TONEEL ALS SCHOOLVAK Een bloem ontluikt bij stervend licht Z „AAN GOD EN ONSZELF ZIJN WIJ VERPLICHT ONZE VRIJE TIJD GOED TE BESTEDEN Daar rijst mie in 't hart DE WERELD bewandelen is slechts weinigen gegeven Bewuste inhoudloosheid geeft inhoud Wfi JAMES ROBERTSON JUSTICE DOET IN FILMS EN VALKEN Veertig gedichten van F. L. Hemkes mm aldus de heer Schiittenhelm op WK A-congres in drukinkt ZATERDAG 22 JUNI 1957 PAGINA 5 mmm Ben H. Jongejan Katholieke Kweekscholen spelen „Vadertje Langbeen" Typhoon boven Nagasaki Zangfestival rr rr De Beuk. de Stichting voor literaire publikaties te Amsterdam die reeds eerder ivaardevolle literaire teksten heeft uitgegeven in fraaie, verzorgde boekjes, heeft thans een bijzonder verdienstelijke daad gesteld door het publiceren van de bundel Veertig Gedichten van F. L. Hemkes. Bijna iedereen zal op zijn minst, doordat het voor mannenkoor op muziek is gezet) het vaderlandse lied ,,'t Geu zenvendel op den thuismarscli' kennen, maar slechts weinigen zul len weten, dat de maker van dit sonore, mannelijke vers nog een handvol prachtigezuivere gedichten heeft geschreven. 3 mei 1854 werd Frederik Leonard Hemkes te Noordwijk-Binnen geboren. Deze bundel verschijnt dus „drie jaar nadat we het eeuwfeest van 's dich ters geboorte hadden kunnen herdenken hetgeen we niet hebben gedaan". Meesterlijke inleiding KORTE BLOEI DR. P. J. MEERTENS kritische bewondering F. L. HEMKES 3 mei 185419 april 1887 rr Er zijn bij het tienjarig bestaan van het W.K.A., dat op zo luisterrijke wijze jongstleden zondag te Amsterdam gevierd werd, door hoge personages waardevolle woorden gesproken. Woorden, die ons amateur-toneel-beoefenaars diep getroffen moeten hebben en alleszins waard zijn overwogen te worden. De heer E. A. Schüttenhelm sprak namens de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en weidde uit over de vrijetijdsbesteding. Vrije tijd noemde hij een even waarde volle tijd als de verplichte tijd, waarin de mens zijn verplich tingen nakomt ten opzichte van zijn gezin en zijn beroep. De tijd, die hem daarnaast overblijft, dient niet alleen om zich te herstellen van zijn vermoeienissn, maar tevens om zichzelf te ontplooien tot volwaardige persoonlijkheid. En één van de middelen daartoe is de beoefening van het amateurtoneel, dat ongekende mogelijkheden geeft tot verrijking. Een bevoorrecht mens Daar rijst me in 't hart een droef gedicht, Terwijl de hemel straalt en lacht: „Een bloem ontluikte bij stervend licht En leeft een enk'len lentenacht. „De wind is stil en alles rust De bloemen knikken, fluist'ren zacht En droomen dat de zon haar kust Nog ééne bloem slechts waakt en wacht. „Zij waakt en wacht, totdat de trans Gekleurd wordt door het morgenrood: Dan sterft zij met der sterren glans De dag breekt aan, de bloem is dood?'. Waartoe in dezen tijd een. klacht, Terwijl de dagen zonnig zijn? Miin liefste is als een bloem, die ivacht Op levensvreugde en zonneschijn! Hans van Bergen H. R. GULDEN MIDDENWEG ANNIE M. G. SCHMIDT Rijke pennevruchten, in alle soorten. Met het amusementslied, dat noch „ca baretlied" noch „pretlied" is, is het in Nederland erbarmelijk gesteld. De waar den van de twee genoemde genres heb ben wij in de twee vorige artikelen uit-, ®en trachten te zetten. Wij gaan nu over tot de tussenvorm. „Het eigenlijke amu- sementslièd". Hiermee nu worden de meeste fouten begaan. Amusementsmuziek is gemaakt °rn het gehoor van de luisteraar te stre len. Ook de tekst heeft geen ander doel. dan de kwaliteiten van een zanger of 2angeres op hun voordeligst uit te laten komen. De mensen horen graag een zan geres; deze kan niet zomaar enige klan ken uitstoten, dus moet er een tekst zijn. Net is hierbij als bij de operette. Het Verhaal en dé intrige berusten meestal °P een samenloop van omstandigheden die te flauw en te onecht is, om in het kerkelijke leven ooit voor te komen. Het schrijven nu van goede amusements- kedjes is een kunst, die slechts zeer wei- higen in Nederland verstaan. Juist omdat de tekst ondergeschikt is aan de muziek ®n ondergeschikt moet zijn, terwijl het toch weer niet mag ontaarden in een aan tal klanken, die, zoals dit bij het „pret lied" het geval is ,Jan en alleman tot meezingen moeten dwingen, is het uiterst moeilijk hier de gulden middenweg te vin den. Vaak wordt dan ook de fout begaan, dat men het te mooi wil doen. Een mo raliserende tekst is in dit genre uit don boze. Slechts een verhalende tekst zal bet doen. vooropgesteld, dat het een ver baal is, dat een geestig of boeiend on derwerp heeft en-of geestig en boeiend yerteld wordt. Dat de tekst ondergeschikt Is houdt nog niet in, dat zij zouteloos moet zijn en dit laatste- is maar al te vaak het geval. Het ergste hierbij is ,dat het in dit geval gaat als met mensen, die jarenlang zoutloos moeten eten. Men raakt er aan gewend en vindtop den duur zelfs het eten met zout erger dan het zoutloze. Ook hier geldt weer, dat men de pro- dukten- in de waarde moet laten, die ze dua opzet nu eenmaal hebben. De grote kaarde van het amusementslied is „pre- Thtieloos" wat betreft de tekst. Bewuste 'hhoudloosheid is beter dan krampach tig gesuggereerde „inhoudsvolheid". Van de zes liedjes, die in een radioprogram ma gezongen worden zijn er minstens vier die de liefde in het algemeen of een per soonlijke liefde in het bijzonder tot on derwerp hebben. Zangers verklaren vier maal achtereen hun liefde ten opzichte van Catootje, Lisetje en Lucientje en Jelfs de meest verwoede bigamist krijgt bet schaamrood op zijn kaken bij. zoveel Soetigheid en liefde. Niettemin is „lief de" als zodanig inhoudsvol en daardoor kordt met deze liedjes inhoudsvolheid ge suggereerd. Anders is het als men zingt bijvoorbeeld van een zingende vatenkwast Of een hobbelpaard, dat aan de vierdaag se meedoet. Dit is bewuste inhoudloos- beid, die kan culmineren in sublieme kol der Onder dg kinderliedjes vinden we heer lijke voorbeelden van deze instelling. Ook bier weer is het Annie M. G. Schmidt. jNe onbetaalbare produkten weet te ma- Ken. „Het fluitketeltje' ,'.De koning gaat verhuizen" en „De sprekende raaf" om ®r nu maar eens een paar te noemen, zijn kaardevol om hun subliem doorgevoer de pretentieloosheid. Het laatste liedje vertelt van een raaf, ?>e kan spreken en die bij een graaf moet •J°men, om zijn kunsten te vertonen. Bij "O graaf gekomen zegt de raaf er geen 6en; zijn baas schaamt zich dood, maar eindelijk zegt die raaf dan toch wat. En wat zegt ie? „Kale Kak" tegen die graaf. Je hoort de kinderen gniffelen, als ze dit woord mogen zingen. Ze zingen het lied je dan ook met volledige overgave. Wel nu, daf is de bedoeling. Ook in het amusementslied voor de vol wassenen moeten we (althans naar on ze persoonlijke mening) naar het sprook je toe en naar de kolder om uit de im passe van het maantje en het laantje, het zusje en het kusje, het zoentje en 't plant soentje en het blondje met het rozen mondje te komen. Hoe vreemd het moge lijken, toch wil len wij in deze verhandelingen ook even onze aandacht wijden aan het Nederland se lied, dat wij gewoon zijn in de kerk te zingen. Ook dit is immers, waf, de mu ziek betreft, afgestemd op het grote pu bliek. De tekst heeft echter wel degelijk een pretentie. Zij dient om lof te zingen, om te vragen, om te danken, enz. enz. Qua tekst liggen deze liederen dus dicht bij het cabaretlied. qua muziek dichter bij het amusementslied. Overigens is het buitengewoon jam mer. dat deze liederen naar wijze van uit voering slechts onder de „pretliederen" te rangschikken zijn in die zin, dat het meestal blijft bij een reeks uitgestoten klanken, ondersteund door een doortas tende (in de meest letterlijke zin) orga nist. Geen Sterveling weet wat hij feite lijk zingt. Dit is voor een groot gedeelte aan de tekst te wijten. De teksten zijn meestal niet uitgesproken slecht en niet uitgespro ken goed. Wel zijn ze overwegend ver schrikkelijk uit de tijd. De man die op dit gebied enige nieuwe liederen kan componeren, of althans de bestaande in meer eigentijds Nederlands zou kunnen „vertalen" heeft een uitge breid werkterrein met ongekende pers pectieven. Tot zover onze afdwaling. Tot slot van onze beschouwingen in vo gelvlucht, willen wij op dezelfde manier even een vergelijking maken met de liedjes van vroeger. Voor de tijd van Speenhoff werden er vrijwel uitsluitend „Pretliederen" gezongen. Zelfs het zoge naamde betere publiek zong „De Malie baan',' waarmede de destijds bekende cou pletzanger Chrétienni triomfen vierde. Deze liedjes stonden op een afschuwelijk laag peil. Zoals we al eerder schreven, heeft Coos Speenhoff met zijn liedjes een omwen teling in het Nederlandse cabaret ge bracht. Deze vormden destijds een ware verademing na zoveel narigheid. Het is wel eens aardig om de stijl uit de dagen van Speenhoff te vergelijken met de stijl uit deze dagen. Zoals ook in de romankunst wordt alles nu veel di recter gezegd. De liedjes van Speenhoff zijn alle ellenlange betogen, die ons, men sen van deze tijd langdradig zijn. Uiteraard verschillen ook de onderwer pen. Tientallen liedjes van Speenhoff hebben de dienstboden tot onderwerp, die (kennelijk in die tijd (de ouderen onder onze lezers zullen dit beter weten dan wij zelf) als mensen van een minder al looi beschouwd werden. De dienstbode die in een brief aan haar mevrouw haar hart lucht in niet al te fraaie bewoor dingen vormt het gegeven voor een van zijn liedjes. De brief van de oude moe der aan haar zoon, die in de nor zit is ook zo'n liedje, dat ook nu nog wel eens gehoord wordt. Paul Collin is de man van de oude garde, die soms nog met een repertoire uit die tijd te horen is Zoals gezegd, tegenwoordig zegt men alles veel directer. Had men vroeger in een roman drie pagina's nodig, om de stilte te beschrijven, tegenwoordig zei men een stippellijn en begint met een nieuwe alinea. Zo ook met de liedteksten. Ze zijn flit send en gehaast als wij zelf. Zo kunnen liedjes soms een betere afspiegeling vor men van een bepaalde tijdgeest, dan welk geschiedenisboek ook. Wii hopen van harte, dat de enkele fa cetten, die wij slechts zeer summier be licht hebben de lezers van onze artike len wat duidelijker voor ogen zijn komen te staan en dat zij door beter luisteren kunnen komen tot een betere waardebepa ling van het Nederlandse amusementslied. Het schijnen niet alleen de Toneelacade mies te zijn die aan het einde van de studie de studenten voor het voetlicht brengen om het publiek te tonen hoever ze het gebracht hebben. Wie a.s. donderdag komt kijken mag volgens de vooruitzichten een voorstelling van hoog peil verwachten. Het enthousias me van de jonge acteurs en actrices en I de gedegen voorbereiding in studiever- Op bescheidener niveau en weliswaar band beloven zulks. niet bij wijze van eindexamen vragen de beide katholieke kweekscholen Sint-Lucia en Thomas Morus te Rotterdam om de zelfde reden de aandacht. In het kader van het nieuwe leerplan zo vernemen we is er een keuzevak in gevoerd: toneel- en voordrachtskunst. Onder leiding van Willem van der Loos heeft een groep kwekelingen zich aan die culturele arbeid gewaagd. En donderdag a.s. 27 juni besluit die groep haar studie met een opvoering van „Vadertje Langbeen", om 8 uur in gebouw Palace aan de Zomerhofstraat. De keuze van het stuk verraadt de in tentie. Het ging er niet om, met prémières te komen, maar zoveel mogelijk leerlin gen in de gelegenheid te stellen met een speelbaar stuk zich wat thuis te leren voelen in de toneelkeuken, voor zover dat voor de amateur mogelijk is. In elk geval levert een dergelijk onder wijs onderwijzers af, niet alleen met be langstelling voor toneel, maar ook met enig begrip voor wat er voor komt kij ken, afgezien nog van de pret die het geeft. (Van onze jümredactie) JAMES ROBERTSON JUSTICE behoort tot de filmspelers, die nooit tot grote roeni stijgen. Ze spelen bijrollen, die nauwelijks opgemerkt worden, maar tn een film vaak de leemten opvullen, die de be roemdheden" achter laten. Het zijn de ware film „sterren", die weinig schitteren, maar geregeld te rugkeren, terwijl vele beroemde kometen korte tijd het firma- H ment sieren om daar na in de vergetelheid te verdwijnen. Zo ook deze Schot, een reus van ruim vijftig jaar, met een enorme baard. Een Michel Simon, maar de griezeligheid niet inbcgrcpeif. Hij heeft fff sedert l9jS aan tal rijke films meege werkt, o.a. Whisky Galore, Captain Hom- blower en de beken de Doctor-serie. Veel bewogen was zijn leven wel: opleiding aan de universiteit van Bonn natuur wetenschappen) daarna talloze baan tjes als onderwijzer tot autorenner, van goedmoedige Schotse humor.tteaqent^61' P°^~ ®n nu is hij dan filmspeler met een produktie van twee rolprenten per jaar. jj®'/ gaat hij nooit naar de bios; maar hij verdient goed, meent hij. „En waar vind een baan waar ik het hele jaar betaald word voor zestien toeken werken." e»f rest van het jaar brengt hij in Schotland door met buitensport, biologie, jagen q valken africhten. En dan lezen: in zes talen, waaronder Nederlands en Wisch. Sc,üen wij met hem spraken (hij was juist terug van een strandwandeling in Veningen, waar hij de gast is van het internationale Filmfestival 1957) leek niet op een filmster, maar dat interesseert hem weinigHij weet immers hij waard is, ook al bereikt hij nooit de hoogste top. Liefhebbers en degenen die gaarne ons onderwijs in nieuwe banen eens aan het werk willen zien zijn welkom. Vanwege de kosten wordt f 1.25 gevraagd. Kaarten aan de zaal die om 7.30 uur opengaat. De Franse regisseur Yves Ciampi, op wiens naam o.a. de film „Les héros sont fatigues" staat, heeft In samenwerking met de Japanse filmindustrie in Japan de rolprent „TYPHOON BOVEN NAGA SAKI" opgenomen. Het produkt is een serie geworden van met veel smaak ge fotografeerde landelijke, stedelijke en fa milietafereeltjes uit het Rijk van de Rijzende Zon in zachte, goed getroffen tinten. Ieder spreekt in de rolprent zijn moedertaal, hetzij Japans, hetzij Frans en dat doet prettig aan. Kishi Keiko, een charmante Japanse filmster, vertegen woordigt er de geëmancipeerde jonge meisjes, die in alle decentheid en zonder de oeroude familietradities radicaal over boord te gooien zich aangetrokken voelen tot de westerse wereld en haar manne lijke afgezanten. Een van deze represen tanten van onze denksfeer is Jean Marais, die in de rol van Frans ingenieur bij een scheepswerf te Nagasaki de Japanse sa menleving wordt binnengeloodst. Er ont spint zich een romance tussen hem en de Japanse, maar Danielle Darieux tracht met vrouwelijke wapens deze toenadering tussen oost en west te voorkomen. Een tyfoon niet een geënsceneerde! die boven Nagasaki heeft gewoed, veegt alle toekomstverwachtingen van het trio weg. De geschiedenis komt langzaam op gang en verloopt enigszins traag en vlak. De vele dialogen zijn in gedrukte vorm mis schien te waarderen, voor een film zijn ze te statisch. Het is echter een genoegen te kijken naar de plaatjes van de bonte Japanse straten en binnengevoerd te wor den in'de Japanse familiekring, waar men de gasten en elkaar met alle hoffelijkheid bejegent. Ciampi's verdienste is dat hij de ogen van zijn toeschouwers weet te strelen. Wie ouder is dan veertien jaar kan zich dit laten welgevallen. Vijf mannenkoren namen donderdag in de Rivierahal deel aan een zangfestival, dat georganiseerd werd door Rotte's Man nenkoor en onder auspiciën stond van het Koninklijk Nederlands Zangersverbond (afdeling Zuid-Holland). De programma's waren in hoofdzaak gekozen uit de nieuwe literatuur die meestal de intenties van de componisten verraadt om van de lieder- tafelstijl af te raken. Het woord „men rekene de uitslag niet, doch telle alleen het doel" wordt hier nog steeds ten volle bewaarheid. Want het compositorische re sultaat komt nauwelijks boven het expe rimentele stadium uit en stelt de zangers voor bijna onoDlosbare technische proble men. De moeilijke trefbaarheid der inter vallen in de stemmen afzonderlijk wordt nog verzwaard door de sterk dissonerende tegenstellingen, de harmoniek die uit de samenklank resulteert en die van huis uit al vrij onduidelijk is wordt dan in de rea lisatie grauw en kleurloos. Dat een en ander sterk afhankelijk is van de tech- nische capaciteiten van het uitvoerend en- j semblc bleek wel uit Hindemith's „Erster i Schnee" die van Die Haghesanghers een veel correcter en sprekender vertolking j verkreeg dan van het Vlaardingse koor Orpheus. Er was hier nog duidelijk spra- i ke van een niveauverschil, dat niet zo- zeer afhankelijk is van toewijding en in- 1 tensief studeren dan wel van ervaring en traditie. In de nieuwste koorliteratimr j zijn er overigens wel teVe-en dat componisten ervan overtuigd raken, dat bepaalde instrumentale mogelijkheden o een koor en zeker op een mannenkoor j niet ven toepassing zijn. Men mag wen- j sen. dat dit besef in breder kring zal 1 doorbreken. In de uitvoeringspraktijk van de drie dirigenten Jos Vranken (Rotte's Mannenkoor en Die Haghesangers), Jan Lucas (Verenigde Zangers en Apollo) en Piet Struyk jr. (Orpheus) vielen merk- waardige coïncidenties te bespeuren. Voor- j al de zin voor diepe klankresonans die i juist tegen de natuur van genoemde lite- I ratuur in schijnt te gaan kenmerkte hun musiceertrant en er past uiteraard groté bewondering voor de toewijding en doel treffendheid waarmede zowel zij als de zangers zich aan hun taak gekweten heb ben. B.G. Deze aanhaling is uit de inleiding van dr. P. J. Meertens. Het is een voortref felijk stukje werk. deze inleiding. In niet meer dan zeven bladzijden geeft dr. Meer tens een beschrijving van het (wel tragi sche maar in geen enkel opzicht specta culaire) leven van Hemkes, een beknopt literair-historisch overzicht van het ont staan en de ontvangst van zijn weinig omvangrijk werk, en een kritische waar dering ervan. In feite is deze inleiding zo verantwoord en volledig, dat er wei nig aan toe is te voegen .Ik zal er dan ook méér uit citeren dan in andere gevallen gebruikelijk is. Wie was F. L. Hemkes? Zijn vader was hoofd van de school in Noordwijk-Binnen. Henrietta Roland Holst heeft mij verteld, dat zij zich de jonge Hemkes nog heel goed kon herinneren. Toen de jongeman in 1880 zijn geboortedorp verliet, was de notarisdochter Henriëtte van der Schalk tien jaar. „Ik zie hem nog voor me als een erg stille man. Ik had wel gehoord dat er verzen van hem waren gedrukt en dat hij nogal zonderling was, maar ik kreeg zijn gedichten pas veel later onder ogen. Toen hij. zoon van de hoofdonder wijzer, naar Zuid-Afrika vertrok, werd daar natuurlijk in het dorp over gepraat; en ook bij het bericht van zijn dood. een paar jaar daarna." Een onopvallende man dus, voor de aan beslotenheid gewende dorpelingen. Onder zijn vrienden moet hij. als stu dent in Leiden, echter een „gezellige en geestige jongeman" zijn geweest, die „graag onder vrienden verkeerde". Van wege de gezondheidstoestand van zijn jon ge vrouw Henriëtte Eichmann ging hij in 1883 als gouvernementsonderwijzer naar Reddersburg in de Oranje-Vrijstaat. „Maar ook Hemkes zelf was teringlij der, en terwijl zijn vrouw aansterkte, be gon hij zelf te sukkelen. In 1885 werd een zoontje geboren. De weigering, het kind te laten dopen, gaf aanleiding tot moeilijkheden met de orthodoxe predi kant en het bestuur van de school, wat ten gevolge had dat Hemkes met zijn kleine gezin als onderwijzer naar Jagers fontein vertrok. Hij heeft er maar enkele maanden gewoond. In het voorjaar van 1887 stierf, in zijn derde jaar. het jon getje, en de droefheid over dit verlies verergerde de toestand van de vader zozeer, dat deze kort daarop het kind in het graf volgde." Bij zijn vroege dood waren de meeste verzen van Hemkes al gepubliceerd, maar toen na de korte bloei („Een bloem ont luikt bij stervend licht.." slaat deze mooie regel niet op zijn eigen dichter schap?) geen nieuw werk van zijn hand verscheen werden een paar gedichten naar bloemlezingen verwezen en werd de dichter zelf en de rest van zijn oeuvre vergeten. Dr. Meertens zegt hierover: „De tijd, dat elke leerling van onze middelbare scholen zijn „Kindeke van den Dood" kende, is voorbij; alleen de allergroot ste dichters uit het verleden onzer letter kunde kunnen hun plaats in schoolbloem lezingen handhaven, de mindere goden moeten het veld ruimen voor de gunstelin- gen van de dag. Zo is het Hemkes ver» gaan en men kan het zich indenken en het billijken. Toch geloven we dat wie. nog in een lange toekomst, op zoek naar schoonheid in onze oudere literatuur op het kleine bundeltje stuit dat Hemkes' poëtische werk bevat, met een blijde ver rassing enkele van zijn gedichten zal her kennen als overtuigende bewijsstukken van een niet groot, maar onmiskenbaar zuiver en waarachtig dichter". Deze „verrassing" vindt men vooral in de ontroerende, verstilde gedichten, die vervuld zijn van de doodsgedachte. Wederom heeft de inleider een voortref felijke karakteristiek hiervan gegeven. „Boven alle andere motieven overheerst in Hemkes' werk dat van de dood. Heeft hij, vraagt men zich af, er een voorge voel van gehad, dat hij jong zou sterven? In elk geval is de Dood hem steeds een vertrouwd gezel geweest en hebben doods- schaduwen zijn weg verduisterd. Zijn dichtbundeltje, opgedragen aan een jong gestorvene, is vervuld van de gedachte, dat het leven snel voorbijgaat en dat de dreiging van de dood al onze dagen door huivert. Ook de natuur sprak hem van. dood en sterven en van de weemoed der vergankelijkheid". Na De Beuk nogmaals lof te hebben toe gezwaaid voor een schitterend gereali seerd. moedig initiatief - na de inleider nogmaals te hebben geprezen voor zijn voortreffelijk werk, wil ik de dichter ten slotte voor zichzelf laten spreken in eett zijner schoonste verzen: -»vriiA tnrl voor de ontwikkeling van de persoon met (DlCCLlB LllCCl V1JJC "JU zich meebrengt, zoals over het algemeen Tengevolge van de industriële ontwik keling komt er steeds meer tijd vrij waarover men zelf beschikken kan. Is dit een zegen voor de mens of een pamp? Het kan het allebei zijn. Als de mens met deze vrij komende tijd geen raad weet, betekent het een ramp. Weet hij zijn tijd echter goed te besteden, dan be tekent hef een zegen. Een zegen zowei voor hem als voor de gemeenschap. We hebben eens in een artikel gezegd: „Gelukkig het volk, dat zijn vrije tijd goed weet te besteden. Het zal ongetwij feld een rijk volk zijn". Als we ons echter afvragen, of wij zo'n volk zijn, dan bekruipt ons wel eens een koude rilling, als we zo zondags op de straat om ons heen zien, hoe daar hon derden jongens en meisjes lopen te lanter fanten en drommen mensen zich ver dringen voor de .bioscopen, om een vol komen niets-zeggende film over zich heen te laten gaan. Ze zijn altijd passief deze mensen In hun vrije tijd. Niet dat niet-passief-ziin ook wel eens goed is, natuurlijk, dat heb ben we nodig; maar het altijd passief- zijn, als men voor zijn gezin en beroep niet beslist gedwongen wordt om te wer ken. is op den duur fnuikend voor de per- soons-ontwikkeling. Vooral waar het ver- Iplichte werk geen enkele mogelijkheid het werk ip de industrie, dat eerder do dend dan levend makend is. En dan betekent het een ware verade ming, als men een congres van het W.K.A. bezoekt, waar allemaal personen bijeen zijn, die hun roeping als mens begrij pen. Die hun verplichtingen beseffen ten opzichte van God en hun verantwoorde lijkheid tegenover zichzelf en de gemeen schap. Want „aan God en onszelf en aan de gemeenschao zijn wij verplicht onze vrije tijd goed te besteden". W(j praten van vrye tijd Maar eigen- ïy'k is die tijd geen vrije tyd Wü heb ben van God tyd gekregen. Straks houdt die tijd op, dan is er alleen maar eeuwig heid. En onze eeuwigheid zal afhangen van de manier, waarop wü onze tyd be steed hebben om onze talenten te ver veelvoudigen, ja of neen? Al onze tijd is in wezen dus een „werk"-tijd, zoals de heer Schüttenhelm in zijn korte maar rake rede expliceerde. En deze werk"-tijd kunnen we verdelen in tijd „benodigd voor het nakomen van onze verplichtingen ten opzichte van het gezin, het beroeo en de gemeenschap, en in tijd, waarover wij vrij beschikken kun nen". Maar dit vrije beschikkingsrecht houdt niet in, dat wij dejto tijd verloren mogen, laten gaan. Het is tijd, die de mens ais vrije mens is toegemeten. Een tijd, „met positieve mogelijkheden", aldus weer de heer Schüttenhelm, „waarin men zich ook ontspannen en verstrooien kan. Een be zigheid die voor de werkende mens ook van groot belang is. Maar waarin de mens daarnaast uit vele mogelijkheden kiezen kan om aan zijn zelfontplooiing, zijn zelf verwerkelijking te werken". „Een van deze groep activiteiten is die van het beoefenen van de kunst als ama teur", aldus de heer Schüttenhelm. En Ijij vroeg zich af, of hij de mens, die de amateuristische kunstbeoefening kiest a.s zijn vorm van vrije-tijds-besteding, niet een heel bevoorrecht mens mocht noemen omdat deze vorm hem ongekende moge lijkheden tot verrijking biedt. De toneel-amateur moet zich teachten in te leven in de gemoedsgesteltenis van een ander. Zichzelf blijvend, wordt hij een moment die ander. Er heeft op het to neel een ontmoeting plaats tussen de speler en het publiek. Een menselijke on; moeting. waaruit waardering groeit, be grip voor elkander, liefde. Men treedt uit zichzelf, uit het vaak kleine bénauwda kringetje van het eigen ik, om de ander te begrijpen, de ander aan te voelen. Men wordt gemeenschapsmens. „Zich inlevend in den ander, de ander latende spreken, dient de toneel-amateut de gemeenschap. Zich zelve verrijkend. »r de directe beleving, verrijkt hij de groep en de gemeenschap, door zijn spel". „In zijn spel heeft hij het voorrecht he' wezen van de mens te ontdekken en dooi de toeschouwer te doen ontdekken". Welk een rijkdom ligt er zo be schouwd niet in de beoefening van he* toneelspel opgesloten. De heer Schüttenhelm wees nog op een andere vorm van vrijetijdsbesteding, m op het zich dienstbaar maken voor d; gemeenschap als bestuurslid of als in structeur. En hiermee bracht hij een hul de aan al degenen, die zich beijverd hebben voor de totstandkoming van het W.K.A.dat in de afgelopen jaren aan duizenden vreugde en ontspanning heeft verschaft, aan honderden de mogelijkheid tot creatieve zelfwerkzaamheid en aan allen de mogelijkheid tot kunstzinnige vor ming. „Zyn z« Gods-getuigen?" door H. W. A. Joosten Uitg. Kinheim, Heiloo. Een droevig teken des tijds, dat het nood zakelijk schijnt geoordeeld te worden, om in geschrift een halt toe te roepen aan de opdringerige propaganda die tegenwoordig de zgn „Jehovagetuigen" raken. Men is nl. van oordeel dat deze jongste sekte die van 't einde der negentiende eeuw da teert een zekere aantrekkingskracht heeft op personen welke het Katholicisme de rug hebben toegekeerd en zich nu vermeien in de prettige dingen die zekere Amerikaan, Charles Russell, een manufacturier uit Pennsylvanië voor hen als „volle bijbelse waarheden" uit de H. Schrift heeft opge diept. Wie zich voor dit geknoei van onbe voegden met het Boek der Boeken inte resseert, kan zich door deze uitgave om trent de „leer" der „Jehova-getuigen" ge detailleerd en zakelijk laten inlichten. Dat er in ons land volgens de schrij ver ruim 20.000 personen te vinden zijn die deze vreemdsoortige exegeten nalopen kan nauwelijks verwondering wekken als men weet dat de stichters van de sekte na Russell's dood nam „rechter" Rutherford de leiding vooral hebben gezorgd, zoals wij reeds opmerkten, voor „prettige" ge loofspunten. Allereerst de fantasie omtrent het 1000-jarige Rijk, „een nieuwe hemel en een nieuwe aarde waarin de gerechtigheid komt". In verband hiermede geloven de volgelingen op gezag van Russell, dat Christus reeds in 1914 onzichtbaar op aar de is teruggekeerd. Vervolgens zullen ve len het zich gaarne laten aanleunen dat de Kerken van het Christendom, speciaal de Katholieke, instrumenten van Satan zijn. Verder maken deze moderne „schriftge leerden" op eigen gezag uit welke bijbel boeken „echt" welke „onecht" zijn. waar bij duidelijk als norm alleen wordt geko zen: „is het te gebruiken In mijn overtui ging?" En ten aanzien van de „echte" H. Schrift gaat de „uitlegkunde" dezer kerkvaders naar eigen willekeur te werk. Het geheim der H. Drieëenheid wordt ge loochend de kwestie der predestinatie her leid tot een soort „goddelijke struisvogel politiek"; ook de godheid van Christus wordt met ontkrachting van St.-Jan's evan gelie ontkend, zo goed als Zijn verrijzenis. En evenzeer het bestaan van de onster felijke menselijke ziel. De hel vond Rus sell een vreselijk idee en dus moest hij zijn volgelingen paaien met hen omtrent dit „heidense schrikbeeld" gerust te stel len. Het begrip „vaderlandsliefde" voorts wordt niet aanvaard; de „getuigen" zijn principiële dienstweigeraars, In verband met de numerus clausus der 144000 (de bijzondere groep uitverkorenen) staat het de volgelingen der sekte vrij, kinderen voort te brengen „maar de Schrift blijkt het af te raden". Zij doen beter te wach ten tot na Armageddon (d.i. de oordeels dag)! Wij menen met dit summiere inhouds overzicht te kunnen volstaan. Belangstel lenden zij geadviseerd van het zeer le zenswaardige betoog in zijn geheel kennis te nemen. Jammer dat de schrijver dat betoog herhaaldelijk ontsiert door de meer gebruikelijke fout: het bezigen van het plaatsbepalend bijwoord „waar in re den gevende zin. Ter correctie voor een spoedige tweede druk. L. H. „Eerste Levensjaren". Uitg. Nijgh Van Ditmar, Den Haag. „Eerste Levensjaren" behoort tot de weinige boeken die de bezitter zelf vol moeten schrijven. Deze uitgave is bestemd om allerlei in op te tekeneri over de eer ste jaren van een baby. Van dit boek. waarvan in 1910 de eérste oplage ver scheen en dat sindsdien vele drukken be leefde. is thans opnieuw een met veel zorg bewerkte herdruk verschenen. Al moet men zelf de tekst verzorgen dit wil niet zeggen, dat het boek louter uit blanco vellen bestaat. Door het aanbrengen van smaakvolle randen langs de pagina's, het indelen van het boek in rubrieken en het afdrukken van omlijstingen voor foto's e.d. is reeds een leidraad gegeven die ieder naar eigenverkiezing verder kan uit werken. „De Gouden tafel", door W. Hein- rich, uitg. F. G. Kroonder. Bus- sum. Dit boek is een oorlogsroman, die zich afspeelt in de Kerstdagen van 1944, ergens in een der sectoren van het toen reeds ver naar het Westen opgerolde Duitse Oostfront. Het terugtrekkende Duitse leger had zich in deze dagen evenzeer tegen de activiteit van de partisanen-groepen te verdedigen als tegen de snel aanrollende stoomwals van het rode leger. „De gouden tafel" bevat het relaas van een klein ge deelte van die wanhopige strijd Het ver haal speelt zich overigens beurtelings af aan Duitse zijde en aan de kant der par- tisanen. De auteur ontpopt zich als een meesterlijk romancier, die van de eerete tot de laatste bladzijde de lezer in bijna ademloze spanning weet te houden. Wat meer is. ondanks de gruwelijkheden, die in deze bladzijden vermeld worden, is de strekking van het boek o.i. juist en recht vaardig. Het boek toont aan hoeveel on recht en hoeveel goede daden in een oor log aan beide zijden bedreven kunnen worden. De vertaling is van M. Mok. G, H.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1957 | | pagina 5