HET SPIJT ME DAT IK GEEN SPIJT HEB Elvis Presley ik voel me net een grammofoonplaat ->•- - lüsBl PEINS HONDEPRAAT V; Een Franse Ingekomen waar wij geen antwoord op weten Ingekomen er eens over J?^rc ZATERDAG 16 MAART 1957' Sommige dóódsimpele waarhe den kunnen je vaak een heel eind uit een probleem helpen. Zo met het probleem van de biecht. Als je uit de impasse van het sleurbiechten wilt raken moet je de simpele waarheid hanteren dat de biecht een sacrament is. Ieder sacrament is namelijk een teken. Een teken dat heenwij st naar een werkelijkheid die achter dat teken is. Het teken bij het doopsel is afwassing of onderdompeling in water, het wijst naar de wer kelijkheid dat we uit het „bad" van Christus' verlossing als her boren mensen te voorschijn komen. Samen Succesvol debuut if v>;' W Onduidelijk Dit is een van de gortige uitspraken over het biechten in zoveel discussies over dit sacrament in talloze jonge rengroepen. Er zijn er nog veel meer: „Dat biechten moest er niet bij zijn, dan ging het nog wel met dat geloof van ons." „Ik heb net zo'n idee dat ik naar een automatiek ga. Je zegt maar weer wat en er komt vanzelf wel een preekje uit en een absolutie." „Ik zie er tegen op als tegen een berg. Elke zaterdag vind ik wel weer een smoesje om het nog een week uit te stel len." „Ik wou dat ze dat biechten niet uitgevonden hadden." „Het is met biechten net als met een waslijstje van de wasserij. Het enige verschil is dat er nooit een stuk ont breekt." „Ik heb al in geen drie jaar gebiecht, ik weet gewoon niet wat ik zeggen moet, het is toch altijd hetzelfde." „Ik geloof dat ik maar eens een fikse doodzonde ga doen, dan weet ik tenminste eens een keer wat ik zal zeggen." Je spijt Proficiat In die tijd nam Jesus Pe" trus, Jacobus en diens broe' der Joannes met Zich mede- en bracht hen op een hoge berg, waar zij alleen waren- En Hij werd voor hun ogen van gedaante veranderd. Zijn aangezicht straalde als de zon, en zijn klederen werden wit als sneeuw. Petrus nam het woord en zeide tot Jesus: „Heer, het is goed hier te zijn!" v< 'ikh k*or N y ^SRF Het teken van de Eucharistie is, dat we samen een maaltijd houden; het wijst naar de niet zichtbare werkelijk heid dat we gevoed worden met Chris tus Zelf om in Hem meer samen te zijn in Liefde. Het teken van de biecht moet je samen met de priester stellen. Dit sa crament wordt door jou en de priester samen bediend. Je hebt allebei een rol. Jij moet uitdrukking geven aan je spijt en hij moet zeggen dat hij je ontslaat van je zonden. De rol van de priester Geestdriftig gillende en stampende „teenagers" puilden verleden week zondag letterlijk uit de vijfduizend zitplaatsen tellende Gaumont-Palace- bioscoop in Parijs om daar te luiste ren naar de Franse tegenhanger van Amerika's Elvis Presleyeen Jezuïet met een gitaar. Pater Aimé Duval is reeds sinds enige tijd één van Frankrijks popu lairste zangers en zijn eerste optreden in Parijs heeft dit nog eens overduide lijk bevestigd. De „jazz-jezuïet" had beslist niet de gemakkelijkste weg gekozen. Hij wist de reusachtige bioscoop tijdens een ochtendvoorstelling vol te krijgen en de zondagmorgen is de slapste tijd voor theaterexploitanten. Zes jaar geleden begon pater Duval in de „bistros" van Dijon, het Franse mosterdcentrum, -op zijn gitaar te tok kelen en er bij te zingen. Na enige tijd maakte hij een grammofoonplaat van het door hem gezongen „Seigneur, Mon Ami" (Heer, mijn Vriend), waarvan tot ieders grote verbazing, niet het minst hemzelf, in korte tijd 45.000 exemplaren werden verkocht. Een tweede grammofoonplaat had niet min der succes en de priester-zanger werd een sensatie in de Franse amusements wereld. Zijn eerste optreden in Parijs was een belangrijk moment in zijn leven. Rustig glimlachend wandelde hij het toneel op, nam plaats op een stoel en begon zijn gitaar te bespelen. Ander half uur lang wist hij zijn toehoorders een daverend applaus te ontlokken met zijn „spirituals", zelf gecompo neerde religieuze liederen en enkele eenvoudige volkswijsjes. Toen hij na de voorstelling het the ater door de artiestenuitgang wilde verlaten werd hij omringd door hon derden (teenagers", die gillend en met autogramboeken zwaaiend, het ver keer in de Rue Caulaincourt volkomen blokkeerden. Pater Duval gelooft, dat swing, blues en ballades hem kunnen helpen om de mensen en vooral de jeugd nauwer in contact met God te brengen. Men heeft hem wel eens de „Rattenvanger van Dijon" genoemd, die zijn bewon deraars tot het geloof lokt. Van zijn superieuren zal het thans, naar de „New York Herald Tribune" verneemt afhangen, hoe zijn loop baan zich verder zal ontwikkelen. Uit alle delen van de wereld, tot uit de Verenigde Staten toe, heeft hij aan biedingen om op te treden ontvangen. Zijn geestelijke overheid zal moeten beslissen, of hij die kan aannemen. Mocht hij op een wereldtournee gaan, dan zal pater Duval geen taal moeilijkheden hebben, want de „jazz- Jezuïet" zingt in negen talen: Latijn, Frans, Duits, Engels Russisch, Hawai- iaans, Spaans, Baskisch en Italiaans. En hij speelt piano, accordeon en gi taar. Het soort spijt dat niet bedoeld ivordt als het over biechten gaat; de straf is de enige reden. in dit spel is wel de eenvoudigste. Hij hoeft niet meer te doen dan altijd die zelfde woorden te zeggen. Je eigen rol is stukken moeilijker. Je moet je spijt zo duidelijk mogelijk uitdrukken, je moet je „rol" van rouwmoedige zo goed mogelijk „spelen", je moet het te ken zo duidelijk mogelijk stellen. Het „spel" dat jullie samen „opvoe ren" is het teken van dit sacrament. Jij belijdt je schuld voor God, zeg je, maar die priester is Christus niet. Hij ontslaat je van je zonden, zegt hij, maar Hij kan dat helemaal niet uit zich zelf. Jullie spelen het teken. Het is een teken, dat heenwijst naar de werkelijkheid die je ermee aanduidt: dat je werkelijk door Christus vrijge maakt wordt van je schuld. De meeste biechtelingen spelen hun rol heel slecht. Ze zeggen nauwelijks wat ze gedaan hebben. Je kunt er niet veel van maken van dat „ongehoorzaam geweest" of „ruzie gemaakt''. Het kan nog van alles zijn. Maar plichtsgetrouw blijven ze maar hetzelfde biechten. Zo was het geleerd op school vroeger. Ze zien er het nut wel niet van in, maar ze doen het toch maar. Net zolang totdat ze er zo'n grote hekel aan gekregen hebben, dat ze nog een paar keer per jaar of alleen met Pasen, of helemaal niet meer ko men. Geen waslijst Wat zijn we in een akelige toestand geraakt, vrienden, met dat biechten. Het heeft totaal geen nut om door te gaan met die waslijstjes-biechten. Je hoeft heus niet naar volledigheid te streven. Laat toch alsjebrieft dat kerk boek dicht waar zo'n heel schema van gewetensonderzoek in staat en dat je gebruikt in de hoop dat je eens iets zult vinden dat je de vorige keer niet gezegd hebt. Als je iets ernstigs misdaan hebt tegen de liefde, dan weet je dat heus wel. Je hoeft waarachtig niet te gaan piekeren of je je nog kunt herinneren wie je de vorige week allemaal ver moord hebt. Het gaat Hem om al die andere Het kan zijn dat ze drie dagen lang iemand het leven zuur gemaakt heb ben. het kan zijn dat ze iemand ver schrikkelijk bedrogen hebben, het kan ook zijn dat ze een kleine onenigheid gehad hebben met iemand. Ze zeggen bovendien vaak iedere keer 'n heel rijtje dezelfde dingen op een toon van: het zal toch wel zo blij ven. En bij spijt hoort, dat je werkelijk van plan bent er iets aan te doen. Ze stellen het teken heel erg ondui delijk. En hoe onduidelijker het teken, hoe meer kans dat het sacrament onvol doende tot zijn recht komt. Praktisch alle biechtvaders spelen hun rol wel goed. Maar er is ook niet veel aan. Als ze de absolutie maar geven heb ben ze voldoende gedaan voor het te ken. Alles wat ze nog meer doen is of wel de biechteling helpen zijn rol beter te spelen ofwel ook nog geestelijke leiding geven. Als je zo'n biechtvader treft heb je geluk gehad, als je zo iemand niet kunt vinden heb je pech, maar het sacrament kan er even goed om zijn. Het hangt af van jouw ma nier waarop je je spijt uitzegt. Het komt er dus op neer dat je je spijt zo goed mogelijk zegt. Let wel vrienden, je spijt. Er zijn mensen, die hun angst zo goed mogelijk uitzeggen. Die streven naar zeer grote volledigheid, maken een indrukwekkende lijst van hun be lijdenis en zijn zeer bezorgd dat ze iets zullen vergeten. Maar angst is heel wat anders dan spijt. Als je angstig bent moet je eens rustig gaan praten met een priester waar je mee kunt praten. Want anders wordt biechten een kwelling Voor je. Dan ben je steeds bang dat je nog iets vergeten hebt of dat je het niet goed genoeg gezegd hebt en blijf je na elke biecht toch nog met schuldgevoelens lopen. Praat er gerust over. Je hoeft je er he lemaal niet voor te schamen. Je bent heus niet de enige die dat heeft. Er zijn nog meer mensen, die zo maar wat zeggen uit plichtsgetrouw heid. Er moet nu eenmaal gebiecht worden en dus biechten we maar weer. Hetzelfde rijtje steeds. Nu eens van voren naar achteren, dan weer van achteren naar voren. Er is prak tisch nooit iets bij waar ze echt spijt van hebben, in de zin van: ik vind dit beroerd van me zelf en ik wil er iets aan doen. Sommige dingen komen steeds te rug, ze weten dat het fout is, omdat het tegen een of ander gebod is, maar ze kunnen er nauwelijks spijt over hebben. De meeste keren zijn er veel fouten tegelijk en ze vinden het onbegonnen werk om aan allemaal iets te doen. Misschien vind je voldoende dat je spijt hebt en vind je het hele maal niet nodig dat je het ook nog gaat zéggen. Maar Christus vindt het nu een maal erg waardevol dat je dat wel doet. Het uitzeggen van je spijt is een vernederende, maar ook zeer be vrijdende daad. Dat is al zo als je het niet eens in een biecht doet, maar b.v. ge woon in een gesprek met een goede vriend. Christus heeft dit zeer menselijke „uitpraten" willen maken tot een sacrament: het willen Iaden met de bovennatuurlijke werkelijkheid van Zijn echte vergeving. fouten, die je vriendschap met Chris tus wel niet vernield hebben, maar die toch belemmeringen zijn om in vriend schap met Hem te groeien en iets moois te maken van je leven. Zoek er nu gewoon één of hoogstens twee uit, die je het vervelendste vindt en ga daar wat over zeggen. Laat de rest zolang zitten. Je kunt nu eenmaal niet over alles tegelijk goed spijt heb ben. En zeg het dan alsjeblieft eerlijk. I)ie arme eerwaarde aan de andere kant weet heus wel vrat er voor soorten zonden zijn, en Chris tus zelf weet het nog veel beter. Zeg nou alsjeblieft gewoon wat je gedaan hebt en waarom je het zo rot vond van jezelf. Zeg het zo, dat je spijt er uit blijkt. Niet omdat het voor die biechtvader nodig is, maar omdat het voor jezelf zo nodig is. Het is juist goed om het zo te zeggen dat het voor je zelf beschamend is. Het heeft geen enkel nut om in de biecht een zo gunstig mogelijke indruk van je zelf te geven. „Ik had me voorgenomen minder herrie te schoppen met m'n broer. Het is me een paar keer gelukt, maar de meeste keren ging het weer fout. Ik heb vooral herrie met hem gemaakt als ik zelf in een rotstemming was. En dan kan het me zelfs niet.schelen dat ik hem onnodig afkam, waar z'n meisje bij is." Dat is een goede biecht. Deze biechteling drukt z'n spijt eer lijk uit. Hij maakt het niet mooier dan het is. Hij houdt zich voorlopig bij dit éne punt, waar hij beslist wat aan doen wil. Hij had ook kunnen zeggen: ruzie gemaakt. Maar hij heeft nu uitstekend gebiecht. Al zou hij een jaar lang niets an ders doen dan iedere maand een ver slagje uitbrengen over deze kwestie, dan heeft hij het toch uitstekend ge daan. Zijn groeien in vriendschap met Christus is geconcretiseerd om dit moeilijke karwei met z'n broer en als hij het klaar speelt om daar wat ver der in te komen zal hij merken, dat hij over de hele lijn vooruit is ge komen in de liefde. Tien tegen één dat hij ook een biecht vader zal gevonden hebben die hem kan helpen met suggesties: probeer het eens zó, zou je de oorzaak niet daarin moeten zoeken enz. Tien tegen één ook dat hij beslist geen hekel heeft aan biechten (een prettig werk is het natuurlijk nooit) maar blij is met dit unieke middel om dichter bij Christus te komen. Er wordt allererbarmelijkst gebiecht in Gods Kerk. De afkeer van dit sacrament is groot. Praat er eens over met elkaar. Op deze pagina vind je nog maar een paar dingen behandeld. Blijf in elk geval niet in de impasse zitten. Ik vind het altijd een feest als iemand de biechtstoel inkomt en eer lijk zegt: Hè, hè, daar kom ik maar weer met m'n zelfde rijtje. Het wordt toch nooit anders. En ik heb er nog geen spijt van ook. Het enige wat me spijt is, dat ik geen spijt heb. Ik heb dan altijd de neiging om te zeggen: Proficiat, nou kunnen we pra ten. D. C. WAT EEN KANS WAT EEN KANS hebben die man nen gekregen! Ja, als IK de Heer ook in Zijn glorie had kunnen aanschou wen, dan had ik het wel beter gedaan dan nu! Dan zou ik nooit meer twijfelen. Dan zou ik achter elkaar heilig wor den. Dan zou ik Wat zou ik dan? Met schrik bedenk ik, hoe Petrus over een paar weken de Meester in de steek gaat laten: „Ik ken die man niet". En hij heeft Hem gezienen hoe? We schijnen zwakke broeders te zijn, Petrus, Jacobus, Joannes en ik. Wij allemaal. Ze zien een stuk hemel en horen de Vader hun geloof in Hem bevesti gen: „Deze is Mijn veelgeliefde Zoon, in wie Ik mijn welbehagen heb, luistert naar Hem", en nog vreet de twijfel als de Heer vermoord en be graven is. „Zonder Mij kunt ge niets doen" zegt Hij. Dat is nu wel duidelijk. Een dergelijke sublieme bevestiging van de waarheid als die drie over kwam is een uitverkiezing voor één keer, maar ik bid toch: „Blijf bij ons Heer, alle dagen. HEB IK overigens zoveel reden om die drie te benijden? Ik weet het niet. Nagaan is onmoge lijk. Achteraf geloof ik het ook niet. Het was toen ook maar een handje vol dat Hij mee had. Waarom is Hij anders vermoord? Neen, wij zijn gelijkelijk gezegend en geroepen. Na dat schouwspel in de bergen is er nog zoveel moois geko men, nog zoveel schoons tot stand ge komen, nog zoveel schoons ontdekt in de arbeid van de Heer. Kan IK Hem niet ontmoeten? Zoveel ik wil,maar ik wil niet zo goed. BOVENDIEN, WEET IK wel waar ik naar verlang? Ik mag wel uitkijken! Als de Heer een particulier wonder aan mij verricht, door zich zo te ma nifesteren als toen aan die drie leerlin gen, dan zit ik er aan vast ook. Ik kan me voorstellen dat Petrus tenten wilde gaan bouwen voor de Heer, Mozes en Elias. Dat zou ik ook vragen. Maar ik zou ook teruggezonden wor den in de wereld, om waar te gaan maken wat aan mij bevestigd was. De verantwoordelijkheid zou als lood op mijn schouders drukken. Ik zou de Meester niet meer in de steek VRAGEN Geachte redactie, Namens een Amsterdamse groep jon ge mensen leg ik U een probleem voor, dat ons erg hoog zit. Met goedkeuring van de Deken hebben wij pater P. Wes- seling gevraagd om voor de A'damse jongeren lijdensmeditaties te houden in de Nicolaas, elke donderdagavond half negen. Wij maakten propaganda door een krant, die we samenstelden met de steun van enkele journalisten. De Deken stemde ermee in om die speciale krant uit te reiken aan de kerken. Nu begrijpen wij niet waarom de houding van een achttal pastoors zo volstrekt afwijzend was. Wij werden zonder meer aan de deur gezet met zeer onvriende lijke en beledigende woorden aan 't adres van pater W. Een schriftelijke reactie aan die pastoors zou zeker zon der meer opzij gelegd worden. En bo vendien is deze manier van optreden voortdurend aan de orde: voortdurend valt ons op het ontstellend gebrek aan mede- en samenwerking. Daarom vra gen wij een plaats in Uw krant. Wij vinden, dat elke priester, alleen al uit hoofde van zijn functie, zich ervoor moet wachten een priester-collega te blameren. Wij vinden, dat het in deze dingen alleen mag gaan om 't doel. En dat doel, dat nu bij ons voorzat, om in de Vastentijd een groot aantal jonge mensen in de gelegenheid te stellen dichter tot Christus te komen, Nog eens de instuif Hoewel wij, blijkens haar eigen woord, niet in staat zijn haar krant te lezen, stelt de redactie ons toch in de gelegenheid haar blad te gebruiken voor een klein verweer op de aantijgingen- welke de heer F. B. zich genoodzaakt zag in ditzelfde blad vorige week aan ons adres te richten. Wij zijn dit blad hier zeer erkentelijk voor, want het geeft ons daarmee de kans iets goed te maken tegen over een „flinke bink", die wij en kele weken terug blijkbaar flink bele digd hebben, (sorry voor de woord speling, maar zoiets kunnen wij nu een maal echt niet laten!). Wij vinden 't ach teraf werkelijk jammer, dat wij kenne lijk met ons volle gewicht op de al te gevoelige tenen van de heer F.B. heb ben gestaan, want dat was niet de bedoeling. Eerlijk gezegd hadden wij het maar een beetje willen doen, om dat wij meenden, dat hij het verdiende, maar als we geweten hadden, dat on ze simpele sursumcordalyriek zulk een explosie ten gevolge zou hebben dan zouden we onze tenentrapperij beslist achterwege hebben gelaten. Nu zijn we om onszelf (en de heer F.B.) een little bit schoon te wassen aan de lezers van de Maasbode en haar nevenorganen een kleine uitleg schul dig. Kijk, wat bij onze tenentrapperij heeft voorgezeten, is het volgende. Als kapelaan gaat het je aan het hart als je op geen enkele wijze een onge dwongen contact hebt met jonge men sen. Vooral als het gaat om de grote massa van de jonge mensen. Je hebt al van alles geprobeerd. K.A.J., con gregaties, meisjesclubs etc. etc. Heel de litanie van erkende en niet erkende katholieke jongerenorganisaties en verenigingen ben je langs gegaan en niets wilde lukken. Dat kan natuurlijk een persoonlijke reden hebben, maar daar geloof je niet in, want dit zou inhouden, dat bijna een hele generatie kapelaans aan eenzelfde defect zou lij den en dat lijkt op het eerste gezicht niet waarschijnlijk. En dan komt plotseling de instuif uit de lucht gevallen. Je weet best, dat deze instelling niet op de eerste plaats het bidden van de kruisweg of het be vorderen van de veelvuldige H. Com munie ten doel heeft. Je weet ook, dat voorshands Bach en consorten op een laag pitje zullen staan en de cultuur met haar grote C af en toe wel eens een deuk zal krijgen. Je weet zelfs, dat de instuif in het begin de draf van haar hoogdravende statuten niet hele maal zal kunnen bijhouden. En toch „trap je erin". Want het grote voordeel van het contact, de binding en het min of meer midden onder de jonge men sen staan is nu aanwezig. Je zorgt, dat het vermaak, dat de jonge men sen zoeken, netjes en beschaafd ge beurt, je weet verschillende „hang- nummers" voor het geval te interes seren, je geeft hier en daar wat func ties weg aan mensen, die het aankun nen en voor wie het waarachtig nog iets betekent ook en je loert naar kan sen (en naar geld!) om de verzamel de menigte nog iets meer te kunnen bieden dan dansen en eenvoudig ver maak alleen. Dat is het wat wij zo' beetje zien in de instuif en het is daarom, dat we over het pasgeboren kalfje angstval lig en secuur waken, opdat het langza merhand, via onvermijdelijke kinder ziekten, kan uitgroeien tot iets wat vol wassen is. Het is om reden van laatstgenoem de bezorgdheid, geachte heer F.B., dat wij iets tegen u hebben, dat wij uw ongetwijfeld uitnemende en goed bedoelde stukjes als nare stukjes be titelen en dat we, ondanks uw uitge breide onderzoekingen en diepzinnige studies het onderhavige probleem be treffende, toch menen, dat u de kwint essens van de instuif niet helemaal door hebt. Wij kapelaans, simpele zie len als we zijn, zien in de instuif een kans tot zielzorg. En u vergeet, dat uw geschrijf een spaak is in onze geeste lijke wielen. Onze instuif is namelijk bijzonder gevoelig voor de mening van het grote publiek. Dat grote publiek haalt zijn mening uit de krant. Het leest die krant minstens zo oppervlak kig, als u meent dat sommige kape laans het doen. Het ziet wat grote kop pen staan, het leest hier en daar zo eens een regeltje en trekt daaruit zijn conclusies. Het is zielig dat het waar is, maar het is zo. En dat hadt u moe ten weten! Dank zij uw stukjes in de Maasbode pers kregen wij al maar opmerkingen te slikken als: „Die Instuif schijnt niet veel soeps te zijn!" of „Met de instuif is het maar een rommeltje!" Vraag je dan: „Hoe weet je dat?" dan is steeds het antwoord: „Dat staat toch zeker in de Maasbode!" Nu weten u en wij, dat dit niet in de Maasbode staat, maar heel veel eenvoudige men sen lezen het er uit! Dit alles in aanmerking genomen, geachte heer F. B„ zou ik u graag in twee dingen goede raad willen geven. Het eerste betreft uw tenen. Die din gen zijn bij u beslist niet in orde. Mis schien zijn ze te artistiek, misschien zitten er te weinig vitamines in; in ieder geval zijn ze al te gevoelig. U moet er iets aan laten doen. Afsnijden is wellicht wat al te radicaal, maar flink masseren of stevig invetten zal u zeker geen kwaad doen. Laat u ze, zoals ze nu zijn, dan zult u er zeker nog dikwijls last mee krijgen. Want wat moet men anders verwachten van een man (U bent toch een man? Anders trek ik alles terug!), die om een ver meend giftig regeltje uit een stukje in tern parochiepraten heel het lieve va derland in het geweer roept- Mijn tweede goede raad betreft uw journalistieke arbeid. Wees voortaan erg voorzichtig met uw artikelen. Vraag u niet alleen af of, wat u schrijft, waar is, maar ook, hoe het zal worden opge vat. Anders maakt u licht kans, dat uw stukjes voor anderen „nare stukjes" worden en dat insiders gaan begrijpen dat u wel het inzicht, maar niet de wijsheid bezit omtrent de zaak waar over u schrijft. Als u kritiek hebt op de instuif (en die is er genoeg te brengen, ook in Rotterdam) praat er dan niet te veel over in de krant, maar richt u tot het districts- of het diocesaan bestuur. Leg daar uw zorgen en grieven op tafel, praat er eens rustig over en help zo mee een goede zaak op te bouwen. C. NIEUWENHUIZEN kapelaan Naschrift van de redactie: We weten het nu eindelijk; „nare stukjes" zijn ware stukjes, maar onze lezers kunnen of willen ze niet goed verwerken. En F.B. moet zijn tenen invetten of laten afzetten, omdat hij zijn publiek hoger aanslaat, dan de kapelaan het zijne. We zullen er graag eens over nadenken. moet ook iedere priester zeer na aan 't hart liggen. Iedere pastoor klaagt over gebrek aan deelneming van jonge mensen aan kerkelijke oefeningen. Dit klagen nemen wij niet ernstig als tel kens blijkt, dat 'n pastoor alleen maar z'n éigen kerk graag gevuld ziet. Wanneer Lionel Hampton optreedt m het Concertgebouw, protesteert geen pastoor; wanneer pater Wesseling lij densmeditaties houdt in de Nicolaas worden wij niet alleen als kwajongens weggejaagd, en wordt er niet alleen op de preekstoel afwijzend over gesproken maar boze pastoors schrijven dan ook nog in Sursum Corda. Van de kant van de directeuren van grote bedrijven (waaronder ook niet- katholieken) hebben wij alle medewer king gehad om de krant te versprei den. En zo is de Nicolaasikerk toch elke donderdagavond vol. Maar 't probleem blijft. De situatie in A'dam is te moei lijk, dan dat een eerlijke goede vorm van prediking, zonder gebruik van eni ge stunt, belemmerd mag worden door jaloezie of door welk menselijk voor oordeel of misverstand ook. Met alle hoogachting, 'n Amsterdammer. als mogen laten. Integendeel ik zou een Paulus aan de arbeid moeten ëa j Ik heb geen tijd meer voor ie® v0l anders dan voor de Heer. Ik ben p, van Hem. Ik moet alle zeilen bijz®4 ik mag Hem geen ogenblik meer 111 steek laten, ik moet arbeiden v-ei Hem. Stoor me niet en houd me op.... ik zou niet kunnen vol»! met dat beetje berouw van nu, hj üS heftig en ontroostbaar wenen als Pe; f)i na het hanegekraai, wanneer ik aan de Meester, die me zo benad®1 verraad had gepleegd. MAAR IK heb al bedacht, we gelijkelijk geroepen. Onze verantW0-e delijkheden liggen even zwaar. ,gp van Petrus, Jacobus, Joannes en mij. Van ons allemaal. De Heer he geweldige dingen aan ons verr' ons, de broeders en zusters in tt' mij. van uiiö aiiciiiaai. uc neer geweldige dingen aan ons verricht. ~ns, de broeders en zusters in GhDsy Het doet me anders niet veel, com teer ik. En vurig kan ik mezelf U— *-* V Mi I vinden. Ja, op schaarse momenten- wanneer ik ook graag tenten wil n0gjs wen om het altijd te houden. Maar ik de berg afkom gaat het over. De Heer kan bepaald niet ze®-s.])t dat het grote dat Hij aan mij verr1 heeft me gegrepen heeft. .jji Maar ik moet ook niet al te hard s j stapel lopen, hoewel een beetje enthousiasme geen kwaad zou kuwfje Er valt misschien iets te doen if vastentijd. Ik bedenk dat ik een groot eleh in mijn gepeins niet eens betrock e heb: de pracht en de onweerstaam^l aantrekkingskracht van het tafeJ van de verheerlijkte Christus zelf- Daar heb ik nu toch geen tijd voor. Bovendien zal ik dat wel z op het einde der tijden. jd Het is ondertussen de moeite W8 om daar naar toe te leven. F- „Het kabinet is dus niet geval len, zoals velen hadden gevreesd, of gehoopt", aldus Hond lustig kwispelend tegen de voorjaarszon. „Wij honden droegen voor dit ka binet geen enkele verantwoordelijk heid (men herinnere zich de ge schiedenis van de kabinetsforma tie) en wat ons betreft had het dus rustig mogen kelderen. Al léén: een nieuw kabinet kost geld en daar we volgens het oude kabi net moeten bezuinigen, is het lo gisch dat het oude kabinet blijft. Het is op zichzelf een heel aar- a\Q zoveel mensen erop nahouden! beesten vreten de boel maarrUtf- zonder dat we er iets voor te krijgenDergelijke hondse merkingen zijn typerend v°°rboel mentaliteit. Dat honden ,Ae zj0 maar opvreten" is in zeke/efante waar. Maar waar wil °ud hon- met „de boel" blijven, als de den zich er niet op de door gtl tante zo kernachtig omschr wijze over zouden ontfermen - vendien, waarom lanceert ouo-g te (en ieder die haar in deelt) haar kritische kreet m ixci, ia up /.lenzen een neer aar- deelt) haar kritische kreei „yje dig kabinetje, van oude stukken de richting van het kabinet - x indertijd in elkaar getimmerd en vreet de bpel nu eigenlijk °P ven het kan nog best een paar iaarties in ons vaderland Waar hiu het kan nog best een paar jaartjes mee. De tegenstander moge be denken, dat hijzelf ook Oud is, ter wijl hij toch nog best een tijd mee kan. Wat nu die bezuiniging als zo danig betreft: volgens mij is het onzin. Een oud-tante van mijn baas stelde laatst voor: „Laat ze die honden maar afschaffen, die de belastingcenten Gaan de den er soms mee vandoor jS je van die gulzige honden e terugkrijgt, wordt door oU'aVjaar niet ten onrechte beweerd. wat men van het duur-betaam e- binet terugkrijgt is: beste "eed perking. Geef mij dus soepel kabinetje van honde

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1957 | | pagina 8