Peins Een „steengoeie" preek Wat ons nü te doen staat is het belangrijkst Wm m De spanningsloze ontspanning Het groene hout gewaarschuwd er eens over j Ontmoeting met Yesterday is history to-morroiv still a mystery I r -SH k ?K;, ZATERDAG 6 JULI 1957 Deze pagina is voor de jon geren en nog meer van de jon geren, laat zij nu vandaag voor een gedeelte eens tegen het gedrag van sommige jonge ren zijn. Een paar voorvallen waren ge noeg om ons eens te bezinnen op de onmogelijke houding van een berg groen hout dat vandaag aan de dag op de drempel der volwassenheid rondspringt. Vrijheid De kooi is haar leven Die moeder van dat meisje, zit die niet in een kooi, naar de begrip pen van haar studerende dochter? ZIJ JEUGD BINDEN AAN DE KERK M i Openbare les ij wm Onlangs heb ik het voorrecht gehad prof. dr. Romano Guar dini te mogen bezoeken in Mün- chen. In dienst van de jongeren Contact? Knappe technici hebben uitge dokterd, dat die imponerende bonk beton aan het Weena in Rotterdam het groothandels gebouw eventueel tweeduizend jaar zijn dienst kan blijven doen. Het is fascinerend als je dat be denkt. Misschien zal er over die twee duizend jaar wel weer een Napo leon opstaan, om vanaf de ruïnes van het tegenovergelegen bouw centrum, zijn krijgslieden aan te vuren door in gloedvolle woorden te zeggen, dat veertig eeuwen op hen neerzien. MÊËmmzmm Het duurt niet lang Het: NU Kwade kanten en kansen der onvolwassenheid De vondst van onze tijd is het „te rug naar de natuur''. Door dit zo te schrijven, blijkt al het gebrek aan originaliteit van die strevingen. Rousseau heeft er een dikke an derhalve eeuw geleden ook al de we reld mee overeind gezet. Een terug naar de natuur is altijd al de terreur van elke geestelijke verandering. Dat is immers de enige uitweg uit een cultuurperiode die min of meer in vormen en schema's en zekerhe den is vastgelopen. De hooggeroem de vrijheid, natuurlijkheid en open hartigheid anno 1957 dan., en in zonderheid bij de jeugd. Uit de jong-studentenwereld: „Mijnheer, kunnen we niet wat ge zelligs gaan doen het is zo warm". Op een weliswaar niet sentimen tele maar wel zorgelijke toon zegt een meisje tegen ons: „Ik voel me soms zo gevangen als in een kooi, op school. Ik kan er niet uit en dat gevoel knijpt me de keel soms dicht". „Oh", zeggen we in beide geval len. We bedenken dat het deze jonge mensen zijn die straks deel uit zul len maken van de grote mensen maatschappij en het zijn ook de zelfde die daar iets tegen hebben. Als het bloedheet is en het bevalt je niet en niemand draait op volle toeren moet je de zon iets verwijten als dat zin heeft. De tramconducteur kan er niet uitscheiden en de kantoorbediende niet en de stoker niet en niemand in de grote-mensenmaatschappij. Maar wel de jongelui dan? Vrijheid en natuurlijkheid zijn geen oprispingen. We voelen ergens om het een of andere niet voor- en dus houden we er maar mee op. Vrijheid is geen doen wat je wil, maar willen wat je doen moet. Er is een enorm gebrek aan het zich ingepast weten in menselijke solidariteit in de gehele mensenge meenschap. Zich van die noodzaak bewust maken is een element in de volwassenwording dat er wezenlijk bij hoort. Anders wordt de vrijheid een dek mantel voor alle kwaad. Als het warm is werkt iedereen op halve kracht, dat weten we van elkaar, Dat is voldoende zo. Verder zwijgen we- Het is heel natuurlijk. Het is echter -erschrikkelijk onvol wassen om daar onmiddellijk de con sequentie aan te verbinden er mee op te houden want het is zo warm. Dan moet er gepuft worden, ge hangen, dan worden in naam van de natuur de kleren gedegradeerd tot vellen die los fladderen en luidruch tig gedemonstreerd dat alle kleren te veel zijn. Elk gevoel wordt gedemonstreerd en gekoesterd. Dat meisje van die kooi kwam uit een gezin van negen kinderen. Het is best mogelijk, dat ze zich soms in een al te gedisciplineerd keurslijf gewrongen voelt. Het is ook waar, dat men de school een grote mate van onnatuurlijkheid kan verwijten en het is zelfs waar dat de jeugd van vroeger het min der voelde en er minder openhartig over sprak, maar dan nog is dat weke gescherm met gevoelens en demonstratie van onvolwassenheid een bewijs - dat wie zo spreekt en dat zijn er wat op geen stuk ken na in staat is, in de maatschappij ook maar het kleinste partijtje mee te blazen. En dat ondanks het feit, dat de jeugd van nu in ontspanning en lit teratuur, kleding enz. al veel verder de volwassen-mensengemeenschap is binnengedrongen dan vroeger het geval was. Wel die kooi is haar leven en het kan een prachtig leven zijn: Conti nu zorgend bezig zijn in die kleine wereld. Van die kooi is iets gemaakt, is alles gemaakt. En als ze soms eens de beklemming voelt van die gestage arbeid op dat kleine terrein dan beklaagt ze zich niet. Het is de opgave die het leven haar stelt. Die dochter moest zich schamen, of lie ver moet nog veel leren- Feitelijk ligt het zo. Wat wil de jeugd? Ooit in de maatschappij mee spelen of niet? Zoja, dan ook de spelregels aanvaarden die er bij honderden zijn. Dan is er nog ruim te genoeg voor verandering, voor vernieuwing, maar een negatie van de noodzaak aan gebondenheid en wetten en regels zonder welke de maatschappij niet kan bestaan betekent i-P-v. vernieuwing, ver nieling. De suikeroom heet maatschappij Daar is het euvel van de werken de scholieren. Vroeger werd er ge zeurd bij de ouders om de consump tie van de kinderen te betalen (pret jes, luxe, roken, vakantievieren enz.) Wat redelijk was en kon werd gege ven. En wat niet kon, kon niet. Dat is heel eenvoudig. Een protesthou ding draaide wel bij. De suikeroom die de huidige jeugd ontdekt heeft, heet maatschappij. En voor het gezeur kwam in de plaats een paar weken de handen uit de mouwen steken. Maar de mentaliteit waarmee dat arbeiden geschiedt is soms yan een bedenkelijk gehalte. Immers het werk wordt alleen ge daan omdat het oplevert. Dat arbei den een elementair menselijk han delen is en ondanks alle tekorten op dit terrein een eerbiedwaardig han delen is, korrt in de jonge hoofden niet op. Een geweldige sociale strijd heeft getracht de arbeid te verhef fen boven de slavernij die het was. Er is een feest van de arbeid, waar ook de Christenen zich bij heb ben aangesloten. De gedachte dat menselijke waardigheid en arbeid iets met elkaar te maken hebben is Evangelisch. Wij zijn van mening, dat de jeugd van dit alles niets begrijpt en het ook niet wil, want eerbied voor tra dities, voor een ontwikkelingsgang is haar vreemd. De maatschappij wordt alleen maar misbruikt. Ze is goed voor honderd of tweehonderd gulden. Ik doe saai rotwerk zeggen de kleine profiteurs, en ze bedoelen bijv. kan toorwerk. En die vast-aangestelde man naast hen, van beroep kantoorbediende? Die zit er voor vrouw en kinderen. Voorwaar een grote reden om de ne derigste arbeid te verrichten. En bovendien beseft een v olwassene met zijn verantwoordelijkheidsge voel, dat alles zo goed mogelijk moet gebeuren omdat de samenleving in haar geheel moet blijven voortbe staan. Zo niet de jonge profiteurs. Voor hen is de maatschappij slechts een pomp waaraan (helaas) gezwengeld moet worden om onbereikbare din gen bereikbaar te maken. Het is een triest vooruitzicht te bedenken, dat deze jeugd de maat schappij gaat uitmaken. Maar er is nog meer. Over de eigen grenzen Is het groene hout bereid zijn sta tus van groen-hout te aanvaarden of niet? Zo ja, dan behoort daarbij de noodzakelijke beperking, een ze kere zelftucht en discipline, die het normaal vindt, dat nog vele dingen onbereikbaar zijn. Het is nodig om een zekere hardheid te gewinnen, die later nodig zal blijken als de maatschappij gebondenheid aan de opdracht zal eisen waar ieder vol wassen lid toe geroepen is. Wat volwassenen doen, kunnen en mogen de jongeren nog niet doen. Ze kunnen het niet omdat ze ele menten uit de volwassen-wereld bin nen hun nog onvolwassenwereld brengen en die dingen dus heel an ders beleven. Zie het terrein der ontspanning. Op de pretjes van vele jonge men sen, wordt door deze gepoogd het stempel der volwassenheid te druk ken, d.w.z. het moet laat worden, en het moet ontbreken aan particu lier initiatief. Men hangt bij elkaar met een pick-up. De consumptiekeu ze verraadt dat mee willen doen met de volwassenheid eveneens. Maar het heeft met volwassenheid nochtans niets te maken. Het pretje uit die wereld is veel meer een ont spanning en een impuls tot nieuwe arbeid tegelijk. Het is een vrij zijn, „van" het da gelijks werk en een vrijzijn „tot" om eens andere menselijke moge lijkheden een kans te geven, die zo weinig gelegenheid krijgen aan bod te komen. Zo'n activiteit is ingepast in het volwassen leven. Wat we van veel jongelui meemaken is slechts een vrijzijn van het opvullen van een leegte met.niets. En ze veronder stellen dan dat de grote mensen dat ook doen. Een gevaarlijke misvatting. Wie volwassen wil worden moet in de beperktheid van zijn nog onvol wassen staat het leven zin kunnen geven. Steeds meer zal die wereld zinvol moeten worden uitgebreid. Wat we nu teveel zien is een oneerlijke po ging de aantrekkelijke elementen, verkeerd geïnterpreteerd binnen de onvolwassenheid te halen. Het groene hout zij gewaarschuwd dit soort moderne vrije- en natuur lijke levenskunst kweekt een gene ratie die ongeschikt is het roer te houden. jr 3 Jesus stond aan de oever van het meer van Genezareth, en de menigte drong op Hem j aan om naar het woord Gods te luisteren. Hij zag twee scheepjes aan de oever liggen; de vissers waren er uit gegaan en spoel- den hun netten. Hij ging in een van de scheepjes, dat van Simon, en j vroeg hem of hij een kleiu 5 eindje van wal wou steken. Hij ging toen zitten en be gon vanuit het scheepje de menigte te onderrichten. LUCAS. 4de zondag na Pinksteren wÊKtÊ&mB ippi M«I St ROMANO GUARDINI teleurgesteld in pastoor Schneider en bisschop Müller en wenden zich verbitterd af. Dan is de weg nu misschien: eerst Christus en via Christus: Zijn kerk". Hij sprak over zijn boek: „De Heer": „Dat boek is uit voortdurende medidatie geboren maar ook door mijn contact met de studerende jeugd. Ik geloof te mo gen zeggen, dat ik mijn jeugdige vrienden nooit uit het oog verloren heb". Sommige van rijn boeken zün op merkwaardige wijze ontstaan. Zo gaf hjj enige jaren terug een reeks voordrachten voor studenten. Ze werden met veel bijval ontvangen; zo zelfs, dat hjj af en toe door ap plaus onderbroken werd. Van vele kanten kreeg hU toen kritiek. Met name werd hij ervan beschuldigd alleen maar afbrekende kritiek te geven op wat bestond en wanneer hij enige positieve gedachten gaf daii was hjj slechts vaag en zwe vend. „Ais antwoord op die kritiek heb ik ,,Das Ende der Neuzeit" geschreven". Zeer groot is zijn aandeel ge weest in de Liturgische Vernieuwing In 1920 voerde hij al de „Missa Dialogata" in, plaatste hij het al taar centraal in de kapel van het jeugdcentrum; toen al heeft hij tweemaal de paaswake gehouden in de nacht van paaszaterdag op zondag na de tweede keer werd het als „nog niet opportuun" ver boden Tweemaal per week treedt Guar ding nu nog op. Elke woensdagavond geeft hij een openbare les in het universiteitsgebouw en elke zondag morgen preekt hij om elf uur in de Ludwigskirche. Romano Guardini links in gesprek met Gabriel Sink ER ZULLEN WEINIG katho lieke bladen en tijdschriften zijn waarin men niet geregeld de naam Guardini tegenkomt. Al tientallen jaren gaat er een zeer sterke invloed uit van deze Duitse hoogleraar. Zijn boeken worden graag en veel gelezen. Hij woont in de Merzstrasze, in een nieuwe wijk aan de overkant van de Isar, waar het oorverdo vende truck-lawaai (de Duitsers weten er weg mee!) niet vermag door te dringen. Merzstrazse 2 is een vrij lelijke,, grote vierkante vil la. Naast de brede eikenhouten deur is een rijtje namen aange bracht met elektrische belknoppen. Een van de 7 namen was dr. Ro- mona Guardini. Na het bekende zoemen sprong de deur open. Ik be steeg twee hoge^ frappen (Guardini is 72 jaar, maar* kennelijk nog zeer vitaal) en bij een tweede geopen de deur stond een oude, zeer on derdanige huishoudster me op te wachten. Ze fluisterde, dat ik mijn jas kon uit doen en ging me voor naar de werkkamer van de pro fessor. Guardini is klein van ge stalte; hij heeft een fijn besneden artistocratische kop met zeer leven dige ogen. Zijn gélijs haar heeft bo ven de oren neiging om tot eer biedwaardige lokken uit te groeien. Zijn bewegingen zijn snel en reso luut. Zijn woorden onderstreept hij met korte gebaren. Holland was hem zeer dierbaar. Hij wist hoe men In Holland zijn werken waar deert. Ik noemde de namen van twee „goede vrinden", prof. Brom en prof. Buitendijk. En ik moest vooral niet nalaten Gabriël Smit allerhartelijkst te groeten. Het spreekt vanzelf, dat het doel van mijn bezoeken aan prof. Guar dini niet was hem een interview af te nemen. Maar de persoonlijke aan gelegenheid, die hier nu niet ter za ke doet, liet tijdens verschillende gesprekken wel zoveel ruimte tot het noteren van merkwaardige bij zondere onderdelen, dat ik meende er meer de aandacht voor te mo gen vragen. Heel zijn priesterleven heeft hij in dienst gesteld van de jongeren. Eerst was hij leraar in Mainz, daar na ving hij aan met zijn jeugd-„be- weging" vanuit het jeugdcentrum Rothenfells am Main. Later do ceerde hij in Bonn, Breslau en Ber lijn en sinds enige jaren in Mün- chen. Voor 40 jaren was hij begonnen aandacht te vragen voor het we zenlijke van de kerk. Temidden van de stromingen van materialisme en liberalisme is de kerk de levende waarachtige en zekere kern. De eer ste werkelijkheid in het gelovig be wustzijn moet de kerk wezen. „Met hart en ziel heb ik getracht de jeugd aan de kerk te binden. De kerk moest weer de vaste bodem zijn waarop je rustig en zeker voort kunt gaan. En door de kerk ben ik tot Christus gegaan". „Dit was onze weg, toen", zei hij. „Maar ik meen, dat nu zeer veel mensen door de facade gehandicapt worden. Zij zijn Het is kwarf voor zes in de avond als zich de grootste gehoorzaal van de universiteit snel gaat vullen. Om 6 uur zijn er zeker een 1000 mensen Ze zitten in de collegebanken - ve len staan in de paden en langs de muren. Alle plaatsen zijn bezet en nog steeds stromen mensen bin nen door de acht ingangen. De zaal loopt amfitheatersgewijs op en langs drie muren zijn balus trades. Om 10 over 6 komt Guar dini binnen. Hij krijgt een applaus in de vorm van een luid geklop op de banken. Hij gaat voor de lesse naar staan en begint te spreken. Hij behandelde de val van de eerste mensen in het paradijs. Hij zet uiteen hoe de eerste zonde iouter een zonde van de geest geweest is. God had de mens vertrouwd hij had de mens 't werk zijner han den, de schepping toevertrouwd. Maar de mens heeft God verraden Dit hoofdstuk van de dogmatiek wordt dan voor Guardini aanlei ding om te spreken over 't ver raad van deze tijd: de grote ont waarding van alle waarden. Hij toont aan hoe de „eer" zoek ge raakt is in de menselijke ver houdingen. En bij noemt de situ atie ontmoedigend. Verraad is aan de orde van de dag Twaalf honderd mensen luisteren geboeid Toch maakt Guardini 't hen niet ge makkelijk. 't Komt voor, dat hij plotseling zichzelf even onderbreekt. Dan kijkt hij ernstig voor zich uit en zegt a.h.w. harop peinzend: „Als iemand van u nu zou willen protes teren, op zou willen staan en mij in de rede zou willen vallen, dan moet zo iemand zichzelf ernstig onderzoe ken, want dan ontbreekt er iets aan zijn geloofsbewustzijn- Wat ik u voor houd is de openbaring. De open baring eist uw geloof" Maar er staat niemand op. Men drinkt zijn woorden in. Hij staat daar als de wijze pro feet, als 'n leraar, sprekend in op dracht. Er komt niets van sen satie aan te pas. Zij die luisteren weten en ervaren, dat hij hun geeft wat zij nodig hebben. En als hij om kwart over zeven vraagt nog even door te mogen gaan dan wordt hem ondubbelzinnig beduid, dat hij kan spreken zo lang hij wil. Nog boeiender en verassen- der was de ervaring zondagmor gen in de Ludwigkirche. Daar sprak hij over het derde gebod: de zondagsheiliging. Hoe hij dit gebod behandelde hoop ik in een afzonder lijk artikel weer te geven. Zondag na zondag, 't hele jaar door en hoeveel jaren alweer! trekken duizenden jonge mensen naar de Ludwigskirche om de Mis door hem gelezen mee te vieren en te luis teren naar de preek voor hen- Im mers dit verstaan ze. Tijdens een van! de gesprekken liet prof Guardini zich ontvallen; „persoonlijk contact met de indivi duele jonge mensen heb ik prak tisch niet meer, Dat is passé Maar ze willen wel naar mij luis teren. En elke week opnieuw dank ik God voor dit charisma." Wie eenmaal begrepen heeft hoe noodzakelijk zielzorg aangepast aan de jongere generatie is laat dit niet gauw los. Ik heb aan enkele jonge mensen gevraagd hoe zij ston den t.o.v. het persoonlijk contact met professor Guardini. Hij zelf meende: het contact is voorbij. Maar zij zeiden „Allicht dat we hem ont zien" Bovendien staat prof Guar dini min of meer buiten het eigen lijke universiteitsleven. De open bare les eens per week verandert daar niet veel aan. Hij neemt geen examens meer af en neemt evenmin aan andere universitaire gebeurtenissen deel. Hij is thuis, stu deert en publiceert. En het aantal werken dat gestaag door zijn hand blijft uitkomen, verschijnend bij de hem zeer toegewijde Hans Walt- mann is zoals deze laatste het uit drukte verbijsterend Intussen hoop ik, dat deze paar regels extra mogen bijdragen dat een of andere lezer naar de boek handel stapt om zich eeh van de vele mooie werken van Romano Guardini aan te schaffen P. WESSELING, CssR DAT ZEI laatst een jongen tegen zijn meisje, in hét portaal van de kerk na de zondagsmis. Dan moet het wel erg goed geweest zijn. Gewoonlijk hoor je minder gunstige uitlatingen. En meestal wordt er helemaal niets over de preek gezegd. DE PREEK van Christus bij het meer moet wel „steengoed" geweest zijn. Hij wordt zo door de menigte omgeven dat Hij niet meer weet waar Hij moet blijven en bang moet zijn dat Hij hat water inge duwd wordt. Dan gaat Hij maar vanuit een boot spreken, vlak langs de oever. Het moet wel een kostelijk geheel geweest zijn. Zoveel mensen die „op Hem aandron gen om het woord Gods te horen". ER KOMEN nog elke zondag hele me nigten mensen naar de kerk om het woord Gods te horen. Maar de vraag is natuur lijk wel of het- uit innerlijke aandrang is bij de meesten. Er zullen wel veel andere redenen zijn waarom ze komen. Pessimis ten zeggen dat het bij de meesten zo is. Maar dat hoef je natuurlijk niet per se aan te nemen als je dat niet graag doet. HOE HET OOK ZIJ, het is in ieder geval Gods woord dat daar verkondigd wordt. Het wordt gedaan door priesters in Christus' plaats. Het is natuurlijk niet re delijk om van deze priesters te verwachten dat ze allemaal groot redenaarstalent heb ben. Je mag wel van ze verwachten dat ze eerlijk menen wat ze zeggen en dat ze er zelf „achter staan". Maar dan blijft er natuurlijk nog vaak veel over dat het moeilijk maakt om naar deze preken te luisteren. Ik hoef de bezwaren tegen veel preken hier niet op te noemen. Je weet ze zelf veel beter. Maar het Is in elk geval Christus woord, dat gepreekt wordt. Hij heeft niet alleen van grote en geniale pre dikanten gezegd: „Wie u hoort, hoort Mij' Hij heeft hét van alle priesters gezegd DAAROM MOET JE altijd beginnen een priester te beschouwen als Iemand die of ficieel de opdracht heeft namens Christus te spreken. En dus proberen ondanks alle bezwaren uit zijn woorden te halen wat de moeite van het overpeinzen waard is. Een priester is niet zo maar een spre ker, waar je wel of niet naar toe kunt gaan. die je voor de radio aan of af kunt zetten, naargelang je hem interessant of vervelend vindt. Een priester heeft de op dracht, de zending, de wijding om tot je te spreken over Christus. Ieder ander kan dat ook doen. Maar het woord van de priester heeft altijd de meerwaarde van zijn sacramentele zending JE MOET ECHT beginnen met dit te erkennen in iedere priester. Daarna kun je met alle vrijmoedigheid en ook met veel meer recht van spreken je wen sen kenbaar maken over de wijze van zijn preken. Je mag gerust zeggen wat je er van vond. Je mag gerust zeggen wat je „steengoed" en wat je „waardeloos" vond. Je mag gerust zeggen waar je graag eens meer over zou willen horen en waar je wel eens nadere uitleg van zou willen hebben Natuurlijk zullen veel priesters aanvankelijk stomverwonderd staan omdat ze zoiets nog nooit meegemaakt hebben. Bij velen van hen was de pro fessor op het seminarie de laatste die ooit lets van hun preken gezegd heeft. Veel priesters hebben na hun wijding praktisch geen enkel woord meer gehoord over hun wijze van preken. Maar dat is een kwestie van wennen. Op de duur zal het de vreugde van hun leven zijn, dat er op wat ze zeggen tenminste gereageerd wordt. WANT HET IS op de duur niet te har den om elke zondag weer voor een menig te absoluut niet reagerende mensengezich ten te staan praten, zonder dat je ooif merkt of het de moeite waard is geweest dat je het gezegd hebt. Laat de priesters merken dat je ze als priester nodig hebt, ook in hun prediking. Dan zullen er steeds meer goede preken komen. Zelfs steeds meer „steengoeie". Andere, knappere, of minstens even knappe technici (merkwaardig, om te kunnen profeteren moet je te genwoordig technicus zijn) hebben voorspeld, dat het niet lang meer zal duren, of al het verkeer zal uit atoom auto's, atoomschepen en vooral uit atoomvliegtuigen bestaan. Gas, elek triciteit, olie en kolen zullen dan vre selijk ouderwets zijn; alle energie is atoomenergie. Zelfs de meest aange name energiebron onze maaltijd zal door één enkel tabletje vervangen kunnen worden. Onze vakantie zul len we door gaan brengen op de maan, op Mars,» of op andere hemellicha men. Er zal een driedaagse werk week komen. We zullen met één uurtje in Parijs kunnen zijn. Er zal dit en er zal dat, het een is al inte ressanter dan het ander Als je het voor het eerst hoort, vind je het wel even leuk. Je wordt wel even enthousiast. Het is bovendien een aardige bezigheid, om er eens op door je fantaseren. ,Je krijgt dan K'--. i j., f iP' V is/ 't& i soms van die interessante, onvoor stelbare uitkomsten: Een weekend van vier dagen, waarin we dan even gaan zonnebaden op Saturnus. Op een vrije middag even naar Parijs, als leeftocht hebben we een aspirinebuisje met vitaminetabletjes bij ons. (De broodzakjesfabriek is op gedoekt). Toch raak je gauw op dergelijke fan tasiebeelden uitgekeken. Het is alle maal nog zo ver weg. Het is nog niet aan de orde en nog lang niet actueel genoeg. Je wordt dergelijke fanta sieën op een gegeven moment dan ook beu. Je zou tegen iedereen willen gaan zeg gen, dat het je niet interesseert hoe lang de levensduur van een klomp beton kan zijn. Al die fantastische ruimtevaartprognoses laten je koud. Alle tokomstverwachtingen zijn plotseling onzin geworden en al dat ge fantaseer vind je nonsens. Er blijft maar één moment: NU. Wat interesseert het mij uiteinde lijk, of er over -ijftig jaar atoom auto's rijden. Of de mensen dan in- plaats van broodzakjes, aspirinebuis jes mee op picnic nemen. Wat doet het rr.ii als ik weet, dat de mensen over honderd jaar maar drie cagen per week hoeven te werken; als ik weet dat iedereen dan in het ~ezit is van een drie-dimensionaal televisietoestel. En wat kan het mij uiteindelijk schelen, te weten dat de kathedraal van Chartres het dan weer een eeuw tje heeft uitgehouden, dat de toren van Pisa twee centimeter schever staat en dat Lourdes nog steeds een druk bezocht pelgrimsoord is. Het zijn allemaal slechts dingen die mm of meer betrekkelijk zijn. Dingen die in zekere zin zijn weg te denken zonder het wezenlijke te schenden.' Wat echter niet is weg te denken, wat zeer reëel is en soms dan ook nog zeer wel interesseert, is „het nu". En dan vallen ons plots enkele regels van een of andere Amerikaanse song te binnen: Yesterday is history, to morrouw still a mystery. Meer herinneren we ons op dit mo ment niet van die song. Dus alleen maar, dat gisteren nu geschiedenis is en dat morgen nu nog een mysterie is. Dan houden we dus hetgeen wat tussen die „history" en dat „mystery" in ligt over. Het is weer dat ene mo ment: NU. Dat nu is belangrijk. Wat ik op dit moment doe en moet doen en dat ik dat goed doe. Dat ik dat moment uit buit. Dat ik tracht uit te vinden, waar uit mijn taak op dit moment bestaat. Dat ik de moed opbreng om die taak te aanvaarden en uit te voeren. Denk nu niet, dat wij hiermee een na-ons-de-zondvloed propageren. In tegendeel, want wij leven in de over tuiging, dat we door ons nu verant woord te gebruiken zelf mede de toe komst bepalen. Alle namen die voorkomen in de ko lom „grote mensen", zijn namen van figuren, die het moment waarin zij geleefd hebben op de juiste wijze heb ben weten te gebruiken. Zij hebben mede de huidige situatie bepaald. Enkele weken geleden werd op de ze pagina over Thomas Morus ge schreven. Hij is zo iemand, die zijn nu op dusdanige wijze gebruikte, dat het geschiedenis werd. Natuurlijk, het blijft ontzettend leuk om van tijd tot tijd eens lekker weg te fantaseren. Maar laten we eerst proberen om te achterhalen, wat we nu moeten doen. Dat is belangrijk. Dat blijft belangrjjk. Langer dan twintig eeuwen. Dat blijft tot in de eeuwigheid be langrijk. T. K

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1957 | | pagina 8