in de
STADSSCHO G
i Dieter Ludwig
LEON BLOY
en zijn jongste biograaf
ACTUALITEITEN
Nederlandse Opera repeteert acht uur per dag
Laatste stadia
Michael Rhodes
Pudding
Ook mens....
PAGINA
VEEL SPANNING, veel at
mosfeer moet ik hebben!"
Heftig gebarend springt
Wolf Dieter-Ludwig, de jonge
chef-regisseur van de Neder
landse Opera, van zijn zotel op,-
loopt kwiek over de planken
„brug" die over de orkestbak
heen zaal en toneel verbindt en
grijpt Johan van der Zalm in de
borst. „Kijk, zo moet je het doen,"
zegt hij tegen Paolo Gorin, „de
voeten schuin naar achter, het
hoofd omhoog en dan zingen!"
Van der Zalm en Gorin herhalen
de scène en Dieter-Ludwig, al
weer op zijn plaats teruggekeerd,
roemt: „Dat was zeer goed, maar
zing nog iets zwarter. Het is nu
te grijs."
De pauze is al voorbij. Op de
planken staat nu een tafel waar
omheen de kaarters in de speel-
salon zitten. Dit is het slottafe
reel. Het koor en de solisten zin
gen een tintelend speellied en de
regisseur traPpelt met de voeten
het ritme mee. Van der Zalm
springt op de tafel, Siemen Jongs
ma berijdt zijn stoel als een rui
ter te paard. Plotseling breekt de
feestvreugde af als Hermann zijn
derde kaart trekt en in plaats
van schoppenvrouw de aas in
handen krijgt. Een dolksteek!
Stervend bekent Hermann zijn
opzet, terwijl Tomsky (Paolo Go
rin) die zijn vriend heeft opge
stookt zich van de kaarten mees
ter te maken, vertwijfeld toeziet
wat hij gedaan heeft. Het koor
onderstreept fluisterend de dra
matiek van het ogenblik
Deze opera moet
ook een toneeleve
nement worden
DE DROEFHEID GEEN HEILIGE TE ZIJN
LS ER één zin is die zich na lezing van pater Jean Steinmann's
boek over Leon Bloy (Ed. du Cerf) opdringt, dan is het de zin
waarmee het opent „II n'existe pas une vie de Léon Bloy"! Er
is ons geen werk bekend dat er, getuige de inleiding meer aanspraak
op wil maken het leven van Bloy dit zo bij uitstek existentiele
leven opnieuw voor ons ten leven te hebben gewekt en dat tegelij
kertijd zo achteloos aan alle resultaten, die het existentialisme in dit
opzicht heeft opgeleverd, voorbij ging!
Hoewel Steinmann verklaart, dat hij een grote, bewondering heeft
voor Bloy en overtuigd is van diens grootheid, is zijn biografie een
grote mislukking. Men ontkomt dan ook niet aan de vraag, waarop
die „bewondering" en „overtuiging" gebaseerd zijn, want het blijkt
doorlopend, dat de geestelijke figuur Léon Bloy hem volkomen vreemd
Tegenstrijdigheden
Geen doorsnee-mens
Feiten niet genoeg
Te haastig
Artistieke
SCHOPPENVROUW TROEF
De leek, die op zo'n moment de
raai betreedt, begrijpt dat de opera
bezig is met een repetitie, maar het
zal hem moeilijk vallen uit te maken
voor welk stuk. De „Bühne" geeft
daarvoor nauwelijks enige aanwij
zing. Wat losse nietszeggende decor
stukken, een cafétafeltje, een paar
stoelen, een palmboompje en twee
zangers, de één in een trui, de an
der in zijn overhemd. Maar als even
later Van der Zalm in een aria uit
schreeuwt: „Drei Karten, drei Har
ten; sie soil die Meine sein is dat
een aanknopingspunt. Inderdaad, in
de Stadsschouwburg is „Schoppen
vrouw" troef, nu het ensemble van
de Nederlandse Opera zich dagelijks
voorbereidt op de eerste opvoering
van „Piqué Dame", de op Poesjkin's
gelijknamig verhaal geïnspireerde
opera die Tsjaikowsky schreef in
1889 tijdens een lange tournee door
Europa.
Deze week hebben wij een regie-
,repetitie bijgewoond. Toen was men
al ruim 2 1/2 week aan de mise-en-
scène bezig en ver vóór op 25 oktober
de Ned. Opera de première gaf van
Mozarts „Le nozze di Figaro" werd
binnenshuis al aan de creatie van
„Piqué Dame" gewerkt. Men heeft
nu reeds een van de laatste stadia
bereikt. Dieter-Ludwig is iedere dag
acht uur in de weer met verschil
lende groepen zangers en met de so
listen; Alexander Smallens die op
6 november voor het eerst in de or
kestbak van de Stadsschouwburg
stond toen hij Gounod's „Faust" mu
zikaal leidde repeteert dagelijks
met het orkest (ook nu was hij boven
daarmee doende) en op de decor
ateliers wordt druk gearbeid aan de
ontwerpen welke Hans van Norden
voor de zeven taferelen van „Schop
penvrouw" vervaardigde.
Het gegeven van deze opera, die
geladen is met een zwaarmoedige
noodlottigheid, berust op de geheim
zinnige macht van drie speelkaarten,
die jaren vóór de handeling begint
in het bezit zijn geraakt van een jon
ge gravin. Deze kaarten twee ze
vens en een aas zijn ten nauwste
verbonden met de dood, ook al la-ten
ze de bezitster aan de speeltafel iede
re keer winnen. Satan openbaart de
gravin, dat zij zal sterven als iemand
die vervuld is van de liefde voor een
jong meisje haar naar de kaarten zal
vragen, tiet operaverhaal speelt zich
vele jaren later af, als de gravin van
onbepaalde leeftijd geworden is en
zich nog slechts met een wandelstok
voortbeweegt. Haar kleindochter Li
sa, die het geheim bewaart, heeft
zich in de speelsalons de bijnaam
van „Schoppenvrouw" verworven.
Hermann is op haar verliefd, erger
nog, is van haar bezeten en ook van
het kaartmysterie. Gefascineerd
volgt men de ontknoping, die er toe
leidt, dat Hermann in zijn hang naar
bezit de kaarten kunnen hem im
mers laten winnen onbewust de
■dood zoekt. Op het moment dat hij
in de aangrijpende slotscène de nog
ontbrekende aas meent te trekken,
komt de kaart schoppenvrouw zijn
ideaal verstoren en pleegt Hermann
zelfmoord.
PAOLO, je moet niet te hard la
chen Handenklappend rent de
regisseur weer het toneel op en
doet voor hoe hij het bedoelt. Intus
sen is het koor ook opgekomen en
Dieter-Ludwig begeeft zich tussen de
zangers en zangeressen, maakt apar
te groepjes, vertelt hoe en waar ze
moeten staan en kijkt en luistert even
later met de hand onder het hoofd
ingespannen toe, hoe de artiesten het
er afbrengen.
Bij de foto's. BOVEN: De vorst
(Michael Rhodes) introduceert
Schoppenvromo (Uta Graf) bij
zijn vrienden. Links de oude gra
vin (Miini Aerden). MIDDEN:
Regisseur Ludwig middende
monstreert Hermann (Joh. d.
ZalmJ hoe hij Tomsky (Paolo
Gozinaan aanpakken. ONDER:
Tsurin (Siemen Jongsma) en de
handkussende Tjekalinsky (Jan
van Mantgem) begroeten Lisa,
Schoppenvrouw.
De regisseur krijgt het er warm
van. Weer terug in de zaal doet hij
zijn colbertje uit. Nog een keer op
nieuw. Andere moeilijkheden; het
koor komt niet op. „Dit is de eerste
repetitie met koor en solisten samen",
vertelt Dieter-Ludwig haastig want
hij heeft nauwelijks tijd om enige
aandacht te schenken aan de repor
ter. Siemen Jongsma, die met Paolo
Gorin en Jan van Mantgem de vrien
den Tomsky, Tsurin en Tjekalinsky
van Hermann (vertolkt door Van der
Zalm) spelen, ziet even tijd voor een
klein rondedansje met een van zijn
collega's ais er nieuwe sterren de
planken op komen. Dat zijn Mimi
Aarden en Uta Graf, de bejaarde
gravin en haar kleindochter Lisa.
Ook de verloofde van „Schoppen
vrouw", de vorst heet hij in de
opera, verschijnt nu ten tonele. Het
is de Amerikaan Michael Rhodes,
die als gast deze partij vervult. Met
een fier gebaar stelt hij zijn aan
staande echtgenote en haar groot
moeder aan zijn vrienden voor. Her
mann aanschouwt het, gebroken en
toch geladen: „Sie soli die Meine
TWEE UUR heeft de repetitie ge
duurd als het sein wordt gege
ven voor een kleine óecorw'sse"
ling en de regisseur eindelijk gele
genheid vindt ons iets naders over
zijn regie te vertellen. „Het stuk
wordt sterker gemaakt doordat wij
de toeschouwer het gebeuren laten
zien door de ogen van Hermann en zo
zijn hartstocht om door het bezit van
de kaaren rijk te worden en carrière
te maken, doen meebeleven", ver
klaart hij. „Alles krijgt daardoor
meer achtergrond. Wij willen deze
opera behalve een muzikale beleve
nis ook een toneelgebeuren laten zijn;
de opera, mede door deze opvoering,
in Nederland maken tot wat ze wer
kelijk is: gezongen toneel; twee-een
heid van zang en spel! Dat vergt
van de artiesten natuurlijk een hele
boel, meer dan ze gewend zijn in
spel in andere bekende stukken als
Faust, Cavalleria e.d. Ze moeten in
„Piqué Dame" aan twee hoogstaan
de gelijkwaardige eisen voldoen. Ze
zijn er gelukkig net als wij van over
tuigd, dat het nodig is en ze geven
er zich met veel liefde en overtuiging
aan", roemt Dieter-Ludwig zijn men
sen.
Hij meent dat het met een opera
op een dergelijke leest geschoeid ook
mogeljjk moet zijn een ander publiek
dan de trouwe operabezoekers die ge
liefde aria's en duetten willen horen,
voor deze vorm van kunst naar de
Stadsschouwburg te trekken. „Men
sen, die voor een concert naar het
Concertgebouw gaan en voor een
Hoe ovetigens een boek over iemand
te schrijven, wanneer men in het ge
heel niet bereid is zich voor een andere
dan de eigen waarheidswereld open te
te stellen? Wanneer men niet bereid is
de persoon, over wie men schrijft, zo
ver men vermag, te volgen en zich met
hem te vereenzelvigen? Hetgeen uiter
aard niet noodzakelijk behoeft te beteke
nen. dat men °°k steeds met hem in
stemt. al zal dat, waar het een werk
van enig niveau betreft, in een bepaald
opzicht toch steeds het gevolg moeten
zijn. want een persoonlijkheid schrijft
niet' over iemand, in wie hij niets van
zichzelf herkent of niets van zichzelf te-
I rugvindt.
Wie nader tot Bloy wil komen moet
een bijzonder soort exercitia spiritualia
verrichten: hij moet uren, dagen, jaren
doorbrengen met het bestuderen van zijn
meer dan veertig boeken en brievenbun
dels om de bronnen te ontdekken, waar
in alle schijnbare tegenstrijdigheden zich
oplossen en helder worden: zijn klein
menselijke behoeften in zijn grootheid en
zijn waarljjke grootheid in zijn armoede
en ellende, zijn verbazingwekkende na
tuurlijkheid en zijn aangrijpende boven
natuurlijkheid. zijn zinnelijkheid, die ge-
lijk is aan die van de eerste de beste
zondaar e" bovenzinnelijkheid, wel-
ke die van een heilige kon zijn, zijn moe
deloosheid en wanhoop vaak bq de
kleinste ongeregeldheden en zqn verbijs
terende consequentheid en heroïsme,
wanneer het eeuwige waarden geldu zijn
tieren naar buiten en zij» kindergemoed
binnen in hem. dat slechts van_ liefde
en vriendschap droomde Ja, hij m0®J
zich vóór alles bewust zfln van, en recht
doen wedervaren aan. Bloy's volstrekt
eenmalige natuur en zijn waarheidswe
reld. waarin totaal andere normen gol
den dan in die van de gemiddelde mens.
Niemand heeft dat ooit beter tot uitdruk
king gebracht dan Jacques Maritain,
toen hij schreef: „Toen wij de drempel
van ziin woning hadden overschreden,
was het alsof alle waarden door een on
zichtbare hand verschoven waren. Men
voelde of vermoedde, dat er slechts één
droefheid bestond, de droefheid namelijk
geen heilige te zijn".
De doorsnee-mens houdt van vastheid,
geborgenheid; Bloy aanvaardde de onze
kerheid. hoopte en vertrouwde op God
alléén. De doorsnee-mens wil slagen in
het leven. Bloy's werken waren reeds
naar hun aard en inhoud tot mislukking
gedoemd, omdat hij niets naliet, n iels
verzweeg, wat nu eenmaal fataliter in
deze wereld op mislukking uitlopen móet
De doorsnee-mens houdt ook in religi
eus opzicht van een vaste bodem, hij
heeft iets „positiefs", iets geruststel
lends nodig en daarom moet zijn geloof
voor alles „redelijk" zijn, Bloy daaren
tegen koos de afgrond, in die zin dat hij
niets van „berekening" wilde weten,
maar als vanzelfsprekend aannam, dat
de bovennatuurlijke werkelijkheid, o ok
hier op aarde reeds, elke berekening
vèr overtrof. De doorsnee-mens houdt
van een rustig, geordend en comforta
bel bestaan. Een dwaas, erger: een on
maatschappelijk mens is hij. die zich te
gen oneerlijkheid, halfslachtigheid, zwe
del, corruptie etc. verzet. Hij verstoort
de orde, de regelmaat, het „spel dat
wij allen spelen. Hij is hoogmoedig! Bloy
echter schreef dat het ware kenmerk
van de nederigheid juist daarin gelege 1
is alle leugens te verachten, ook al zou
den ze door de hele wereld verheerlijkt
worden, ja, dat de ware deugd van .de
nederigheid daarin bestaat steeds naar
de Waarheid op te zien en de leugen
nóóit te ontzien. „Of men naar mij
luistert of niet, of men mij toejuicht
of verguist, ik zal zolang zij mij niet
zullen doden, de Waarheid niet zonder
getuigenis laten."
Tenslotte moet hij, die over Léon Bloy
schrijven wil - en hier is het waarop
Karl Jaspers doelt, wanneer hij over de
concrete mens in zijn concreet bestaan
spreekt, - binnendringen in de existenti
ële atmosfeer, waarin Bloy leefde,
d.w.z. pogen de werkingen en invloeden
van de ontzaglijke spanningen, depres
sies en emoties te verstaan, waardoor
dit leven, als gevolg van het conflict tus
sen zijn wereld en de wereld buiten hem,
van dag tot. dag gedragen werd. Even
als de meeste andere genieën (Kierke
gaard. Dostojewski, Nietzsche en Strind-
berg om er slechts enkele te noemen)
heeft ook Bloy trekken, die voor een in
geheel andere levensomstandigheden
verkerende mens. zekere verwantschap
met ziektetoestanden vertonen. Men
dient er zich echter van bewust te zijn,
dat e®n genie in totaal andere dimen
sies leeft en aanmerkelijk meer op nei
spel zet dan een zogenaamd norm®
mens. Hij offert meer en zet zijn leven-
energieën bewuster In. waardoor h j -
vermijdelijk niet alleen zoveel ontvanke
lijker maar ook zoveel kwetsbaarder
Heeft men overigens ook bij PaulUS en
verschillende andere heiligen geen pa
thologische trekken menen te bespeu
ren?
HET behoeft, na dit alles, nog wel
nauwelijks gezegd te worden, dat
w(j bij Steinmann, meer dan 400
bladzijden l»ng. tevergeefs naar ook
maar een spoor van de bovengenoemde,
aller-elementairste vereisten voor een
Bloy-biografie hebben gezocht. Zijn doel
was, zo zegt hij, Bloy temidden zijner
tijdgeno'en te plaatsen en aldus Bloy's
leven en dat van zijn tijd te doen herle.
ven. Hij geeft ons inderdaad lange uit
wijdingen over Barbey d'Aurcvilly. Vil-
liers de l'Isle Adam en HuySmans. maar
vertelt vrijwel niet over de figuur van
Tardif de Moidrey. die Bloy in de door
de Kerkvaders beoefende symbolische
beschouwing van de H. Schrift heeft in-
gewijd. Hij vind; het voldoende zorgvul
dig feiten en data te noteren en deze
me-t citaten te omlijsten, zonder blijk
baar te beseffen, dat deze feiten zonder
geestelijke achtergrond slechts zinloze
accidenten zijn. Feiten zijn slechts aan
knopingspunten. Zij vormen de basis,
waarmee men beginnen moet.
Een objectieve biografie over een man
als Léon Bloy is zonder meer belache
lijk. Steinmann miste de antenne om de
innerlijke wereld van Bloy op te vangen
en waar te nemen. Niet dat hij hier en
daar de kwaliteiten van de schrijver Bloy
niet onderscheidt maar te veel voor-oor
delen en publieke meningen maakten het
hem onmogelijk nader tot hem te komen.
En vervolgens: Hoe kan men driekwart
van Bloy's werk, evenals zijn gehele re
ligieuze leven, au serieux nemen, wan-
neer men principieel alle vrijheid van
symbolische en poëtische interpretatie
van de H. Schrift, veroordeelt, waarmee
men toch tevens het ganse oeuvre van
goed toneelstuk naar de schouwburg,
moeten bij de Ned. Opera op beider
gebied bevredigd kunnen worden. Wij
trachten ze dat met „Schoppen
vrouw" te geven", onthult Dieter-
Ludwig. „Ze zullen bi^ ons zowel van
hoge zang- en muziekkunst ais van
perfect toneelspel moeten kunnen
genieten". En zelfs de balietomaan
zal aan zijn trekken komen want het
ballet heeft een zier voorname func-
ti ein „Piqué Dame". Aan het begin
zal de voorgeschiedenis van de
„Drei Karten" door het ballet in een
korte pantomime uitgebeeld worden
en later herschept het een droom van
Hermann over de dood en de begra
fenis van de oude gravin.
WAAROM we „Schoppenvrouw"
gekozen hebben? We zijn van
plan uit elke cultuurkring een
of meer opera's te gaan brengen,
dus b.v. uit de Duitse, Franse, Ita
liaanse en Russische. Van die laat
ste hebben we nu Tsjaikowsky's „On-
jegin" gehad. „Schoppenvrouw" is
de volgende, omdat ze dramatisch
erg sterk is, muzikaal veel genot
geeft en ook op het terrein van de
acteerkunst tal van mogelijkheden
biedt". Behalve de artiesten die nu
genoemd zijn, speelt Cora Canne
Meyer als de vriendin van „Schop
penvrouw" nog een belangrijke rol.
terwijl o.a. Jean Alofs en Lidy van
der Veen kleinere functies vervullen.
Lidy v.d. Veen voert met Corrie van
Beckum en Paolo Gorin in de feest-
akte nog een herdersspelletje op.
DE AMERIKAAN Michael Rhode5
die in „Schoppenvrouw" de rol van de
vorst vervult, is door de directeur ya<*
de Ned. Opera, Piet Tiggers, specia-'
voor deze creatie geëngageerd.
heeft gezongen bij de City Cent1
Opera in New York (het tweede gcze'
schap na de Metropolitan) en bij
Stadtischer Oper in Berlijn.
mensen als Claudel. Péguy en verschei
dene anderen in de hoek schuift? Hoe
kan men de étappes van Bloy's inner
lijk leven volgen, dat beheerst werd
door de verschijning te La Salette. als
men zonder meer heeft verklaard, dat
het geheim van de zieneres Mélanie
Calvat niets meer is dan een matte ver
watering en een trieste nabootsing van
enkele zinnen uit de Apocalyps en men
daarmee alles als afgedaan beschouwt?
Dat Steinmann. behalve dat hij te ob
jectief te positief en te rationeel, ook
te haastig te werk is gegaan, blijkt uit
de talloze f outieve naamspellingen en
vooral uit de vaagheid van verschillende
onderdelen van zijn werk. waar hij bo
vendien, gelijk in de volgende passage
die wellicht Ms een snuifje delicate psy
chologie bedoeld is, aperte leugens sug
gereert: „Hij (Bloy) is 20 onder de in
vloed van Huysmans, dat hij in de armen
valt van Henriëtte Maillat, maitresse
van Joséphin Péladan..". En wat bijv
te denken van het volgende pronkstukje
„Ondanks zijn humeurig karakter bemin,
de Bloy zijn vrouw. Om haar dat. te be
wijzen schonk hij haar een dochter en
droeg tevens een prozagedicht aan haar
op". Duidelijk dat men van een man,
wie blijkbaar het uiterlijke leven van
Bloy niet eens bekend is (hij schonk zijn
vrouw n.l. niet één maar vier kinderen,
waarvan twee dochters!) wat de be
schrijving van 't innerlijke leven betreft
zeker niets te verwachten heeft. Niette
min schrijven figuren als Steinmann zo.
als de uitgever zo vriendelijk is ons te
laten weten, ook boeken over Job, Pas
cal e.a.!
Maar laten we de details rusten. Nooit
immers zullen de objectivisten het onge-
duld. het eschatologische bewustzijn het
transrationele geloof en het leven van
een Bloy begrijpen. Het leven van Bloy
moet nog geschreven worden.
Herhalen wij de woorden, die hij kort
voor zijn dood, in 1917 schreef en die
op dit moment wel een bijzon-der actue
ie betekenis krijgen:
„Ik wacht op de kozakken en de
komst van de Heilige Geest".
Georges Rouzet had gelijk: „Léon
Bloy a raison contre nous. Plus ie temps
passe et plus il a raison"!.
HENK VAN GELRE
Van Beinunt, met mevrouw Vtm
Beinum en David.
DAT DICHTERS niet zo bar veel
van romans houden, daar hebben
wij altijd al een vermoeden van ge"
had. Enkelen hunner zijn, daartoe uit"
genodigd door de vereniging die
boeken propageert onder een bijzon"
der lange naam, ertoe overgegaan in
een boekje „Mijn boek van vroeger
en nu" hun standpunt ten aanzien
van de roman te formuleren. Zo
Guillaume van der Graft, die zijn
lezen vergelijkt met het nuttigen
van een maal
tijd. Het dag
blad vormt de
hors d'oeuvre,
het week- of
kunstblad is de
soep, het vlees
zijn de studie
kolommen, het
dagelijks brood
de onderling
gewisselde
woorden. „Daar
is ook de pap
of pudding van
een roman, zo
nu en dan, ik
ben er niet dol
op. Dat alles,"
zo vervolgt
Van der Graft,
.houdt het ge
stel min of meer schadelijk in stand.
Maar wat het hart waarlijk verheugt,
dat is hetgeen gedronken wordt on
derwijl. Dat is de wijn der poëzie".
Niet minder duidelijk is de uitspraak
van Gabriel Smit. „Een katholieke
probleemroman," zo vraagt hij in het
zelfde boekje. „Ik vind ze soms bui
tengewoon boeiend, maar als het om
de problematiek gaat, kan ik beter
hun artikelen of essays lezen. Gaat
het om hun mensen dan zie ik net
zo lief mijzelf of mijn geloofsgeno
ten in mijn omgeving. Gaat het om
hun wijze van schrijven dan zie ik
zeker waar het Greene betreft
minstens zo graag een film." Dat staat
allemaal te lezen in het boekje van
de vereniging met de lange naam,
waarin J. C. Bloem en Raymond
Brulez, Bordewijk, Hella Haasse en
prof. Minderaa samen met de twee
bovengenoemde dichters intelligent
8
GABRIEL SMIT
babbelen over lezen en met nome over
de eigen ervaringen met het lezen
vanaf het eerste boek tot hun hui
dige lievelingslectuur.
Guillaume van der Graft
DAT EEN KUNSTENAAR niet al
leen buiten maar ook in de kunst
mens is heeft Eduard van Beinum
in zijn muzikale loopbaan wel heel
duidelijk laten blijken. Vrijdag 7 de
cember a.s. viert hij zijn 25-jarig ju
bileum als dirigent van het Concert
gebouworkest. We kunnen beter zeg
gen: hij is 25 jaar collega van de
leden van dit orkest. Het is misschien
buiten zijn muzikale kwaliteiten, wel
de voornaamste oorzaak van zijn suc
ces, dat hij iets heel ongebruike
lijks 25 jaar geleden collegiaal met
zijn musici omging, bij een concert
niet de aandacht wekte voor zichzelf,
maar een grote homogeniteit tussen
dirigent en orkest wist te bereiken-
Ook buiten de muziekwereld is deze
kunstenaar heel menselijk. Van Bei
num jaagt graag, en hij rijdt vaak
paard met zijn vrouw en zijn twee
zonen. Wanneer het nodig is repa
reert hij zelf zijn auto. Dat doet hij
dan in gezelschap van zijn onafschei
delijke hond David. Maar bij de mu
ziekbeoefening is Van Beinum de gro
te kunstenaar. En dat is iedereen be
kend. Beide aspecten van Van Bei
num, de mens en de kunstenaar, ko
men tot uiting in de jubileumuitgave
ter gelegenheid van zijn feest van de
Uitgeverij „Het Wereldvenster" met
tekst van Wouter Paap en tal van
onthullende foto's.