witte doek
Geen enkele nieuwe Nederlandse
speelfilm in 1956
WERELD
Totdat ook in dat gehuchtje een
toneelvereniging werd opgericht
„De vrome kapper van Broadway
Amerika zoekt het nog altijd in
kwantiteit en superlatieven
l
in drukinkt
V
ZATERDAG 29 DECEMBER 1956
PAGINA 3
Pierre Kemp gehuldigd
EEN OEROUDE EN GLOEDNIEUWE KUNST
Bewogen geschiedenis
Tekenen en schrijven
Hans Roest
Algelopen jaar heeft wel heel sterk gestaan in het teken van de 'S£
cultuur. We werden allen aangegrepen door het woord cultuur.
Alles moet cultuur zijn! Het volk moest door onze prestaties om
hoog geheven worden. Zwakke broeders, die niet mee konden
komen, moesten maar liever achter blijven- Het amateurtoneelspel
werd een hoogst verantwoordelijke taak, waarvoor men over kwali
teiten moest beschikken. We werden immers de opvoeders van het
volk, de brengers van de cultuur. Onze taak verschilde in zover
nog slechts met die van het beroepstoneel, dat de laatste volkomen
vrijgesteld van alle andere werk zich nog intenser op de voor
stellingen kon voorbereiden dan wij. Hetgeen bij de uitvoeringen
een gradueel verschil gaf te zien. Overigens bestond er geen verschil.
We speelden dezelfde moeilijke onverstaanbare stukken met het
zelfde doe] en dezelfde intentie. We waren beiden kunstenaars in
dienst van de gemeenschap en de cultuur.
OVERHEID STIMULEERDE
DIT WAANDENKBEELD
Jongens hingen over fietsen
Voldoende reden voor
subsidie
Ha?is van Bergen
J1|L
-
Hm
Prachtig gegeven dat onuitgediept bleei
Geen tegenhanger
Geen mislukking
WERELDNIEUWS
(Van onze filmredacteur)
Het jaar 1956 zal niet bepaald te boek worden gesteld als een goed
filmjaar. Wel is er, met name in Hollywood, dat het spook van de televisie
steeds dreigender voor zich ziet oprijzen, druk gepraat over het maken
van betere^ films, doch in de praktijk bleken het alleen maar bredere
en langere films te worden. De heren zoeken het nog steeds teveel
in de techniek. Het aller-allernieuwste systeem heet CinemaScope 55,
waarmee de Nederlandse bioscoopbezoekers dit jaar hebben kunnen kennis
maken in de film „Carousel".
Bijzonder zwart was 1956 voor de Nederlandse film. Een nieuwe Neder
landse speelfilm hebben we van het jaar in de bioscopen niet te zien
gekregen.
Aangezien in het rijk van de film kwan-
titelt en s uperlatieven nog altijd h et
zwaarst wegen, beginnen we dit traditio
nele jaaroverzicht, met de Amerikaanse
filmindustrie, die ons zoals gewoonlijk
de meeste produkten leverde, zondei aar
daaronder evenwel veel opvallende films
werden aangetroffen. Merkwaard de
toch ook weer begrijpelijk is het, a t
Amerikaanse filmers het beste m aat_
sch'appeldke^toe^amlen lees mistoe-
in hun eigen land. Films als
Botsende Jeugd", „The Man with the Gol.
den to"' -The Rose T?tt0°", "Picnlc".
De Bandelozen" en „The Harder they
fall" („De Gewetenlozen") zijn er om dit
te bewijzen. Tevens blijkt dan. dat de
Amerikanen zichzelf niet sparen en er
niet voor terugschrikken de zaken onver
bloemd uit de doeken te doen.
Een boeiende avonturenfilm van allul
danken we aan John Huston, dieHerman
Belvilles' epos van de waanzinnige P
tein Achab „Moby Dick" in beeld braent,
terwijl George Cukor eveneens naw
ees een bekende roman ,)'erfJ Tnhn Ma,.
lijk „Bhowani Junction van John Ma»
ters Door haar huwelijk met Prins Rai
nier III van Monaco kwam de Amciikaan-
se filmactrice Grace Kelly m het middel
punt van de wereldbelangstelling te staan
en dit had weer tot gevolg, dat haai laat
st» films: „The Swan" waarin zij de En
gelse acteur Alec Guinness tot tegenspe-
fer had en „High Society" met Bing Cros
by, de bijzondere aandacht trokken. Voor
al laatstgenoemde film, die in VistaVision
en technicolor is opgenomen, is om net
pretentieloze amusement, dat ze biedt, een
bezoek wel waard.
De meeste opschudding, meer buiten
dan in de bioscopen, veroorzaakte de film
„Rock around the clock" waarin met on
vervalste filmfantasie uit de doeken word!
gedaan hoe de „rock 'n roll" rage in Ame
rika nu eigenlijk zou zijn ontstaan. Dit on
verwachte „succes" is voor Hollywood
aanleiding geweest om zo spoedig mogelijk
op de markt te komen met een „Eove me
tender",, een Wild West-film, waarin de
„rock 'n roll"-koning Elvis Presley een
rolletje te speien heelt vekregen. Zowel
de liefhebbers van „Westerns" als de
„fans" van Elvis Presley's „zangkunst"
voelden zich bij het zien van deze film
zwaar bekocht.
Vermelding verdient tenslotte nog de
filmthriller ..Vier mannen der duisternis"
(„Foreign Intrigue") omdat we in Shel
don Reynolds, die daarmee zijn debuut
maakt als filmregisseur, een nieuwe Al
fred Hitchcock menen te hebben ontdekt.
Van laatstgenoemde meester-regisseur
hebben we dit jaar drie nieuwe films te
zien gekregen: „To catch a thief", „The
Trouble with Harry" en „The Man who
knew too much'. Drie knappe films, waar
van de laatste verreweg de beste is.
De Britse filmindustrie met haar veel
kleinere produktie leverde naar verhou
ding een veel groter aantal films van ar
tistiek en filmiek formaat op. waaronder
de film „The Prisoner", die we vooral om
het gegeven als de beste film van het jaar
beschouwen. De katholieke Britse schrijf
ster Bridget Boland heeft met haar gelijk
namige toneelstuk willen aantonen, dat, 't
mogelijk is; zonder verdovende middelen
of lichamelijke folteringen, maar uitslui
tend door uitputting en met mi bruikma-
king van de kennis der moderne psycho
logie. een moedig en inte'hgent mens tot
het soort bekentenissen en zelfbeschuldi
gingen te brengen die het kenmerk zijn
geworden van bepaalde rechtszittingen
in totalitaire staten. En Peter GlanvillG
maakte naar dit toneelstuk een uiterst
dramatische en in toenemende mate boei
ende film, die hier te lande beslist niet de
belangstelling kreeg, welke zij verdiende.
Bijzonder knap was ook de tekenfilm
„Animal Farm" van j0hn Hellas en Joy
Batchelor naar de opzienbarende fabel
van wijlen George Orwell, waarin de die
ren op een boerderij in opstand komen
tégen hun tirannieke eigenaar en hem ver
jagen om het slachtoffer te worden van
een nog afschuwelijker tirannie onder hun
nieuwe meesters, djvarkens.
De geest van Shakespeare's tragedie
Richard III" is in "e 6elljknamige, in
VistaVision en kleuren opgenomen film
van Sir Laurence Olivier, die alleen nog
maar in Amsterdam is ver'loonü, waar zij
nu al acht weken in hetzelfde theater
draait, zo meestelijk weergegeven, de
beelden zijn vaak zo poëtisch van compo
sitie en alle details zijn zo zorgvuldig uit
gewerkt, dat ook deze film onder
van het jaar kan worden gerangschikt.
„Summer Madness" verdiende de aan
dacht door de uiterst knappe wijze, waar
op pegisseur David Lean de stad Venetië
de hoofdrol in deze film liet spelen terwijl
.In de schaduw van het schavot"'(„Yield
to the night) van J. Lee Thompson weer
eens bewees, dat niet alleen een stad,
maar ook een „glamour-glrl" als Diana
Dors slechts een instrument kan zijn in
de handen van een bekwame regisseur.
De traditie van de Britse komedie in het
genre van „Kind Hearts and Coronets'
en „The Lavender Hill Mob" werd in 1956
voortgezet met „The Ladykillers", waar-
in het spreekt haast vanzelf" Alec
Guinness de hoofdrol speelde.
De beste Franse film van het .iaar is
„De Wereld der Stilte", hoewel de uit
zonderlijke kwaliteiten van dit werkstuk
van Jaeques-Yves Cousteau meer in het
üsUenkeC vlak"ligfem'"cousteaS heeft hei all R^an^Me^ mannén ëp ë«i vlc
wereldpubliek willen laten meegenieten .De gelieven van VeronaChina („Het
Alec Guinness als de gevangen kardi
naal en Jack Haivkins in „The
Prisoner" van de Engelse regisseur
Peter Glanville
Carl Th. Dreyer met z'ijn film „Ordet"
naar het gelijknamige toneelstuk van Kaj
Munk de filmliefhebbers een ongewoon
boeiend, diep ontroerend en uitzonderlijk
dramatisch produkt, omdat hier een kun
stenaar aan het werk is geweest, die
de wereld iets belangrijks te zeggen had
en die wist. hoe hij het in filmtaal moest
zeggen.
Daarentegen vielen de films uit landen
vlot"),
van de overweldigende pracht, die hij on
der het zeeoppervlak vond en hij slaagde
daarin met beelden, die vaak zo oogver
blindend van schoonheid en kleur zijn, dat
men alles om zich vergeet, zoals de ma
ker zelf soms vergat, beweging in zijn film
te scheppen door montage.
In „Le Dossier Noir" klaagde André
Cayatte. filmregisseur en jurist, opnieuw
aan. ditmaal de misstanden in de Franse
rechtspraak. René Clément maakte naar
Zola's roman „L'Assomoir" de film „Ger-
vaise", een verbluffende knappe recon
structie van het Par9s vóór revolutie
van 1871 en René Clair toonde zich nog
altijd 'n meester in zijn vak al is zijn film
..Grote Manoeuvres" geen meesterwerk
geworden.
De boeiende, goed gemaakte film „Les
Chiffonniers d'Emmaus" van Robert Da-
rène over het werk van Abbé Pierre, werd
hier te lande uitgebracht o nder de titel
„De Voddenrapers van Emmaus". Toen
de film volkomen ten onrechte maar
matig de belangstelling bleek te trekken.
werd de titel veranderd in,De Hel
van Parijs", een typisch voorbeeld van het
soort titels, waarmee de exploitanten de
(ongezonde) belangstelling van een be
paald publiek hopen te trekken. Een zelf
de lot was de film „Un Missionaire" van
Maurice Cloche beschoren, die hier te
lande onder de titel „De Beproeving van
de Nacht" in vertoning kwam
Bewonderenswaardig is Claude Autant
Laura's film „Marguérite de la nuit", een
modern Faustverhaal. terwijl ook „Elke
minuut telt" om het knappe scenario en
„Als mannen kerels zijn" om het gegeven
de aandacht verdienen.
Behalve „I Vitelloni" van Frederico
Fellini en „Tempi nostri" van Alessandre
Blasetti. leverde de Italiaanse industrie
een hele reeks draken uit de sentimen-
teel-melodramatische school af, waarvan
titels als „De Witte Non". „De Twee
Wezen", „Roes der zinnen" „Wie is zonder
zonden?". „Voor jou heb ik gezondigd",
„De zoon van Anna", „In de greep der
zonde" en „Het Kind van een ander" ge
tuigen. Vittorio de Sica beurtelings geas
sisteerd door Gina Lollobrigida en Sophia
Loren, trad in een hele serie komedies
op: „Brood, liefde en jaloezie". „Jammer,
dat ze een canaille is", „Frasquita",
„Schandaal in Sorrento" en „De Biga
mist".
De Duitse en Oostenrijkse film geeft nog
steeds de voorkeur aan een vlucht uit de
werkelijkheid en poogt, met toenemend
succes, de vooroorlogse .Lustspielfilme"
te doen herleven, waarvan titels als „Wien
bleibt Wien", „Sissi" en „Carnaval in
Wien" getuigen. Een mislukking echter
werd de nieuwe versie van „die Drei von
der Tankstelle". Ook de komedies zijn
goed vertegenwoordigd met „Drie mannen
in de sneeuw". „Sonderkommando Slaap
zak". „Charlie's Tante" en „De Kapitein
van Köpenick".
Tot-?e jreer serieuze Duitse films beho.
res „Nacht der Verschrikking" („Himmel
ohne Sterne"), waarin de splitsing van
Duitsland aan de orde wordt gesteld en
„Alibi die het probleem van de jury
rechtspraak en de verantwoordelijkheid
van de mens jegens zijn naaste behandelt.
De aandacht verdiende ook „Marianne,
meine Jugendliebe een Duitse film, die
werd geregisseerd door de Fransman Ju-
lien Duvivier.
Naar verhouding leverde Spanje, dat
met drie films op de Nederlandse markt
kwam de sterkste produktie. die voor de
volle honderd procent raak was: „Marce-
lino, Brood en Wijn", waarmee Ladislao
Vajda een verrukkelijk-simpele filmvorm
heeft gegeven aan een prachtige oude le
gende en „De Dood van een Wielrijder"
en „Straat zonder Uitzicht", twee films,
waarmee regisseur Juan A Bardèm heeft
bewezen, dat een 'and met een betrekke
lijk kleine produktie grote films kan leve
ren. Ook uit Mexico kwam een uitstekende
film „Raices" („Het Naakte Leven"),
waarin Benito Aiazraki op meesterlijke
wijze de nationale deugden van zijn land
genoten belicht, terwijl in de Australische
film „Jedda" realisme en verbeelding zijn
geplaatst in de woeste schoonheid der
Australische natuur.
Tenslotte schonk de Deense regisseur
Meisje met het, witte haar"). Polen („De
Vijf van de Barskastraat"). Tsjechoslo-
wakije („Het Geweten") tegen, terwijl
ook de Zweeds-Duitse („Rijpende Jeugd")
en Frans-Joegoslavische („Tussen 14 en
17") co-produkties teleurstelden.
Tot slot laten we nog een lijstje vol
gen van de tien beste films, die naar on
ze mening dit jaar in de Nederlandse bios
copen in vertoning zijn gekomen. Bij
de samenstelling van deze lijst, is niet uit
sluitend rekening gehouden met de film
vorm, maar ook met bet. gegeven van de
film: 1. „The Prisoner" (Gr.-Br.). 2.
„Marcelino, Brood en Wijn" (Spanje) 3.
„Richard UI" (Gr.-Br.) 4. „Ordet" (De
nemarken), 5. „De Wereld der Stilte"
(Frankrijk), 6. „Animal Farm" (Gr.-Br.),
7. „I Vitelloni" (Italië), 8. „Summer Mad
ness" (Gr.-Br.). 9. „Gervaise" (Frank
rijk), 10, ,,Le Dossier" (Frankrijk).
Vrijdagavond heeft het huldigings
comité-Kemp in het Bonnefan.tenmu-
seum te Maastricht een academische zit
ting gewijd aan de deze maand 70 jaar
geworden dichter-schilder Pierre Kemp.
Een kring bewonderaars van de dichter
en andere kunstlievenden woonden deze
avond bij. De dichter zelf heeft bij deze
huldiging niet aanwezig willen zijn.
De voorzitter van het huldigingscomi
té, de letterkundige drs. Jos Notermans.
plaatste in zijn inleiding de thans 70-ja_
rige in het geestelijke milieu van de na-
tachtiger-tijd in de laat-romantische pe
riode van het eerste decennium na de
eeuwwisseling. Hij schetste Pierre Kemp
niet alleen als schilder met een warme
liefde voor kleur, maar ook als een dich
ter met mystieke inslag. Ook Jos Viegen
hield een rede.
Mej Betsy Pekelharing uit Maastricht
droeg een aantal gedichten van Pierre
Kemp voor. Daarna heeft de wethouder
van onderwijs, kunsten en wetenschap
pen mr. A. Baeten een tentoonstelling
geopend, welke een documentair over
zicht geeft van Pierre Kemps letterkun
dig weiik tot heden toe en van de schil
derijen welke de 70-jarige kunstenaar in
de periode tussen 1919 en 1935 maakte.
„Gekroonde Koopvaart", door
Ger. H. Knap. Uitg. J. H. de
Bussy, Amsterdam.
Ter gelegenheid van het honderdja
rig bestaan van de Koninklijke Neder-
landsche Stoomboot Maatschappij (1856—
1956) is een gedenkboek verschenen, dat
deze gekroonde onderneming ten volle
recht doet. De geschiedenis van de onder
neming ontleent haar bijzondere beteke
nis namelijk niet aan het feit. dat in het
jaar 1856 enkele Amsterdamse onderne
mers stappen namen om voortbouwend
op Amsterdams aloude wereldhandel
nieuwe paden te betreden, doch aan het
wonder van een honderdjarig volhouden.
Het pad of beter gezegd de vaart
van de K.N.S.M. is immers niet steeds
over rozen gegaan. De moeilijkheden bij
de verwezenlijking van de plannen een
lijn op Amerika te openen, de tegensla
gen van de eerste wereldoorlog, de gevol
gen van de grote crisis die in 1929 begon
en het bedrijf 0p de rand van de afgrond
bracht en tenslotte de slagen die de jong
ste wereldoorlog toebracht, zijn hiervan
duideliike voorbeelden.
Het valt echter op, dat het bestuur steeds
een open oog voor de toekomstmoge
lijkheden heeft gehad, zodat men bij nieu
we ontwikkelingen niet te laat kwam en
in tijden van voorspoed het bedrijf sterk
wist te maken. Hieraan is het ongetwij
feld te danken, dat alle stormen konden
worden getrotseerd en de maatschappij
thans zo'n voorname rol in het scheep
vaartverkeer speelt.
De geschiedenis van de K.N.S.M. is
behoudens enkele passages, waarin wat
veel aandacht aan détails wordt besteed
boeiend geschreven. Doordat de schrij
ver de K.N.S.M. steeds plaatst tegen de
recte. gemiddelde, enz.) te vinden,
grotere achtergrond van de economische
en politieke geschiedenis is zijn werk
dubbel interessant geworden. De V.
RICO BULTHUIS over hel poppenspe
Rico Bulthuis bekijkt, de fraaie handpoppen,
die de jonge schrijfster Inez van Dullemen
heeft gemaakt.
Bij de Stickling IVIO
te Amsterdam ver
schijnt elke week een
beknopt, deskundig ge
schreven en goed ver
zorgd boekje, waarin
op voor iedereen be
vattelijke wijze een be
paald onderwerp wordt
belicht. Vele actuele
problemeti bijvoor
beeld de benzine, de
Jordaan, Marokko)
passeren de revue, af
gewisseld door verhan
delingen over ontdek
kingen, over natuur
kundige onderwerpen
allerlei andere wetens
waardigheden. Het is een bonte en boeiende reeks. Voor een der
jongste deeltjes, dat ons zelf veel genoegen heeft gedaan, vragen we
graag bijzondere aandacht. Het is een boekje van Rico Bulthuis
over het poppentheater op artistiek terrein zeker iets actueels,
want dit staat vast: het poppenspel herleeft, en het is dus uiterst
interessant te weten hoe het oude poppens pul een modern en artis
tiek poppen spel is kunnen ivorden.
Tot de kunstenaars, die zich in Neder
land tot het poppenspel voelen aangetrok
ken, behoort de romanschrijver en cri
ticus Rico Bulthuis, Hij werd in 1911 te
Den Haag geboren als de jongste zo-on
van de in 1945 overleden Esperanto-ro-
mancier H.J. Bulthuis; die in zijn vroege
jeugd dus omstreeks 1830 in het
Groningse dorp Warffum op straat de
poppenkast vertoonde. Misschien is het
poppenspel erfelijk? In ieder geval is
het aanstekelijk, want Rico Bulthuis her
innert zich de tijd niet, dat hij er niet mee
bezig is geweest.
Het avontuurlijke leven van de kunste
naar. waarbij de crisisjaren en de be
zettingstijd de wisselvalligheid nog kwa
men vergroten, deed Rico Bulthuis met
vele onderbrekingen steeds weer naar een
beter poppenspel streven. Zijn eerste pop
penkast voor kinderen vertoonde hij in
1929 op scholen, bijgestaan door de toen
nog zeer jonge acteur-auteur Cor Dom-
melshuizen jr.
In 1932 stichtte hij, na zijn studie op
de Academie voor beeldende kunsten, een
marionettentheater. Vijf jaar later begon
hij een grote serie voorstellingen te ge
ven met zijn eerste, grote handpoppenthe
ater voor wolwassenen. Na een langdurig
verblijf in Denemarken heeft hij tot twee-
naai toe zijn theater herbouwd, om thans
weer, na vijf en twintig jaar. zijn pop
penspel in de modernste zin te vernieu
wen.
Na voor decoratief tekenaar te zijn op
geleid, begon hij te schrijven. Zijn eerste
werk. het scenario „Illusie", werd be
kroond met de Filmligaprijs 1933. Hij was
van de ruim honderd mededingers
jongste. Tegelijk verscheen in een ti
schrift zijn eerste grote opstel over
moderne marionet.
Het was in een tijd, dat vrijwel nieman.l
zich met de kunst van de poppen (of fj
guren, zoals hij ze liever noemt) bemoei
de. Met Bert Brugman en Guido van Detl
behoorde hij tot de weinigen, die van he|
poppenspel een beroep maakten, hoe
wel dat in die dagen soms neerkwam oj
hongerlijden.
In 1933 nog werd Bulthuis'eerste boek
je gepubliceerd. Het was een zelf geïlj
lustreerd sprookje voor marionetten. Spoc'
dig daarop volgden meer sprookjes
grotesken, waarvan er een paar weij
den verfilmd en waarvan vele nog stee
door bekende poppenspelers worden vei;
toond. 1
Terwijl hij zich geheel ging toelegge
op de literatuur en een groot aantal rol
mans schreef, stichtte hij met Guido va.
Deth in 1946 het „Theater der verenig'
poppenspelers". In 1954 was hij een^d
oprichters van de kring van Neder'
beroepspoppenspelers, waarvan hi
meen secretaris werd. Hij stichtte
zelfde jaar de Nederlandse ve
voor het poppenspel, die zich k
heugen in een groeiend aantal le
Als docent in de theorie van
penspel aan de Vrije academie v*\y
dende kunsten te 's-Gravenhage t v
dacteur van „Wij Poppenspelers
een onvermoeide ambassadeur
kleurige rijk der marionetten.
Evenals de beroemde Engelse i
Chesterton, die ook sprookjes, ro.
detectiveverhalen en poppenspelen sc',jle
wijst Rico Bulthuis steeds weer op
teresse voor de poppenwereld van de'"
de van dichters en schrijvers. In ons 1 q,
zijn vele auteurs trouwe vrienden van
póppen. We noemen slechts Inez van D
lemen, die verscheidene fraaie oorsprt
kelijke poppen maakte.
Wie zijn de moderne poppenspeler?
Eens waren het monniken, toen comed
anten en later zigeuners. Nu zijn h
kunstenaars en knappe amateurs, zoal]
de bekende Amsterdamse poppenspele'
Flip Wafelbakker, die medicus is, Win]
Meilink is hoofd van een school. Maar
len zijn poppenvrienden èn vrienden va:
Rico Bulthuis, die als een der eersten ii]
osn land het poppenspel vernieuwde ei
propageerde. Wij hopen van harte, da
dit kleine boekje de belangstelling VOO'
deze wondere en boeiende wereld van he
poppentheater nog zal vergroten!
«fel
Beeld uit de Franse film „De Wereld der Stiltevan Jacques-Yves Cousti
Door de toegezegde subsidies stimuleer
de de overheid dit waandenkbeeld. Im
mers wilde men voor een subsidie in aan
merking komen, dan moest men aan be
paalde vereisten voldoen en bepaalde stui
ken spelen. De overheid gooit haar geid
nu eenmaal niet weg. Maar voor de cul
tuur heeft zij wel het een en ander over.
Dat hiermee de eigenlijke doelstelling
van het amateurtoneel over het hoofd
werd gezien, ontging haar. We hebben het
voorbeeld in Alkmaar liggen. Drie bloei,
ende gezelschappen, die een traditie hoog
hielden, die reeds meer dan vijftig jaar
kleur brachten in de katholieke gemeen
schap en die het ongetwijfeld nog honderd
vijftig jaar uitgehouden zouden hebben,
werden in een handomdraai in naam van
de cultuur om zeep gebracht en vervan
gen door één gezelschap. De drie gezel
schappen beantwoordden niet meer aan
de eisen van de tijd, zo werd er gerede
neerd Zij hebben vermaak gebracht; zij
hebben de avonden van samenkomst
tot feesten weten te maken; zij hebben
duizenden jonge en oudere mensen een
heerlijke en goede vrije-tijdsbesteding ver
schaft; maar dit alles telt niet in verge
lijking met wat een modern gezelschap
van werkelijke toneeltalenten kan bren
gen. Namelijk cultuur! Cultuur in de
hoogste vorm.
We hebben het gezien. Dat ene gezel
schap in Alkmaar werd een subsidie van
600 gulden waard gekeurd. En overeen
komstig de standing van het gezelschap
werd een beroepsstuk op het repertoire
genomen. Het succes bleef beneden nul.
En nu studeert het weer een beroeps-stuk
in. Alkmaar durft er niet meer mee
voor de dag te komen. Het gaat er maar
mee naar een toneelconcours. Wellicht
dat het daar gewaardeerd wordt temidden
van de cultuurbonzen. Maar ^intussen Is
in Alkmaar het amateurtoneel dood ln
katholiek verband wordt er geen amateur
toneel meer gespeeld, en dat na vijftig
jaar bloeiend amateurtoneel!
En deze tendens bespeurt men overal.
De mindere godjes moeten maar aan de
kant blijven. Zij houden volgens de bon.
zen de ontwikkeling van het amateur
toneel tegen. Het amateurtoneel, dat één
van de pijlers moet zijn van onze cultuur!
Lijnrecht hier tegenover staat een uit
spraak van de heer Bendien, directeur
van de Amsterdamse stadsschouwburg.
Hij is een man, die zijn hele leven het be.
roeps gediend heeft, maar wiens hart uit
gaat naar het amateurtoneel. En in een
interview onlangs in „ONS TONEEL'
steekt hij zijn mening over het amateur
toneel dan ook niet onder stoelen of ban
ken. Hij ziet het amateurtoneel zeer te
recht als een TIJDVERDRIJF VOOR
TIENDUIZENDEN -EN IN VELE OP
ZICHTEN OOK WERKELIJK ALS EEfJ
VERTROOSTING.
„Ik heb het meegemaakt in een klein
plaatsje, in een klein hotelletje, waar ik
met mijn vrouw logeerde", aldus de heer
Bendien. „Er waren twee dienstmeisjes,
die altijd met hun tweeën één slaapkamer
i-n orde maakten. Ik vroeg: waarom doen
jullie dat? Het antwoord was: we repete
ren tijdens het bedopmaken
Dat waren dus twee meisjes uit een
klein dorp. waar beslist geen enkel vertier
was. De jongens hingen des avonds over
hun fietsen en schreeuwden de meisjes na.
De meisjes hadden ook niets om naartoe te
leven, totdat' Totdat ook in dat ge.
huchtje een toneelvereniging werd opge
richt, waarvan ledereen lid was. Zij gaven
twee uitvoeringen per jaar hoogtepun
ten in hun bestaan!"
En voor mij maakt deze vrije-'tijds-be-
steding de bestaansgrond uit van het
amateurtoneel en niets, maar dan ook niets
anders, hoe wenselijk wij het ook vinden,
dat deze vrije-tijds-besteding zo goed mo
gelijk geleid wordt. En is dit alleen niet
reeds voldoende voor een overheid, om
het amateurtoneel alle steun te verlenen?
Is een goede vrije-tijds-besteding van haar
onderdanen haar niet alles en alles
waard? En is het niet alles waard, dat een
dood gehuchtje tot leven komt via het
amateurtoneel? Dat het gemeenschapsle
ven er een beetje meer kleur krijgt, i.p.v.
dat iedereen sloom staat te hangen over
zijn fiets?
Naar mijn mening hadden de drie bloei
ende gezelschappen in Alkmaar ieder een
600 gulden subsidie moeten ontvangen in
plaats van dat éne gezelschap, dat be
loofde cultuur te zullen brengen. Dan
waren de drie maal 600 gulden tenminste
goed besteed, zowel aan het zeer grote
getal toneelbeoefenaars als aan de gemeen
schap- Nu is de eenmaal 600 weggegooid
geld gebleken. De gemeenschap krijgt er in
ieder geval niets voor te zien .Hun oude
maar liever een beetje minder cultuur en
niet zo hoog gegrepen, maar met twee
gezonde benen flink stevig op de grond en
er geen dooie boel van gemaakt. Cultuur
moet langzaam groeien, maar kun je nooit
opdringen. Vroeger trokken de drie gezel
schappen een paar maal Per Jaar stamp
volle zalen, nu blijft eenieder weg. nu een
eigen-gereid gezelschap hun cultuur wil
voorschotelen.
Nog een ding uit het interview met de
heer Bendien wil ik u laten horen: „Ruim
45 jaar geleden speelde ik bij het ama
teurtoneel. Ik kreeg meestal de hoofdrol.
Merkwaardig is het dat ik, toen lk bij het
grote kwam, bijzonder timide was. De
kleinste rol was me nog te veel. En weet
U nu, waarom ik zo blij was, dat ik bij het
beroeps gekomen ben? Omdat het me de
overtuiging gegeven heeft, dat ik geen ac.
teur was. Dat dacht ik namelijk wel door
ai die schijnbare successen bij het ama
teurtoneel." Dit voor degenen, die denken,
dat zij heus niet zover onder behoeven te
doen voor een beroepsspeler.
„De klaploper", een pop van Hans Petri.
11
De auteur van levensbeschrijvingen kan zijn werk van twee beginselen uit
inrichten. Hij kan in de eerste plaats liet leven van de te beschrijven
persoon als een basis nemen, die al naar gelang de algemeen >e enec
levensfeiten stevig of erg los kan zijn. Hierop bouwt de schrijver dan zijn
biografie, waarbij hij de historische gegevens en liun belichting niet als
doei ziet van zijn werk, maar slechts als afzetblokken om naar een andere
levensfase te springen, met een geromantiseerde vrije en sierlijke zwaai.
Deze groep schrijvers zullen over het algemeen de mens, zijn karakter en
innerlijke roerselen het voornaamste vinden en de vermelding van de
juiste jaartallen daaraan ondergeschikt. Stefan Zweig ging in zijn „Maria
Stuart" langs deze methode te werk en het resultaat was één der pak-
kendste biografieën ooit geschreven; in Nederland verrichtte David de
Jong groot werk met zijn „Rembrandt'', een vrije interpretatie van liet
leven van onze grootste schilder, gezien door de ogen van een tijdgenoot.
Het leven van belangwekkende mensen
kan echter ook op nog andere wijze op
schrift gesteld worden. Men kan met
ijver en vooral moed en uithoudingsver
mogen in de papieren duiken, welke in
meer of minder innig contact met de tot
leven te brengen persoonlijkheid hebben
gestaan. Daar komen brieven, oude kro
nieken. koopacte's. dag- en balboekjes aan
te pas. Deze documenten worden dan kwis
tig in de biografie aangehaald, soms frag
mentarisch opgenomen om de waarheid
van een of andere gebeurtenis te staven.
Deze methode zal vaak historisch vol
strekt verantwoord zijn maar ten koste
van de artistieke merites.
„De Vrome Kapper van Broadway
door het Amerikaans echtpaar Arthur
Elisabeth Odell Sheenan, verschenen
in de Zonnewijzer-reeks. is een voor
beeld van minutieus uitgewerkte bio
grafie van de tweede methode. Het boek
je beschrijft het leven van een neger
kapper, Pierre Toussaint, die door zijn
vroomheid en naastenliefde zijn omge
ving in het 19e eeuwse New York voort
durend stichtte. Dit prachtig gegeven
van een gewezen slaaf, die door be
wonderenswaardige Christelijke levens
opvatting de steun en toeverlaat van
blank en zwart werd en aldus de ras
sentegenstellingen zo vreedzaam over
brugde. is een prachtig gegeven voor
een biografie. Jammer daarom dat dit
gegeven in het werk van de beide Shee-
hans onuitgediept bleef.
De schrijvers bepalen zich er toe. bij
na op de wijze van een wetenschappelijke
kroniek, aan de hand van de talloze over
gebleven brieven een beeld van Tous-
saints vrijgevigheid en mensenliefde te
geven. Ongetwijfeld zijn we na het le
zen van dit boek het over de grote ver
diensten van Pierre Toussaint eens, maar
de mens Toussaint met zijn tegenslagen
en vertwijfeling er wordt in 't boekje
heel zijdelings melding van gemaakt
zijn we niet tegengekomen.
Op de kaft van het boekje wordt ge
sproken over Toussaint als tegenhanger
van Oom Tom van Beechgér-Stowe. De
verwachtingen zijn hierdoor wel hoog,
te hoog gespannen. Natuurlijk werd de
schrijfster van „De Negerhut van Ooml
Tom" historisch gezien de vrijere teugel I
gelaten, omdat Ocm Tom aan haar grofel
fantasie ontsproot, dus niet werkelijk heeft I
bestaan. Of dit echter een voordeel bete-l
kent on de beschrijvers van Toussaint's le-|
ven betwijfel ik. Zij hadden aan de feiten I
uit zijn leven een flinke steun in de-rug enl
hadden verder de zoals ik het boven I
noemde geromantiseerde methode kun
nen volgen. Toussaint was immers geen
Jefferson, om een tijd- en landgenoot te
noemen, en een vrijere weergeving vanl
zijn leven had kunnen geschieden, zonder
kwade bliektken van historische scherp-1
slijpers.
Hebben de schrijvers dus het vliegtuig
gemist, de trein haalde ze in elk geval.
Het werkje is zeer zeker geen misluk
king. Vooral het eerste deel van het
boek, dat op Saint Martinique speelt, waar
de jonge Toussaint slaaf is en de eerste
jaren van zijn emigratie naar New York,
geeft een aardig inzicht in de verwarde
en gecompliceerde toestand van een gerekt
maar geen levensvatbaarheid meer heb
bend slavendom. Dan kan het voorkomen
dat de slaaf Toussaint, die de New Yorkse
high society kapt en er een flink loon
mee verdient, alles zonder morren afstaat
aan zijn meester, die geen sou meer bezit
en er blijkbaar ook niet aan denkt er een
te winnen.
Ergens in het boek gaat Pierre met
zijn nichtje dat jarig is, koekjes brengen
in het weeshuis van de Zusters van Lief
de. „Deelt, het nichtje zelf koekjes uit
aan de kinderen," vraagt een vriend eens
aan Pierre. „Nee," is het antwoord: „Dat
zou een negerkindje niet passen." Ik
vraag me af. of deze oomerking historisch
is. Het zou betekenen dat een geëmanci
peerde katholieke geest als Toussaint toch
nog in de inferioriteit van zijn ras geloof
de. Het getuigt tenminste van de eerlijk
heid van het echtpaar Stheehan dat het
deze passage in „De Vrome Kapper van
Broadway" opnam en het doet de histo
rische waarde stijgen. Maar het is he
laas ook één der weinige momenten dat
men Pierre ziet als mens met maat
schappelijke, praktische ideeën en niet
als een toegewijd, maar eigenlijk le
vensvreemd weldoener.
H.M.