Maar Hij zegt
nooit iets terug
te
m
m
Wdke naamh
goede «kond
Peins
Probeer eens
INSTUIF-REACTIES
si
HONDEPRAAT
Bidden is
praten
met Christus
ii
mmmmmm mm mm.
S *f *^11 iHf f H i 9 I
er eens
OF JE HET Zó KUNT
ZATERDAG 23 FEBRUARI 1957
Ergens in Nederland
maakten we een gesprek
mee in een jongerengroep.
Het was een goed gesprek.
Ook al is „het gebed" een
moeilijk onderwerp.
De voornaamste gedachten
uit dat gesprek vind je
hieronder.
In zo'n gesprek over het gebed
beland je al gauw bij het verschil
tussen persoonlijk gebed en gebed
dat voor je gemaakt is.
Van die voor-je-gemaakte ge
beden kwam het liturgisch gebed
er nog het beste af. De liturgische
gebeden zijn nogal „objectief" en
daarom is er voor velen de kans om
er een eigen aansluiting bij te vin
den. Bovendien vind je er de weer
slag van eeuwen christelijke
vroomheid in en ook de vreugde
van het bewustzijn dat het over de
hele wereld gebeden wordt in de
gemeenschap van de éne Kerk.
Nee, dat viel nogal mee, met dat
liturgisch gebed, al is het soms wel
eens een beëtje ingewikkeld van
stijl.
We vonden wel dat je wat meer
thuis moest zijn in de H. Schrift
om voldoende de schoonheid van
dit gebed te kunnen vatten, maar
het was direct duidelijk dat de fout
in dit geval zeker niet bij het litur
gisch gebed lag, maar bij ons.
Ontevreden
li
H H W k M M ff *§5 111111 M W dÊk li M,
1lip®? jiWgl
Ar
vM&mm.
IW
Om de Kern
Weinig persoonlijk
Drie jonge mensen vroegen na
een conferentie om een gesprek.
En één van de drie zei namens de
twee anderen; „we kunnen eigen
lijk nooit goed bidden". Na wat
praten bleek, dat ze heel veel ge
beden elke dag meededen, 't Mor
gengebed schoot er nog al eens bij
in, maar 't avondgebed nooit. Er
werd voor en na tafel gebeden en
na 't avondeten twee tientjes van
de rozenkrans en behalve naar de
zondagsmis gingen ze minsten-
nog twee keer door de week. En
tóch; „wij kunnen eigenlijk nooit
goed bidden''.
Eenzijdig?
aal
AiyPA' j
rokcn' 0n.#! j
is'f
Deze reis bestaat de hoofdschotel uit
gedachten over het gebed, naast de
behandeling van de Instuifreacties.
We waren nog van plan een kritisch
geluid te laten horen over de vreemde
vormen van bidden, die nog allerwe
gen opgeld doen.
Maar we zyn maar besioten te veron
derstellen dat weldenkende jonge
mensen aan dit soort handelsverhou
ding met God en Zijn heiligen niet
meer meedoen:
„Onze dochter ging met een niet-ka-
tholieke jongen. Wat we ook met haar
praatten, het hielp niet. Toen legden
wij een medaille van de H. zus-cn-zo
onder haar hoofdkussen, terwijl we de
ene novene na de andere hielden. En
ziet, na drie maanden: uit!".
F.B.
De niet-liturgische gebeden kwamen
er al heel slecht af.
Op zeer vakkundige wijze werden de
dagelijkse gebeden uit de kateclusmus,
de gebeden onder het lof, en de gebe
den van de meeste kerkboeken „ge
kraakt" (We konden met z'n allen niet
twee goede gebedenboeken bij elkaar
vinden).
Ze praten over je heen, ze zijn veel
te zakelijk of veel te sentimenteel en
ze grijpen meestal veel hoger dan je
eigen bescheiden religieuze toestand.
Een heel duidelijk voorbeeld vonden
we het gebed van toewijding aan het
Allerheiligst Hart van Jesus uit het
eerste vrijdaglof:
„Konden wij met ons bloed al deze
misdrijven uitwissen" is een kreet voor
iemand die de heiligheid genaderd is en
qua stijl behoorlijk sentimenteel;
„Intussen bieden wij U tot herstel
is na dit dramatisch hoogtepunt van
H Welke naam zou je het liefst
H aan Christus geven?
Iloe spreek je Hem het liefst
II aan in je gebed?
Een hachelijke vraag voor ge
il sloten Nederlanders. Maar ze
durfden hem aan. Het resultaat
g was nihil. Tenminste
H We zochten eerst alle namen
g bij elkaar die mogelijk waren:
H Lieve Heer, Leraar, Vriend,
g Broeder, Koning, Priester, Held,
H Meester, Leidsman, Licht, Zoon
j§ van de Vader, Zoon Gods. Hei-
g land. Heer.
Maar er was niemand die zei,
g dat hij een van deze namen ooit
H gebruikte als aanspreektitel in
f§ zjjn persoonlijk gebed.
H Toen hebben wc de vraag ver-
anderd in: Welke naam vind je
g het meest bij Hem passen?
g Weer liet een groot gedeelte
H van de aanwezigen verstek gaan
in deze merkwaardige enquête,
g Sommigen zeiden dat ze geen
voorkeur hadden,
g Onze Lieve Heer werd nog wel
s eens gebruikt, maar je bedoelde
g daar dan toch vaker God de Va-
g der mee.
g Iemand zei dat h(j „zich er nog
g wel eens op betrapte" dat hij
g „lieve Jezus" zei, maar dat was
g beslist bij gebrek aan beter,
g Goede Meester kreeg twee
g stemmen. Verlosser drie. Broe-
g (de)r maar één- Vriend won het
g glansrijk met negen,
g Die negen zeiden dat het wel
een bepaald soort vriendschap
g was, zonder de „gelijkheid" van
g andere vriendschappen, en dat
g het Heer zijn en Verlosser zijn
g van Christus er bjj was ingcslo-
g ten. maar toch een vriendschap
g met al het persoonlijke en bevrij-
g dende ervan. Je zou er eens oves
g kunnen piekeren,
g Jammer dat de naam „Heer"
g ook niet in gebruik was.
g Zou dat komen vanwege het
g protestantse „Here"?
g Wc zijn wel meer moois kwijt-
g geraakt door de reactie op het
protestantisme!
VRAGEN EN LI ISTEREN, dat is het parool om de goede teeg te vinden;
ook in het gebed.
ai
WIJ MOETEN eigenlijk alleen het
grondwerk doen.
Christus doet de rest.
Als je de bodem, die je zelf bent zó
bewerkt dat het zaad er goed valt,
dan komen er vanzelf goede vruch
ten.
Wij moeten dus „alleen" die grond
bewerken.
Dat. is een heel karwei, maar het is
toch niet meer dan een je klaarma
ken voor Zijn inwerking.
Ieder goed woord en daarmee ver
bonden iedere goede gedachte, ieder
goed verlangen, iedere goede daad
komt van Hem.
Wij kunnen alleen maar openstaan:
in de bodem van onszelf de ploeg
zetten en de aarde openscheuren,
paden omspitten,
stukken steen weghalen
taai en doornig onkruid uitrukken.
En dan maar op het goede zaad
wachten.
HET ZAAD is het woord van God.
Christus spreekt nog steeds.
Je kunt Hem op allerlei manie
ren horen.
Maar de bodem moet goed zijn.
Je moet niet bang zijn om er zelf de
ploeg in te zetten.
Je moet ook niet bang zijn als de
ploeg er in gezet wordt, door Hem.
Er is soms veel nodig om het er al
lemaal uit te krijgen:
eigen wijsheid
eerzucht
onjuist gerichte gevoelenj
vooroordelen
traagheid
onverschilligheid.
AL DEZE DINGEN zijn oorzaak
dat je Christus' woord soms
niet hoortof als je het wel
hoort er toch niets van begrijpt
of als je het zelfs wel begrijpt er
toch niets om geeft.
Je moet nooit zeggen dat Christus
niet meer spreekt.
Je moet nooit zeggen dat je zo wei
nig van Hem merkt.
Je zult Hem beslist horen als je
goed afstemt..
Maar er zitten zoveel storingszen-
ders vlak in de buurt.
Hij kan er vaak gewoon niet „in"
komen al je die niet weggewerkt
hebt.
DIT IS een goed evangelie voor
de voorbereidingstijd op de vas
ten.
Want in de vasten hoor je meer dan
anders over Christus spreken.
En in die woorden over en van
Christus word je meer dan anders
uitgenodigd iets goeds te doen voor
anderen.
Dat zaad van Zijn woord is wel
.goed.
Maar je moet jezelf durven omploe
gen om het op goede bodem te laten
vallen.
Ploegen, vrienden.
Dat kun je niet met tweederde snee
tjes brood of dobbelsteentjes spek
of een sigaret minder per dag.
Dat kun je wel met een eerlijk „bo
demonderzoek", een eerlijk opspo
ren naar wat de grond van jezelf on
geschikt gemaakt heeft om het goe
de zaad op te vangen.
Dit is geen karwei voor een halve
dag of voor een vrij uurtje.
Daarom krijg je er ook zes
voor. -
Wees er niet bang voor.
Het is alles waard om de st
de Heer te horen.
Een gedeelte van het '<xA^
viel op de weg; het werd v
trapt cn de vogels aten
vvel
Een ander gedeelte viel
rotsige bodem: het schoot
op, maar verdorde er bij
brek aan vochtigheid.
Weer een ander gedcc
viel midden tussen de do
ncn; en de doornen sch°
tegelijk mee op en verstik
het tri»
Een ander gedeelte
slotte viel op goede bodc'1^
het schoot op en droeg >1()
derdvoudige vrucht. i
Toen Hij dat gezegd ha
riep Hij uit:
Wie oren heeft om te hofCl
dat hij hore!
LUCAS
Zondag Sexagesi"1
een belachelijke zakelijkheid. Er had
even goed kunnen staan: „verblijven
wij met de meeste hoogachting".
Zo weinig gebeden gaan over
Christus of zijn tot Christus gericht.
Zoveel gebeden gaan over braaf
zijn en genade verdienen tbij voor
keur op voorspraak van een heilige).
Zo weinig gebeden gaan over de
Een andere oorzaak vinden we na
tuurlijk het gebrek aan rust in onze
tijd en de grote moeilijkheid van het
zo gauw afgeleid zijn. Aan dat gebrek
aan rust was een hele beschouwing
over godsvertrouwen en savoir vivre te
verbinden, maar dat zou een discussie
avond op zichzelf geworden zijn.
Uit de moeilijkheid van de afleiding
halen we een winstpunt: het inzicht dat
liefde, en als ze het er wel over heb- je alles in je gebed kunt betrekken; ook
ben druipen ze meestal van de zoe
tigheid.
Meestal draaien ze allemaal juist
om de kern van onze geloofshouding
heen, die bestaat in een liefdevolle
overgave aan de Persoon van Chris
tus.
We zijn beslist ontevreden over de
bestaande schat van niet-liturgische
gebeden.
Nadat we nog wat geklaagd hebben
over te grote kaarsen-, novenen- en
relikwieëncultus in Gods Kerk gaan we
over naar een belangrijker punt:
Waarom vinden we het persoonlijk
gebed zo moeilijk?
Al gauw komt oorzaak no. 1: Omdat
het ons zo weinig voorgedaan wordt.
Het is praktisch allemaal, formulegebed
wat de klok slaat. Er is bijna geen pre
dikant die zijn preek eens besluit met
een eigen gebed. Er is bijna geen pries
ter die in het lof zelf iets durft te bid
den naast altijd de rozenkrans en de li
tanieën. Er is bijna geen vader of moe
der die eens een eigen tafelgebed of een
eigen avondgebed durft voor te bidden.
Verschillenden van ons herinneren
zich uit de jeugdbeweging wat een in
druk een persoonlijk gebed van een
leider of een aalmoezenier maakte, al
was het wat stijl betreft misschien nog
zo stuntelig.
Dit is een waardevolle ontdekking,
hoe vreemd het ook lijkt. Er spreekt
uit de ontevredenheid om wat hen een
onbetekenende show en vrome schijn
lijkt, de afkeer van de zinloos-gewor
den formule. En dat is winst.
Michel Quoist, een priester, die onder
jonge mensen werkt in een Franse
havenstad, heeft de zo juist weergege
ven klacht waarschijnlijk eindeloos
veel keren vernomen. En bij hem is
het plan gerijpt om concreet te helpen.
Hij heeft een boekje geschreven (vrij
slecht uitgegeven, helaas), waarin hij
zijn manier van bidden aanbiedt als
een hulpmiddel. Eenvoudig en preten
tieloos: hij schrijft: „Wij weten het,
ook deze woorden zullen al gauw niet
meer bruikbaar zijn. Maar wat doet
het ertoe? De geplukte bloem verdort,
maar nieuwe groeien er weer en an
deren zullen ze plukken".
Het is een beetje dwaas om van het
boek van Michel Quoist „Zonder
wierook", een recensie te geven, in de
gewone zin van het woord. Het valt
n.l. buiten de bevoegdheid van welke
bespreker ook. Hij zegt in dit boek:
„Zo bid ik" heb je er iets aan, doe
er dan je voordeel mee.
Maar al lezend ga je onwillekeurig
zelf aan het bidden en proef je al bid
dend de nood van de schrijver. Dat de
gebeden soms verward schijnen, ligt
aan de vertaler, doch dit zijn maar uit
zonderingen. Wij hebben er een proef
mee genomen. Op een kweekschool. In
de kapel bijeen hebben we gevraagd:
„probeer de gebeden die ik nu zeg tot
je eigen gebed te maken". Een tiental
hebben we voorgebeden. Het werd zeer
stil. Het bleef stil toen we naar de
sacristie gingen om ons klaar te maken
voor een kort lof. En daarna was de
enige reactie: „dit is nu echt bidden".
Daarom is dit boekje een enorme
winst. En daarom bevelen we het onze
lezers dringend aan. Het is erg duur,
want het kost f 6.50 en daar schrik je
wel van. Dat is jammer want dit is
een boekje dat het in een heel gewone
uitvoering en zonder die bizarre omslag
toch wel gedaan zou hebben. Maar
neem dat op de.koop toe. Je wordt
rijker door het boekje. Het leert je
weer eens opnieuw, dat bidden niets
anders is dan praten, persoonlijk en
eerlijk, met een goede Vriend.
P. W.
al die „gewone" dingen die ons afleiden
als we willen bidden. Want alles heeft
met je verhouding tot God te maken,
er is niets van uitgesloten.
Gesprek
Het leek erop dat we nu uitgebreid
zouden gaan praten over de verschil
lende soorten van gebed, smeekgebed,
dankgebed etc., maar iemand maakte
de opmerking dat bidden eigenlijk is:
praten met Christus over alles wat je
belangrijk vindt.
Iedereen vond dit een reuze prettige
formulering, maar iedereen vond toch
ook dat het een beetje te gemakkelijk
gezegd was, dat „praten met Christus".
De moeilijkheid zat hem niet in de cor
rectie „dat je toch ook je moest richten
tot de vader en de Geest, want we kon
den wel het verband vinden via Chris
tus tot die Twee in het gebed; maar de
eigenlijke en echt serieuze moeilijkheid
zat hem in die bijna bewogen uitroep
van een van ons er zo maar tussen
door:
Bidden is praten met Christus,
maar Hij zegt nooit iets terug".
Dit blijkt geen lukrake, naïeve op
merking te zijn, maar een verwoording
van iets dat bij ons allemaal heel diep
zit, als we eerlijk zijn. En daar is van
avond niet aan te ontkomen.
Er zijn nu wel een aantal olijke op
merkingen te maken in de geest van:
Wou jij soms iedere dag een verschij
ning van Christus hebben, of: iedere
morgen een brief van Hem aan je ont
bijt, maar ze tasten de moeilijkheid
niet aan.
We weten in geloof dat Hij rekening
houdt met ons gebed en Zijn antwoord
geeft door de leiding van Zijn Voorzie
nigheid, we weten ook een heleboel
moois over inspraken van de H. Geest
en zo, maar het is bliksems moeilijk
dit reëel te ervaren in je dagelijks
leven. Iemand zei: „Als ik een predi
kant soms hoor zeggen: Hebt u moei
lijkheden of zware zorgen, kom dan
toch "uw hart uitstorten bij Jesus in het
Tabernakel", dan word ik daar altijd
kriegelig van. Alsof dat zo gemakkelijk
is.
Bidden is dus geen tweegesprek, het
is een gesprek van één kant. Zo is het
nu eenmaal zolang we nog hier zijn.
Het antwoord komt op een heel andere
manier. Daarover waren we het eens.
Maar daar volgt uit dat je veel kans
loopt er helemaal naast te praten, om
dat je alleen aan het woord bent.
Dit akelige gevoel van er naast te
zitten heb je ook als je tegen iemand
praat, die niets terug zegt. Je kunt dan
hoogstens aan zijn of haar gezicht zien
dat je er naast zit. En zelfs dat con
trolemiddel heb je bij het gebed niet.
Het is dus veel verstandiger om b(j
;e bidden niet zoveel te praten, maar
veel meer te luisteren. Dit klinkt wat
gek, omdat we juist gezegd hebben dat
Hij niets zegt, maar het is toch minder
gek dan het lijkt.
De grote fout van de meeste gebeden
is dat we zelf maar wat raak kletsen.
We houden hele verhandelingen voor
God, alsof Hij daar behoefte aan heeft.
We ontwerpen hele schema's van goede
voornemens en vertellen Hem uitge
breid hoe wij ons de oplossing van be
paalde moeilijkheden hadden gedacht.
We zouden werkelijk veel meer moe
ten „luisteren", dat wil zeggen, onze
gedachten afstemmen op Zijn gedach
ten.
Wat zou hij hiervan zeggen? Wat zou
Hij in mijn plaats doen? Wat zou Hij
bedoelen met dit woord uit het evange
lie? Wat zou Hij bedoelen mèt deze
gebeurtenis in mijn leven? Hoe is deze
situatie te begrijpen en hoe moet ik
erop reageren naar Zijn norm van de
Liefde?
Al deze vragen worden gesteld door
een nederig mens tegenover God.
Als Hij ze nu nog in de aanspreek
vorm stelt: Wat denkt u ervan etc. dan
is Hij een biddend mens.
Innerlijk
Als je op deze manier juist ingesteld
bent, dan ligt het niet aan jezelf ais
je gebed niet lukt. Dan zijn het oorza
ken van buitenaf. Maar in de meeste
gevallen zul je dan merken dat je in
nerlijk wel antwoord krijgt.
Dit bidden is innerlijk en hoef je niet
eens in woorden te vatten. Als je het
wel doet voor jezelf of voor anderen,
dan zal het een „luisterend praten"
worden. Een praten, waarbij je jezelf
voortdurend corrigerend, op Hem af
stelt.
We bedachten nog dat dit wel vaak
moeilijk is.
En dat het toch wel prettig zou zijn
als we Christus nou eens gewoon zou-1
den ontmoeten, als Hij nu b.v. eens ge- i
woon tussen ons in zat vanavond, dat
zou een boel moeite besparen. Maar we j
wilden toch wel vrede nemen met onze j
schamele staat van het nog maar op
weg zijn naar Hem toe. En we vonden
dat het minstens de moeite waard was
om dit bidden eens vaker te proberen.
Iemand zei nog dat we nu eigenlijk
zó hierachteraan de Mis moesten kun
nen vieren omdat we nu toch echt wel
in Zijn Naam bij elkaar waren. En toen
slaakte er iemand anders een hele diepe
zucht. Het was op dat moment net even
doodstil, zodat we na al die ernst alle
maal erg hard moesten lachen.
Maar de ernst ging er niet om over.
Waarschijnlijk omdat het een prettig
soort ernst was.
Iedereen vond het ook prettig, dat er
één van ons tussen de laatste bedrijven
door stiekum een gebed had opgeschre
ven, dat tot besluit werd voorgebeden,
en dat je elders op deze pagina vindt
in authentieke bewoording.
D. C.
EN DIT WAS HET GEBED,
WAARMEE WE HET GESPREK
OVER HET GEBED BESLOTEN:
Heer Jesus Christus,
wij hebben vanavond gepro
beerd ons te verdiepen in het ge
bed: het contact tussen U en mij,
waarin U ons zelf bent voorge-
We vinden het verschrikkelijk
moeilijk en we zitten er echt
mee, maar we beseffen ook dat er
toch maar weinig liefde bij is van
onze kant. We vinden het gemak
kelijk om te bidden als we erg
gelukkig zijn of als we diep in
de put zitten. Maar geef ons de
moed om ook eens gewoon te
zeggen: „ik hou van U".
Amen.
Voor we de opponenten aan liet
woord laten over de brandende
kwestie „Instuif" die wij enkele
weken geleden aan de orde stelden,
dit excuus. Het was werkelijk on
doenlijk alle reacties en dan nog
in extenso te publiceren.
Hier volgen dus fragmenten,
waarvan we hopen dat ze toch dui
delijk de meningen weergeven.
E. W. uit Baarn begint te zeggen
dat hij boos op me is:
„De tijd ontbrak mij zaterdag en
zondag, om u een brief te sturen,
misschien is dat maar goed ook,
want nu ik het met mijn nuchtere
maandagmorgenogen nog eens lees,
begrijp ik er uit, dat u veel te arro
gant bent, om ook maar iets van een
ander aan te nemen. U hebt dat niet
nodig, en als ze iets willen weten,
helpt u ze wel uit de nood!!
Vervolgens maakt hij duidelijk
waarom ons Amersfoortse voorbeeld
verkeerd gekozen is, „misleidend",
zegt E.W.
„In A'foort berust de leiding bij 4
a 5 idealisten, die par week belange
loos plm. 40 uur vrije tijd opofferen,
om iets van de Instuif te maken.
Zulke idealisten zijn er maar wei
nig. Ik ben zelf helemaal geen idea
list en ik ben dus ook niet in staat
om zoveel werk te verzetten.
Dus, zult u zeggen, moet ik mij
niet met de Instuif bemoeien. Wie
zal het dan doen, mijnheer F.B.? Er
is in Baarn niemand, die zoveel kan
opbrengen, als deze mensen in
Amersfoort. Toch vinden we allen
onze instuif erg gezellig."
Er kunnen wei belangrijke activi
teiten worden georganiseerd, maar
meestal ontbreekt het geld. De dans
avonden moeten dat geld opbrengen.
Bovendien „De combinatie van
dansen en kunst is door grotere gees
ten dan de uwe aanvaard".
E.W. stelt dat de gezelligheid van
de ontmoeting op zo'n dansavond
ook veel waard is, en dat door het
contact met kunstenaars: „menigeen,
die zich een dichter voorstelt als een
artiest met lange haren bevrijd wordt
van een waan-idee,-als hij in een ge
zellige omgeving kennis maakt met
een oorspronkelijke geest als Gabriël
Smit.
Dat velen, die bij de eerste uit
haal van een sopraan, onmiddellijk
de radio afzetten, nu diverse frag
menten van opera's konden beluis
teren.
Niet waardevol zegt u? Och, wat
is er dan waardevol? U zult niet
overtuigd zijn mijnheer F.B. Ik ver
wacht niet anders van u, ofschoon ik
u slechts uit een artikel ken.
Met „vriendelijke" groeten,
E. W.
Naschrift.
Dat de Instuiver E.W. zo per
soonlijk tegen me opstuift vind ik
niet vriendelijk, maar ga ik als niet
ter zake voorbij.
In Baarn zijn geen idealisten, zo
lees ik, dat vind ik erg. Bovendien
geloof ik bet niet. Merkwaardig is
alleen dat die laatsten dus niets met
de Instuif van doen hebben.
Uw Instuif is dus een gezellig
zaakje zonder enige pretentie in de
richting van geloof en leven. Dat
is heel erg voor de bedoelingen die
het Instuifwerk deden ontstaan.,
en voor ons het bewijs hoe nodig het
is aan de ideale kant van de zaak
hard te gaan arbeiden. En daarom
hebben P.W. en ik gepleit.
F.B
Schiedam:
Begint ook met een verwijt, dat ik
ccn afbreker ben. Vervolgens: „F.B.
voert o.a. aan, dat priesters hun tijd
beter kunnen besteden, dan op „ver
vlakking in de hand weckende avon
den" aanwezig te zijn.
Hoewel wij niet in dezelfde fout
willen vallen door aan de hand van
enkele uit zijn verband gelichte pro
gramma-punten en teksten geheel de
Instuif r.-k. Jong Nederland te ka
rakteriseren, is toch de aanwezigheid
van de priester op „verderfelijke
dansavonden" zeer juist. Dit is be
wezen. In vele gevallen wordt con
tact tot stand gebracht.
Door een vrij oude priester is eens
gezegd en hoe juist werd dit gefor
muleerd, „door het uiterlijk naar het
innerlijk". Deze priester toonde be
grip. Een kunstenaar (inderdaad cul
tureel verantwoorde achtergrond)
die een voordracht voor onze Instuif
hield, zei het op zijn wijze. Hij sprak
vurig over hoe mooi de naastenlief
de kan zijn en hoe goed het is om
„tot den ander" te gaan, althans dit
te trachten. Deze man is een idealist,
maar niet irreëel, hij zou stellig de
opbloeiende jeugd geen drukker wil
len geven. Voorts wordt betoogd, hoe
Schiedam uitstekende programma's
biedt die toch van de Instuif daar
wat anders maken dan een r.-k.
Horeca-bedrijf. Tenslotte citeren we
dit belangrijk fragment:
Voorts moet ons nog van het hart,
dat de ervaring ons geleerd heeft, dat
zowel bij het dansen als op andere
hierboven genoemde avonden steeds
nieuwe en steeds meer gezichten
verschijnen. De ongeorganiseerden
en ongrijpbaren zijn voor de ware In-
stuifgeest niet onbereikbaar. Het
hierboven geschrevene is praktijk.
Hier wordt de nadruk op gelegd,
omdat het dus feitenmateri
geen veronderstelling OP P'
dat geduldig is.
Naschrift:
Waarom bezien de lezers
weinig een gehele pagina l6
een samenhang der activity1 - ie
onderscheiden valt? Mijn tol o
Instuifpagina was de kritisch
te verzorgen, die van P.W. 0 d-J
positief voorbeeld te noeV^^'
voorop ging. Maar het is
work, positief ingesteld teab| ji
Het schijnt echter dat de L f'
gaarne de criticus er uit ll£r
die onder vuur te nemen. J
Maar om op de zaak te
Uit mijn gegevens u moet AjjK
men dat dat er vele zijn j)>;'
dat in het algemeen de n1?sSfeff,
bereikt wordt en dat de
de dansvloer weinig kan
Dat is dus een kwestie vajaV
heeft gelijk. Welnu, ik meen
dat heb op grond van die
de gegevens. Wat mij in de „t
damse reactie het meest aaI,a
dat ook daar het Instuifwerk
ven wordt uit de sfeer van
gerlijke vermaak. ,-ed^f
Daar ligt ook onze hezorK pi'
ju-a j;„.»-wiiint
ft
en daar was ook het dispdh*
gonnen.
„Op veler verzoek wil ik graag
iets in het midden brengen aan-
gaande het actuele vraagstuk der
bestedingsbeperking." Aldus Hond
met beperkte staartbewegingen.
„Ik kan er vrij objectief tegenover
staan; zoals men weet, is de prijs
van het hondebrood stabiel geble-
j ven. De vraag is echter, waar het
naar toe moet met het mensen-
brood en de poezemelk. De maat-
regelen van de minister hebben
j immers vooral betrekking op deze
beide niet onbelangrijke catego-
rieën van de bevolking. Nu hoeft
j men met poezen en katten geen
medelijden te hebben; die komen
toch wel aan hun trekken. Maar
met de mensen staat het anders.
Weliswaar leeft de mens niet van
brood alleen; maar daar staat te-
genover dat de minister ook de
prijzen van melk en suiker en si-
garetten heeft doen opvliegen. De
minister heeft daarbij uitgerekend,
dat in de loop van 1958 „het beeld"
«((•••lllllitMMtllllKKtltltltlllKtlKltttlltldtl
'j'y
weer ten goede zal worden V[
zigd. Maar daar kan ccn e
1957 uiteraard niet van
Mijn voornaamste PerS^alkllj'e
bezwaar is intussen van nI.ekeILf
dige aard. Als enige SP„5
hond ben ik op dit punt v oj
gevoelig. De minister ne 0p
geen weldaad bewezen -d
overvloedige Wijze het W° ,g joJ j
stedingsbeperking" ingang^ jjp
vinden. Wat een woord- ue efl 1
zou zich schamen om 11 jVeH
spreken, en mensen sen vgn n„e
lezen het op elke bladz'J )3tef'ej) J
kranten. Vooral nu J,
mogelijkheden voor begtet[o'
mensen zozeer worden ,^e j.
zou men wat minder beP^ je
dacht kunnen besteden aa
turele mogelijkheden, 111 0gt
maals van de katten- js ifl
thans van de mensen,
beter opletten
MtlllldlKKidiMtMII***1'"'
V;N