HOE ORIAANTJE li bij Sint-Nicolaas in dienst kwam w Een gefantaseerde historie, met één hoofd- ,dit i3" na de verkiezingen gekke din- persoon en zóveel bijfiguren, dat men soms van de blanken het zwart(je) niet meer ziet Ijirt Speciale reportage door BER GHENEN gen gebeurd zijnen zo ging net OP EEN WARME SEPTEMBER DAG ZAT MORIAANTJE, een ne gertje dat in ons land reeds enige bekendheid geniet als onderwerp van een kinderliedje, onder een klapper boom een beetje te doezelen. Het was gloeiend heet en zelfs het banane- schillenrokje was Moriaantje nog te veel. Hij had thuis al stiekum een paar schilletjes uit de tailleband ge trokken, maar zijn moeder had het door gehad. Met een toornige blik in haar anders zo goedige ogen had ze gezegd: „Moriaan doe je schilletjes om Foei! Je kijkt veel te veel naar de televisie. Je wordt hoe langer hoe on verschilliger." Mokkend had Moriaan al zijn schilletjes weer bij elkaar ge zocht. Hij was woedend het huis uit gelopen, had een heel eind gewandeld en nu zat hij onder de klapperboom een beetje uit te rusten. Hij was kwaad Moriaan. Zijn moe der was altijd zo ouderwets. Hij wilde wel eens wat anders. Hij wou wel eens wat van de wereld zien. Altijd maar tegen blote, zwarte negerbuikjes aan kijken ging hem de keel uit hangen en dan de hele dag die klapperbomen om je heen.. Hij had er schoon ge noeg van. Vroeger had hij nooit last van zulke opstandige buien. Hele da gen trok hij met zijn vriendjes door het bos om klappertjes te plukken, die daar in ongekende hoeveelheid aan de klapperbomen groeien. Als ze moe en warm geworden waren, gingen ze zwemmen in de Heilige rivier. Dat mocht feitelijk niet, maar ja, wat doe je als je jong bentv Plotseling werd Moriaan in zijn over peinzingen gestoord. In de verte na derde een bromfiets. Wie kon dat zijn? Ah..Moriaan zag het al. Het was de bezorger van dit blad. „Zo Moriaan" sprak deze, toen hij naderbij gekomen was „Hier is je krant jongen. Er staat weer veel in. Acht bladzijden vol journalistieke Schrijfbehoeften. Je kan je hart op halen. Een luierwas van een zieken huiskraamzaal is er niets bij." Doordat deze bezorger dagelijks een stuk door de woestijn moet rijden krijgt hij regelmatig zand naar binnen en deze dagelijkse hoeveelheid zand heeft zijn tong in de loop van de tijd zo scherp gemaakt, dat hatelijke op merkingen als hierboven niet van de lucht zijn. De afdeling expeditie heeft echter oog voor de oorzaak van dit ge brek en ziet er geen aanleiding in om de man te ontslaan, temeer daar het een prima kracht is, die zijn moei lijk werk met inzet van zijn gehele persoon verricht. Hij krijgt dan ook ieder jaar met Pasen, een doosje klei ne sigaartjes van de afdeling Propa ganda en de redactie doet er nog een schepje bovenop, door hem met Kerst mis een boterletter Q te studeren. De eerste maal schreef de bezorger een bedankbriefje. Na mede namens zijn vrouw bedankt te hebben voor de Q, sprak hij, bij deze schriftelijk zijn bevreemding uit, dat het juist een Q was, omdat hij gewoon Jan heette, Jan Bontjes. De redactie, die moeilijk kon schrij ven, dat de Q met 50 pet. reductie ge kocht was uit een restant Van St.-Ni- colaas (de Q immers wordt zelden gevraagd in Nederland) schreef terug, dat men meende, dat de bezorger Qui- rinus heette. Jan Bontjes schreef toen weer terug, dat hij geen Quirinus heet te, maar dat hij het wel een mooie naam vond. „Goed", schreef de redactie, „dan noemen wij jou voortaan Quirinus" en zo krijgt deze wakkere bezorger nu ieder jaar een letter Q- Hoewel dit niet onze zaak is, vra gen wij ons toch af, of de redactie wel juist handelt in dezen. Als zo'n man met Kerstmis nu al ieder jaar een boterletter krijgt, wat moet je dan gaan doen, als hij zijn 40-jarig jubi leum viert. Maar goed, we zullen niet verder af dwalen lezers en teruggaan naar Mo riaan. Snel ging Moriaan aan het lezen. Kroesjtsjef sloeg ie over en Suez ook en voor ie het wist, was hij aan de advertentie-pagina's toe. Er werd een meisje gevraagd voor halve dagen en een jongen voor licht bezorgwerk. Nu daar voelde Moriaan niets voor. Licht bezorgen had ie een hekel aan. Maar plotseling viel zijn oog op de volgen de oproep: Moriaan zo Zwart als Roet sternatie. Moriaantje had geen knoops- Nu volgden er enige dagen en nach- gat;_ hij had nog nooit/en^knoopsgat ten van gespannen afwachting, maar ST.-NICOLAAS ZOEKT NEGER JONGETJE TER OPLEIDING TOT ZWARTE PIET. DICHTKNOBBEL EN MULODIPLOMA STREKKEN TOT AANBEVELING. (SEIZOENBETREKKING) Dat was nu eens juist iets voor Mo riaan. Weliswaar had hij geen mulo diploma, maar daar stond tegenover, dat hij een dichtknobbel bezat, die met de kwalificatie „knobbel" eigen lijk een beetje tekort gedaan werd. Het was meer een yluohtheuveltjei, wat zijn gedachten in stille uren wel eens als afzetplank diende voor een verre vlucht. Moriaan rende dus naar huis, greep een vel postpapier en schreef in zijn beste handschrift: Beste Sint, „Gaarne kom ik in dienst, om op geleid te worden tot Zwarte Piet. Het lijkt mij een enig baantje, want ik ga graag de wijde wereld in. Voor al Nederland trekt mij bijzonder, Ik heb geen mulodiploma maar wel een dichtknobbel. I-k zou u deze wel als bewijs op willen sturen, maar dit is zo lastig, vanwege de invoer rechten. Als u mij aanneemt, zal ik hem beslist meebrengen. eindelijk kwam er dan toch een Bis schoppelijk briefje terug. „Aan de heer Zo Zwart als Roet, Lianenlaan, Centraal-Afrika" stond er op en Moriaan «voelde zich, zoals een kapelaan zich op maandagmorgen moet voelen, als er een brief van het diocees voor hem komt. Hij was vre selijk opgewonden en een paar minder fraaie woorden gaven de nodige ont spanning aan zijn bezwaard gemoed. Dit laatste komt bij kapelaans natuur lijk nooit voor, dus helemaal gaat on ze vergelijking niet op. St.-Nicolaas schreef: „Kom per eerste en snelste gele genheid naar Spanje; Overtocht wordt betaald; Kom je persoonlijk afhalen. So long." Moriaan vond het een fijn briefje; Kort maar krachtig en toch sprak er een zekere gemoedelijkheid uit, vond Moriaan. Alleen dat „So long" snapte hij niet erg. Bedoelde de Sint nu, dat hij een „solong" .mee moest brengen? Maar wat was een „solong"?- Mis schien èen ander woord voor Boeme rang? Je had tenslotte zoveel andere woorden voor woorden. Bij het oplos sen van een kruiswoordpuzzel had je niet anders. Ander woord voor Ape- staart, ander woord voor Perepit en ga zo maar door. Er zijn minstens evenveel andere woorden als woorden dacht Moriaan altijd en waarom? Maar goed, hij zou in elk geval zijn boeme rang maar meenemen. Haastig ging hij aan de slag, om alles wat hij nodig had in zijn biezen koffertje te pakken. Dit koffertje nam hij vroeger ook altijd mee, als hij met het misdienaarsreisje meeging. Alles legde hij er in: zijn boemerang, zijn dichtknobbel, zijn tandenborstel, zijn rozenkrans en verder een stuk teer- zeep en andere toiletartikelen. „Wat ben jij to b druk in de weer" sprak zijn moeder, „Wat is er met jou aan de hand?" Moriaantje schrok zich een hoedje. Dat deed Moriaan altijd. Hij schrok zich nooit een puist of een bult of een aap, maar altijd een hoedje. Dat komt, omdat hij eens een keer, toen hij klein was zonder hoedje was gaan wandelen. Hatelijke mensen had den er toen meteen een liejde op ge maakt en nu zorgt Moriaan wel, dat het nooit meer voor komt. Daar hij nogal schrikachtig van aard is heeft hij al heel wat hoedjes bij elkaar ge schrokken. Rode, blauwe, paarse en gele hoedjes. Het is net „Mens erger je niet" of „Halma", maar dat doet Moriaan nooit, want het is slechts een onbeschaafd negertje, hoewel de be schaving in zijn dorp wel reeds vorde ringen maakt. In 1 et kader van de hulp aan de Onderontwikkelde gebie den is er een ambtenaar in het dorp geplaatst, die de ontwikkeling een beet je in het oog moet houden en in goede banen moet leiden. De dorpelingen zijn nu al zover, dat ze af en toe naar de televisie mogen kijken. Voorts mogen ze regelmatig naar de Bonte Dinsdag- avondtrein luisteren, maar aan „Hal ma" en „Mens erger je niet" zijn ze volgens de ambtenaar nog lang niet toe. Dat zou hun bevattingsvermogen nog te boven gaan. Maar goed, we dwalen alweer af. We waren gebleven bij het ogenblik dat Moriaan zich een hoedje schrok, omdat zijn moeder vroeg, wat er aan de hand was. En waarom schrok Mo riaan toen zo? Hij had zijn ouders nog niets verteld van wat er gaande was. Hij had alles stiekem gedaan. Maar nu moest Moriaan alles wel vertellen. In voorzichtige bewoordin gen sprak hij zijn moeder toe. Zijn moeder keek eerst, alsof zij het in Keulen hoorde donderen, hoewel zij helemaal niet wist, dat Keulen be staat. Hieruit blijkt dus Wel dat een zekere intelligentie haar niet ont breekt, en wanneer er een beetje zorg aan besteed wordt, zal het waarachtig wel gaan. Toen het in Keulen, voor zover zij althans kon nagaan, uitge- donderd was, begon zij zelf te donde ren. Hoe Moriaantje het hier en gun- ter in zijn zwarte bol haalde, om zo iets te ondernemen en dat het altijd al een eigenaardig jongetje was -ge weest. Andere kinderen waren altijd even tevreden, maar hij! Toen ging ze uit een ander vaatje tappen. Had zij dan niet altijd goed voor hem ge zorgd? Had hij niet altijd op tijd zijn meelkoeken gehad? Mankeerde er mis schien iets aan de ligging of aan de bewassing? Had hij niet pas een nieuw modern bananeschillenrokje gekre gen? Het was God geklaagd en ze zou er met de Missionaris over praten. En ze voege meteen de daad bij het uit haar liefderijk moederhart ontsproten woord. Nu kwam zij bij de Missionaris aan een geheel verkeerd adres. „Juffrouw" sprak deze „het spijt me wel, maar als St.-Nicolaas uw zoon wil hebben, heb ik niets meer te zeggen. De pries ter wikt en de bisschop beschikt, zo is het en niet anders. Het enige wat ik voor u kan doen is, de jongeman in kwestie een berisping te geven, maar hem tegenhouden ligt niet op mijn weg," Huilend liep de moeder van Mori aan nu naar huis, waar inmiddels haar man was gearriveerd, terugge keerd van zijn werk aan de bananen- fabriek. Hij had daar een goede be trekking en de sociale voorzieningen waren voortreffelijk. Moriaan had zijn vader inmiddels in gelicht en waarachtig, het was meege vallen. U moet weten, dat vader zo Zwart als Roet een zeer avontuurlijk mens was. Hij had avonturiersbloed in zijn aderen, wat overigens wel te denken geeft en de gedragingen van de vroegere ontdekkingsreizigers in een wel zeer schril licht plaatst. Maar goed, hij had het en dit was een groot geluk voor Moriaan. Vader was ronduit opgetogen over het plan en samen gingen ze moeder Moriaan om praten. Tenslotte legde de goede vrouw zich bij haar man (of althans bij zijn mening) neer. ER WAREN NU HEEL WAT MOEI LIJKHEDEN UIT DE WEG TE RUI MEN. Jonge jonge, wat komt daar veel voor kijken, voordat je op reis kan gaan. Om nu maar eens één voorbeeld te noemen: Er kwam nog een tele gram van St.-Nicolaas: „Doe een roos In je knoopsgat, anders herken ik je niet". Lieve help, dat gaf me een con- gehad ook. Hoe moest dat nu? De enigen, die in het dorp knoopsgaten had den, waren de ambtenaren voor de ge leide beschaving en de missionaris. Onmiddellijk werden die gepolst, of zij misschien nog een oud knoopsgat over hadden, maar hoewel beiden direct hun knopendoosje nakeken, een knoops gat kwam er niet. Tenslotte besloot Moriaan de raad van zijn vader te volgen door de roos met een transpa- rantplakbandje op zijn borstje te plak ken. Maar eindelijk was alles dan toch in kannen en kruiken. Moriaan zou met de bezorger van dit blad achter op de bromfiets naar het dichtsbijzijnde vliegveld gaan en daar zou hij het eerste het beste vliegtuig- naar Gra nada nemen, aldus, voor zover moge lijk, de voetstappen volgend van de Moren, die in vroeger eeuwen ook al daar in Spanje kwamen. Vrolijk zingend togen Moriaan en de bezorger de volgende morgen op pad. Ze begonnen met: „In het groene dal dal, in het stille dal" en vervolgden met: „Op de grote stille heide" en juist waren ze aan de meer culturele nummers toe als: „Tararaboemdiee" toen het vliegveld aan de horizon op dook. Het was een fantastisch gezicht. Mo riaan had een vliegveld tot nu toe slechts op de film gezien, maar nu lag er daar een in werkelijkhed voor hem. Vliegtuigen van allerlei kleuren en grootte stonden zich te koesteren in de zon en ze schitterden en fonkel den, zodat er sterren voor je ogen gin gen dansen, als je er lang naar keek. Zelfs in zijn stoutste dromen en ge loof maar gerust, dat er heel stoute dromen bij waren had Moriaan zoiets niet verwacht. Plotseling kwamen onze twee vrien den een collectrice tegen met een bus. „Een offertje alstublieft heren, voor het goede doel" overschreeuwde zij de bromfiets. Onmiddellijk bracht'Quiri nus de bromfiets tot stilstand. „Welk is dat goede doel?" vroeg hij. Het is voor de Missie" sprak de schoppen zich met spoed naar het res taurant begeven; er is daar een doos suikerharten afgegeven met als enige adressering: Bisschop Granada Vliegveld. We kunnen deze zaak dan even tot oplossing brengen." Bij het horen van het woord „sui kerharten" ontwaakte de Sint uit zijn trance en spoedde zich naar het res taurant. De stewardess en Moriaantje volgden hem op de voet en gedrieën arriveerden zij in de zaal, waar na tuurlijk geen bisschop te bekennen was. Men legde de Sint uit, wat het geval was. „Hè wat vervelend" sprak de Sint, toen hij het relaas had aange hoord. Wat doe ik toch een gekke din gen tegenwoordig, ik lijk wel een ouwe vent. Ik hoop, dat ik u allen niet te veel last veroorzaakt heb." „Het is niets St.-Nicolaas" sprak de bedrijfsleider in vloeiend Spaans, want het was een ontwikkeld man, die vroe ger, toen de leraren nog goed betaald werden, dode talen bij zijn leerlingen tot leven bracht. Niet dat Spaans een dode taal is. Verre van dat maar ik tip dit even aan, om aan te tonen, hoe ontwikkeld die man wel is. „Het is niets St.-Nicolaas" zei de man dus. „We hebben het graag voor u gedaan; het was echt niet de moeite waard. En veel succes met uw nieuwe knecht." Hemeltjelief, dat was waar ook. Sint-Nicolaas had helemaal niet meer aan Moriaantje gedacht. Nee maar, hoe kon hij zo dom zijn. „Zou jij een glaasje gazeuze lusten jongen?" sprak hij vriendelijk. „Kom laten we even aan dat tafeltje daar gaan zitten, om nade.r kennis te maken en om over het salaris te praten." Moriaantje kreeg zijn glas limonade en in een gezellig maar niettemin za kelijk gesprek kwam de nadere ken nismaking tot stand. St.-Nicolaas was zeer te spreken over de dichtknobbel, maar tegen de kleding van Moriaan had hij bezwaren. „Je kunt niet in een bananenschillenrokje op het Damrak in Amsterdam in Nederland verschij nen jongen,'-' sprak de Sint. „We gaan dus eerst naar een winkel om een uit zet aan te schaffen." HET SALARIS WERD BEPAALD op 60 gulden perweek plus kost, in woning en een tegemoetkoming bij de aanschaf van dienstkleding. Ook bevui ling en bewassing was er bij inbegre pen; de fooien moesten in een apart potje gedaan worden, om met de an dere Zwarte Pieten te delen. Moriaan tje kon het na enig heen- en weerge- paraat hier wel mee eens zijn, al had hij graag wat meer gehad, maar Sint- Nicolaas zei, dat de fooien in de drukke tijd soms tot in de 20 gulden per week liepen en nou ja, dan was het om te doen. Sint-Nicolaas stelde vervolgens voor, om eerst naar Madrid te gaan, dan kon daar de uitzet verder verzorgd wor den. Wel moest Moriaan dan in zijn blote bast achterop de schimmel maar voor één keer was dat niet erg. Daar kwam nog bij, dat in Madrid de dienst maagd van de Goed-Heilig man mee de gehele weg. Overal was de Sint van op de hoogte en Moriaantje deed heel wat algemene ontwikkeling op. Zo na derde de stoet tamelijk snel Antwerpen, want ze gingen recht toe recht aan, gewoon de daken over en recht door het land, zonder omwegen. In Antwerpen gingen ze op de boot en 's- avonds op zee bood de Sint zijn knechten een intiem etentje aan met als hoofdgerecht: Uierboord. Het was ontzettend gezellig en na het diner ie en „hij zou nog eens kijken, of hij moest Moriaantje met een andere er niets anders op kon vinden." Naiknecll1; op wacht staan. Nauwelijks enige tijd kwam V" terug met de win-ston(jen Ze een half uurtje op hun post, keichef. Deze liep al van uit de verte 0f ,je an<jere knecht begon te kermen, enthousiast met een zwart broekje inj „Oohhhh Aahhhh, wat ben ik misselijk, Meloenmodel voor zich uit te wappe-wat ben z;ek Dje vervloekte uier- vriendelijke juffrouw. „U bent de eer ste twee levende wezens, die ik na 2 dagen tegenkom. Toe geef me wat, dan heb ik vast een opstappertje." „Maar waarom ga je dan ook hier in de woestijn lopen?" vroeg Quirinus. „Kun je niet beter 's zondags aan je parochiekerk gaan staan?" „Dat kan wel" zei de collectrice" maar dan zie ik altijd dezelfde ge zichten. Ik wil eens wat anders." „Nou ja, dat zijn jouw zaken ten slotte" sprak Quirinus. „Kijk uit voor het vreemdelingenlegioen, want dat zit hier in de buurt en die jongens zijn gek op collectebussen. Hier is een gulden." Dankbaar nam de juffrouw afscheid en Quirinus en Moriaan vervolgden met spoed hun weg. „Wat is feitelijk een opstappertje?" vroeg Moriaantje. „Een kontje" antwoordde Quirinus. „En wat is een kontje" vroeg Mo riaantje. „Een zetje in de goede richting" zei Quirinus. „Och..wat ben jij geleerd Quirinus; je kan wel merken, dat je bij een krant werkt." Inmiddels waren zii het vliegveld ge naderd en onmiddellijk trad er iemand van het grondpersoneel op hen toe. „Moet u naar Granada?" sprak hij tot Moriaan. „Ja, hoe weet u dat?" vroeg Moriaan verwonderd. „Er lag vanmorgen een briefje in mijn schoen van St.-Nicolaas, ik weet al overal van. Wilt u mij maar volgen?" Moriaan nam afscheid van Quirinus en bedank te hem voor de goede zorgen. De man van het grondpersoneel nam hem mee en gaf hem over aan een stewardess. „Neemt u maar alvast plaats in die rode kist, ik ga even de papieren ha len" Moriaan keek om zich heen, maar waar hij ook keek, nergens was een rode kist te zien. Natuurlijk wist Moriaantje niet dat met „kist" een vliegtuig bedoeld werd, want ronduit gezegd wist hij van toe ten noch blazen. Nou ja van toeten dat ging nog, maar van blazen wist hij totaal niets, omdat dit vak op de neger- scholen niet gegeven wordt. Het roos ter is daar nl. toch al veel te overla den en daarom heeft men tenslotte een keus moeten maken. Maar uitein delijk kwam hij dan toch in een vlieg tuig terecht en na een voorspoedige reis kwam hij tenslotte In Granada aan. naar de winkel kon gaan .en dat was een groot voordeel, want bij het ko pen van een uitzet kan een vrouwenoog moeilijk gemist worden. ren. „Mevrouw boft wel" sprak hij naderbijkomende. „Er is juist een zichtzending teruggekomen uit eh.... Nederland en daar was er nog een bij, hoewel ze daar een mooi partijtje ge houden hebben." De man besefte te laat, dat hij in zijn vurigheid iets heel doms gezegd had. Een pijnlijke trek kwam op het gelaat van de Sint en hij vroeg, de chef berispend aanziend: „Wat moet men in Nederland met meloenbroeken doen?" De chef keek zoekend in het rond, maar was niet in staat om een antwoord te vinden. „Ik denk..eh.. ik geloof.eh.begon hij aarzelend, maar gelukkig kwam juist de bedrijfs leider langs. „Zijn er moeilijkheden?" sprak hij hij gemoedelijk „Kan ik de zaak mis schien oplossen?" In horten en stoten kreeg de man het verhaal uit de di verse monden te horen en onmiddellijk toonde hij zich een voortreffelijk za kenman, door een behoorlijk potje lieg- werk weg te geven: O, was dat alles? Wel hij kon de Sint wel vertellen, waar men deze broeken in Nederland voor gebruikte. Het liep tegen elf november dan dan werden daar de Raden van Elf geïnstalleerd in verband met het carnaval. Nee, Sint hoefde zich geen zorgen te maken. En omdat dat zo'n mooie order geweest was, kreeg St.- Nicolaas nu 2 pet. korting. Vooruit maar, het kon er wel af voor een keer, hoewel het de laatste tijd wat slapjes was in de handel. Geheel gerustgesteld verliet ons drie tal tenslotte bepakt en bezakt de win kel. Thuisgekomen moest Moriaan eerst zijn kleren aantrekken. Eerlijk gezegd snapte hij het niet erg. Hij vond de kleren wel erg mooi, maar je ver dween er zo helemaal in. Je kon feite lijk helemaal niet meer :ien, dat hij een negertje was. Ieder willekeurige witte vent, die deze kleren aantrok en zijn gezicht zwart maakte, kon op zo'n manier voor neger doorgaan. Maar waarom had St.-Nicolaas dan kosten noch moeite gespaard om hem in dienst te krijgen? Die andere oplossing was toch veel goedkoper? Hij paste er echter Wel voor, om deze mening on der woorden te brengen, want hij vond het een veel te leuk baantje en stel je voor, dat de Sint iets voor zijn plan voelde, dan kon hij wel naar huis gaan. Nee hij zou die dikke kleding in vredes naam maar op de koop toenemen. NU VOLGDEN ER WEKEN VAN HARD WERKEN voor Moriaan. Onder leiding van de oudere Zwarte Pieten moest hij allerlei werkjes opknappen, die speciaal voor beginnelingen waren ontworpen. Hij moest bijvoorbeeld de pepernoten, die feitelijk nog geen pe pernoten waren, met peper bestrooien. De eerste twee dagen had hij op zo'n manier al tien van de twaalf rode zak doeken vuil gemaakt, maar later ging het wennen. Toen kreeg hij ook leukere werkjes. Hij mocht af en toe de appel schimmel verzorgen en soms moest hij boord poehhh. Haal een dokter Mori aan, haal een dokter, ik ga dood!!" Moriaantje rende als de weerlicht naar de scheepsarts, een ruwe zeebonk, die al zeebenen had, toen hij geboren werd, zodat reeds, nog voor hem de eerste luier was aangetrokken, bepaald werd, dat hij het zeegat uit zou trek ken. „Dokter", sprak Moriaan zenuwach tig „Er gaat een knecht dood. Echt, heus, er sterft een i^necht." „Gaat ie aan stuurboord of aan bak boord dood*" vroeg de arts. „Nee, aan uierboord", sprak Moriaan en samen holden zij naar de ongeluk kige knecht. De dokter, die ook scheepstimmerman was, masseerde de zieke knecht hier en daar en al spoe- At% Kran ae man door deze hardhandi ge behandeling geen Pap meer zeggen. Dit zat hem een beetje dwars, want het was juist een van de woorden, die hij erg graag zei, dus zocht hij in een woordenboek een ander woord op voor Pap. „Vla" vond hij en sindsdien zegt hij „vla" in plaats van „pap" In Hoek van Holland kwamen er 3 loodsen aan boord, om het schip ver der naar Amsterdam te brengen. Dit was zuiver uit beleefdheid en niet zo zeer, omdat het nodig was. Het was een Amsterdamse, een Haagse en een Rotterdamse loods, die de Sint, namens hun steden, een eerste woord van wel kom aansmeerden. De Amsterdam*» begon er een ware triomftocht door de stad. Overal stonden de mensen rijen dik langs de weg en ze zwaaiden en juichten of ze er belastingverlaging mee konden verdienen. Toen Moriaan een opname .apparaat van de N.T.S. passeerde zwaaide hij even opgetogen met zijn zwarte hand voor de lens. „Misschien zien mijn vader en moeder het wel" dacht hij, maar de mensen in de huiskamer zeiden tot elkaar „He jasses, alweer storing." Het is ondoen lijk, om deze hele intocht verder te beschrijven, dus we volstaan maar met ite zeggen, dat Moriaantje zich op sommige momenten in de hemel waan de en met hem meteen uit deze waan te helpen, die toch wel van een zeer primitieve geest getuigt. Laten we het ten overvloede nog even benadruk ken. „Hij was niet in de hemel; hij was in Amsterdam." Van enige twijfel kan dus geen sprake zijn. En zo is Moriaantje dan nu in Ne derland samen met St.-Nicolaas. Wel licht ontmoet u hem dezer weken nog wel. Als de Sint op bezoek komt bij de personeelsvereniging is Moriaantje er misschien wel bij en is het niet bij de personeelsvereniging, dan toch mis schien bij de feestavond van de K.A.B. of van de jeugdbeweging, van de mis- d'enaars of van de volksdansclub. Heeft hem dan nóg niet gezien, loopt u loods zei o.a., dat Amsterdam dc iCans hem te ontmoeten, als Sint op mooiste stad van de wereld was en dc bezoek komt op de kleuterschool of in de buurtbioscoop, terwijl we u aanra den om, ook bij het bezoek in huise lijke kring Uw ogen niet in de zak te ST.-NICOLAAS WAS REEDS AAN WEZIG en toen hij de roos op Mori- aans borst ontdekte, begon hij meteen met zijn staf te zwaaien. Aanvanke lijk was het meer wuiven, maar na enige minuten ging hij zó te keer, dat het niet mogelijk was, hem te bena deren. Het is geen wonder, dat deze handelwijze de aandacht trok van de aanwezigen en het duurde dan ook niet lang, of er vormde zich een groep je belangstellenden rond de bisschop, dat zijn activiteiten, zij het op een af stand, met bewondering gadesloeg. De goede man had echter geen oog voor zijn omgeving; hij bleef maar doorzwaaien en slingeren en niemand kreeg kans om er tussen te komen. Hoe moest dat nu? Men begon al eens psst te sissen en toen dat niet hielp, ging men over tot fluitsignalen op de vingers, maar ook dat mocht niet ba ten. Toen dat zo een half uurtje ge duurd had besloot men de centrale in te schakelen en spoedig klonk er een klankvolle stem door de luidsprekers: De Sint rekende de verteringen af, groette minzaam de aanwezigen, die als één man opstenden om „Dag Sin terklaasje" te zingen en samen spron gen ze op de appelschimmel en reden spoorslags naar Madrid. Deze rit viel Moriaan niet mee. Hij zat achterop, dus bovenop de appelen en op zo'n lange afstand ga je dat behoorlijk voe len; na verloop van tijd had hij het ge voel, dat zijn achterwerk ongeveer de vorm moest hebben van de binnenkant van een poffertjespan, maar gelukkig bleek dit mee te vallen. In Madrid werd hij voorgesteld aan de Dienstmaagd Barbara. Het bleek een goedig mensje te zijn. Moriaantje wist niet hoe het kwam, maar hij moest op eens even aan zijn moeder denkenDit was kennelijk een van de moeilijke ogenblikken, waar zijn vader hem voor zijn vertrek in een ge sprekje onder vier ogen op gewezen j had. „Jongen'' had hij gezegd „weet dat er moeilijke ogenblikken komen. Er zullen momenten zijn, dat je met wee moed aan je moeder denkt. Als het je te machtig wordt, denk dan eens aan mij en hoe ik bij haar onder de plak zit; dan gaat het gevoel vanzelf over." Dus deed Moriaantje dit en warem pel, hij was opeens weer veel vrolijker. Nu gingen zij gedrieën naar een kle- renzaak. Een confectiewinkel noemde Barbara het, maar Moriaan zei het maar in zijn eigen taal. Wat een macht en een pracht aan kleren hing daar. Zo veel kleren had Moriaan nog nooit bij elkaar gezien, want de klerenkast van de Missionaris was voor hem de grootste verzameling, die hij ooit ge zien had. Eerst kochten zij ondergoed. „Van alles vier stelletjes," regelde Barbara met de verkoper, „en dan nog twee wolletjes voor de frisse avonden; die kun je in Nederland best hebben." Verder twee paar zwarte handschoe nen, vier paar zwarte kousen, 2 paar schoenen en twaalf rode zakdoeken. Dat was allemaal vrij snel gebeurd, maar op de afdeling „Bovenkleding" duurde het een beetje langer. De ver koper toonde verschillende modellen en kleuren en na veel praten moest de keus uiteindelijk gemaakt worden tussen een rood jakje met zwarte broek in ballonmodel en een bleu jasje met blauwe broek in meloenmodel. Bar bara had graag een zwarte broek in meloenmodel en de Sint zag liever een blauwe broek in ballonmodel dus werd het het eerste, want Barbara moest haar zin hebben. Huishoudsters hebben namelijk veel meer te vertellen, dan men op het eerste gezicht zou denken al worden zij in de Kerkelijke'Hiërar chie meestal over het hoofd gezien. Maar nu kwam pas het erge. Een zwarte broek in Meloenmodel was mo menteel niet voorradig zei de verkoper ze konden wel elk ogenblik komen, de factuur was reeds in huis. „Ja, daar hebben we allemaal niks an", sprak Barbara. „Je wil die jongen toch niet alleen met een factuur de straat op sturen. Hij is geen telganger". Hier daarvoor een hele dag op pad, om gras te snijden, of om worteltjes te halen. Maar eindelijk was het dan toch zover, dat de Sint en zijn gevolg naar Nederland zouden gaan. Na een nacht duchtig overwerken was alles gepakt en te paard ging de karavaan op weg. Men zou te voet (te paardevoet dan) naar Antwerpen reizen, om daar met de boot verder te gaan. Omdat Mori aantje nog maar pas in dienst was, mocht hij op zijn ponypaardje vlak naast de Sint rijden en deze wees hem alle bezienswaardigheden onderweg. Wat kon die Sint-Nicolaas fijn vertel len. „Kijk jongen, dit zijn de Pyreneeën en daar in de verte ligt de Aubisque, een verraderlijke col, waar al menig wielrenner zijn hart zou hebben vast gehouden, als hij zijn handen niet no dig had om zijn remmen vast te hou- houden." Moriaantje begreep alles niet even goed, maar onze lezers, die altijd de „Tour de France" in ons blad volgen weten zeker wel, waar de Sint hier zo schalks op zinspeelt. Ze kwamen ook Jan Nolten nog te gen „Zo Jan, ben je aan het trainen? vroeg St.-Nicolaas vriendelijk. „Nou eerlijk gezegd niet, Sint", zei Jan Nolten. „Ik ben mijn kracht aan het zoeken." „Jeetje, wat zeg je nou jongen? Je kracht aan het zoeken? Hoe kom je daèr bij?" „Wel" zei Jan „de kranten schrijven ieder jaar, dat mijn kracht in de ber gen ligt, maar ik heb hem nog geen ene keer gevonden. Nu krijg je bij zo'n Tour ook niet de tijd om es effe rustig te zoeken hoor, nee dat is er niet bij. Je moet steeds maar doorjas- sen. Vandaar, dat ik nu rustig op mijn gemak mijn kracht aan het zoeken ben, maar het is een heel werk hoor." „Hoe is het met De Pel?", vroeg de Sint. „Voor zover ik weet best", zei Jan Nolten,' „alleen zeggen ze, dat hij vol gend jaar niet mee gaat met de Tour. Nee ik geloof wel, dat we uitge-Peld Haagse, die feitelijk niet eens loods was, want Den Haag heeft geen ha ven, zodat het gewoon een bode van het stadhuis was, die zich verkleed had, zei, dat Den Haag de schoonste stad van Europa was. De Rotterdamse loods tenslotte zei kort maar kernach tig, dat Rotterdam de mooiste stad van Nederland was en hiermede zette hij de vorige sprekers volkomen mat. De Haagse „Loods" wilde van zijn on kunde niets laten blijken en zat aan houdend weemoedige zeemansliederen te zingen, die hij speciaal voor deze ge legenheid uit het hoofd geleerd had. Zo bereikte men IJmuiden, waar een groot muziekkorps stond opgesteld als achtergrond voor minister-president Drees en de fractieleiders. Vanaf de wal sprak Drees, St.-Nicolaas in een lange maar weinig zeggende rede toe en toen kwam hij met de fractielei ders en de beide kamervoorzitters aan boord voor een gezellig onderonsje met de Sint en zijn knechten. „Ha, die Willem", sprak de Sint aan gedaan, „Ben je toch maar weer ge komen jongen? Ik dacht dat ik je moest missen van het jaar. Hoe is de opstelling tegenwoordig? „We hebben een fijn ploegje van twaalf mannen en een meisje" zei de minister-president „maar we hebben eerst een record moeten breken, voor het ijs gebroken was." „Hoe kwam dat nou", sprak de Sint, „Aan de keuzecommissie lag het toch niet wel? Zeg, ik mis de V.V.D. Is die niet vertegenwoordigd?" „Mr. Oud staat achter een boom, om te kijken hoe het afloopt. Daarna zal er wel commentaar van hem ko men" en Drees wees Sint naar een treurwilg, waarachter inderdaad met enige moeite de grijze kuif van de be kende parlementariër te ontdekken was. „Dat mag de mijter niet drukken jongen", sprak de Sint vrolijk, „Kom we gaan chocolademelk drinken met speculaas in het roefje." Het werd een reuze gezellige boel en toen mr. Burger zich verslikte in een amandeltje, was prof. Romme de eer ste, die hem, op de rug slaande hulp bood. Dit gaf even aanleiding tot een pijnlijk misverstand. „Ik ben in de rug aangevallen" kreet Burger. „Dat is geen werk, als je me wil slaan, moet je dat in me ge zicht doen.' „Met plezier", sprak professor Rom me en hij bracht het gezicht van mr. Burger wat meer met de doorbraak gedachte in overeenstemming. Toen was alles gelukkig weer in or de. „Ik houd van een faire strijd" zei Burger nog en daar was toen de kous mee af. Voor men het wist, had men Am sterdam bereikt en wat Moriaantje daar zag overtrof alles, wat voorafge gaan was. Het zag zwart van de blan ken op de wal en boven alles uit zag hij de bereden politie, de reportagewa gens van N.T.S. en N.R.U. en de Wes tertoren. Jonge, jonge, wat een mensen, wat een volk. Dat kon toch niet alleen maar voor Sint-Nicolaas zijn. Moriaantje vroeg het eens aan het jongetje, dat vlak bij hem op de boot stond. Het was het zoontje van de Haagse Stad huisbode-loods, die met zijn vader meegemogen had. Hij heette feitelijk Stephanus, maar werd in de volksmond gewoon Stef genoemd. „Zeg Stef", vroeg Moriaantje dus, „wat is hier aan de hand? Is er hier Nationale Feestdag?" „Wat is „Nationale Feestdag"?" vroeg de knaap. „Nou" zei Moriaantj e .Nationale „Nationale Feestdag, gewooh..dan vie ren alle mensen feest. Er wordt ge- zijn. Het is wel jammer, De Pel was j danst en gesprongen en lekker gege een fijne vent en hij had ons goed in- ten en iedereen is vrij van school of der de duim. Het zal niet makkelijk) hoeft niet te werken." zijn, om iemand te vinden, die ook zo'n! De ogen van het Hagenaartje begon- formidabele duim heeft." jnen te glanzen van verlangen. „Wat „Kop op jongen" sprak de Sint „heb-1 leuk lijkt me dat, zoiets zou ik ook wel ben jullie de Gaay Fortman al eens! eens willen meemaken." gepolst; die schijnt ook wel met de fiets! „Hebben jullie dat dan nooit?' overweg te kunnen." „Nou joh, we vroeg Moriaan. „Zijn jullie nooit eens gaan weeg eens verder. Heb je nog een boodschap voor thuis mee, te ge ven?" „Zeg maar, dat ik het goed maak" zei Jan. „Alleen mis ik de meisjes aan de finish wel erg, want voor één man alleen komen 2e niet, dat begrijp je." „Frankrijk heeft dit jaar zowaar een kabinet", zei de Sint, toen ze weer wat verder waren. „Onthoud dit voor eens en voor altijd jongen: Als Frank rijk een kabinet heeft is dat iets bij zonders, het komt zelden voor. In Ne derland is dat weer heel anders. Zij mogen nu eens een paar dagen zonder bevrijd van een vreemde stam of zo iets? „Dat wel" was het antwoord, „maar dat is al zóóó lang geleden, al bijna elf jaar, dat zijn we al lang weer ver geten." „O" zei Moriaan. Ja, wat moest ie daar nou op zeggen? Inmiddels had de boot de aanlegstei ger bereikt en willige handen grepen de touwen, om het schip aan de wal te kluisteren. Op de wal stond het vol tallige gemeentebestuur reeds te wach ten. De televisielenzen werden gericht en onder luid gejuich betrad St.-Nico houden; tenslotte zijn noch uw ogen, noch uw zak daarop berekend.... Dan willen wij dit verhaal niet be sluiten, zonder u te laten kennis ne men van de inhoud van een gesprek, dat wij, met Sint-Nicolaas persoonlijk aangaande Moriaantje mochten heb ben. In de loop van het verhaal is het zwartje ons nauw aan het hart komen te liggen en laten we eerlijk zijn niet waar: We hebben het kind bij St.- Nicolaas in dienst gedaan, dus we wil len ook graag weten hoe het met hem af zal lopen." Daarom luidde onze eerste vraag aan de Sint: „Hoe denkt u over Moriaantje?" „Eerlijk gezegd, antwoordde de Sint plechtig", heb ik helemaal nog niet over hem gedacht, maar als ik u er een plezier mee kan doen, wil ik wel eens over denken, om over hem te gaan denken. Belt u over drie da gen maar eens op, of ik al over hem gedacht heb, dan kunnen wij misschien nogmaals een afspraak maken." „Hartelijk dank voor het kluitje Sint" spraken wij eerbiedig „als u^ ons nu even het riet wilt wijzen.... „Je mag kiezen tussen Loosdrecht en Reewijk" was het gevatte antwoord „reiskosten worden vergoed." „Dan Loosdrecht maar" zeiden wij en zo geviel het, dat wij drie dagen in Loosdrecht met een kluitje in het riet zaten. Watersnipverkouden belden wij de Sint drie dagen later op en hij deelde ons mede, ons gaarne heden avond te ontvangen. Wij herhaalden dus onze vraag: „Hoe Hadschie..denkt..u.... hadschie. over Moriaantje? Had.nee die gaat niet door." „Prosit", zei de Sint in het Spaans en vervolgde in accentloos Nederlands „Eerlijk gezegd, toen hij pas in dienst kwam dacht ik „dit manneke heeft weinig om het lijf. Té weinig, maar we zullen er van maken, wat we kunnen" en het moet gezegd: hij heeft zich van zijn beste kant laten zien." „En wat is zijn beste kant?" vroe gen wij. „Ongetwijfeld de binnenkant" was het antwoord. „Hij mag dan weinig om het lijf hebben, wat hij in het lijf heeft is tenslotte het voornaamste." „Van buiten mag hij dan zwart zijn, van binnen is hij wit als ongelinieerd papier en hij heeft een hart van goud." „Dat doet ons genoegen" zeiden wij „en wat bent u van plan, verder met hem te doen?" „Na deze trip, moet hij natuurlijk terug naar Afrika, maar ik geloof ze ker, dat ik hem volgend jaar weer in dienst neem. In elk geval laat ik hem in mei deelnemen aan de herhalings oefeningen, zodat hij, als het volgend jaar doorgaat niet onbeslagen ten ijs komt." „Krijgt hij ook een getuigschrift?" vroegen wij. „Dat krijgt hij zeker en bovendien zit ik aan een opslagje te denken. Stelt u er misschien prijs op, een afschrift van het getuigschrift te krijgen?" „Heel graag" zeiden wij. „Het komt in je schoen" was het antwoord en blij en trots namen wij af scheid. Het ziet er dus naar uit lezers, dat u Moriaantje, zo u hem dit jaar niet te zien krijgt, volgend jaar nog wel ont moet Doet u hem dan beslist de groe ten van ons? Want echt, het moet ons even van het gevoelige hart: Nu wij hier de laatste regels neerpennen voe len wij ons als een moeder, die haar kind voor het eerst naar de bewaar school heeft gebracht. We weten ech ter, dat Moriaantje in zijn functie van Zwarte Piet veel mensen, veel aange name uren kan bezorgen en daartoe geven wij hem graag de vrijheid, die aaarvoar nodig is. Hedenmorgen vonden wij het volgen de getuigschrift in onze schoen. Het verheugt ons, dat dit juist voor het ter perse gaan van dit nummer is ge beurd, zodat wij ook u van de inhoud kunnen laten kennisnemen. Hiermede verklaren wij, dat de heer Moriaan Zo Zwart als Roet bij ons in dienst is geweest als Zwarte Piet van 15 sept. '56 tot 12 dec. daaraanvolgend. Het is een wakker manneke geweest en wij geloven zeker, dat hij nog jaren zo wakker zal blijven. U kunt hem dan ook met een gerust geweten in dienst nemen. Alleen voor „Schone slaapster" is hii volkomen ongeschikt, ten eerste omdA hij, zoals gezegd, een wakker kabinet zitten zo eens in de vier jaar. laas Amsterdams bodem. Nadat burge- manneke is en ten tweede, omdat et schrok'de bediende wefeen beetje van. maar dan is het wel weer gebeurd, meester d'Ailly in zijn sappig Amster-laan zijn schoonheid wel iets ontbreekt. i jj;_ii j- c.-_i i--j j.1-1 ik wens hem veel succes. „Willen alle hier aanwezige Bis- „Zo had ie het nog niet bekeken", zei'Hoewel, ik heb horen fluisteren, dat er i dams dialect de Sint had toegespr* i

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1956 | | pagina 19