat is er met jou
aan de hand?" Moriaantje schrok zich
een hoedje. Dat deed Moriaan altijd.
Hij schrok zich nooit een puist of een
bult of een aap, maar altijd een hoedje.
Dat komt, omdat hij eens een keer,
toen hij klein was zonder hoedje was
gaan wandelen. Hatelijke mensen had
den er toen meteen een liejde op ge
maakt en nu zorgt Moriaan wel, dat
het nooit meer voor komt. Daar hij
nogal schrikachtig van aard is heeft
hij al heel wat hoedjes bij elkaar ge
schrokken. Rode, blauwe, paarse en
gele hoedjes. Het is net „Mens erger
je niet" of „Halma", maar dat doet
Moriaan nooit, want het is slechts een
onbeschaafd negertje, hoewel de be
schaving in zijn dorp wel reeds vorde
ringen maakt. In 1 et kader van de
hulp aan de Onderontwikkelde gebie
den is er een ambtenaar in het dorp
geplaatst, die de ontwikkeling een beet
je in het oog moet houden en in goede
banen moet leiden. De dorpelingen zijn
nu al zover, dat ze af en toe naar de
televisie mogen kijken. Voorts mogen
ze regelmatig naar de Bonte Dinsdag-
avondtrein luisteren, maar aan „Hal
ma" en „Mens erger je niet" zijn ze
volgens de ambtenaar nog lang niet
toe. Dat zou hun bevattingsvermogen
nog te boven gaan.
Maar goed, we dwalen alweer af.
We waren gebleven bij het ogenblik
dat Moriaan zich een hoedje schrok,
omdat zijn moeder vroeg, wat er aan
de hand was. En waarom schrok Mo
riaan toen zo? Hij had zijn ouders nog
niets verteld van wat er gaande was.
Hij had alles stiekem gedaan.
Maar nu moest Moriaan alles wel
vertellen. In voorzichtige bewoordin
gen sprak hij zijn moeder toe. Zijn
moeder keek eerst, alsof zij het in
Keulen hoorde donderen, hoewel zij
helemaal niet wist, dat Keulen be
staat. Hieruit blijkt dus Wel dat een
zekere intelligentie haar niet ont
breekt, en wanneer er een beetje zorg
aan besteed wordt, zal het waarachtig
wel gaan. Toen het in Keulen, voor
zover zij althans kon nagaan, uitge-
donderd was, begon zij zelf te donde
ren. Hoe Moriaantje het hier en gun-
ter in zijn zwarte bol haalde, om zo
iets te ondernemen en dat het altijd
al een eigenaardig jongetje was -ge
weest. Andere kinderen waren altijd
even tevreden, maar hij! Toen ging
ze uit een ander vaatje tappen. Had
zij dan niet altijd goed voor hem ge
zorgd? Had hij niet altijd op tijd zijn
meelkoeken gehad? Mankeerde er mis
schien iets aan de ligging of aan de
bewassing? Had hij niet pas een nieuw
modern bananeschillenrokje gekre
gen? Het was God geklaagd en ze zou
er met de Missionaris over praten. En
ze voege meteen de daad bij het uit
haar liefderijk moederhart ontsproten
woord.
Nu kwam zij bij de Missionaris aan
een geheel verkeerd adres. „Juffrouw"
sprak deze „het spijt me wel, maar
als St.-Nicolaas uw zoon wil hebben,
heb ik niets meer te zeggen. De pries
ter wikt en de bisschop beschikt, zo
is het en niet anders. Het enige wat
ik voor u kan doen is, de jongeman in
kwestie een berisping te geven, maar
hem tegenhouden ligt niet op mijn
weg,"
Huilend liep de moeder van Mori
aan nu naar huis, waar inmiddels
haar man was gearriveerd, terugge
keerd van zijn werk aan de bananen-
fabriek. Hij had daar een goede be
trekking en de sociale voorzieningen
waren voortreffelijk.
Moriaan had zijn vader inmiddels in
gelicht en waarachtig, het was meege
vallen. U moet weten, dat vader zo
Zwart als Roet een zeer avontuurlijk
mens was. Hij had avonturiersbloed
in zijn aderen, wat overigens wel te
denken geeft en de gedragingen van
de vroegere ontdekkingsreizigers in
een wel zeer schril licht plaatst.
Maar goed, hij had het en dit was een
groot geluk voor Moriaan. Vader was
ronduit opgetogen over het plan en
samen gingen ze moeder Moriaan om
praten. Tenslotte legde de goede vrouw
zich bij haar man (of althans bij zijn
mening) neer.
ER WAREN NU HEEL WAT MOEI
LIJKHEDEN UIT DE WEG TE RUI
MEN. Jonge jonge, wat komt daar veel
voor kijken, voordat je op reis kan
gaan. Om nu maar eens één voorbeeld
te noemen: Er kwam nog een tele
gram van St.-Nicolaas: „Doe een roos
In je knoopsgat, anders herken ik je
niet". Lieve help, dat gaf me een con-
gehad ook. Hoe moest dat nu? De
enigen, die in het dorp knoopsgaten had
den, waren de ambtenaren voor de ge
leide beschaving en de missionaris.
Onmiddellijk werden die gepolst, of zij
misschien nog een oud knoopsgat over
hadden, maar hoewel beiden direct
hun knopendoosje nakeken, een knoops
gat kwam er niet. Tenslotte besloot
Moriaan de raad van zijn vader te
volgen door de roos met een transpa-
rantplakbandje op zijn borstje te plak
ken.
Maar eindelijk was alles dan toch in
kannen en kruiken. Moriaan zou met
de bezorger van dit blad achter op
de bromfiets naar het dichtsbijzijnde
vliegveld gaan en daar zou hij het
eerste het beste vliegtuig- naar Gra
nada nemen, aldus, voor zover moge
lijk, de voetstappen volgend van de
Moren, die in vroeger eeuwen ook al
daar in Spanje kwamen.
Vrolijk zingend togen Moriaan en de
bezorger de volgende morgen op pad.
Ze begonnen met: „In het groene dal
dal, in het stille dal" en vervolgden
met: „Op de grote stille heide" en
juist waren ze aan de meer culturele
nummers toe als: „Tararaboemdiee"
toen het vliegveld aan de horizon op
dook.
Het was een fantastisch gezicht. Mo
riaan had een vliegveld tot nu toe
slechts op de film gezien, maar nu
lag er daar een in werkelijkhed voor
hem. Vliegtuigen van allerlei kleuren
en grootte stonden zich te koesteren
in de zon en ze schitterden en fonkel
den, zodat er sterren voor je ogen gin
gen dansen, als je er lang naar keek.
Zelfs in zijn stoutste dromen en ge
loof maar gerust, dat er heel stoute
dromen bij waren had Moriaan zoiets
niet verwacht.
Plotseling kwamen onze twee vrien
den een collectrice tegen met een bus.
„Een offertje alstublieft heren, voor
het goede doel" overschreeuwde zij de
bromfiets. Onmiddellijk bracht'Quiri
nus de bromfiets tot stilstand. „Welk
is dat goede doel?" vroeg hij.
Het is voor de Missie" sprak de
schoppen zich met spoed naar het res
taurant begeven; er is daar een doos
suikerharten afgegeven met als enige
adressering: Bisschop Granada
Vliegveld. We kunnen deze zaak dan
even tot oplossing brengen."
Bij het horen van het woord „sui
kerharten" ontwaakte de Sint uit zijn
trance en spoedde zich naar het res
taurant. De stewardess en Moriaantje
volgden hem op de voet en gedrieën
arriveerden zij in de zaal, waar na
tuurlijk geen bisschop te bekennen was.
Men legde de Sint uit, wat het geval
was. „Hè wat vervelend" sprak de
Sint, toen hij het relaas had aange
hoord. Wat doe ik toch een gekke din
gen tegenwoordig, ik lijk wel een ouwe
vent. Ik hoop, dat ik u allen niet te
veel last veroorzaakt heb."
„Het is niets St.-Nicolaas" sprak de
bedrijfsleider in vloeiend Spaans, want
het was een ontwikkeld man, die vroe
ger, toen de leraren nog goed betaald
werden, dode talen bij zijn leerlingen
tot leven bracht. Niet dat Spaans een
dode taal is. Verre van dat maar ik
tip dit even aan, om aan te tonen, hoe
ontwikkeld die man wel is.
„Het is niets St.-Nicolaas" zei de
man dus. „We hebben het graag voor
u gedaan; het was echt niet de moeite
waard. En veel succes met uw nieuwe
knecht." Hemeltjelief, dat was waar
ook. Sint-Nicolaas had helemaal niet
meer aan Moriaantje gedacht. Nee
maar, hoe kon hij zo dom zijn. „Zou
jij een glaasje gazeuze lusten jongen?"
sprak hij vriendelijk. „Kom laten we
even aan dat tafeltje daar gaan zitten,
om nade.r kennis te maken en om over
het salaris te praten."
Moriaantje kreeg zijn glas limonade
en in een gezellig maar niettemin za
kelijk gesprek kwam de nadere ken
nismaking tot stand. St.-Nicolaas was
zeer te spreken over de dichtknobbel,
maar tegen de kleding van Moriaan
had hij bezwaren. „Je kunt niet in een
bananenschillenrokje op het Damrak
in Amsterdam in Nederland verschij
nen jongen,'-' sprak de Sint. „We gaan
dus eerst naar een winkel om een uit
zet aan te schaffen."
HET SALARIS WERD BEPAALD
op 60 gulden perweek plus kost, in
woning en een tegemoetkoming bij de
aanschaf van dienstkleding. Ook bevui
ling en bewassing was er bij inbegre
pen; de fooien moesten in een apart
potje gedaan worden, om met de an
dere Zwarte Pieten te delen. Moriaan
tje kon het na enig heen- en weerge-
paraat hier wel mee eens zijn, al had
hij graag wat meer gehad, maar Sint-
Nicolaas zei, dat de fooien in de drukke
tijd soms tot in de 20 gulden per week
liepen en nou ja, dan was het om te
doen.
Sint-Nicolaas stelde vervolgens voor,
om eerst naar Madrid te gaan, dan
kon daar de uitzet verder verzorgd wor
den. Wel moest Moriaan dan in zijn
blote bast achterop de schimmel maar
voor één keer was dat niet erg. Daar
kwam nog bij, dat in Madrid de dienst
maagd van de Goed-Heilig man mee
de gehele weg. Overal was de Sint van
op de hoogte en Moriaantje deed heel
wat algemene ontwikkeling op. Zo na
derde de stoet tamelijk snel Antwerpen,
want ze gingen recht toe recht aan,
gewoon de daken over en recht door
het land, zonder omwegen.
In Antwerpen gingen ze op de boot
en 's- avonds op zee bood de Sint zijn
knechten een intiem etentje aan met
als hoofdgerecht: Uierboord. Het was
ontzettend gezellig en na het diner
ie en „hij zou nog eens kijken, of hij moest Moriaantje met een andere
er niets anders op kon vinden." Naiknecll1; op wacht staan. Nauwelijks
enige tijd kwam V" terug met de win-ston(jen Ze een half uurtje op hun post,
keichef. Deze liep al van uit de verte 0f ,je an<jere knecht begon te kermen,
enthousiast met een zwart broekje inj „Oohhhh Aahhhh, wat ben ik misselijk,
Meloenmodel voor zich uit te wappe-wat ben z;ek Dje vervloekte uier-
vriendelijke juffrouw. „U bent de eer
ste twee levende wezens, die ik na 2
dagen tegenkom. Toe geef me wat, dan
heb ik vast een opstappertje."
„Maar waarom ga je dan ook hier
in de woestijn lopen?" vroeg Quirinus.
„Kun je niet beter 's zondags aan
je parochiekerk gaan staan?"
„Dat kan wel" zei de collectrice"
maar dan zie ik altijd dezelfde ge
zichten. Ik wil eens wat anders."
„Nou ja, dat zijn jouw zaken ten
slotte" sprak Quirinus. „Kijk uit voor
het vreemdelingenlegioen, want dat
zit hier in de buurt en die jongens zijn
gek op collectebussen. Hier is een
gulden."
Dankbaar nam de juffrouw afscheid
en Quirinus en Moriaan vervolgden
met spoed hun weg.
„Wat is feitelijk een opstappertje?"
vroeg Moriaantje.
„Een kontje" antwoordde Quirinus.
„En wat is een kontje" vroeg Mo
riaantje.
„Een zetje in de goede richting"
zei Quirinus.
„Och..wat ben jij geleerd Quirinus;
je kan wel merken, dat je bij een
krant werkt."
Inmiddels waren zii het vliegveld ge
naderd en onmiddellijk trad er iemand
van het grondpersoneel op hen toe.
„Moet u naar Granada?" sprak hij
tot Moriaan. „Ja, hoe weet u dat?"
vroeg Moriaan verwonderd. „Er lag
vanmorgen een briefje in mijn schoen
van St.-Nicolaas, ik weet al overal van.
Wilt u mij maar volgen?" Moriaan
nam afscheid van Quirinus en bedank
te hem voor de goede zorgen. De man
van het grondpersoneel nam hem mee
en gaf hem over aan een stewardess.
„Neemt u maar alvast plaats in die
rode kist, ik ga even de papieren ha
len" Moriaan keek om zich heen, maar
waar hij ook keek, nergens was een
rode kist te zien.
Natuurlijk wist Moriaantje niet dat
met „kist" een vliegtuig bedoeld werd,
want ronduit gezegd wist hij van toe
ten noch blazen. Nou ja van toeten
dat ging nog, maar van blazen wist hij
totaal niets, omdat dit vak op de neger-
scholen niet gegeven wordt. Het roos
ter is daar nl. toch al veel te overla
den en daarom heeft men tenslotte
een keus moeten maken. Maar uitein
delijk kwam hij dan toch in een vlieg
tuig terecht en na een voorspoedige
reis kwam hij tenslotte In Granada
aan.
naar de winkel kon gaan .en dat was
een groot voordeel, want bij het ko
pen van een uitzet kan een vrouwenoog
moeilijk gemist worden.
ren. „Mevrouw boft wel" sprak hij
naderbijkomende. „Er is juist een
zichtzending teruggekomen uit eh....
Nederland en daar was er nog een bij,
hoewel ze daar een mooi partijtje ge
houden hebben."
De man besefte te laat, dat hij in
zijn vurigheid iets heel doms gezegd
had. Een pijnlijke trek kwam op het
gelaat van de Sint en hij vroeg, de
chef berispend aanziend: „Wat moet
men in Nederland met meloenbroeken
doen?" De chef keek zoekend in het
rond, maar was niet in staat om een
antwoord te vinden. „Ik denk..eh..
ik geloof.eh.begon hij aarzelend,
maar gelukkig kwam juist de bedrijfs
leider langs.
„Zijn er moeilijkheden?" sprak hij
hij gemoedelijk „Kan ik de zaak mis
schien oplossen?" In horten en stoten
kreeg de man het verhaal uit de di
verse monden te horen en onmiddellijk
toonde hij zich een voortreffelijk za
kenman, door een behoorlijk potje lieg-
werk weg te geven: O, was dat alles?
Wel hij kon de Sint wel vertellen, waar
men deze broeken in Nederland voor
gebruikte. Het liep tegen elf november
dan dan werden daar de Raden van
Elf geïnstalleerd in verband met het
carnaval. Nee, Sint hoefde zich geen
zorgen te maken. En omdat dat zo'n
mooie order geweest was, kreeg St.-
Nicolaas nu 2 pet. korting. Vooruit
maar, het kon er wel af voor een keer,
hoewel het de laatste tijd wat slapjes
was in de handel.
Geheel gerustgesteld verliet ons drie
tal tenslotte bepakt en bezakt de win
kel. Thuisgekomen moest Moriaan
eerst zijn kleren aantrekken. Eerlijk
gezegd snapte hij het niet erg. Hij vond
de kleren wel erg mooi, maar je ver
dween er zo helemaal in. Je kon feite
lijk helemaal niet meer :ien, dat hij een
negertje was. Ieder willekeurige witte
vent, die deze kleren aantrok en zijn
gezicht zwart maakte, kon op zo'n
manier voor neger doorgaan. Maar
waarom had St.-Nicolaas dan kosten
noch moeite gespaard om hem in
dienst te krijgen? Die andere oplossing
was toch veel goedkoper? Hij paste er
echter Wel voor, om deze mening on
der woorden te brengen, want hij vond
het een veel te leuk baantje en stel je
voor, dat de Sint iets voor zijn plan
voelde, dan kon hij wel naar huis gaan.
Nee hij zou die dikke kleding in vredes
naam maar op de koop toenemen.
NU VOLGDEN ER WEKEN VAN
HARD WERKEN voor Moriaan. Onder
leiding van de oudere Zwarte Pieten
moest hij allerlei werkjes opknappen,
die speciaal voor beginnelingen waren
ontworpen. Hij moest bijvoorbeeld de
pepernoten, die feitelijk nog geen pe
pernoten waren, met peper bestrooien.
De eerste twee dagen had hij op zo'n
manier al tien van de twaalf rode zak
doeken vuil gemaakt, maar later ging
het wennen. Toen kreeg hij ook leukere
werkjes. Hij mocht af en toe de appel
schimmel verzorgen en soms moest hij
boord poehhh. Haal een dokter Mori
aan, haal een dokter, ik ga dood!!"
Moriaantje rende als de weerlicht
naar de scheepsarts, een ruwe zeebonk,
die al zeebenen had, toen hij geboren
werd, zodat reeds, nog voor hem de
eerste luier was aangetrokken, bepaald
werd, dat hij het zeegat uit zou trek
ken.
„Dokter", sprak Moriaan zenuwach
tig „Er gaat een knecht dood. Echt,
heus, er sterft een i^necht."
„Gaat ie aan stuurboord of aan bak
boord dood*" vroeg de arts.
„Nee, aan uierboord", sprak Moriaan
en samen holden zij naar de ongeluk
kige knecht. De dokter, die ook
scheepstimmerman was, masseerde de
zieke knecht hier en daar en al spoe-
At% Kran ae man door deze hardhandi
ge behandeling geen Pap meer zeggen.
Dit zat hem een beetje dwars, want
het was juist een van de woorden, die
hij erg graag zei, dus zocht hij in een
woordenboek een ander woord op voor
Pap. „Vla" vond hij en sindsdien zegt
hij „vla" in plaats van „pap"
In Hoek van Holland kwamen er 3
loodsen aan boord, om het schip ver
der naar Amsterdam te brengen. Dit
was zuiver uit beleefdheid en niet zo
zeer, omdat het nodig was. Het was
een Amsterdamse, een Haagse en een
Rotterdamse loods, die de Sint, namens
hun steden, een eerste woord van wel
kom aansmeerden. De Amsterdam*»
begon er een ware triomftocht door de
stad. Overal stonden de mensen rijen
dik langs de weg en ze zwaaiden en
juichten of ze er belastingverlaging
mee konden verdienen. Toen Moriaan
een opname .apparaat van de N.T.S.
passeerde zwaaide hij even opgetogen
met zijn zwarte hand voor de lens.
„Misschien zien mijn vader en moeder
het wel" dacht hij, maar de mensen in
de huiskamer zeiden tot elkaar „He
jasses, alweer storing." Het is ondoen
lijk, om deze hele intocht verder te
beschrijven, dus we volstaan maar met
ite zeggen, dat Moriaantje zich op
sommige momenten in de hemel waan
de en met hem meteen uit deze waan
te helpen, die toch wel van een zeer
primitieve geest getuigt. Laten we
het ten overvloede nog even benadruk
ken. „Hij was niet in de hemel; hij
was in Amsterdam." Van enige twijfel
kan dus geen sprake zijn.
En zo is Moriaantje dan nu in Ne
derland samen met St.-Nicolaas. Wel
licht ontmoet u hem dezer weken nog
wel. Als de Sint op bezoek komt bij
de personeelsvereniging is Moriaantje
er misschien wel bij en is het niet bij
de personeelsvereniging, dan toch mis
schien bij de feestavond van de K.A.B.
of van de jeugdbeweging, van de mis-
d'enaars of van de volksdansclub. Heeft
hem dan nóg niet gezien, loopt u
loods zei o.a., dat Amsterdam dc iCans hem te ontmoeten, als Sint op
mooiste stad van de wereld was en dc bezoek komt op de kleuterschool of in
de buurtbioscoop, terwijl we u aanra
den om, ook bij het bezoek in huise
lijke kring Uw ogen niet in de zak te
ST.-NICOLAAS WAS REEDS AAN
WEZIG en toen hij de roos op Mori-
aans borst ontdekte, begon hij meteen
met zijn staf te zwaaien. Aanvanke
lijk was het meer wuiven, maar na
enige minuten ging hij zó te keer, dat
het niet mogelijk was, hem te bena
deren. Het is geen wonder, dat deze
handelwijze de aandacht trok van de
aanwezigen en het duurde dan ook
niet lang, of er vormde zich een groep
je belangstellenden rond de bisschop,
dat zijn activiteiten, zij het op een af
stand, met bewondering gadesloeg.
De goede man had echter geen oog
voor zijn omgeving; hij bleef maar
doorzwaaien en slingeren en niemand
kreeg kans om er tussen te komen.
Hoe moest dat nu? Men begon al eens
psst te sissen en toen dat niet hielp,
ging men over tot fluitsignalen op de
vingers, maar ook dat mocht niet ba
ten. Toen dat zo een half uurtje ge
duurd had besloot men de centrale in
te schakelen en spoedig klonk er een
klankvolle stem door de luidsprekers:
De Sint rekende de verteringen af,
groette minzaam de aanwezigen, die
als één man opstenden om „Dag Sin
terklaasje" te zingen en samen spron
gen ze op de appelschimmel en reden
spoorslags naar Madrid. Deze rit viel
Moriaan niet mee. Hij zat achterop,
dus bovenop de appelen en op zo'n
lange afstand ga je dat behoorlijk voe
len; na verloop van tijd had hij het ge
voel, dat zijn achterwerk ongeveer de
vorm moest hebben van de binnenkant
van een poffertjespan, maar gelukkig
bleek dit mee te vallen.
In Madrid werd hij voorgesteld aan
de Dienstmaagd Barbara. Het bleek
een goedig mensje te zijn. Moriaantje
wist niet hoe het kwam, maar hij
moest op eens even aan zijn moeder
denkenDit was kennelijk een van
de moeilijke ogenblikken, waar zijn
vader hem voor zijn vertrek in een ge
sprekje onder vier ogen op gewezen j
had. „Jongen'' had hij gezegd „weet dat
er moeilijke ogenblikken komen. Er
zullen momenten zijn, dat je met wee
moed aan je moeder denkt. Als het je
te machtig wordt, denk dan eens aan
mij en hoe ik bij haar onder de plak
zit; dan gaat het gevoel vanzelf over."
Dus deed Moriaantje dit en warem
pel, hij was opeens weer veel vrolijker.
Nu gingen zij gedrieën naar een kle-
renzaak. Een confectiewinkel noemde
Barbara het, maar Moriaan zei het
maar in zijn eigen taal. Wat een macht
en een pracht aan kleren hing daar.
Zo veel kleren had Moriaan nog nooit
bij elkaar gezien, want de klerenkast
van de Missionaris was voor hem de
grootste verzameling, die hij ooit ge
zien had. Eerst kochten zij ondergoed.
„Van alles vier stelletjes," regelde
Barbara met de verkoper, „en dan nog
twee wolletjes voor de frisse avonden;
die kun je in Nederland best hebben."
Verder twee paar zwarte handschoe
nen, vier paar zwarte kousen, 2 paar
schoenen en twaalf rode zakdoeken.
Dat was allemaal vrij snel gebeurd,
maar op de afdeling „Bovenkleding"
duurde het een beetje langer. De ver
koper toonde verschillende modellen
en kleuren en na veel praten moest
de keus uiteindelijk gemaakt worden
tussen een rood jakje met zwarte
broek in ballonmodel en een bleu jasje
met blauwe broek in meloenmodel. Bar
bara had graag een zwarte broek in
meloenmodel en de Sint zag liever een
blauwe broek in ballonmodel dus werd
het het eerste, want Barbara moest
haar zin hebben. Huishoudsters hebben
namelijk veel meer te vertellen, dan
men op het eerste gezicht zou denken
al worden zij in de Kerkelijke'Hiërar
chie meestal over het hoofd gezien.
Maar nu kwam pas het erge. Een
zwarte broek in Meloenmodel was mo
menteel niet voorradig zei de verkoper
ze konden wel elk ogenblik komen, de
factuur was reeds in huis. „Ja, daar
hebben we allemaal niks an", sprak
Barbara. „Je wil die jongen toch niet
alleen met een factuur de straat op
sturen. Hij is geen telganger". Hier
daarvoor een hele dag op pad, om
gras te snijden, of om worteltjes te
halen. Maar eindelijk was het dan toch
zover, dat de Sint en zijn gevolg naar
Nederland zouden gaan. Na een nacht
duchtig overwerken was alles gepakt
en te paard ging de karavaan op weg.
Men zou te voet (te paardevoet dan)
naar Antwerpen reizen, om daar met
de boot verder te gaan. Omdat Mori
aantje nog maar pas in dienst was,
mocht hij op zijn ponypaardje vlak
naast de Sint rijden en deze wees hem
alle bezienswaardigheden onderweg.
Wat kon die Sint-Nicolaas fijn vertel
len. „Kijk jongen, dit zijn de Pyreneeën
en daar in de verte ligt de Aubisque,
een verraderlijke col, waar al menig
wielrenner zijn hart zou hebben vast
gehouden, als hij zijn handen niet no
dig had om zijn remmen vast te hou-
houden." Moriaantje begreep alles
niet even goed, maar onze lezers, die
altijd de „Tour de France" in ons blad
volgen weten zeker wel, waar de Sint
hier zo schalks op zinspeelt.
Ze kwamen ook Jan Nolten nog te
gen „Zo Jan, ben je aan het trainen?
vroeg St.-Nicolaas vriendelijk.
„Nou eerlijk gezegd niet, Sint", zei
Jan Nolten. „Ik ben mijn kracht aan
het zoeken."
„Jeetje, wat zeg je nou jongen? Je
kracht aan het zoeken? Hoe kom je
daèr bij?"
„Wel" zei Jan „de kranten schrijven
ieder jaar, dat mijn kracht in de ber
gen ligt, maar ik heb hem nog geen
ene keer gevonden. Nu krijg je bij
zo'n Tour ook niet de tijd om es effe
rustig te zoeken hoor, nee dat is er
niet bij. Je moet steeds maar doorjas-
sen. Vandaar, dat ik nu rustig op mijn
gemak mijn kracht aan het zoeken ben,
maar het is een heel werk hoor."
„Hoe is het met De Pel?", vroeg de
Sint.
„Voor zover ik weet best", zei Jan
Nolten,' „alleen zeggen ze, dat hij vol
gend jaar niet mee gaat met de Tour.
Nee ik geloof wel, dat we uitge-Peld
Haagse, die feitelijk niet eens loods
was, want Den Haag heeft geen ha
ven, zodat het gewoon een bode van
het stadhuis was, die zich verkleed
had, zei, dat Den Haag de schoonste
stad van Europa was. De Rotterdamse
loods tenslotte zei kort maar kernach
tig, dat Rotterdam de mooiste stad
van Nederland was en hiermede zette
hij de vorige sprekers volkomen mat.
De Haagse „Loods" wilde van zijn on
kunde niets laten blijken en zat aan
houdend weemoedige zeemansliederen
te zingen, die hij speciaal voor deze ge
legenheid uit het hoofd geleerd had.
Zo bereikte men IJmuiden, waar een
groot muziekkorps stond opgesteld als
achtergrond voor minister-president
Drees en de fractieleiders. Vanaf de
wal sprak Drees, St.-Nicolaas in een
lange maar weinig zeggende rede toe
en toen kwam hij met de fractielei
ders en de beide kamervoorzitters aan
boord voor een gezellig onderonsje met
de Sint en zijn knechten.
„Ha, die Willem", sprak de Sint aan
gedaan, „Ben je toch maar weer ge
komen jongen? Ik dacht dat ik je
moest missen van het jaar. Hoe is de
opstelling tegenwoordig?
„We hebben een fijn ploegje van
twaalf mannen en een meisje" zei de
minister-president „maar we hebben
eerst een record moeten breken, voor
het ijs gebroken was."
„Hoe kwam dat nou", sprak de Sint,
„Aan de keuzecommissie lag het toch
niet wel? Zeg, ik mis de V.V.D. Is die
niet vertegenwoordigd?"
„Mr. Oud staat achter een boom,
om te kijken hoe het afloopt. Daarna
zal er wel commentaar van hem ko
men" en Drees wees Sint naar een
treurwilg, waarachter inderdaad met
enige moeite de grijze kuif van de be
kende parlementariër te ontdekken
was. „Dat mag de mijter niet drukken
jongen", sprak de Sint vrolijk, „Kom
we gaan chocolademelk drinken met
speculaas in het roefje."
Het werd een reuze gezellige boel en
toen mr. Burger zich verslikte in een
amandeltje, was prof. Romme de eer
ste, die hem, op de rug slaande hulp
bood. Dit gaf even aanleiding tot een
pijnlijk misverstand.
„Ik ben in de rug aangevallen"
kreet Burger. „Dat is geen werk, als
je me wil slaan, moet je dat in me ge
zicht doen.'
„Met plezier", sprak professor Rom
me en hij bracht het gezicht van mr.
Burger wat meer met de doorbraak
gedachte in overeenstemming.
Toen was alles gelukkig weer in or
de. „Ik houd van een faire strijd" zei
Burger nog en daar was toen de kous
mee af.
Voor men het wist, had men Am
sterdam bereikt en wat Moriaantje
daar zag overtrof alles, wat voorafge
gaan was. Het zag zwart van de blan
ken op de wal en boven alles uit zag
hij de bereden politie, de reportagewa
gens van N.T.S. en N.R.U. en de Wes
tertoren.
Jonge, jonge, wat een mensen, wat
een volk. Dat kon toch niet alleen maar
voor Sint-Nicolaas zijn. Moriaantje
vroeg het eens aan het jongetje, dat
vlak bij hem op de boot stond. Het
was het zoontje van de Haagse Stad
huisbode-loods, die met zijn vader
meegemogen had. Hij heette feitelijk
Stephanus, maar werd in de volksmond
gewoon Stef genoemd.
„Zeg Stef", vroeg Moriaantje dus,
„wat is hier aan de hand? Is er hier
Nationale Feestdag?"
„Wat is „Nationale Feestdag"?"
vroeg de knaap.
„Nou" zei Moriaantj e .Nationale
„Nationale Feestdag, gewooh..dan vie
ren alle mensen feest. Er wordt ge-
zijn. Het is wel jammer, De Pel was j danst en gesprongen en lekker gege
een fijne vent en hij had ons goed in- ten en iedereen is vrij van school of
der de duim. Het zal niet makkelijk) hoeft niet te werken."
zijn, om iemand te vinden, die ook zo'n! De ogen van het Hagenaartje begon-
formidabele duim heeft." jnen te glanzen van verlangen. „Wat
„Kop op jongen" sprak de Sint „heb-1 leuk lijkt me dat, zoiets zou ik ook wel
ben jullie de Gaay Fortman al eens! eens willen meemaken."
gepolst; die schijnt ook wel met de fiets! „Hebben jullie dat dan nooit?'
overweg te kunnen." „Nou joh, we vroeg Moriaan. „Zijn jullie nooit eens
gaan weeg eens verder. Heb je nog
een boodschap voor thuis mee, te ge
ven?"
„Zeg maar, dat ik het goed maak"
zei Jan. „Alleen mis ik de meisjes aan
de finish wel erg, want voor één man
alleen komen 2e niet, dat begrijp je."
„Frankrijk heeft dit jaar zowaar een
kabinet", zei de Sint, toen ze weer
wat verder waren. „Onthoud dit voor
eens en voor altijd jongen: Als Frank
rijk een kabinet heeft is dat iets bij
zonders, het komt zelden voor. In Ne
derland is dat weer heel anders. Zij
mogen nu eens een paar dagen zonder
bevrijd van een vreemde stam of zo
iets?
„Dat wel" was het antwoord, „maar
dat is al zóóó lang geleden, al bijna
elf jaar, dat zijn we al lang weer ver
geten."
„O" zei Moriaan. Ja, wat moest ie
daar nou op zeggen?
Inmiddels had de boot de aanlegstei
ger bereikt en willige handen grepen
de touwen, om het schip aan de wal te
kluisteren. Op de wal stond het vol
tallige gemeentebestuur reeds te wach
ten. De televisielenzen werden gericht
en onder luid gejuich betrad St.-Nico
houden; tenslotte zijn noch uw ogen,
noch uw zak daarop berekend....
Dan willen wij dit verhaal niet be
sluiten, zonder u te laten kennis ne
men van de inhoud van een gesprek,
dat wij, met Sint-Nicolaas persoonlijk
aangaande Moriaantje mochten heb
ben. In de loop van het verhaal is het
zwartje ons nauw aan het hart komen
te liggen en laten we eerlijk zijn niet
waar: We hebben het kind bij St.-
Nicolaas in dienst gedaan, dus we wil
len ook graag weten hoe het met hem
af zal lopen." Daarom luidde onze
eerste vraag aan de Sint: „Hoe denkt
u over Moriaantje?"
„Eerlijk gezegd, antwoordde de Sint
plechtig", heb ik helemaal nog niet
over hem gedacht, maar als ik u er
een plezier mee kan doen, wil ik
wel eens over denken, om over hem
te gaan denken. Belt u over drie da
gen maar eens op, of ik al over hem
gedacht heb, dan kunnen wij misschien
nogmaals een afspraak maken."
„Hartelijk dank voor het kluitje Sint"
spraken wij eerbiedig „als u^ ons nu
even het riet wilt wijzen....
„Je mag kiezen tussen Loosdrecht
en Reewijk" was het gevatte antwoord
„reiskosten worden vergoed."
„Dan Loosdrecht maar" zeiden wij
en zo geviel het, dat wij drie dagen
in Loosdrecht met een kluitje in het
riet zaten. Watersnipverkouden belden
wij de Sint drie dagen later op en hij
deelde ons mede, ons gaarne heden
avond te ontvangen.
Wij herhaalden dus onze vraag: „Hoe
Hadschie..denkt..u.... hadschie.
over Moriaantje? Had.nee die gaat
niet door."
„Prosit", zei de Sint in het Spaans
en vervolgde in accentloos Nederlands
„Eerlijk gezegd, toen hij pas in dienst
kwam dacht ik „dit manneke heeft
weinig om het lijf. Té weinig, maar we
zullen er van maken, wat we kunnen"
en het moet gezegd: hij heeft zich van
zijn beste kant laten zien."
„En wat is zijn beste kant?" vroe
gen wij.
„Ongetwijfeld de binnenkant" was
het antwoord. „Hij mag dan weinig
om het lijf hebben, wat hij in het lijf
heeft is tenslotte het voornaamste."
„Van buiten mag hij dan zwart zijn,
van binnen is hij wit als ongelinieerd
papier en hij heeft een hart van goud."
„Dat doet ons genoegen" zeiden wij
„en wat bent u van plan, verder met
hem te doen?"
„Na deze trip, moet hij natuurlijk
terug naar Afrika, maar ik geloof ze
ker, dat ik hem volgend jaar weer in
dienst neem. In elk geval laat ik hem
in mei deelnemen aan de herhalings
oefeningen, zodat hij, als het volgend
jaar doorgaat niet onbeslagen ten ijs
komt."
„Krijgt hij ook een getuigschrift?"
vroegen wij.
„Dat krijgt hij zeker en bovendien
zit ik aan een opslagje te denken. Stelt
u er misschien prijs op, een afschrift
van het getuigschrift te krijgen?"
„Heel graag" zeiden wij.
„Het komt in je schoen" was het
antwoord en blij en trots namen wij af
scheid.
Het ziet er dus naar uit lezers, dat
u Moriaantje, zo u hem dit jaar niet
te zien krijgt, volgend jaar nog wel ont
moet Doet u hem dan beslist de groe
ten van ons? Want echt, het moet ons
even van het gevoelige hart: Nu wij
hier de laatste regels neerpennen voe
len wij ons als een moeder, die haar
kind voor het eerst naar de bewaar
school heeft gebracht. We weten ech
ter, dat Moriaantje in zijn functie van
Zwarte Piet veel mensen, veel aange
name uren kan bezorgen en daartoe
geven wij hem graag de vrijheid, die
aaarvoar nodig is.
Hedenmorgen vonden wij het volgen
de getuigschrift in onze schoen. Het
verheugt ons, dat dit juist voor het ter
perse gaan van dit nummer is ge
beurd, zodat wij ook u van de inhoud
kunnen laten kennisnemen.
Hiermede verklaren wij, dat de heer
Moriaan Zo Zwart als Roet bij ons in
dienst is geweest als Zwarte Piet van
15 sept. '56 tot 12 dec. daaraanvolgend.
Het is een wakker manneke geweest
en wij geloven zeker, dat hij nog jaren
zo wakker zal blijven. U kunt hem dan
ook met een gerust geweten in dienst
nemen. Alleen voor „Schone slaapster"
is hii volkomen ongeschikt, ten eerste
omdA hij, zoals gezegd, een wakker
kabinet zitten zo eens in de vier jaar. laas Amsterdams bodem. Nadat burge- manneke is en ten tweede, omdat et
schrok'de bediende wefeen beetje van. maar dan is het wel weer gebeurd, meester d'Ailly in zijn sappig Amster-laan zijn schoonheid wel iets ontbreekt.
i jj;_ii j- c.-_i i--j j.1-1 ik wens hem veel succes.
„Willen alle hier aanwezige Bis- „Zo had ie het nog niet bekeken", zei'Hoewel, ik heb horen fluisteren, dat er i dams dialect de Sint had toegespr*
i