witte doek Geen enkele nieuwe Nederlandse speelfilm in 1956 WERELD Totdat ook in dat gehuchtje een toneelvereniging werd opgericht „De vrome kapper van Broadway Amerika zoekt het nog altijd in kwantiteit en superlatieven l in drukinkt V ZATERDAG 29 DECEMBER 1956 PAGINA 3 Pierre Kemp gehuldigd EEN OEROUDE EN GLOEDNIEUWE KUNST Bewogen geschiedenis Tekenen en schrijven Hans Roest Algelopen jaar heeft wel heel sterk gestaan in het teken van de 'S£ cultuur. We werden allen aangegrepen door het woord cultuur. Alles moet cultuur zijn! Het volk moest door onze prestaties om hoog geheven worden. Zwakke broeders, die niet mee konden komen, moesten maar liever achter blijven- Het amateurtoneelspel werd een hoogst verantwoordelijke taak, waarvoor men over kwali teiten moest beschikken. We werden immers de opvoeders van het volk, de brengers van de cultuur. Onze taak verschilde in zover nog slechts met die van het beroepstoneel, dat de laatste volkomen vrijgesteld van alle andere werk zich nog intenser op de voor stellingen kon voorbereiden dan wij. Hetgeen bij de uitvoeringen een gradueel verschil gaf te zien. Overigens bestond er geen verschil. We speelden dezelfde moeilijke onverstaanbare stukken met het zelfde doe] en dezelfde intentie. We waren beiden kunstenaars in dienst van de gemeenschap en de cultuur. OVERHEID STIMULEERDE DIT WAANDENKBEELD Jongens hingen over fietsen Voldoende reden voor subsidie Ha?is van Bergen J1|L - Hm Prachtig gegeven dat onuitgediept bleei Geen tegenhanger Geen mislukking WERELDNIEUWS (Van onze filmredacteur) Het jaar 1956 zal niet bepaald te boek worden gesteld als een goed filmjaar. Wel is er, met name in Hollywood, dat het spook van de televisie steeds dreigender voor zich ziet oprijzen, druk gepraat over het maken van betere^ films, doch in de praktijk bleken het alleen maar bredere en langere films te worden. De heren zoeken het nog steeds teveel in de techniek. Het aller-allernieuwste systeem heet CinemaScope 55, waarmee de Nederlandse bioscoopbezoekers dit jaar hebben kunnen kennis maken in de film „Carousel". Bijzonder zwart was 1956 voor de Nederlandse film. Een nieuwe Neder landse speelfilm hebben we van het jaar in de bioscopen niet te zien gekregen. Aangezien in het rijk van de film kwan- titelt en s uperlatieven nog altijd h et zwaarst wegen, beginnen we dit traditio nele jaaroverzicht, met de Amerikaanse filmindustrie, die ons zoals gewoonlijk de meeste produkten leverde, zondei aar daaronder evenwel veel opvallende films werden aangetroffen. Merkwaard de toch ook weer begrijpelijk is het, a t Amerikaanse filmers het beste m aat_ sch'appeldke^toe^amlen lees mistoe- in hun eigen land. Films als Botsende Jeugd", „The Man with the Gol. den to"' -The Rose T?tt0°", "Picnlc". De Bandelozen" en „The Harder they fall" („De Gewetenlozen") zijn er om dit te bewijzen. Tevens blijkt dan. dat de Amerikanen zichzelf niet sparen en er niet voor terugschrikken de zaken onver bloemd uit de doeken te doen. Een boeiende avonturenfilm van allul danken we aan John Huston, dieHerman Belvilles' epos van de waanzinnige P tein Achab „Moby Dick" in beeld braent, terwijl George Cukor eveneens naw ees een bekende roman ,)'erfJ Tnhn Ma,. lijk „Bhowani Junction van John Ma» ters Door haar huwelijk met Prins Rai nier III van Monaco kwam de Amciikaan- se filmactrice Grace Kelly m het middel punt van de wereldbelangstelling te staan en dit had weer tot gevolg, dat haai laat st» films: „The Swan" waarin zij de En gelse acteur Alec Guinness tot tegenspe- fer had en „High Society" met Bing Cros by, de bijzondere aandacht trokken. Voor al laatstgenoemde film, die in VistaVision en technicolor is opgenomen, is om net pretentieloze amusement, dat ze biedt, een bezoek wel waard. De meeste opschudding, meer buiten dan in de bioscopen, veroorzaakte de film „Rock around the clock" waarin met on vervalste filmfantasie uit de doeken word! gedaan hoe de „rock 'n roll" rage in Ame rika nu eigenlijk zou zijn ontstaan. Dit on verwachte „succes" is voor Hollywood aanleiding geweest om zo spoedig mogelijk op de markt te komen met een „Eove me tender",, een Wild West-film, waarin de „rock 'n roll"-koning Elvis Presley een rolletje te speien heelt vekregen. Zowel de liefhebbers van „Westerns" als de „fans" van Elvis Presley's „zangkunst" voelden zich bij het zien van deze film zwaar bekocht. Vermelding verdient tenslotte nog de filmthriller ..Vier mannen der duisternis" („Foreign Intrigue") omdat we in Shel don Reynolds, die daarmee zijn debuut maakt als filmregisseur, een nieuwe Al fred Hitchcock menen te hebben ontdekt. Van laatstgenoemde meester-regisseur hebben we dit jaar drie nieuwe films te zien gekregen: „To catch a thief", „The Trouble with Harry" en „The Man who knew too much'. Drie knappe films, waar van de laatste verreweg de beste is. De Britse filmindustrie met haar veel kleinere produktie leverde naar verhou ding een veel groter aantal films van ar tistiek en filmiek formaat op. waaronder de film „The Prisoner", die we vooral om het gegeven als de beste film van het jaar beschouwen. De katholieke Britse schrijf ster Bridget Boland heeft met haar gelijk namige toneelstuk willen aantonen, dat, 't mogelijk is; zonder verdovende middelen of lichamelijke folteringen, maar uitslui tend door uitputting en met mi bruikma- king van de kennis der moderne psycho logie. een moedig en inte'hgent mens tot het soort bekentenissen en zelfbeschuldi gingen te brengen die het kenmerk zijn geworden van bepaalde rechtszittingen in totalitaire staten. En Peter GlanvillG maakte naar dit toneelstuk een uiterst dramatische en in toenemende mate boei ende film, die hier te lande beslist niet de belangstelling kreeg, welke zij verdiende. Bijzonder knap was ook de tekenfilm „Animal Farm" van j0hn Hellas en Joy Batchelor naar de opzienbarende fabel van wijlen George Orwell, waarin de die ren op een boerderij in opstand komen tégen hun tirannieke eigenaar en hem ver jagen om het slachtoffer te worden van een nog afschuwelijker tirannie onder hun nieuwe meesters, djvarkens. De geest van Shakespeare's tragedie Richard III" is in "e 6elljknamige, in VistaVision en kleuren opgenomen film van Sir Laurence Olivier, die alleen nog maar in Amsterdam is ver'loonü, waar zij nu al acht weken in hetzelfde theater draait, zo meestelijk weergegeven, de beelden zijn vaak zo poëtisch van compo sitie en alle details zijn zo zorgvuldig uit gewerkt, dat ook deze film onder van het jaar kan worden gerangschikt. „Summer Madness" verdiende de aan dacht door de uiterst knappe wijze, waar op pegisseur David Lean de stad Venetië de hoofdrol in deze film liet spelen terwijl .In de schaduw van het schavot"'(„Yield to the night) van J. Lee Thompson weer eens bewees, dat niet alleen een stad, maar ook een „glamour-glrl" als Diana Dors slechts een instrument kan zijn in de handen van een bekwame regisseur. De traditie van de Britse komedie in het genre van „Kind Hearts and Coronets' en „The Lavender Hill Mob" werd in 1956 voortgezet met „The Ladykillers", waar- in het spreekt haast vanzelf" Alec Guinness de hoofdrol speelde. De beste Franse film van het .iaar is „De Wereld der Stilte", hoewel de uit zonderlijke kwaliteiten van dit werkstuk van Jaeques-Yves Cousteau meer in het üsUenkeC vlak"ligfem'"cousteaS heeft hei all R^an^Me^ mannén ëp ë«i vlc wereldpubliek willen laten meegenieten .De gelieven van VeronaChina („Het Alec Guinness als de gevangen kardi naal en Jack Haivkins in „The Prisoner" van de Engelse regisseur Peter Glanville Carl Th. Dreyer met z'ijn film „Ordet" naar het gelijknamige toneelstuk van Kaj Munk de filmliefhebbers een ongewoon boeiend, diep ontroerend en uitzonderlijk dramatisch produkt, omdat hier een kun stenaar aan het werk is geweest, die de wereld iets belangrijks te zeggen had en die wist. hoe hij het in filmtaal moest zeggen. Daarentegen vielen de films uit landen vlot"), van de overweldigende pracht, die hij on der het zeeoppervlak vond en hij slaagde daarin met beelden, die vaak zo oogver blindend van schoonheid en kleur zijn, dat men alles om zich vergeet, zoals de ma ker zelf soms vergat, beweging in zijn film te scheppen door montage. In „Le Dossier Noir" klaagde André Cayatte. filmregisseur en jurist, opnieuw aan. ditmaal de misstanden in de Franse rechtspraak. René Clément maakte naar Zola's roman „L'Assomoir" de film „Ger- vaise", een verbluffende knappe recon structie van het Par9s vóór revolutie van 1871 en René Clair toonde zich nog altijd 'n meester in zijn vak al is zijn film ..Grote Manoeuvres" geen meesterwerk geworden. De boeiende, goed gemaakte film „Les Chiffonniers d'Emmaus" van Robert Da- rène over het werk van Abbé Pierre, werd hier te lande uitgebracht o nder de titel „De Voddenrapers van Emmaus". Toen de film volkomen ten onrechte maar matig de belangstelling bleek te trekken. werd de titel veranderd in,De Hel van Parijs", een typisch voorbeeld van het soort titels, waarmee de exploitanten de (ongezonde) belangstelling van een be paald publiek hopen te trekken. Een zelf de lot was de film „Un Missionaire" van Maurice Cloche beschoren, die hier te lande onder de titel „De Beproeving van de Nacht" in vertoning kwam Bewonderenswaardig is Claude Autant Laura's film „Marguérite de la nuit", een modern Faustverhaal. terwijl ook „Elke minuut telt" om het knappe scenario en „Als mannen kerels zijn" om het gegeven de aandacht verdienen. Behalve „I Vitelloni" van Frederico Fellini en „Tempi nostri" van Alessandre Blasetti. leverde de Italiaanse industrie een hele reeks draken uit de sentimen- teel-melodramatische school af, waarvan titels als „De Witte Non". „De Twee Wezen", „Roes der zinnen" „Wie is zonder zonden?". „Voor jou heb ik gezondigd", „De zoon van Anna", „In de greep der zonde" en „Het Kind van een ander" ge tuigen. Vittorio de Sica beurtelings geas sisteerd door Gina Lollobrigida en Sophia Loren, trad in een hele serie komedies op: „Brood, liefde en jaloezie". „Jammer, dat ze een canaille is", „Frasquita", „Schandaal in Sorrento" en „De Biga mist". De Duitse en Oostenrijkse film geeft nog steeds de voorkeur aan een vlucht uit de werkelijkheid en poogt, met toenemend succes, de vooroorlogse .Lustspielfilme" te doen herleven, waarvan titels als „Wien bleibt Wien", „Sissi" en „Carnaval in Wien" getuigen. Een mislukking echter werd de nieuwe versie van „die Drei von der Tankstelle". Ook de komedies zijn goed vertegenwoordigd met „Drie mannen in de sneeuw". „Sonderkommando Slaap zak". „Charlie's Tante" en „De Kapitein van Köpenick". Tot-?e jreer serieuze Duitse films beho. res „Nacht der Verschrikking" („Himmel ohne Sterne"), waarin de splitsing van Duitsland aan de orde wordt gesteld en „Alibi die het probleem van de jury rechtspraak en de verantwoordelijkheid van de mens jegens zijn naaste behandelt. De aandacht verdiende ook „Marianne, meine Jugendliebe een Duitse film, die werd geregisseerd door de Fransman Ju- lien Duvivier. Naar verhouding leverde Spanje, dat met drie films op de Nederlandse markt kwam de sterkste produktie. die voor de volle honderd procent raak was: „Marce- lino, Brood en Wijn", waarmee Ladislao Vajda een verrukkelijk-simpele filmvorm heeft gegeven aan een prachtige oude le gende en „De Dood van een Wielrijder" en „Straat zonder Uitzicht", twee films, waarmee regisseur Juan A Bardèm heeft bewezen, dat een 'and met een betrekke lijk kleine produktie grote films kan leve ren. Ook uit Mexico kwam een uitstekende film „Raices" („Het Naakte Leven"), waarin Benito Aiazraki op meesterlijke wijze de nationale deugden van zijn land genoten belicht, terwijl in de Australische film „Jedda" realisme en verbeelding zijn geplaatst in de woeste schoonheid der Australische natuur. Tenslotte schonk de Deense regisseur Meisje met het, witte haar"). Polen („De Vijf van de Barskastraat"). Tsjechoslo- wakije („Het Geweten") tegen, terwijl ook de Zweeds-Duitse („Rijpende Jeugd") en Frans-Joegoslavische („Tussen 14 en 17") co-produkties teleurstelden. Tot slot laten we nog een lijstje vol gen van de tien beste films, die naar on ze mening dit jaar in de Nederlandse bios copen in vertoning zijn gekomen. Bij de samenstelling van deze lijst, is niet uit sluitend rekening gehouden met de film vorm, maar ook met bet. gegeven van de film: 1. „The Prisoner" (Gr.-Br.). 2. „Marcelino, Brood en Wijn" (Spanje) 3. „Richard UI" (Gr.-Br.) 4. „Ordet" (De nemarken), 5. „De Wereld der Stilte" (Frankrijk), 6. „Animal Farm" (Gr.-Br.), 7. „I Vitelloni" (Italië), 8. „Summer Mad ness" (Gr.-Br.). 9. „Gervaise" (Frank rijk), 10, ,,Le Dossier" (Frankrijk). Vrijdagavond heeft het huldigings comité-Kemp in het Bonnefan.tenmu- seum te Maastricht een academische zit ting gewijd aan de deze maand 70 jaar geworden dichter-schilder Pierre Kemp. Een kring bewonderaars van de dichter en andere kunstlievenden woonden deze avond bij. De dichter zelf heeft bij deze huldiging niet aanwezig willen zijn. De voorzitter van het huldigingscomi té, de letterkundige drs. Jos Notermans. plaatste in zijn inleiding de thans 70-ja_ rige in het geestelijke milieu van de na- tachtiger-tijd in de laat-romantische pe riode van het eerste decennium na de eeuwwisseling. Hij schetste Pierre Kemp niet alleen als schilder met een warme liefde voor kleur, maar ook als een dich ter met mystieke inslag. Ook Jos Viegen hield een rede. Mej Betsy Pekelharing uit Maastricht droeg een aantal gedichten van Pierre Kemp voor. Daarna heeft de wethouder van onderwijs, kunsten en wetenschap pen mr. A. Baeten een tentoonstelling geopend, welke een documentair over zicht geeft van Pierre Kemps letterkun dig weiik tot heden toe en van de schil derijen welke de 70-jarige kunstenaar in de periode tussen 1919 en 1935 maakte. „Gekroonde Koopvaart", door Ger. H. Knap. Uitg. J. H. de Bussy, Amsterdam. Ter gelegenheid van het honderdja rig bestaan van de Koninklijke Neder- landsche Stoomboot Maatschappij (1856— 1956) is een gedenkboek verschenen, dat deze gekroonde onderneming ten volle recht doet. De geschiedenis van de onder neming ontleent haar bijzondere beteke nis namelijk niet aan het feit. dat in het jaar 1856 enkele Amsterdamse onderne mers stappen namen om voortbouwend op Amsterdams aloude wereldhandel nieuwe paden te betreden, doch aan het wonder van een honderdjarig volhouden. Het pad of beter gezegd de vaart van de K.N.S.M. is immers niet steeds over rozen gegaan. De moeilijkheden bij de verwezenlijking van de plannen een lijn op Amerika te openen, de tegensla gen van de eerste wereldoorlog, de gevol gen van de grote crisis die in 1929 begon en het bedrijf 0p de rand van de afgrond bracht en tenslotte de slagen die de jong ste wereldoorlog toebracht, zijn hiervan duideliike voorbeelden. Het valt echter op, dat het bestuur steeds een open oog voor de toekomstmoge lijkheden heeft gehad, zodat men bij nieu we ontwikkelingen niet te laat kwam en in tijden van voorspoed het bedrijf sterk wist te maken. Hieraan is het ongetwij feld te danken, dat alle stormen konden worden getrotseerd en de maatschappij thans zo'n voorname rol in het scheep vaartverkeer speelt. De geschiedenis van de K.N.S.M. is behoudens enkele passages, waarin wat veel aandacht aan détails wordt besteed boeiend geschreven. Doordat de schrij ver de K.N.S.M. steeds plaatst tegen de recte. gemiddelde, enz.) te vinden, grotere achtergrond van de economische en politieke geschiedenis is zijn werk dubbel interessant geworden. De V. RICO BULTHUIS over hel poppenspe Rico Bulthuis bekijkt, de fraaie handpoppen, die de jonge schrijfster Inez van Dullemen heeft gemaakt. Bij de Stickling IVIO te Amsterdam ver schijnt elke week een beknopt, deskundig ge schreven en goed ver zorgd boekje, waarin op voor iedereen be vattelijke wijze een be paald onderwerp wordt belicht. Vele actuele problemeti bijvoor beeld de benzine, de Jordaan, Marokko) passeren de revue, af gewisseld door verhan delingen over ontdek kingen, over natuur kundige onderwerpen allerlei andere wetens waardigheden. Het is een bonte en boeiende reeks. Voor een der jongste deeltjes, dat ons zelf veel genoegen heeft gedaan, vragen we graag bijzondere aandacht. Het is een boekje van Rico Bulthuis over het poppentheater op artistiek terrein zeker iets actueels, want dit staat vast: het poppenspel herleeft, en het is dus uiterst interessant te weten hoe het oude poppens pul een modern en artis tiek poppen spel is kunnen ivorden. Tot de kunstenaars, die zich in Neder land tot het poppenspel voelen aangetrok ken, behoort de romanschrijver en cri ticus Rico Bulthuis, Hij werd in 1911 te Den Haag geboren als de jongste zo-on van de in 1945 overleden Esperanto-ro- mancier H.J. Bulthuis; die in zijn vroege jeugd dus omstreeks 1830 in het Groningse dorp Warffum op straat de poppenkast vertoonde. Misschien is het poppenspel erfelijk? In ieder geval is het aanstekelijk, want Rico Bulthuis her innert zich de tijd niet, dat hij er niet mee bezig is geweest. Het avontuurlijke leven van de kunste naar. waarbij de crisisjaren en de be zettingstijd de wisselvalligheid nog kwa men vergroten, deed Rico Bulthuis met vele onderbrekingen steeds weer naar een beter poppenspel streven. Zijn eerste pop penkast voor kinderen vertoonde hij in 1929 op scholen, bijgestaan door de toen nog zeer jonge acteur-auteur Cor Dom- melshuizen jr. In 1932 stichtte hij, na zijn studie op de Academie voor beeldende kunsten, een marionettentheater. Vijf jaar later begon hij een grote serie voorstellingen te ge ven met zijn eerste, grote handpoppenthe ater voor wolwassenen. Na een langdurig verblijf in Denemarken heeft hij tot twee- naai toe zijn theater herbouwd, om thans weer, na vijf en twintig jaar. zijn pop penspel in de modernste zin te vernieu wen. Na voor decoratief tekenaar te zijn op geleid, begon hij te schrijven. Zijn eerste werk. het scenario „Illusie", werd be kroond met de Filmligaprijs 1933. Hij was van de ruim honderd mededingers jongste. Tegelijk verscheen in een ti schrift zijn eerste grote opstel over moderne marionet. Het was in een tijd, dat vrijwel nieman.l zich met de kunst van de poppen (of fj guren, zoals hij ze liever noemt) bemoei de. Met Bert Brugman en Guido van Detl behoorde hij tot de weinigen, die van he| poppenspel een beroep maakten, hoe wel dat in die dagen soms neerkwam oj hongerlijden. In 1933 nog werd Bulthuis'eerste boek je gepubliceerd. Het was een zelf geïlj lustreerd sprookje voor marionetten. Spoc' dig daarop volgden meer sprookjes grotesken, waarvan er een paar weij den verfilmd en waarvan vele nog stee door bekende poppenspelers worden vei; toond. 1 Terwijl hij zich geheel ging toelegge op de literatuur en een groot aantal rol mans schreef, stichtte hij met Guido va. Deth in 1946 het „Theater der verenig' poppenspelers". In 1954 was hij een^d oprichters van de kring van Neder' beroepspoppenspelers, waarvan hi meen secretaris werd. Hij stichtte zelfde jaar de Nederlandse ve voor het poppenspel, die zich k heugen in een groeiend aantal le Als docent in de theorie van penspel aan de Vrije academie v*\y dende kunsten te 's-Gravenhage t v dacteur van „Wij Poppenspelers een onvermoeide ambassadeur kleurige rijk der marionetten. Evenals de beroemde Engelse i Chesterton, die ook sprookjes, ro. detectiveverhalen en poppenspelen sc',jle wijst Rico Bulthuis steeds weer op teresse voor de poppenwereld van de'" de van dichters en schrijvers. In ons 1 q, zijn vele auteurs trouwe vrienden van póppen. We noemen slechts Inez van D lemen, die verscheidene fraaie oorsprt kelijke poppen maakte. Wie zijn de moderne poppenspeler? Eens waren het monniken, toen comed anten en later zigeuners. Nu zijn h kunstenaars en knappe amateurs, zoal] de bekende Amsterdamse poppenspele' Flip Wafelbakker, die medicus is, Win] Meilink is hoofd van een school. Maar len zijn poppenvrienden èn vrienden va: Rico Bulthuis, die als een der eersten ii] osn land het poppenspel vernieuwde ei propageerde. Wij hopen van harte, da dit kleine boekje de belangstelling VOO' deze wondere en boeiende wereld van he poppentheater nog zal vergroten! «fel Beeld uit de Franse film „De Wereld der Stiltevan Jacques-Yves Cousti Door de toegezegde subsidies stimuleer de de overheid dit waandenkbeeld. Im mers wilde men voor een subsidie in aan merking komen, dan moest men aan be paalde vereisten voldoen en bepaalde stui ken spelen. De overheid gooit haar geid nu eenmaal niet weg. Maar voor de cul tuur heeft zij wel het een en ander over. Dat hiermee de eigenlijke doelstelling van het amateurtoneel over het hoofd werd gezien, ontging haar. We hebben het voorbeeld in Alkmaar liggen. Drie bloei, ende gezelschappen, die een traditie hoog hielden, die reeds meer dan vijftig jaar kleur brachten in de katholieke gemeen schap en die het ongetwijfeld nog honderd vijftig jaar uitgehouden zouden hebben, werden in een handomdraai in naam van de cultuur om zeep gebracht en vervan gen door één gezelschap. De drie gezel schappen beantwoordden niet meer aan de eisen van de tijd, zo werd er gerede neerd Zij hebben vermaak gebracht; zij hebben de avonden van samenkomst tot feesten weten te maken; zij hebben duizenden jonge en oudere mensen een heerlijke en goede vrije-tijdsbesteding ver schaft; maar dit alles telt niet in verge lijking met wat een modern gezelschap van werkelijke toneeltalenten kan bren gen. Namelijk cultuur! Cultuur in de hoogste vorm. We hebben het gezien. Dat ene gezel schap in Alkmaar werd een subsidie van 600 gulden waard gekeurd. En overeen komstig de standing van het gezelschap werd een beroepsstuk op het repertoire genomen. Het succes bleef beneden nul. En nu studeert het weer een beroeps-stuk in. Alkmaar durft er niet meer mee voor de dag te komen. Het gaat er maar mee naar een toneelconcours. Wellicht dat het daar gewaardeerd wordt temidden van de cultuurbonzen. Maar ^intussen Is in Alkmaar het amateurtoneel dood ln katholiek verband wordt er geen amateur toneel meer gespeeld, en dat na vijftig jaar bloeiend amateurtoneel! En deze tendens bespeurt men overal. De mindere godjes moeten maar aan de kant blijven. Zij houden volgens de bon. zen de ontwikkeling van het amateur toneel tegen. Het amateurtoneel, dat één van de pijlers moet zijn van onze cultuur! Lijnrecht hier tegenover staat een uit spraak van de heer Bendien, directeur van de Amsterdamse stadsschouwburg. Hij is een man, die zijn hele leven het be. roeps gediend heeft, maar wiens hart uit gaat naar het amateurtoneel. En in een interview onlangs in „ONS TONEEL' steekt hij zijn mening over het amateur toneel dan ook niet onder stoelen of ban ken. Hij ziet het amateurtoneel zeer te recht als een TIJDVERDRIJF VOOR TIENDUIZENDEN -EN IN VELE OP ZICHTEN OOK WERKELIJK ALS EEfJ VERTROOSTING. „Ik heb het meegemaakt in een klein plaatsje, in een klein hotelletje, waar ik met mijn vrouw logeerde", aldus de heer Bendien. „Er waren twee dienstmeisjes, die altijd met hun tweeën één slaapkamer i-n orde maakten. Ik vroeg: waarom doen jullie dat? Het antwoord was: we repete ren tijdens het bedopmaken Dat waren dus twee meisjes uit een klein dorp. waar beslist geen enkel vertier was. De jongens hingen des avonds over hun fietsen en schreeuwden de meisjes na. De meisjes hadden ook niets om naartoe te leven, totdat' Totdat ook in dat ge. huchtje een toneelvereniging werd opge richt, waarvan ledereen lid was. Zij gaven twee uitvoeringen per jaar hoogtepun ten in hun bestaan!" En voor mij maakt deze vrije-'tijds-be- steding de bestaansgrond uit van het amateurtoneel en niets, maar dan ook niets anders, hoe wenselijk wij het ook vinden, dat deze vrije-tijds-besteding zo goed mo gelijk geleid wordt. En is dit alleen niet reeds voldoende voor een overheid, om het amateurtoneel alle steun te verlenen? Is een goede vrije-tijds-besteding van haar onderdanen haar niet alles en alles waard? En is het niet alles waard, dat een dood gehuchtje tot leven komt via het amateurtoneel? Dat het gemeenschapsle ven er een beetje meer kleur krijgt, i.p.v. dat iedereen sloom staat te hangen over zijn fiets? Naar mijn mening hadden de drie bloei ende gezelschappen in Alkmaar ieder een 600 gulden subsidie moeten ontvangen in plaats van dat éne gezelschap, dat be loofde cultuur te zullen brengen. Dan waren de drie maal 600 gulden tenminste goed besteed, zowel aan het zeer grote getal toneelbeoefenaars als aan de gemeen schap- Nu is de eenmaal 600 weggegooid geld gebleken. De gemeenschap krijgt er in ieder geval niets voor te zien .Hun oude maar liever een beetje minder cultuur en niet zo hoog gegrepen, maar met twee gezonde benen flink stevig op de grond en er geen dooie boel van gemaakt. Cultuur moet langzaam groeien, maar kun je nooit opdringen. Vroeger trokken de drie gezel schappen een paar maal Per Jaar stamp volle zalen, nu blijft eenieder weg. nu een eigen-gereid gezelschap hun cultuur wil voorschotelen. Nog een ding uit het interview met de heer Bendien wil ik u laten horen: „Ruim 45 jaar geleden speelde ik bij het ama teurtoneel. Ik kreeg meestal de hoofdrol. Merkwaardig is het dat ik, toen lk bij het grote kwam, bijzonder timide was. De kleinste rol was me nog te veel. En weet U nu, waarom ik zo blij was, dat ik bij het beroeps gekomen ben? Omdat het me de overtuiging gegeven heeft, dat ik geen ac. teur was. Dat dacht ik namelijk wel door ai die schijnbare successen bij het ama teurtoneel." Dit voor degenen, die denken, dat zij heus niet zover onder behoeven te doen voor een beroepsspeler. „De klaploper", een pop van Hans Petri. 11 De auteur van levensbeschrijvingen kan zijn werk van twee beginselen uit inrichten. Hij kan in de eerste plaats liet leven van de te beschrijven persoon als een basis nemen, die al naar gelang de algemeen >e enec levensfeiten stevig of erg los kan zijn. Hierop bouwt de schrijver dan zijn biografie, waarbij hij de historische gegevens en liun belichting niet als doei ziet van zijn werk, maar slechts als afzetblokken om naar een andere levensfase te springen, met een geromantiseerde vrije en sierlijke zwaai. Deze groep schrijvers zullen over het algemeen de mens, zijn karakter en innerlijke roerselen het voornaamste vinden en de vermelding van de juiste jaartallen daaraan ondergeschikt. Stefan Zweig ging in zijn „Maria Stuart" langs deze methode te werk en het resultaat was één der pak- kendste biografieën ooit geschreven; in Nederland verrichtte David de Jong groot werk met zijn „Rembrandt'', een vrije interpretatie van liet leven van onze grootste schilder, gezien door de ogen van een tijdgenoot. Het leven van belangwekkende mensen kan echter ook op nog andere wijze op schrift gesteld worden. Men kan met ijver en vooral moed en uithoudingsver mogen in de papieren duiken, welke in meer of minder innig contact met de tot leven te brengen persoonlijkheid hebben gestaan. Daar komen brieven, oude kro nieken. koopacte's. dag- en balboekjes aan te pas. Deze documenten worden dan kwis tig in de biografie aangehaald, soms frag mentarisch opgenomen om de waarheid van een of andere gebeurtenis te staven. Deze methode zal vaak historisch vol strekt verantwoord zijn maar ten koste van de artistieke merites. „De Vrome Kapper van Broadway door het Amerikaans echtpaar Arthur Elisabeth Odell Sheenan, verschenen in de Zonnewijzer-reeks. is een voor beeld van minutieus uitgewerkte bio grafie van de tweede methode. Het boek je beschrijft het leven van een neger kapper, Pierre Toussaint, die door zijn vroomheid en naastenliefde zijn omge ving in het 19e eeuwse New York voort durend stichtte. Dit prachtig gegeven van een gewezen slaaf, die door be wonderenswaardige Christelijke levens opvatting de steun en toeverlaat van blank en zwart werd en aldus de ras sentegenstellingen zo vreedzaam over brugde. is een prachtig gegeven voor een biografie. Jammer daarom dat dit gegeven in het werk van de beide Shee- hans onuitgediept bleef. De schrijvers bepalen zich er toe. bij na op de wijze van een wetenschappelijke kroniek, aan de hand van de talloze over gebleven brieven een beeld van Tous- saints vrijgevigheid en mensenliefde te geven. Ongetwijfeld zijn we na het le zen van dit boek het over de grote ver diensten van Pierre Toussaint eens, maar de mens Toussaint met zijn tegenslagen en vertwijfeling er wordt in 't boekje heel zijdelings melding van gemaakt zijn we niet tegengekomen. Op de kaft van het boekje wordt ge sproken over Toussaint als tegenhanger van Oom Tom van Beechgér-Stowe. De verwachtingen zijn hierdoor wel hoog, te hoog gespannen. Natuurlijk werd de schrijfster van „De Negerhut van Ooml Tom" historisch gezien de vrijere teugel I gelaten, omdat Ocm Tom aan haar grofel fantasie ontsproot, dus niet werkelijk heeft I bestaan. Of dit echter een voordeel bete-l kent on de beschrijvers van Toussaint's le-| ven betwijfel ik. Zij hadden aan de feiten I uit zijn leven een flinke steun in de-rug enl hadden verder de zoals ik het boven I noemde geromantiseerde methode kun nen volgen. Toussaint was immers geen Jefferson, om een tijd- en landgenoot te noemen, en een vrijere weergeving vanl zijn leven had kunnen geschieden, zonder kwade bliektken van historische scherp-1 slijpers. Hebben de schrijvers dus het vliegtuig gemist, de trein haalde ze in elk geval. Het werkje is zeer zeker geen misluk king. Vooral het eerste deel van het boek, dat op Saint Martinique speelt, waar de jonge Toussaint slaaf is en de eerste jaren van zijn emigratie naar New York, geeft een aardig inzicht in de verwarde en gecompliceerde toestand van een gerekt maar geen levensvatbaarheid meer heb bend slavendom. Dan kan het voorkomen dat de slaaf Toussaint, die de New Yorkse high society kapt en er een flink loon mee verdient, alles zonder morren afstaat aan zijn meester, die geen sou meer bezit en er blijkbaar ook niet aan denkt er een te winnen. Ergens in het boek gaat Pierre met zijn nichtje dat jarig is, koekjes brengen in het weeshuis van de Zusters van Lief de. „Deelt, het nichtje zelf koekjes uit aan de kinderen," vraagt een vriend eens aan Pierre. „Nee," is het antwoord: „Dat zou een negerkindje niet passen." Ik vraag me af. of deze oomerking historisch is. Het zou betekenen dat een geëmanci peerde katholieke geest als Toussaint toch nog in de inferioriteit van zijn ras geloof de. Het getuigt tenminste van de eerlijk heid van het echtpaar Stheehan dat het deze passage in „De Vrome Kapper van Broadway" opnam en het doet de histo rische waarde stijgen. Maar het is he laas ook één der weinige momenten dat men Pierre ziet als mens met maat schappelijke, praktische ideeën en niet als een toegewijd, maar eigenlijk le vensvreemd weldoener. H.M.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1956 | | pagina 5