Augustinessen van St.-Monica STEM UIT DE „STAD GODS" mensen van morgen wereld in wording Wij willen een verschijning Peins er eens over De doorbraak ROEPING „Kom bij ons! Bij ons is 't zó! KOSTELIJK i GEZELSCHAP HONDEPRAAT tr op huisbezoek ««LbUr"1"*h" - Het Woord werd Vlees ZATERDAG 5 JANUARI 1957 PAGINA MS *Un EWn°0rfen: °m Se,Ukkig tc va^'hlr^n 7! Samen om wil,e een «losofiJheè°"eon krijgen WiJ naar^,M°r piail, Gastvrijheid Pastoor in Babel God treedt de mensheid hintten Het eeuwige en het tijdelijke Zo en zo alleen kan niet alleen de mens, maar ook de aarde verlost wor den van zijn zondigheid. Mens en we reld zijn immers tegelijk gevallen. Het begin is gemaakt met de menswording van onze grote God en Zaligmaker, waardoor de mens God kon benade ren op aards en menselijk vlak, waar door de wereld niet alleen een ver lengstuk van de mens is, maar ook van God in Christus. Het is voortaan niet meer zo; God is God en het schep sel is schepsel en zp leven op een vol ledig ander niveau, maar God komt tot het vlees, op deze aarde, om de mens naar zijn niveau te verheffen: de mens, maar met hem zjjn wereld. Hier ligt een nieuwe opgaaf van de mens, om ook de wereld te verlossen uit zijn zondigheid en onmacht, om het tot in strument te maken van de Verlossing. Het is de doorbraak van het eeuwige in het tijdelijke. Roeping zouden we kunnen noemen U komt van de PTT", zei er één /-.■ m ij t: t :s ti ^iÉÉafl Hl A»**#* Bij de kenkuijding in Sittard-Sanderbout ontbraken de Augustinessen van St.-Monica niet t'B Jaar geleden, onze samenle ving begonnen. om te leven naar Uf. mus' geest en hart, vol gens zyn levensregel. Wanneer u ons vraagt, waarom 1 samenleven, dan kunnen wij ■wilt ge flat k" °nS h°C wy u bereiken, dan mogen evertuiging 6 vanuit J™™™** neggen- ,w e ervaring van ziel r samen te leven één van ziel en eén van hart in God. 1 net apostolaat. Niet om samen te werken n wii hii nu weraen willen Z C,kaar *'jn> maar om sa men te leven. Wet respect voor ieders persoon lijkheid, om samen, ieder met alle eigen gaven, als herboren VrÜe kinderen Gods één te zjjn in vriendschap, in eensgezind- he'd in goddelijke en menselijke Zaken, met welwillendheid en liefde. 2° wil een Augustines van St.- Monica, als zij, na ongeveer ze- ven jaar voorbereiding, haar eeuwige geloften aflegt, arm zijn °m niets van zichzelf te bezit- en, om samen van barmhartig- ieid te leven, om in vriendschap *vat we mogen ontvangen samen C vcrdelen, naargelang ieder ig heeft; om in maagdelyk- tic vriendschap te bezitten iif6n?-6r aIle evenmensen, om -icndschap gehoorzaam te Un tot door de dood. de eenl^°0rbereidingsiaren voor jaar en een the i ming van 2 van 3 jaar e°e°K,SChe vorming oriëntering op JT" persoon 1-^ugustinus' n mL VeSChriften' alsmede een maatschappelijke en culture le ontwikkeling. vanN2ielNeS SAMEN LEVEN' is ons w Cen Van hart in God' viering rlCVen en de ^hele dienst de bnr0ne G°dtlelijke Ere" Platieve actie °nZC contem" «emeenschap. vanT„esngl£kkig 1CVen' vraagt "aar dienst en waar die dieLtK demcnsen bestaat, en tegenover TXe in ffeven mag worden komt KC" aan de levensgeluk doorgeven Mik nf dIe dit st°f- Samen met de medemensen, als kinderen Gods, blijmoedig en vol vertrouwen instappen in de Wending van onze wereldgemeen schap. Wij Augustinessen van St.- Monica, ieder een eigen persoon lijkheid, ecuwig en altijd, sa men één van hart, eeuwig en al- fiid. in ons denken en onze ar- Md. in ons bidden en in onze °ntspanning. nip»*® Ausnstinessen van St.-Mo- aiie samen één van hart met tnoetm<,nscn' d'c we mogen ont- mog^1" blein en groot, die wij Santé pen en die ons helPen- der met1' nog,maals, heel bijzon- te leve, al,em die ons helpen om men, dus i" *P werken, en sa- die in oiw' allereerst met hen, Unum met'''0 broederschap Cor len werken °ns niet aUeen wil" men willen ie,Taar allereerst sa- tinus' geest en hari" st"Augus" l In Limburg ontmoetten we de Zusters Augustinessen van Monica. Een kostelijk gezel- j l schap vrouwen, dat wil leven en werken in de dienst van de Heer. Elk jong mens van onze tijd kan niet anders dan sympathie voor haar voelen. Liever dan het schrijven l van een beschouwing over l haar, nemen wij u mee naar l een van haar arbeidster rei- nen. I Een zekere pastoor Smeets is een benijdenswaardig man. Hij wordt trouwens ook benijd. Zijn parochie staat onder de schutse van de H. Gemma Galgaiii. Zijn grond gebied is gelegen in Sittard- Sanderbout Behalve dat bij een prachtige kerk beeft van Boosten, zijn in zijn parochie gevestigd de zusters Augustinessen van St.-Monica. En dat is voor pastoor en parochie een zegen. Onderhand zijn deze zus ters wel bekende verschijningen ge worden. Wve hebben allen wel gehoord van de Stad Gods, van het belang rijke sociale werk dat deze zusters in Utrecht verrichten. En nu komen we haar dan tegen in Sittard-Sander bout. We zitten te praten met zuster Wie- bers in een nog lang niet voltooid home. Maar om de sfeer te bepalen waarin we bij elkaar zitten is hier een citaat uit een der geschriften die we op een tafeltje zien liggen: „Een van de dingen, waarmee het Christendom staat of valt is de gast vrijheid. Want het Christendom is de liefdesgemeenschap. Het Christen dom kan staan in de kleur en in de klank van de armoede, van de pre diking, van louter beschouwing van een of ander bijzonder apostolaat. Het leven naar Sint-Augustinus' spi ritualiteit staat in de kleur en in de klank van de vriendschap. Een ge meenschap naar Sint-Augustinus' hart kan doodeenvoudig niet zonder gast vrijheid." „Waar doet u dat dan van." Zuster Withers begint te lachen en weet feitelijk geen antwoord. „U zoudt verbaasd staan over de wonderen als u het zo noemen wilt die God iedere dag doet, al les komt heus als we het nodig heb ben, het wordt ons altijd op de een of andere manier geschonken. Soms weieens als we werkelijk helemaal niets meer hebben." Er zijn kinderen in huis. Ze slaan °P een valse piano. We zien nog wat jonge vrouwen lopen. „Zijn dat uw gasten? „Och, er is veel leed op de wereld. Er zijn altijd mensen, die geen dak boven het hoofd hebben of geen raad weten. Als ze bij ons bellen, kunnen we ze niet buiten la ten staan. Hier vinden ze een bed en eten." Het gekleurde randje „Heeft dat mooie gekleurde randje aan uw sluier nog een betekenis?" Er wordt gelachen om de vraag. „Ik denk dat het alleen voor het mooi is. Ik was eens aan het bedelen op een ambachtsschool en vroeg de jon gens of ze nu wisten wat ik voor Iemand was. Onze mensen zijn wel nonnen gewend, maar die zien er heel anders uit dat wij. U komt van de P.T.T. zei er eentje." We raken in gesprek over de spi ritualiteit van de zusters, maar we worden graag concreet. „Wat doet u eigenlijk in Sittard-Sanderbout?" De pastoor helpen met zijn grote pa- rochiezorgen. (Daarover besluiten we dadelijk de pastoor aan te spre ken). „We doen hier veel huisbezoek." „Maar wat komt u dan doen bij de mensen?" „Gewoon een praatje maken, aanwippen." We kijken een beetje verbaasd en bedenken hoe in onze Roomse ogen huisbezoek betekent, vragen naar je Pasen en rondkijken of er geen on raad is van vijandelijke origine. Zusters Wilbers begrijpt de moei lijkheid direct, ze heeft er dagelijks mee te maken. Ze wordt vurig in het gesprek. „Het is toch wel erg, dat wij men sen van nu ons niet meer voor kun nen stellen dat iemand zomaar, zon der bijbedoelingen naar je toekomt. We ondervinden het dagelijks. De mensen vinden het vreemd, dat je ze belangeloos komt helpen. Ik heb nog nooit uit me zelf, met wie dan ook over het geloof gesproken. Je zegt gewoon wat je hart je ingeeft Dat komt bij vrouwen onder elkaar van zelf." Band van liefde De zusters blijken van alles te doen. Helpen waar het nodig is. De moe ders, de vaders en de kinderen wat levenslust bijbrengen. Wat kunnen boeken voor je betekenen? Wat spe len en dansen? Er zijn kooklessen en er komen mensen die over het een of ander een lezing komen houden. Maar bovenal is er de band van liefde die de parochie als een groot gezin bindt. Samen leren leven in lief en leed. De zusters hebben ook een lagere school, maar vooral als contactmiddel in het sociale werk. De kinderen brengen de zusters in de gezinnen. We vernemen nog een mooi verhaal over de chronische armoede. Reizen is duur, daarom doen de zusters dat anders. Ze noemen het onder el kaar het apostolaat van het liften. Getweeën langs de weg, duimpje op. Er zü'n veel automobilisten die graag van de gelegenheid gebruik maken eens te vragen hoe het een en ander bij de katholieken in elkaar zit. An deren zijn direct bereid wat mee tc geven voor het mooie werk, waar van de liftster op verzoek vertelde. Op verzoek, want we herhalen, een zuster van Monica heeft nooit bijbe doelingen of stiekeme plannen. Ze liftte heel eenvoudig, omdat ze geen geld had voor de trein. Pastoor Smeets in zijn pastorie is ihgenomen met het kleine convent. „Waaraan dankt u speciaal de eer, deze zusters in uw parochiewerk te hebben?" „Ja", zegt de pastoor en er is een lachje om zijn mond, „je moet je best doen natuurlijk om de zusters te krijgen. Bovendien, het is hier wer kelijk een moeilijke parochie." Na de oorlog is de hele wijk uit de grond verrezen. Het is al industria lisatie wat de klok slaat. Wij hier in het noorden die nog weieens aan het gezellige liefelijke Limburg zitten te denken gaan achter lopen. „Weet u wat er allemaal in. onze parochie woont?" De pastoor heeft een indrukwekkende lijst: Duitsers, Tsjechen, Polen, Belgen, Italianen, naast de oude bevolkingskern. Ver der een heel grote groep Hollanders Er zijn hier Hersteld Apostolischen, Gereformeerden, Hervormden, Ge tuigen van Jehova, Zevendedag Ad ventisten en Mohammedanen. Ook is hier een bureau van de Bond van Sexuele hervorming gevestigd." Als er nog eens iemand over het ge moedelijke intieme katholieke lan delijke zuiden wil beginnen! Dit is het nieuwe Limburg, een industriege bied, waar alleen voor een levens echte moderne geloofsbeleving nog ruimte is. „Pastoor we stappen op." „Blijven jullie dan niet eten?" Dat is echt Limburg! F. B. Toen Jesus te Bethlehem in Juda geboren was, in de tijd van koning Herodes, toen kwamen er opeens in Jerusa lem Wijzen uit het oosten; en zij vroegen: Waar is de nieuwgeboren koning van de Joden? Want wij hebben in het oosten Zijn ster gezien en zijn dus gekomen MATTHEUS (Driekoningen) TNE ZONDIGHEID van de mens, welke liem bracht tot een louter binnenaardse werkzaamheid heelt aan zijn cultuuropgave zelf schade gedaan. Zeker met het groeien van de beschaving kreeg de mens steeds meer macht tegenover de natuur, maar ook steeds meer onmacht. Hij werd innerlijk vooral door zijn eigen cultuur verpletterd. Toen kwam het grote moment in de men sen- en wereldgeschiedenis, dat God zelf kwam tot het vlees, de mens wording van God, onze Zaligmaker. Wij kunnen de invloed op mens en beschaving van deze grote heilsdaad van God niet hoog genoeg aanslaan. Er komt als het ware een coperni caanse wending, een vernedering van binnen uit. Met een eenvoudig zinnetje drukt de evangelist St.- Johannes de gemeen schap van twee schijnbare radicale te genstellingen uit: „En het Woord is vlees geworden.". Hij drukt het zo plas tisch mogelijk uit: het Woord van God is bij God en God, souverein als de Va der, het Woord, Dat de geschiedenis leidde als de waarlijke Grote en Hei lige, wordt vlees, is ingegaan in de mensengeschiedenis zelf, om haar als het ware van binnen uit te hervormen op haar oorspronkelijk niveau terug te brengen. „En het Woord is vlees geworden." Dat wil niet alleen zeggen, dat deze mens, die in Nazareth ontvangen en in Bethlehem geboren werd, de Zoon van de levende God is, maar dat hij ingegaan is in het menselijke ge slacht in een onbegrijpelijke solidari teit, als mens, die tevens God is, heeft hij een wezenlijke verhouding tegen over het gehele menselijke geslacht, tot de anderen waarvoor Hij de gijze laar zou moeten worden. In Hem treedt God in de gehele mensheid binnen en geeft haar de mogelijkheid deze van binnen uit te veranderen. God werd een werkelijke menselijke grootheid, maar ook een binnenaardse grootheid. We kunnen immers neg verder gaan, en niet alleen een invloed van Christus zien uitgaan „op de anderen", die in een gehele andere verhouding tot Hem en tot elkaar komen te staan, maar ook een invloed op geheel de wereld. Verschillende keren hebben we vroe ger er reeds opmerkzaam opgemaakt, dat de mens niet als een individu toe vallig in de wereld is, maar dat de mens wezenlijk aards, wezenlijk door zijn lichaam van en in de wereld is. Mens en wereld kunnen niet geschei den worden, zelfs niet in onze gedach ten. Nu het Woord van God vlees ge worden is heeft deze grote heilsge beurtenis ook invloed op geheel de we reld, op geheel de cultuuractiviteit van de mens. De christen heeft dit ook altijd begrepen: hij heeft begrepen, dat de christelijke godsdienst niet alleen de individuën moet raken, maar de indi viduen in hun „Umwelt", in hun „mi lieu". De christen wil daarom deze in carnatie van God in het vlees doorzet ten in geheel de wereld en een chris telijke cultuur opbouwen als een uit loper van deze grote heilsdaad van God. Een cultuur, welke zowel in cultu reel als technisch opzicht, niet alleen de aarde wil veroveren en aan zich onderdanig maken, maar die ook de macht en de machteloosheid van een cultuur zonder God wil te niet doen. Niet alleen moet de mens uiterlijk de aarde domineren, maar ook innerlijk, een cultuur dus, die aangepast is aan de mens, en tegelijk hem brengt naar het zedelijke en christelijke goede. H. B. SOMMIGE MENSEN houden van verschijningen. Ze hollen naar Syracuse om een wenende Ma donna te zien en naar Amsterdam om te luisteren naar een zienster. En het spijt hun heel erg dat de kranten niet méér te lezen geven over de paus die het zonnewonder van Fa- tima zag. Waarom eigenlijk? Misschien zijn wij allemaal te haas tig en zo vol met business dat we geen tijd hebben voor bezinning en wil len we daarom graag een verschijning In deze tijd van exclusieve fotorepor tages en televisieshows zouden we dat beslist een zeer prettige service van de kant van God vinden. HET FEEST VAN morgen heet Verschijning des Heren, omdat het de verhalen heeft van de drie koningen, van de doop in de Jordaan en van het wonder in Cana. Daarmee is Christus voor het eerst aan de bui tenwereld verschenen als Gods Zoon. Maar je moet je er geen te sensa tionele voorstellingen van maken. Dat verschijnen van een bijzonder sterrebeeld was lang geen zonnewon der. Het was een teken waarin je moest geloven. Pas dat geloof en een moedig doorzetten in dat geloof maak ten dat je geen Don Quichotte werd die achter spookbeelden aanjoeg, maar een wijze die op weg was naar een gewoon kind dat toch God was. Johannes zag een duif boven het hoofd van Christus en hoorde een stem uit de hemel, maar na jarenlange training in zelfverloochening en af wachten was dit teken voor hem een vreugdevolle bevestiging voor wat hij al geloofde. De verandering van water in wijn te Cana was waarlijk geen opvallende bruiloftsstunt, maar een vriendschaps dienst die door het gezelschap nauwe lijks werd opgemerkt omdat de chef kelner een compliment maakte aan de bruidegom. NATUURLIJK WAREN het bijzon dere tekenen waarmee Christus zich kenbaar maakte, maar je moest er voor openstaan en geloven, anders merkte je er niet veel van. Als je nu openstaat en kunt luiste ren zijn er ook bijzondere tekenen, waarmee Christus blijft verschijnen. Christus verschijnt nog voortdurend onder ons als Verlosser in mensen die niet rijk zijn en geen opvallende plaats hebben in de samenleving en die zich toch bewust zijn van hun gro te waardigheid als kind van God in mensen die voelen hoe ze naar zich zelf getrokken worden en die toch tel kens weer gewoon maar goed dur ven zijn voor anderen in mensen die ondanks heel veel ellende toch in diepste wezen niet treurig zijn In doodgewone mensen die door de soms zo gecompliceerde voorstelling van hat leven heen met verlangen blijven uit zien naar Zijn wederkomst. WAT ER VAN Christus versche nen is en wat er van Christus nog steeds verschijnt is Zijn genade, zoals Paulus het schrijft. Dat kan door de beste persfotograaf niet vastgelegd en door de meest vakkundige cameraman niet opgeno men worden. I Maar voor wie gelooft is het duizend keer boeiender dan al het andere. D. C. ii Op menig station hangen affiches waarop een gestileerde uitermate frisse jongen in een smetteloos uni form de voorbijganger toeroept: „Kom bij de Luchtmacht!" Met nog vele verrukkelijke toevoegingen. Zo maken ook bedrijven reclame voor personeel. En men hoeft maar de ad vertentiepagina van een krant in te kijken om nog meer van zulke aan lokkelijke uitnodigingen op te merken. Wanneer nu cm jongen zich inder daad meldt, dan zal hij al gauw be merken, dat de werkelijkheid nooit zo smetteloos is. Hij vermoedde dat na tuurlijk ook wel. Waar het hem om ging was: een goed betalend beroep met gezonde mogelijkheden. Dat is iets anders dan de kraakheldere vrolijkheid van zo'n aanplakbiljet. Vele orden en congregaties maken ook op een ietwat overeenkomstige manier propaganda „Wil .ie beroemd worden? Kom bij ons, dan word je beroemd bij O.L. Heer!". Men kan zulke kreten niet vérwijten aan dé he le orde of aan al de leden van de con gregatie. Het is de - afdeling „propa ganda" die daar debet aan is. Ondanks de steeds luidruchtiger propaganda loopt het aantal roepingen vooral van enkele zuster-congregaties zeer terug. Men kan daar allerlei redenen voor aangeven, met meer of mindere mate van waarschijnlijkheid. Zoals bij de maatschappelijke beroepen zal het ook vaak gaan bij de „roepingen" Niemand zal vermoeden, dat de wer kelijkheid achter de kloostermuren zo schoon is als wordt voorgespiegeld. Die lieflijke beschrijvingen doen dan ook soms nogal kinderlijk en naief aan. Wie op het idee komt zich te melden bij zo'n congregatie zal het eerder doen ondanks de propaganda-folder dan tengevolge daarvan. Waar gaat het nu eigenlijk om bij „roeping'? Vooreerst moeten we stellen, dat ieder mens een eigen roeping heeft. Ieder mens is geroepen „tot God" te zijn; hij gaat van God uit, moet zijn hele leven open staan naar God en moet naar de hem gegeven mogelijk heden tot God terugkeren. Ieder mens is geroepen tot de intimiteit met God in Jezus Christus, want God wil; dat alle mensen zalig worden en tot de kennis der waarheid geraken en wel door Jezus Christus, het Woord van God. Elke andere roeping zal altijd deze algemene roeping als onbetwist baar fundament moeten hebben. En van deze algemene roeping is ieder absoluut zeker. Wanneer wij dus iets zouden ondernemen, dat met deze roe ping onverenigbaar is dan zijn wij in de meest absolute zin ontrouw. Ieder mens zal dus moeten trachten die weg door het leven te vinden die hun het veiligst en het zekerst is om de aller eerste zin van zijn bestaan waar te kunnen maken. Deze weg hangt af van Gods wil en van de door God gegeven mogelijkheden. Voor iemand die de geschiktheid mist om de Evangeli sche Raden te beoefenen in het ka der van wat wij noemen „de drie ge loften" zal het klooster dus niet de weg zijn. een uitnodiging van God om de pries terlijke of kloosterlijke staat te aan vaarden. Maar deze uitnodiging hoeft niet tc worden opgevat als cen bijzon dere ingeving of cen innerlijke drang. Toen hieromtrent onder de theologen verschil van mening bleek te bestaan werd door-Pius X een commissie van Kardinalen benoemd. Deze commis sie verklaarde dat twee elementen voldoende waren n.l. de bedoeling en de geschiktheid om door de Bisschop tot het priesterambt geroepen te wor den. Deze beide elementen gelden ook voor de kloosterstaat. Het afleggen van de drie geloften gebeurt in concreto binnen de gemeen schap van een orde of congregatie. Men kan met zo'n orde of congregatie ken nis maken via lectuur en ook en deze tweede weg is minstens overtui gender via de ontmoeting met hun leden, door kennisneming van hun leven en hun werk. En nu is het merk waardig, dat een orde als die van de Karmel waarvan men de leden moet gaan bezoeken om hen achter tralies te kunnen spreken, niet te klagen heb ben over gebrek aan roepingen, inte gendeel. Het zou onrechtvaardig zijn en grievend om hieruit de conclusie te trekken, dat de actieve congregaties door hun werken in ziekenhuizen en scholen dus zichzelf in de weg staan. Conclusies op dit terrein zullen altijd gevaarlijk blijven omdat het maar hy pothesen zijn. Men zou immers ook kunnen stellen, dat meisjes, die religi euzen in feite bezig zien voor dat werk in onthechting en zelfverloochening terugschrikken. éwMËÉHHmI „Honden vieren nooit van oud in nieuw", aldus Hond vanaf het haardmatje, „want honden letten nooit op de kalender. Daarom komt ge, waar ter wereld dan ook, geen enkele hond tegen met een Succes-agenda. Ofschoon het aan tal mensen, dat het zonder Succes agenda kan uithouden, aanmerke lijk begint te slinken, wil mer hier of daar nog wel eens een ze'dzaam exemplaar aantreffen van een mens, die ongewapend tegen het moderne leven optornt zonder te kunnen beschikken over de spreu- ken-voor-alle-gezindten, het uur schema van elke dag en de Alge mene Wenken voor E.H.B.O., waarop de hedendaagse agenda uw vragende geest vergast. Mijn baas was tot dusver nog vrij. Nu heeft hij met Sinterklaas een ste vige zakagenda-in-kunstleer ge kregen en deze week voor het eerst in gebruik genomen. Hij is verkocht. Niet alleen die agenda maar ook mijn baas. Hij mag nu niets meer vergeten. Aan alle af spraken moet hij zich voortaan houden. Niets kan hij meer aan het toeval overlaten. Zijn geloof in de Voorzienigheid verzwakt van dag tot dag, plaats makend voor het „rotsvast zelfvertrouwen", waartoe de spreuk van 3 januari hem opriep: „U zult tevergeefs naar succes zoeken, als u de wor tels van een rotsvast zelfvertrou wen niet tevoren in u zelf hebt geplant". Mensen zijn boeiend. Voor een hond zijn ze boeiend om naar te kijken. En voor elkaar zijn ze boeiend in zoverre zij elkaar op alle mogelijke manieren en met allerlei middelen graag aan ban den leggen. Wat een hond echter wel nooit zal begrijpen is het feit, dat deze elkaar aan banden leg gende mensen elkaar nog tot „rotsvast zelfvertrouwen" kunnen opwekken

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1957 | | pagina 7