in de STADSSCHO G i Dieter Ludwig LEON BLOY en zijn jongste biograaf ACTUALITEITEN Nederlandse Opera repeteert acht uur per dag Laatste stadia Michael Rhodes Pudding Ook mens.... PAGINA VEEL SPANNING, veel at mosfeer moet ik hebben!" Heftig gebarend springt Wolf Dieter-Ludwig, de jonge chef-regisseur van de Neder landse Opera, van zijn zotel op,- loopt kwiek over de planken „brug" die over de orkestbak heen zaal en toneel verbindt en grijpt Johan van der Zalm in de borst. „Kijk, zo moet je het doen," zegt hij tegen Paolo Gorin, „de voeten schuin naar achter, het hoofd omhoog en dan zingen!" Van der Zalm en Gorin herhalen de scène en Dieter-Ludwig, al weer op zijn plaats teruggekeerd, roemt: „Dat was zeer goed, maar zing nog iets zwarter. Het is nu te grijs." De pauze is al voorbij. Op de planken staat nu een tafel waar omheen de kaarters in de speel- salon zitten. Dit is het slottafe reel. Het koor en de solisten zin gen een tintelend speellied en de regisseur traPpelt met de voeten het ritme mee. Van der Zalm springt op de tafel, Siemen Jongs ma berijdt zijn stoel als een rui ter te paard. Plotseling breekt de feestvreugde af als Hermann zijn derde kaart trekt en in plaats van schoppenvrouw de aas in handen krijgt. Een dolksteek! Stervend bekent Hermann zijn opzet, terwijl Tomsky (Paolo Go rin) die zijn vriend heeft opge stookt zich van de kaarten mees ter te maken, vertwijfeld toeziet wat hij gedaan heeft. Het koor onderstreept fluisterend de dra matiek van het ogenblik Deze opera moet ook een toneeleve nement worden DE DROEFHEID GEEN HEILIGE TE ZIJN LS ER één zin is die zich na lezing van pater Jean Steinmann's boek over Leon Bloy (Ed. du Cerf) opdringt, dan is het de zin waarmee het opent „II n'existe pas une vie de Léon Bloy"! Er is ons geen werk bekend dat er, getuige de inleiding meer aanspraak op wil maken het leven van Bloy dit zo bij uitstek existentiele leven opnieuw voor ons ten leven te hebben gewekt en dat tegelij kertijd zo achteloos aan alle resultaten, die het existentialisme in dit opzicht heeft opgeleverd, voorbij ging! Hoewel Steinmann verklaart, dat hij een grote, bewondering heeft voor Bloy en overtuigd is van diens grootheid, is zijn biografie een grote mislukking. Men ontkomt dan ook niet aan de vraag, waarop die „bewondering" en „overtuiging" gebaseerd zijn, want het blijkt doorlopend, dat de geestelijke figuur Léon Bloy hem volkomen vreemd Tegenstrijdigheden Geen doorsnee-mens Feiten niet genoeg Te haastig Artistieke SCHOPPENVROUW TROEF De leek, die op zo'n moment de raai betreedt, begrijpt dat de opera bezig is met een repetitie, maar het zal hem moeilijk vallen uit te maken voor welk stuk. De „Bühne" geeft daarvoor nauwelijks enige aanwij zing. Wat losse nietszeggende decor stukken, een cafétafeltje, een paar stoelen, een palmboompje en twee zangers, de één in een trui, de an der in zijn overhemd. Maar als even later Van der Zalm in een aria uit schreeuwt: „Drei Karten, drei Har ten; sie soil die Meine sein is dat een aanknopingspunt. Inderdaad, in de Stadsschouwburg is „Schoppen vrouw" troef, nu het ensemble van de Nederlandse Opera zich dagelijks voorbereidt op de eerste opvoering van „Piqué Dame", de op Poesjkin's gelijknamig verhaal geïnspireerde opera die Tsjaikowsky schreef in 1889 tijdens een lange tournee door Europa. Deze week hebben wij een regie- ,repetitie bijgewoond. Toen was men al ruim 2 1/2 week aan de mise-en- scène bezig en ver vóór op 25 oktober de Ned. Opera de première gaf van Mozarts „Le nozze di Figaro" werd binnenshuis al aan de creatie van „Piqué Dame" gewerkt. Men heeft nu reeds een van de laatste stadia bereikt. Dieter-Ludwig is iedere dag acht uur in de weer met verschil lende groepen zangers en met de so listen; Alexander Smallens die op 6 november voor het eerst in de or kestbak van de Stadsschouwburg stond toen hij Gounod's „Faust" mu zikaal leidde repeteert dagelijks met het orkest (ook nu was hij boven daarmee doende) en op de decor ateliers wordt druk gearbeid aan de ontwerpen welke Hans van Norden voor de zeven taferelen van „Schop penvrouw" vervaardigde. Het gegeven van deze opera, die geladen is met een zwaarmoedige noodlottigheid, berust op de geheim zinnige macht van drie speelkaarten, die jaren vóór de handeling begint in het bezit zijn geraakt van een jon ge gravin. Deze kaarten twee ze vens en een aas zijn ten nauwste verbonden met de dood, ook al la-ten ze de bezitster aan de speeltafel iede re keer winnen. Satan openbaart de gravin, dat zij zal sterven als iemand die vervuld is van de liefde voor een jong meisje haar naar de kaarten zal vragen, tiet operaverhaal speelt zich vele jaren later af, als de gravin van onbepaalde leeftijd geworden is en zich nog slechts met een wandelstok voortbeweegt. Haar kleindochter Li sa, die het geheim bewaart, heeft zich in de speelsalons de bijnaam van „Schoppenvrouw" verworven. Hermann is op haar verliefd, erger nog, is van haar bezeten en ook van het kaartmysterie. Gefascineerd volgt men de ontknoping, die er toe leidt, dat Hermann in zijn hang naar bezit de kaarten kunnen hem im mers laten winnen onbewust de ■dood zoekt. Op het moment dat hij in de aangrijpende slotscène de nog ontbrekende aas meent te trekken, komt de kaart schoppenvrouw zijn ideaal verstoren en pleegt Hermann zelfmoord. PAOLO, je moet niet te hard la chen Handenklappend rent de regisseur weer het toneel op en doet voor hoe hij het bedoelt. Intus sen is het koor ook opgekomen en Dieter-Ludwig begeeft zich tussen de zangers en zangeressen, maakt apar te groepjes, vertelt hoe en waar ze moeten staan en kijkt en luistert even later met de hand onder het hoofd ingespannen toe, hoe de artiesten het er afbrengen. Bij de foto's. BOVEN: De vorst (Michael Rhodes) introduceert Schoppenvromo (Uta Graf) bij zijn vrienden. Links de oude gra vin (Miini Aerden). MIDDEN: Regisseur Ludwig middende monstreert Hermann (Joh. d. ZalmJ hoe hij Tomsky (Paolo Gozinaan aanpakken. ONDER: Tsurin (Siemen Jongsma) en de handkussende Tjekalinsky (Jan van Mantgem) begroeten Lisa, Schoppenvrouw. De regisseur krijgt het er warm van. Weer terug in de zaal doet hij zijn colbertje uit. Nog een keer op nieuw. Andere moeilijkheden; het koor komt niet op. „Dit is de eerste repetitie met koor en solisten samen", vertelt Dieter-Ludwig haastig want hij heeft nauwelijks tijd om enige aandacht te schenken aan de repor ter. Siemen Jongsma, die met Paolo Gorin en Jan van Mantgem de vrien den Tomsky, Tsurin en Tjekalinsky van Hermann (vertolkt door Van der Zalm) spelen, ziet even tijd voor een klein rondedansje met een van zijn collega's ais er nieuwe sterren de planken op komen. Dat zijn Mimi Aarden en Uta Graf, de bejaarde gravin en haar kleindochter Lisa. Ook de verloofde van „Schoppen vrouw", de vorst heet hij in de opera, verschijnt nu ten tonele. Het is de Amerikaan Michael Rhodes, die als gast deze partij vervult. Met een fier gebaar stelt hij zijn aan staande echtgenote en haar groot moeder aan zijn vrienden voor. Her mann aanschouwt het, gebroken en toch geladen: „Sie soli die Meine TWEE UUR heeft de repetitie ge duurd als het sein wordt gege ven voor een kleine óecorw'sse" ling en de regisseur eindelijk gele genheid vindt ons iets naders over zijn regie te vertellen. „Het stuk wordt sterker gemaakt doordat wij de toeschouwer het gebeuren laten zien door de ogen van Hermann en zo zijn hartstocht om door het bezit van de kaaren rijk te worden en carrière te maken, doen meebeleven", ver klaart hij. „Alles krijgt daardoor meer achtergrond. Wij willen deze opera behalve een muzikale beleve nis ook een toneelgebeuren laten zijn; de opera, mede door deze opvoering, in Nederland maken tot wat ze wer kelijk is: gezongen toneel; twee-een heid van zang en spel! Dat vergt van de artiesten natuurlijk een hele boel, meer dan ze gewend zijn in spel in andere bekende stukken als Faust, Cavalleria e.d. Ze moeten in „Piqué Dame" aan twee hoogstaan de gelijkwaardige eisen voldoen. Ze zijn er gelukkig net als wij van over tuigd, dat het nodig is en ze geven er zich met veel liefde en overtuiging aan", roemt Dieter-Ludwig zijn men sen. Hij meent dat het met een opera op een dergelijke leest geschoeid ook mogeljjk moet zijn een ander publiek dan de trouwe operabezoekers die ge liefde aria's en duetten willen horen, voor deze vorm van kunst naar de Stadsschouwburg te trekken. „Men sen, die voor een concert naar het Concertgebouw gaan en voor een Hoe ovetigens een boek over iemand te schrijven, wanneer men in het ge heel niet bereid is zich voor een andere dan de eigen waarheidswereld open te te stellen? Wanneer men niet bereid is de persoon, over wie men schrijft, zo ver men vermag, te volgen en zich met hem te vereenzelvigen? Hetgeen uiter aard niet noodzakelijk behoeft te beteke nen. dat men °°k steeds met hem in stemt. al zal dat, waar het een werk van enig niveau betreft, in een bepaald opzicht toch steeds het gevolg moeten zijn. want een persoonlijkheid schrijft niet' over iemand, in wie hij niets van zichzelf herkent of niets van zichzelf te- I rugvindt. Wie nader tot Bloy wil komen moet een bijzonder soort exercitia spiritualia verrichten: hij moet uren, dagen, jaren doorbrengen met het bestuderen van zijn meer dan veertig boeken en brievenbun dels om de bronnen te ontdekken, waar in alle schijnbare tegenstrijdigheden zich oplossen en helder worden: zijn klein menselijke behoeften in zijn grootheid en zijn waarljjke grootheid in zijn armoede en ellende, zijn verbazingwekkende na tuurlijkheid en zijn aangrijpende boven natuurlijkheid. zijn zinnelijkheid, die ge- lijk is aan die van de eerste de beste zondaar e" bovenzinnelijkheid, wel- ke die van een heilige kon zijn, zijn moe deloosheid en wanhoop vaak bq de kleinste ongeregeldheden en zqn verbijs terende consequentheid en heroïsme, wanneer het eeuwige waarden geldu zijn tieren naar buiten en zij» kindergemoed binnen in hem. dat slechts van_ liefde en vriendschap droomde Ja, hij m0®J zich vóór alles bewust zfln van, en recht doen wedervaren aan. Bloy's volstrekt eenmalige natuur en zijn waarheidswe reld. waarin totaal andere normen gol den dan in die van de gemiddelde mens. Niemand heeft dat ooit beter tot uitdruk king gebracht dan Jacques Maritain, toen hij schreef: „Toen wij de drempel van ziin woning hadden overschreden, was het alsof alle waarden door een on zichtbare hand verschoven waren. Men voelde of vermoedde, dat er slechts één droefheid bestond, de droefheid namelijk geen heilige te zijn". De doorsnee-mens houdt van vastheid, geborgenheid; Bloy aanvaardde de onze kerheid. hoopte en vertrouwde op God alléén. De doorsnee-mens wil slagen in het leven. Bloy's werken waren reeds naar hun aard en inhoud tot mislukking gedoemd, omdat hij niets naliet, n iels verzweeg, wat nu eenmaal fataliter in deze wereld op mislukking uitlopen móet De doorsnee-mens houdt ook in religi eus opzicht van een vaste bodem, hij heeft iets „positiefs", iets geruststel lends nodig en daarom moet zijn geloof voor alles „redelijk" zijn, Bloy daaren tegen koos de afgrond, in die zin dat hij niets van „berekening" wilde weten, maar als vanzelfsprekend aannam, dat de bovennatuurlijke werkelijkheid, o ok hier op aarde reeds, elke berekening vèr overtrof. De doorsnee-mens houdt van een rustig, geordend en comforta bel bestaan. Een dwaas, erger: een on maatschappelijk mens is hij. die zich te gen oneerlijkheid, halfslachtigheid, zwe del, corruptie etc. verzet. Hij verstoort de orde, de regelmaat, het „spel dat wij allen spelen. Hij is hoogmoedig! Bloy echter schreef dat het ware kenmerk van de nederigheid juist daarin gelege 1 is alle leugens te verachten, ook al zou den ze door de hele wereld verheerlijkt worden, ja, dat de ware deugd van .de nederigheid daarin bestaat steeds naar de Waarheid op te zien en de leugen nóóit te ontzien. „Of men naar mij luistert of niet, of men mij toejuicht of verguist, ik zal zolang zij mij niet zullen doden, de Waarheid niet zonder getuigenis laten." Tenslotte moet hij, die over Léon Bloy schrijven wil - en hier is het waarop Karl Jaspers doelt, wanneer hij over de concrete mens in zijn concreet bestaan spreekt, - binnendringen in de existenti ële atmosfeer, waarin Bloy leefde, d.w.z. pogen de werkingen en invloeden van de ontzaglijke spanningen, depres sies en emoties te verstaan, waardoor dit leven, als gevolg van het conflict tus sen zijn wereld en de wereld buiten hem, van dag tot. dag gedragen werd. Even als de meeste andere genieën (Kierke gaard. Dostojewski, Nietzsche en Strind- berg om er slechts enkele te noemen) heeft ook Bloy trekken, die voor een in geheel andere levensomstandigheden verkerende mens. zekere verwantschap met ziektetoestanden vertonen. Men dient er zich echter van bewust te zijn, dat e®n genie in totaal andere dimen sies leeft en aanmerkelijk meer op nei spel zet dan een zogenaamd norm® mens. Hij offert meer en zet zijn leven- energieën bewuster In. waardoor h j - vermijdelijk niet alleen zoveel ontvanke lijker maar ook zoveel kwetsbaarder Heeft men overigens ook bij PaulUS en verschillende andere heiligen geen pa thologische trekken menen te bespeu ren? HET behoeft, na dit alles, nog wel nauwelijks gezegd te worden, dat w(j bij Steinmann, meer dan 400 bladzijden l»ng. tevergeefs naar ook maar een spoor van de bovengenoemde, aller-elementairste vereisten voor een Bloy-biografie hebben gezocht. Zijn doel was, zo zegt hij, Bloy temidden zijner tijdgeno'en te plaatsen en aldus Bloy's leven en dat van zijn tijd te doen herle. ven. Hij geeft ons inderdaad lange uit wijdingen over Barbey d'Aurcvilly. Vil- liers de l'Isle Adam en HuySmans. maar vertelt vrijwel niet over de figuur van Tardif de Moidrey. die Bloy in de door de Kerkvaders beoefende symbolische beschouwing van de H. Schrift heeft in- gewijd. Hij vind; het voldoende zorgvul dig feiten en data te noteren en deze me-t citaten te omlijsten, zonder blijk baar te beseffen, dat deze feiten zonder geestelijke achtergrond slechts zinloze accidenten zijn. Feiten zijn slechts aan knopingspunten. Zij vormen de basis, waarmee men beginnen moet. Een objectieve biografie over een man als Léon Bloy is zonder meer belache lijk. Steinmann miste de antenne om de innerlijke wereld van Bloy op te vangen en waar te nemen. Niet dat hij hier en daar de kwaliteiten van de schrijver Bloy niet onderscheidt maar te veel voor-oor delen en publieke meningen maakten het hem onmogelijk nader tot hem te komen. En vervolgens: Hoe kan men driekwart van Bloy's werk, evenals zijn gehele re ligieuze leven, au serieux nemen, wan- neer men principieel alle vrijheid van symbolische en poëtische interpretatie van de H. Schrift, veroordeelt, waarmee men toch tevens het ganse oeuvre van goed toneelstuk naar de schouwburg, moeten bij de Ned. Opera op beider gebied bevredigd kunnen worden. Wij trachten ze dat met „Schoppen vrouw" te geven", onthult Dieter- Ludwig. „Ze zullen bi^ ons zowel van hoge zang- en muziekkunst ais van perfect toneelspel moeten kunnen genieten". En zelfs de balietomaan zal aan zijn trekken komen want het ballet heeft een zier voorname func- ti ein „Piqué Dame". Aan het begin zal de voorgeschiedenis van de „Drei Karten" door het ballet in een korte pantomime uitgebeeld worden en later herschept het een droom van Hermann over de dood en de begra fenis van de oude gravin. WAAROM we „Schoppenvrouw" gekozen hebben? We zijn van plan uit elke cultuurkring een of meer opera's te gaan brengen, dus b.v. uit de Duitse, Franse, Ita liaanse en Russische. Van die laat ste hebben we nu Tsjaikowsky's „On- jegin" gehad. „Schoppenvrouw" is de volgende, omdat ze dramatisch erg sterk is, muzikaal veel genot geeft en ook op het terrein van de acteerkunst tal van mogelijkheden biedt". Behalve de artiesten die nu genoemd zijn, speelt Cora Canne Meyer als de vriendin van „Schop penvrouw" nog een belangrijke rol. terwijl o.a. Jean Alofs en Lidy van der Veen kleinere functies vervullen. Lidy v.d. Veen voert met Corrie van Beckum en Paolo Gorin in de feest- akte nog een herdersspelletje op. DE AMERIKAAN Michael Rhode5 die in „Schoppenvrouw" de rol van de vorst vervult, is door de directeur ya<* de Ned. Opera, Piet Tiggers, specia-' voor deze creatie geëngageerd. heeft gezongen bij de City Cent1 Opera in New York (het tweede gcze' schap na de Metropolitan) en bij Stadtischer Oper in Berlijn. mensen als Claudel. Péguy en verschei dene anderen in de hoek schuift? Hoe kan men de étappes van Bloy's inner lijk leven volgen, dat beheerst werd door de verschijning te La Salette. als men zonder meer heeft verklaard, dat het geheim van de zieneres Mélanie Calvat niets meer is dan een matte ver watering en een trieste nabootsing van enkele zinnen uit de Apocalyps en men daarmee alles als afgedaan beschouwt? Dat Steinmann. behalve dat hij te ob jectief te positief en te rationeel, ook te haastig te werk is gegaan, blijkt uit de talloze f outieve naamspellingen en vooral uit de vaagheid van verschillende onderdelen van zijn werk. waar hij bo vendien, gelijk in de volgende passage die wellicht Ms een snuifje delicate psy chologie bedoeld is, aperte leugens sug gereert: „Hij (Bloy) is 20 onder de in vloed van Huysmans, dat hij in de armen valt van Henriëtte Maillat, maitresse van Joséphin Péladan..". En wat bijv te denken van het volgende pronkstukje „Ondanks zijn humeurig karakter bemin, de Bloy zijn vrouw. Om haar dat. te be wijzen schonk hij haar een dochter en droeg tevens een prozagedicht aan haar op". Duidelijk dat men van een man, wie blijkbaar het uiterlijke leven van Bloy niet eens bekend is (hij schonk zijn vrouw n.l. niet één maar vier kinderen, waarvan twee dochters!) wat de be schrijving van 't innerlijke leven betreft zeker niets te verwachten heeft. Niette min schrijven figuren als Steinmann zo. als de uitgever zo vriendelijk is ons te laten weten, ook boeken over Job, Pas cal e.a.! Maar laten we de details rusten. Nooit immers zullen de objectivisten het onge- duld. het eschatologische bewustzijn het transrationele geloof en het leven van een Bloy begrijpen. Het leven van Bloy moet nog geschreven worden. Herhalen wij de woorden, die hij kort voor zijn dood, in 1917 schreef en die op dit moment wel een bijzon-der actue ie betekenis krijgen: „Ik wacht op de kozakken en de komst van de Heilige Geest". Georges Rouzet had gelijk: „Léon Bloy a raison contre nous. Plus ie temps passe et plus il a raison"!. HENK VAN GELRE Van Beinunt, met mevrouw Vtm Beinum en David. DAT DICHTERS niet zo bar veel van romans houden, daar hebben wij altijd al een vermoeden van ge" had. Enkelen hunner zijn, daartoe uit" genodigd door de vereniging die boeken propageert onder een bijzon" der lange naam, ertoe overgegaan in een boekje „Mijn boek van vroeger en nu" hun standpunt ten aanzien van de roman te formuleren. Zo Guillaume van der Graft, die zijn lezen vergelijkt met het nuttigen van een maal tijd. Het dag blad vormt de hors d'oeuvre, het week- of kunstblad is de soep, het vlees zijn de studie kolommen, het dagelijks brood de onderling gewisselde woorden. „Daar is ook de pap of pudding van een roman, zo nu en dan, ik ben er niet dol op. Dat alles," zo vervolgt Van der Graft, .houdt het ge stel min of meer schadelijk in stand. Maar wat het hart waarlijk verheugt, dat is hetgeen gedronken wordt on derwijl. Dat is de wijn der poëzie". Niet minder duidelijk is de uitspraak van Gabriel Smit. „Een katholieke probleemroman," zo vraagt hij in het zelfde boekje. „Ik vind ze soms bui tengewoon boeiend, maar als het om de problematiek gaat, kan ik beter hun artikelen of essays lezen. Gaat het om hun mensen dan zie ik net zo lief mijzelf of mijn geloofsgeno ten in mijn omgeving. Gaat het om hun wijze van schrijven dan zie ik zeker waar het Greene betreft minstens zo graag een film." Dat staat allemaal te lezen in het boekje van de vereniging met de lange naam, waarin J. C. Bloem en Raymond Brulez, Bordewijk, Hella Haasse en prof. Minderaa samen met de twee bovengenoemde dichters intelligent 8 GABRIEL SMIT babbelen over lezen en met nome over de eigen ervaringen met het lezen vanaf het eerste boek tot hun hui dige lievelingslectuur. Guillaume van der Graft DAT EEN KUNSTENAAR niet al leen buiten maar ook in de kunst mens is heeft Eduard van Beinum in zijn muzikale loopbaan wel heel duidelijk laten blijken. Vrijdag 7 de cember a.s. viert hij zijn 25-jarig ju bileum als dirigent van het Concert gebouworkest. We kunnen beter zeg gen: hij is 25 jaar collega van de leden van dit orkest. Het is misschien buiten zijn muzikale kwaliteiten, wel de voornaamste oorzaak van zijn suc ces, dat hij iets heel ongebruike lijks 25 jaar geleden collegiaal met zijn musici omging, bij een concert niet de aandacht wekte voor zichzelf, maar een grote homogeniteit tussen dirigent en orkest wist te bereiken- Ook buiten de muziekwereld is deze kunstenaar heel menselijk. Van Bei num jaagt graag, en hij rijdt vaak paard met zijn vrouw en zijn twee zonen. Wanneer het nodig is repa reert hij zelf zijn auto. Dat doet hij dan in gezelschap van zijn onafschei delijke hond David. Maar bij de mu ziekbeoefening is Van Beinum de gro te kunstenaar. En dat is iedereen be kend. Beide aspecten van Van Bei num, de mens en de kunstenaar, ko men tot uiting in de jubileumuitgave ter gelegenheid van zijn feest van de Uitgeverij „Het Wereldvenster" met tekst van Wouter Paap en tal van onthullende foto's.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1956 | | pagina 6