TONEEL ALS SCHOOLVAK
Een bloem ontluikt bij stervend licht
Z
„AAN GOD EN ONSZELF ZIJN WIJ VERPLICHT
ONZE VRIJE TIJD GOED TE BESTEDEN
Daar rijst mie in 't hart
DE WERELD
bewandelen is slechts weinigen gegeven
Bewuste inhoudloosheid geeft
inhoud
Wfi
JAMES ROBERTSON JUSTICE
DOET IN FILMS EN VALKEN
Veertig gedichten van F. L. Hemkes
mm
aldus de heer Schiittenhelm op WK A-congres
in drukinkt
ZATERDAG 22 JUNI 1957
PAGINA 5
mmm
Ben H. Jongejan
Katholieke Kweekscholen spelen
„Vadertje Langbeen"
Typhoon boven
Nagasaki
Zangfestival
rr
rr
De Beuk. de Stichting voor literaire publikaties te Amsterdam
die reeds eerder ivaardevolle literaire teksten heeft uitgegeven in
fraaie, verzorgde boekjes, heeft thans een bijzonder verdienstelijke
daad gesteld door het publiceren van de bundel Veertig Gedichten
van F. L. Hemkes. Bijna iedereen zal op zijn minst, doordat het
voor mannenkoor op muziek is gezet) het vaderlandse lied ,,'t Geu
zenvendel op den thuismarscli' kennen, maar slechts weinigen zul
len weten, dat de maker van dit sonore, mannelijke vers nog een
handvol prachtigezuivere gedichten heeft geschreven. 3 mei 1854
werd Frederik Leonard Hemkes te Noordwijk-Binnen geboren. Deze
bundel verschijnt dus „drie jaar nadat we het eeuwfeest van 's dich
ters geboorte hadden kunnen herdenken hetgeen we niet hebben
gedaan".
Meesterlijke inleiding
KORTE BLOEI
DR. P. J. MEERTENS
kritische bewondering
F. L. HEMKES
3 mei 185419 april 1887
rr
Er zijn bij het tienjarig bestaan van het W.K.A., dat op zo
luisterrijke wijze jongstleden zondag te Amsterdam gevierd
werd, door hoge personages waardevolle woorden gesproken.
Woorden, die ons amateur-toneel-beoefenaars diep getroffen
moeten hebben en alleszins waard zijn overwogen te worden.
De heer E. A. Schüttenhelm sprak namens de minister van
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en weidde uit over de
vrijetijdsbesteding. Vrije tijd noemde hij een even waarde
volle tijd als de verplichte tijd, waarin de mens zijn verplich
tingen nakomt ten opzichte van zijn gezin en zijn beroep. De
tijd, die hem daarnaast overblijft, dient niet alleen om zich te
herstellen van zijn vermoeienissn, maar tevens om zichzelf te
ontplooien tot volwaardige persoonlijkheid. En één van de
middelen daartoe is de beoefening van het amateurtoneel, dat
ongekende mogelijkheden geeft tot verrijking.
Een bevoorrecht mens
Daar rijst me in 't hart een droef gedicht,
Terwijl de hemel straalt en lacht:
„Een bloem ontluikte bij stervend licht
En leeft een enk'len lentenacht.
„De wind is stil en alles rust
De bloemen knikken, fluist'ren zacht
En droomen dat de zon haar kust
Nog ééne bloem slechts waakt en wacht.
„Zij waakt en wacht, totdat de trans
Gekleurd wordt door het morgenrood:
Dan sterft zij met der sterren glans
De dag breekt aan, de bloem is dood?'.
Waartoe in dezen tijd een. klacht,
Terwijl de dagen zonnig zijn?
Miin liefste is als een bloem, die ivacht
Op levensvreugde en zonneschijn!
Hans
van
Bergen
H. R.
GULDEN MIDDENWEG
ANNIE M. G. SCHMIDT
Rijke pennevruchten, in alle soorten.
Met het amusementslied, dat noch „ca
baretlied" noch „pretlied" is, is het in
Nederland erbarmelijk gesteld. De waar
den van de twee genoemde genres heb
ben wij in de twee vorige artikelen uit-,
®en trachten te zetten. Wij gaan nu over
tot de tussenvorm. „Het eigenlijke amu-
sementslièd".
Hiermee nu worden de meeste fouten
begaan. Amusementsmuziek is gemaakt
°rn het gehoor van de luisteraar te stre
len. Ook de tekst heeft geen ander doel.
dan de kwaliteiten van een zanger of
2angeres op hun voordeligst uit te laten
komen. De mensen horen graag een zan
geres; deze kan niet zomaar enige klan
ken uitstoten, dus moet er een tekst zijn.
Net is hierbij als bij de operette. Het
Verhaal en dé intrige berusten meestal
°P een samenloop van omstandigheden
die te flauw en te onecht is, om in het
kerkelijke leven ooit voor te komen.
Het schrijven nu van goede amusements-
kedjes is een kunst, die slechts zeer wei-
higen in Nederland verstaan. Juist omdat
de tekst ondergeschikt is aan de muziek
®n ondergeschikt moet zijn, terwijl het
toch weer niet mag ontaarden in een aan
tal klanken, die, zoals dit bij het „pret
lied" het geval is ,Jan en alleman tot
meezingen moeten dwingen, is het uiterst
moeilijk hier de gulden middenweg te vin
den.
Vaak wordt dan ook de fout begaan,
dat men het te mooi wil doen. Een mo
raliserende tekst is in dit genre uit don
boze. Slechts een verhalende tekst zal
bet doen. vooropgesteld, dat het een ver
baal is, dat een geestig of boeiend on
derwerp heeft en-of geestig en boeiend
yerteld wordt. Dat de tekst ondergeschikt
Is houdt nog niet in, dat zij zouteloos
moet zijn en dit laatste- is maar al te
vaak het geval. Het ergste hierbij is ,dat
het in dit geval gaat als met mensen,
die jarenlang zoutloos moeten eten. Men
raakt er aan gewend en vindtop den
duur zelfs het eten met zout erger dan
het zoutloze.
Ook hier geldt weer, dat men de pro-
dukten- in de waarde moet laten, die ze
dua opzet nu eenmaal hebben. De grote
kaarde van het amusementslied is „pre-
Thtieloos" wat betreft de tekst. Bewuste
'hhoudloosheid is beter dan krampach
tig gesuggereerde „inhoudsvolheid". Van
de zes liedjes, die in een radioprogram
ma gezongen worden zijn er minstens vier
die de liefde in het algemeen of een per
soonlijke liefde in het bijzonder tot on
derwerp hebben. Zangers verklaren vier
maal achtereen hun liefde ten opzichte
van Catootje, Lisetje en Lucientje en
Jelfs de meest verwoede bigamist krijgt
bet schaamrood op zijn kaken bij. zoveel
Soetigheid en liefde. Niettemin is „lief
de" als zodanig inhoudsvol en daardoor
kordt met deze liedjes inhoudsvolheid ge
suggereerd. Anders is het als men zingt
bijvoorbeeld van een zingende vatenkwast
Of een hobbelpaard, dat aan de vierdaag
se meedoet. Dit is bewuste inhoudloos-
beid, die kan culmineren in sublieme kol
der
Onder dg kinderliedjes vinden we heer
lijke voorbeelden van deze instelling. Ook
bier weer is het Annie M. G. Schmidt.
jNe onbetaalbare produkten weet te ma-
Ken. „Het fluitketeltje' ,'.De koning gaat
verhuizen" en „De sprekende raaf" om
®r nu maar eens een paar te noemen, zijn
kaardevol om hun subliem doorgevoer
de pretentieloosheid.
Het laatste liedje vertelt van een raaf,
?>e kan spreken en die bij een graaf moet
•J°men, om zijn kunsten te vertonen. Bij
"O graaf gekomen zegt de raaf er geen
6en; zijn baas schaamt zich dood, maar
eindelijk zegt die raaf dan toch wat. En
wat zegt ie? „Kale Kak" tegen die graaf.
Je hoort de kinderen gniffelen, als ze dit
woord mogen zingen. Ze zingen het lied
je dan ook met volledige overgave. Wel
nu, daf is de bedoeling.
Ook in het amusementslied voor de vol
wassenen moeten we (althans naar on
ze persoonlijke mening) naar het sprook
je toe en naar de kolder om uit de im
passe van het maantje en het laantje, het
zusje en het kusje, het zoentje en 't plant
soentje en het blondje met het rozen
mondje te komen.
Hoe vreemd het moge lijken, toch wil
len wij in deze verhandelingen ook even
onze aandacht wijden aan het Nederland
se lied, dat wij gewoon zijn in de kerk
te zingen. Ook dit is immers, waf, de mu
ziek betreft, afgestemd op het grote pu
bliek. De tekst heeft echter wel degelijk
een pretentie. Zij dient om lof te zingen,
om te vragen, om te danken, enz. enz.
Qua tekst liggen deze liederen dus dicht
bij het cabaretlied. qua muziek dichter
bij het amusementslied.
Overigens is het buitengewoon jam
mer. dat deze liederen naar wijze van uit
voering slechts onder de „pretliederen" te
rangschikken zijn in die zin, dat het
meestal blijft bij een reeks uitgestoten
klanken, ondersteund door een doortas
tende (in de meest letterlijke zin) orga
nist. Geen Sterveling weet wat hij feite
lijk zingt.
Dit is voor een groot gedeelte aan de
tekst te wijten. De teksten zijn meestal
niet uitgesproken slecht en niet uitgespro
ken goed. Wel zijn ze overwegend ver
schrikkelijk uit de tijd.
De man die op dit gebied enige nieuwe
liederen kan componeren, of althans de
bestaande in meer eigentijds Nederlands
zou kunnen „vertalen" heeft een uitge
breid werkterrein met ongekende pers
pectieven. Tot zover onze afdwaling.
Tot slot van onze beschouwingen in vo
gelvlucht, willen wij op dezelfde manier
even een vergelijking maken met de
liedjes van vroeger. Voor de tijd van
Speenhoff werden er vrijwel uitsluitend
„Pretliederen" gezongen. Zelfs het zoge
naamde betere publiek zong „De Malie
baan',' waarmede de destijds bekende cou
pletzanger Chrétienni triomfen vierde.
Deze liedjes stonden op een afschuwelijk
laag peil.
Zoals we al eerder schreven, heeft Coos
Speenhoff met zijn liedjes een omwen
teling in het Nederlandse cabaret ge
bracht. Deze vormden destijds een ware
verademing na zoveel narigheid.
Het is wel eens aardig om de stijl uit
de dagen van Speenhoff te vergelijken
met de stijl uit deze dagen. Zoals ook
in de romankunst wordt alles nu veel di
recter gezegd. De liedjes van Speenhoff
zijn alle ellenlange betogen, die ons, men
sen van deze tijd langdradig zijn.
Uiteraard verschillen ook de onderwer
pen. Tientallen liedjes van Speenhoff
hebben de dienstboden tot onderwerp, die
(kennelijk in die tijd (de ouderen onder
onze lezers zullen dit beter weten dan
wij zelf) als mensen van een minder al
looi beschouwd werden. De dienstbode
die in een brief aan haar mevrouw haar
hart lucht in niet al te fraaie bewoor
dingen vormt het gegeven voor een van
zijn liedjes. De brief van de oude moe
der aan haar zoon, die in de nor zit is
ook zo'n liedje, dat ook nu nog wel eens
gehoord wordt. Paul Collin is de man
van de oude garde, die soms nog met een
repertoire uit die tijd te horen is
Zoals gezegd, tegenwoordig zegt men
alles veel directer. Had men vroeger in
een roman drie pagina's nodig, om de
stilte te beschrijven, tegenwoordig zei
men een stippellijn en begint met een
nieuwe alinea.
Zo ook met de liedteksten. Ze zijn flit
send en gehaast als wij zelf. Zo kunnen
liedjes soms een betere afspiegeling vor
men van een bepaalde tijdgeest, dan welk
geschiedenisboek ook.
Wii hopen van harte, dat de enkele fa
cetten, die wij slechts zeer summier be
licht hebben de lezers van onze artike
len wat duidelijker voor ogen zijn komen
te staan en dat zij door beter luisteren
kunnen komen tot een betere waardebepa
ling van het Nederlandse amusementslied.
Het schijnen niet alleen de Toneelacade
mies te zijn die aan het einde van de
studie de studenten voor het voetlicht
brengen om het publiek te tonen hoever
ze het gebracht hebben.
Wie a.s. donderdag komt kijken mag
volgens de vooruitzichten een voorstelling
van hoog peil verwachten. Het enthousias
me van de jonge acteurs en actrices en
I de gedegen voorbereiding in studiever-
Op bescheidener niveau en weliswaar band beloven zulks.
niet bij wijze van eindexamen vragen de
beide katholieke kweekscholen Sint-Lucia
en Thomas Morus te Rotterdam om de
zelfde reden de aandacht.
In het kader van het nieuwe leerplan
zo vernemen we is er een keuzevak in
gevoerd: toneel- en voordrachtskunst.
Onder leiding van Willem van der Loos
heeft een groep kwekelingen zich aan
die culturele arbeid gewaagd.
En donderdag a.s. 27 juni besluit die
groep haar studie met een opvoering van
„Vadertje Langbeen", om 8 uur in gebouw
Palace aan de Zomerhofstraat.
De keuze van het stuk verraadt de in
tentie. Het ging er niet om, met prémières
te komen, maar zoveel mogelijk leerlin
gen in de gelegenheid te stellen met een
speelbaar stuk zich wat thuis te leren
voelen in de toneelkeuken, voor zover dat
voor de amateur mogelijk is.
In elk geval levert een dergelijk onder
wijs onderwijzers af, niet alleen met be
langstelling voor toneel, maar ook met
enig begrip voor wat er voor komt kij
ken, afgezien nog van de pret die het
geeft.
(Van onze jümredactie)
JAMES ROBERTSON JUSTICE behoort tot de filmspelers, die nooit tot grote
roeni stijgen. Ze spelen bijrollen, die nauwelijks opgemerkt worden, maar tn een
film vaak de leemten
opvullen, die de be
roemdheden" achter
laten. Het zijn de
ware film „sterren",
die weinig schitteren,
maar geregeld te
rugkeren, terwijl vele
beroemde kometen
korte tijd het firma-
H ment sieren om daar
na in de vergetelheid
te verdwijnen.
Zo ook deze Schot,
een reus van ruim
vijftig jaar, met een
enorme baard. Een
Michel Simon, maar
de griezeligheid niet
inbcgrcpeif. Hij heeft
fff sedert l9jS aan tal
rijke films meege
werkt, o.a. Whisky
Galore, Captain Hom-
blower en de beken
de Doctor-serie. Veel
bewogen was zijn
leven wel: opleiding
aan de universiteit
van Bonn natuur
wetenschappen)
daarna talloze baan
tjes als onderwijzer
tot autorenner, van
goedmoedige Schotse humor.tteaqent^61' P°^~
®n nu is hij dan filmspeler met een produktie van twee rolprenten per jaar.
jj®'/ gaat hij nooit naar de bios; maar hij verdient goed, meent hij. „En waar vind
een baan waar ik het hele jaar betaald word voor zestien toeken werken."
e»f rest van het jaar brengt hij in Schotland door met buitensport, biologie, jagen
q valken africhten. En dan lezen: in zes talen, waaronder Nederlands en
Wisch.
Sc,üen wij met hem spraken (hij was juist terug van een strandwandeling in
Veningen, waar hij de gast is van het internationale Filmfestival 1957) leek
niet op een filmster, maar dat interesseert hem weinigHij weet immers
hij waard is, ook al bereikt hij nooit de hoogste top.
Liefhebbers en degenen die gaarne ons
onderwijs in nieuwe banen eens aan het
werk willen zien zijn welkom. Vanwege
de kosten wordt f 1.25 gevraagd. Kaarten
aan de zaal die om 7.30 uur opengaat.
De Franse regisseur Yves Ciampi, op
wiens naam o.a. de film „Les héros sont
fatigues" staat, heeft In samenwerking
met de Japanse filmindustrie in Japan de
rolprent „TYPHOON BOVEN NAGA
SAKI" opgenomen. Het produkt is een
serie geworden van met veel smaak ge
fotografeerde landelijke, stedelijke en fa
milietafereeltjes uit het Rijk van de
Rijzende Zon in zachte, goed getroffen
tinten. Ieder spreekt in de rolprent zijn
moedertaal, hetzij Japans, hetzij Frans en
dat doet prettig aan. Kishi Keiko, een
charmante Japanse filmster, vertegen
woordigt er de geëmancipeerde jonge
meisjes, die in alle decentheid en zonder
de oeroude familietradities radicaal over
boord te gooien zich aangetrokken voelen
tot de westerse wereld en haar manne
lijke afgezanten. Een van deze represen
tanten van onze denksfeer is Jean Marais,
die in de rol van Frans ingenieur bij een
scheepswerf te Nagasaki de Japanse sa
menleving wordt binnengeloodst. Er ont
spint zich een romance tussen hem en de
Japanse, maar Danielle Darieux tracht
met vrouwelijke wapens deze toenadering
tussen oost en west te voorkomen. Een
tyfoon niet een geënsceneerde!
die boven Nagasaki heeft gewoed, veegt
alle toekomstverwachtingen van het trio
weg.
De geschiedenis komt langzaam op gang
en verloopt enigszins traag en vlak. De
vele dialogen zijn in gedrukte vorm mis
schien te waarderen, voor een film zijn
ze te statisch. Het is echter een genoegen
te kijken naar de plaatjes van de bonte
Japanse straten en binnengevoerd te wor
den in'de Japanse familiekring, waar men
de gasten en elkaar met alle hoffelijkheid
bejegent.
Ciampi's verdienste is dat hij de ogen
van zijn toeschouwers weet te strelen. Wie
ouder is dan veertien jaar kan zich dit
laten welgevallen.
Vijf mannenkoren namen donderdag in
de Rivierahal deel aan een zangfestival,
dat georganiseerd werd door Rotte's Man
nenkoor en onder auspiciën stond van het
Koninklijk Nederlands Zangersverbond
(afdeling Zuid-Holland). De programma's
waren in hoofdzaak gekozen uit de nieuwe
literatuur die meestal de intenties van de
componisten verraadt om van de lieder-
tafelstijl af te raken. Het woord „men
rekene de uitslag niet, doch telle alleen
het doel" wordt hier nog steeds ten volle
bewaarheid. Want het compositorische re
sultaat komt nauwelijks boven het expe
rimentele stadium uit en stelt de zangers
voor bijna onoDlosbare technische proble
men. De moeilijke trefbaarheid der inter
vallen in de stemmen afzonderlijk wordt
nog verzwaard door de sterk dissonerende
tegenstellingen, de harmoniek die uit de
samenklank resulteert en die van huis uit
al vrij onduidelijk is wordt dan in de rea
lisatie grauw en kleurloos. Dat een en
ander sterk afhankelijk is van de tech-
nische capaciteiten van het uitvoerend en- j
semblc bleek wel uit Hindemith's „Erster i
Schnee" die van Die Haghesanghers een
veel correcter en sprekender vertolking j
verkreeg dan van het Vlaardingse koor
Orpheus. Er was hier nog duidelijk spra- i
ke van een niveauverschil, dat niet zo-
zeer afhankelijk is van toewijding en in- 1
tensief studeren dan wel van ervaring en
traditie. In de nieuwste koorliteratimr j
zijn er overigens wel teVe-en dat
componisten ervan overtuigd raken, dat
bepaalde instrumentale mogelijkheden o
een koor en zeker op een mannenkoor j
niet ven toepassing zijn. Men mag wen- j
sen. dat dit besef in breder kring zal 1
doorbreken. In de uitvoeringspraktijk van
de drie dirigenten Jos Vranken (Rotte's
Mannenkoor en Die Haghesangers), Jan
Lucas (Verenigde Zangers en Apollo) en
Piet Struyk jr. (Orpheus) vielen merk-
waardige coïncidenties te bespeuren. Voor- j
al de zin voor diepe klankresonans die i
juist tegen de natuur van genoemde lite- I
ratuur in schijnt te gaan kenmerkte hun
musiceertrant en er past uiteraard groté
bewondering voor de toewijding en doel
treffendheid waarmede zowel zij als de
zangers zich aan hun taak gekweten heb
ben.
B.G.
Deze aanhaling is uit de inleiding van
dr. P. J. Meertens. Het is een voortref
felijk stukje werk. deze inleiding. In niet
meer dan zeven bladzijden geeft dr. Meer
tens een beschrijving van het (wel tragi
sche maar in geen enkel opzicht specta
culaire) leven van Hemkes, een beknopt
literair-historisch overzicht van het ont
staan en de ontvangst van zijn weinig
omvangrijk werk, en een kritische waar
dering ervan. In feite is deze inleiding
zo verantwoord en volledig, dat er wei
nig aan toe is te voegen .Ik zal er
dan ook méér uit citeren dan in andere
gevallen gebruikelijk is.
Wie was F. L. Hemkes? Zijn vader was
hoofd van de school in Noordwijk-Binnen.
Henrietta Roland Holst heeft mij verteld,
dat zij zich de jonge Hemkes nog heel
goed kon herinneren. Toen de jongeman
in 1880 zijn geboortedorp verliet, was de
notarisdochter Henriëtte van der Schalk
tien jaar. „Ik zie hem nog voor me als
een erg stille man. Ik had wel gehoord
dat er verzen van hem waren gedrukt en
dat hij nogal zonderling was, maar ik
kreeg zijn gedichten pas veel later onder
ogen. Toen hij. zoon van de hoofdonder
wijzer, naar Zuid-Afrika vertrok, werd
daar natuurlijk in het dorp over gepraat;
en ook bij het bericht van zijn dood.
een paar jaar daarna."
Een onopvallende man dus, voor de
aan beslotenheid gewende dorpelingen.
Onder zijn vrienden moet hij. als stu
dent in Leiden, echter een „gezellige en
geestige jongeman" zijn geweest, die
„graag onder vrienden verkeerde". Van
wege de gezondheidstoestand van zijn jon
ge vrouw Henriëtte Eichmann ging hij in
1883 als gouvernementsonderwijzer naar
Reddersburg in de Oranje-Vrijstaat.
„Maar ook Hemkes zelf was teringlij
der, en terwijl zijn vrouw aansterkte, be
gon hij zelf te sukkelen. In 1885 werd
een zoontje geboren. De weigering, het
kind te laten dopen, gaf aanleiding tot
moeilijkheden met de orthodoxe predi
kant en het bestuur van de school, wat
ten gevolge had dat Hemkes met zijn
kleine gezin als onderwijzer naar Jagers
fontein vertrok. Hij heeft er maar enkele
maanden gewoond. In het voorjaar van
1887 stierf, in zijn derde jaar. het jon
getje, en de droefheid over dit verlies
verergerde de toestand van de vader
zozeer, dat deze kort daarop het kind in
het graf volgde."
Bij zijn vroege dood waren de meeste
verzen van Hemkes al gepubliceerd, maar
toen na de korte bloei („Een bloem ont
luikt bij stervend licht.." slaat deze
mooie regel niet op zijn eigen dichter
schap?) geen nieuw werk van zijn hand
verscheen werden een paar gedichten
naar bloemlezingen verwezen en werd de
dichter zelf en de rest van zijn oeuvre
vergeten.
Dr. Meertens zegt hierover: „De tijd,
dat elke leerling van onze middelbare
scholen zijn „Kindeke van den Dood"
kende, is voorbij; alleen de allergroot
ste dichters uit het verleden onzer letter
kunde kunnen hun plaats in schoolbloem
lezingen handhaven, de mindere goden
moeten het veld ruimen voor de gunstelin-
gen van de dag. Zo is het Hemkes ver»
gaan en men kan het zich indenken en
het billijken. Toch geloven we dat wie.
nog in een lange toekomst, op zoek naar
schoonheid in onze oudere literatuur op
het kleine bundeltje stuit dat Hemkes'
poëtische werk bevat, met een blijde ver
rassing enkele van zijn gedichten zal her
kennen als overtuigende bewijsstukken
van een niet groot, maar onmiskenbaar
zuiver en waarachtig dichter".
Deze „verrassing" vindt men vooral in
de ontroerende, verstilde gedichten, die
vervuld zijn van de doodsgedachte.
Wederom heeft de inleider een voortref
felijke karakteristiek hiervan gegeven.
„Boven alle andere motieven overheerst
in Hemkes' werk dat van de dood. Heeft
hij, vraagt men zich af, er een voorge
voel van gehad, dat hij jong zou sterven?
In elk geval is de Dood hem steeds een
vertrouwd gezel geweest en hebben doods-
schaduwen zijn weg verduisterd. Zijn
dichtbundeltje, opgedragen aan een jong
gestorvene, is vervuld van de gedachte,
dat het leven snel voorbijgaat en dat de
dreiging van de dood al onze dagen door
huivert. Ook de natuur sprak hem van.
dood en sterven en van de weemoed der
vergankelijkheid".
Na De Beuk nogmaals lof te hebben toe
gezwaaid voor een schitterend gereali
seerd. moedig initiatief - na de inleider
nogmaals te hebben geprezen voor zijn
voortreffelijk werk, wil ik de dichter ten
slotte voor zichzelf laten spreken in eett
zijner schoonste verzen:
-»vriiA tnrl voor de ontwikkeling van de persoon met
(DlCCLlB LllCCl V1JJC "JU zich meebrengt, zoals over het algemeen
Tengevolge van de industriële ontwik
keling komt er steeds meer tijd vrij
waarover men zelf beschikken kan. Is
dit een zegen voor de mens of een pamp?
Het kan het allebei zijn. Als de mens
met deze vrij komende tijd geen raad
weet, betekent het een ramp. Weet hij
zijn tijd echter goed te besteden, dan be
tekent hef een zegen. Een zegen zowei
voor hem als voor de gemeenschap.
We hebben eens in een artikel gezegd:
„Gelukkig het volk, dat zijn vrije tijd
goed weet te besteden. Het zal ongetwij
feld een rijk volk zijn".
Als we ons echter afvragen, of wij zo'n
volk zijn, dan bekruipt ons wel eens een
koude rilling, als we zo zondags op de
straat om ons heen zien, hoe daar hon
derden jongens en meisjes lopen te lanter
fanten en drommen mensen zich ver
dringen voor de .bioscopen, om een vol
komen niets-zeggende film over zich heen
te laten gaan.
Ze zijn altijd passief deze mensen In
hun vrije tijd. Niet dat niet-passief-ziin
ook wel eens goed is, natuurlijk, dat heb
ben we nodig; maar het altijd passief-
zijn, als men voor zijn gezin en beroep
niet beslist gedwongen wordt om te wer
ken. is op den duur fnuikend voor de per-
soons-ontwikkeling. Vooral waar het ver-
Iplichte werk geen enkele mogelijkheid
het werk ip de industrie, dat eerder do
dend dan levend makend is.
En dan betekent het een ware verade
ming, als men een congres van het W.K.A.
bezoekt, waar allemaal personen bijeen
zijn, die hun roeping als mens begrij
pen. Die hun verplichtingen beseffen ten
opzichte van God en hun verantwoorde
lijkheid tegenover zichzelf en de gemeen
schap.
Want „aan God en onszelf en aan de
gemeenschao zijn wij verplicht onze
vrije tijd goed te besteden".
W(j praten van vrye tijd Maar eigen-
ïy'k is die tijd geen vrije tyd Wü heb
ben van God tyd gekregen. Straks houdt
die tijd op, dan is er alleen maar eeuwig
heid. En onze eeuwigheid zal afhangen
van de manier, waarop wü onze tyd be
steed hebben om onze talenten te ver
veelvoudigen, ja of neen?
Al onze tijd is in wezen dus een
„werk"-tijd, zoals de heer Schüttenhelm
in zijn korte maar rake rede expliceerde.
En deze werk"-tijd kunnen we verdelen
in tijd „benodigd voor het nakomen van
onze verplichtingen ten opzichte van het
gezin, het beroeo en de gemeenschap, en
in tijd, waarover wij vrij beschikken kun
nen".
Maar dit vrije beschikkingsrecht houdt
niet in, dat wij dejto tijd verloren mogen,
laten gaan. Het is tijd, die de mens ais
vrije mens is toegemeten. Een tijd, „met
positieve mogelijkheden", aldus weer de
heer Schüttenhelm, „waarin men zich ook
ontspannen en verstrooien kan. Een be
zigheid die voor de werkende mens ook
van groot belang is. Maar waarin de mens
daarnaast uit vele mogelijkheden kiezen
kan om aan zijn zelfontplooiing, zijn zelf
verwerkelijking te werken".
„Een van deze groep activiteiten is die
van het beoefenen van de kunst als ama
teur", aldus de heer Schüttenhelm. En
Ijij vroeg zich af, of hij de mens, die de
amateuristische kunstbeoefening kiest a.s
zijn vorm van vrije-tijds-besteding, niet
een heel bevoorrecht mens mocht noemen
omdat deze vorm hem ongekende moge
lijkheden tot verrijking biedt.
De toneel-amateur moet zich teachten in
te leven in de gemoedsgesteltenis van een
ander. Zichzelf blijvend, wordt hij een
moment die ander. Er heeft op het to
neel een ontmoeting plaats tussen de
speler en het publiek. Een menselijke on;
moeting. waaruit waardering groeit, be
grip voor elkander, liefde. Men treedt uit
zichzelf, uit het vaak kleine bénauwda
kringetje van het eigen ik, om de ander
te begrijpen, de ander aan te voelen. Men
wordt gemeenschapsmens.
„Zich inlevend in den ander, de ander
latende spreken, dient de toneel-amateut
de gemeenschap. Zich zelve verrijkend. »r
de directe beleving, verrijkt hij de groep
en de gemeenschap, door zijn spel".
„In zijn spel heeft hij het voorrecht he'
wezen van de mens te ontdekken en dooi
de toeschouwer te doen ontdekken".
Welk een rijkdom ligt er zo be
schouwd niet in de beoefening van he*
toneelspel opgesloten.
De heer Schüttenhelm wees nog op een
andere vorm van vrijetijdsbesteding, m
op het zich dienstbaar maken voor d;
gemeenschap als bestuurslid of als in
structeur. En hiermee bracht hij een hul
de aan al degenen, die zich beijverd
hebben voor de totstandkoming van het
W.K.A.dat in de afgelopen jaren aan
duizenden vreugde en ontspanning heeft
verschaft, aan honderden de mogelijkheid
tot creatieve zelfwerkzaamheid en aan
allen de mogelijkheid tot kunstzinnige vor
ming.
„Zyn z« Gods-getuigen?" door H.
W. A. Joosten Uitg. Kinheim,
Heiloo.
Een droevig teken des tijds, dat het nood
zakelijk schijnt geoordeeld te worden, om
in geschrift een halt toe te roepen aan de
opdringerige propaganda die tegenwoordig
de zgn „Jehovagetuigen" raken. Men is
nl. van oordeel dat deze jongste sekte
die van 't einde der negentiende eeuw da
teert een zekere aantrekkingskracht heeft
op personen welke het Katholicisme de rug
hebben toegekeerd en zich nu vermeien in
de prettige dingen die zekere Amerikaan,
Charles Russell, een manufacturier uit
Pennsylvanië voor hen als „volle bijbelse
waarheden" uit de H. Schrift heeft opge
diept.
Wie zich voor dit geknoei van onbe
voegden met het Boek der Boeken inte
resseert, kan zich door deze uitgave om
trent de „leer" der „Jehova-getuigen" ge
detailleerd en zakelijk laten inlichten.
Dat er in ons land volgens de schrij
ver ruim 20.000 personen te vinden zijn die
deze vreemdsoortige exegeten nalopen kan
nauwelijks verwondering wekken als men
weet dat de stichters van de sekte na
Russell's dood nam „rechter" Rutherford
de leiding vooral hebben gezorgd, zoals
wij reeds opmerkten, voor „prettige" ge
loofspunten. Allereerst de fantasie omtrent
het 1000-jarige Rijk, „een nieuwe hemel en
een nieuwe aarde waarin de gerechtigheid
komt". In verband hiermede geloven de
volgelingen op gezag van Russell, dat
Christus reeds in 1914 onzichtbaar op aar
de is teruggekeerd. Vervolgens zullen ve
len het zich gaarne laten aanleunen dat de
Kerken van het Christendom, speciaal de
Katholieke, instrumenten van Satan zijn.
Verder maken deze moderne „schriftge
leerden" op eigen gezag uit welke bijbel
boeken „echt" welke „onecht" zijn. waar
bij duidelijk als norm alleen wordt geko
zen: „is het te gebruiken In mijn overtui
ging?" En ten aanzien van de „echte"
H. Schrift gaat de „uitlegkunde" dezer
kerkvaders naar eigen willekeur te werk.
Het geheim der H. Drieëenheid wordt ge
loochend de kwestie der predestinatie her
leid tot een soort „goddelijke struisvogel
politiek"; ook de godheid van Christus
wordt met ontkrachting van St.-Jan's evan
gelie ontkend, zo goed als Zijn verrijzenis.
En evenzeer het bestaan van de onster
felijke menselijke ziel. De hel vond Rus
sell een vreselijk idee en dus moest hij
zijn volgelingen paaien met hen omtrent
dit „heidense schrikbeeld" gerust te stel
len. Het begrip „vaderlandsliefde" voorts
wordt niet aanvaard; de „getuigen" zijn
principiële dienstweigeraars, In verband
met de numerus clausus der 144000 (de
bijzondere groep uitverkorenen) staat het
de volgelingen der sekte vrij, kinderen
voort te brengen „maar de Schrift blijkt
het af te raden". Zij doen beter te wach
ten tot na Armageddon (d.i. de oordeels
dag)!
Wij menen met dit summiere inhouds
overzicht te kunnen volstaan. Belangstel
lenden zij geadviseerd van het zeer le
zenswaardige betoog in zijn geheel kennis
te nemen. Jammer dat de schrijver dat
betoog herhaaldelijk ontsiert door de meer
gebruikelijke fout: het bezigen van het
plaatsbepalend bijwoord „waar in re
den gevende zin. Ter correctie voor een
spoedige tweede druk.
L. H.
„Eerste Levensjaren". Uitg.
Nijgh Van Ditmar, Den Haag.
„Eerste Levensjaren" behoort tot de
weinige boeken die de bezitter zelf vol
moeten schrijven. Deze uitgave is bestemd
om allerlei in op te tekeneri over de eer
ste jaren van een baby. Van dit boek.
waarvan in 1910 de eérste oplage ver
scheen en dat sindsdien vele drukken be
leefde. is thans opnieuw een met veel zorg
bewerkte herdruk verschenen. Al moet
men zelf de tekst verzorgen dit wil niet
zeggen, dat het boek louter uit blanco
vellen bestaat. Door het aanbrengen van
smaakvolle randen langs de pagina's, het
indelen van het boek in rubrieken en het
afdrukken van omlijstingen voor foto's
e.d. is reeds een leidraad gegeven die ieder
naar eigenverkiezing verder kan uit
werken.
„De Gouden tafel", door W. Hein-
rich, uitg. F. G. Kroonder. Bus-
sum.
Dit boek is een oorlogsroman, die zich
afspeelt in de Kerstdagen van 1944, ergens
in een der sectoren van het toen reeds
ver naar het Westen opgerolde Duitse
Oostfront.
Het terugtrekkende Duitse leger had
zich in deze dagen evenzeer tegen de
activiteit van de partisanen-groepen te
verdedigen als tegen de snel aanrollende
stoomwals van het rode leger. „De gouden
tafel" bevat het relaas van een klein ge
deelte van die wanhopige strijd Het ver
haal speelt zich overigens beurtelings af
aan Duitse zijde en aan de kant der par-
tisanen. De auteur ontpopt zich als een
meesterlijk romancier, die van de eerete
tot de laatste bladzijde de lezer in bijna
ademloze spanning weet te houden. Wat
meer is. ondanks de gruwelijkheden, die
in deze bladzijden vermeld worden, is de
strekking van het boek o.i. juist en recht
vaardig. Het boek toont aan hoeveel on
recht en hoeveel goede daden in een oor
log aan beide zijden bedreven kunnen
worden.
De vertaling is van M. Mok.
G, H.