Peins
Een „steengoeie" preek
Wat ons nü te doen staat
is het belangrijkst
Wm m
De spanningsloze ontspanning
Het groene hout
gewaarschuwd
er eens over j
Ontmoeting met
Yesterday is history
to-morroiv still a mystery
I
r -SH
k
?K;,
ZATERDAG 6 JULI 1957
Deze pagina is voor de jon
geren en nog meer van de jon
geren, laat zij nu vandaag
voor een gedeelte eens tegen
het gedrag van sommige jonge
ren zijn.
Een paar voorvallen waren ge
noeg om ons eens te bezinnen op
de onmogelijke houding van een
berg groen hout dat vandaag
aan de dag op de drempel der
volwassenheid rondspringt.
Vrijheid
De kooi is haar leven
Die moeder van dat meisje, zit
die niet in een kooi, naar de begrip
pen van haar studerende dochter?
ZIJ
JEUGD BINDEN AAN DE KERK
M i
Openbare les
ij wm
Onlangs heb ik het voorrecht
gehad prof. dr. Romano Guar
dini te mogen bezoeken in Mün-
chen.
In dienst van de jongeren
Contact?
Knappe technici hebben uitge
dokterd, dat die imponerende
bonk beton aan het Weena in
Rotterdam het groothandels
gebouw eventueel tweeduizend
jaar zijn dienst kan blijven doen.
Het is fascinerend als je dat be
denkt.
Misschien zal er over die twee
duizend jaar wel weer een Napo
leon opstaan, om vanaf de ruïnes
van het tegenovergelegen bouw
centrum, zijn krijgslieden aan te
vuren door in gloedvolle woorden
te zeggen, dat veertig eeuwen op
hen neerzien.
MÊËmmzmm
Het duurt niet lang
Het: NU
Kwade kanten en kansen
der onvolwassenheid
De vondst van onze tijd is het „te
rug naar de natuur''. Door dit zo te
schrijven, blijkt al het gebrek aan
originaliteit van die strevingen.
Rousseau heeft er een dikke an
derhalve eeuw geleden ook al de we
reld mee overeind gezet. Een terug
naar de natuur is altijd al de terreur
van elke geestelijke verandering.
Dat is immers de enige uitweg uit
een cultuurperiode die min of meer
in vormen en schema's en zekerhe
den is vastgelopen. De hooggeroem
de vrijheid, natuurlijkheid en open
hartigheid anno 1957 dan., en in
zonderheid bij de jeugd.
Uit de jong-studentenwereld:
„Mijnheer, kunnen we niet wat ge
zelligs gaan doen het is zo warm".
Op een weliswaar niet sentimen
tele maar wel zorgelijke toon zegt
een meisje tegen ons: „Ik voel me
soms zo gevangen als in een kooi,
op school. Ik kan er niet uit en dat
gevoel knijpt me de keel soms dicht".
„Oh", zeggen we in beide geval
len.
We bedenken dat het deze jonge
mensen zijn die straks deel uit zul
len maken van de grote mensen
maatschappij en het zijn ook de
zelfde die daar iets tegen hebben.
Als het bloedheet is en het bevalt
je niet en niemand draait op volle
toeren moet je de zon iets verwijten
als dat zin heeft.
De tramconducteur kan er niet
uitscheiden en de kantoorbediende
niet en de stoker niet en niemand in
de grote-mensenmaatschappij. Maar
wel de jongelui dan?
Vrijheid en natuurlijkheid zijn geen
oprispingen. We voelen ergens om
het een of andere niet voor- en dus
houden we er maar mee op.
Vrijheid is geen doen wat je wil,
maar willen wat je doen moet.
Er is een enorm gebrek aan het
zich ingepast weten in menselijke
solidariteit in de gehele mensenge
meenschap. Zich van die noodzaak
bewust maken is een element in de
volwassenwording dat er wezenlijk
bij hoort.
Anders wordt de vrijheid een dek
mantel voor alle kwaad. Als het
warm is werkt iedereen op halve
kracht, dat weten we van elkaar,
Dat is voldoende zo. Verder zwijgen
we- Het is heel natuurlijk.
Het is echter -erschrikkelijk onvol
wassen om daar onmiddellijk de con
sequentie aan te verbinden er mee
op te houden want het is zo warm.
Dan moet er gepuft worden, ge
hangen, dan worden in naam van de
natuur de kleren gedegradeerd tot
vellen die los fladderen en luidruch
tig gedemonstreerd dat alle kleren
te veel zijn.
Elk gevoel wordt gedemonstreerd
en gekoesterd. Dat meisje van die
kooi kwam uit een gezin van negen
kinderen.
Het is best mogelijk, dat ze zich
soms in een al te gedisciplineerd
keurslijf gewrongen voelt.
Het is ook waar, dat men de school
een grote mate van onnatuurlijkheid
kan verwijten en het is zelfs waar
dat de jeugd van vroeger het min
der voelde en er minder openhartig
over sprak, maar dan nog is dat
weke gescherm met gevoelens en
demonstratie van onvolwassenheid
een bewijs - dat wie zo spreekt
en dat zijn er wat op geen stuk
ken na in staat is, in de maatschappij
ook maar het kleinste partijtje mee
te blazen.
En dat ondanks het feit, dat de
jeugd van nu in ontspanning en lit
teratuur, kleding enz. al veel verder
de volwassen-mensengemeenschap
is binnengedrongen dan vroeger het
geval was.
Wel die kooi is haar leven en het
kan een prachtig leven zijn: Conti
nu zorgend bezig zijn in die kleine
wereld. Van die kooi is iets gemaakt,
is alles gemaakt. En als ze soms
eens de beklemming voelt van die
gestage arbeid op dat kleine terrein
dan beklaagt ze zich niet. Het is de
opgave die het leven haar stelt. Die
dochter moest zich schamen, of lie
ver moet nog veel leren-
Feitelijk ligt het zo. Wat wil de
jeugd? Ooit in de maatschappij mee
spelen of niet? Zoja, dan ook de
spelregels aanvaarden die er bij
honderden zijn. Dan is er nog ruim
te genoeg voor verandering, voor
vernieuwing, maar een negatie van
de noodzaak aan gebondenheid en
wetten en regels zonder welke de
maatschappij niet kan bestaan
betekent i-P-v. vernieuwing, ver
nieling.
De suikeroom heet
maatschappij
Daar is het euvel van de werken
de scholieren. Vroeger werd er ge
zeurd bij de ouders om de consump
tie van de kinderen te betalen (pret
jes, luxe, roken, vakantievieren enz.)
Wat redelijk was en kon werd gege
ven. En wat niet kon, kon niet. Dat
is heel eenvoudig. Een protesthou
ding draaide wel bij.
De suikeroom die de huidige jeugd
ontdekt heeft, heet maatschappij.
En voor het gezeur kwam in de
plaats een paar weken de handen
uit de mouwen steken.
Maar de mentaliteit waarmee dat
arbeiden geschiedt is soms yan een
bedenkelijk gehalte.
Immers het werk wordt alleen ge
daan omdat het oplevert. Dat arbei
den een elementair menselijk han
delen is en ondanks alle tekorten op
dit terrein een eerbiedwaardig han
delen is, korrt in de jonge hoofden
niet op. Een geweldige sociale strijd
heeft getracht de arbeid te verhef
fen boven de slavernij die het was.
Er is een feest van de arbeid,
waar ook de Christenen zich bij heb
ben aangesloten. De gedachte dat
menselijke waardigheid en arbeid
iets met elkaar te maken hebben is
Evangelisch.
Wij zijn van mening, dat de jeugd
van dit alles niets begrijpt en het
ook niet wil, want eerbied voor tra
dities, voor een ontwikkelingsgang
is haar vreemd.
De maatschappij wordt alleen
maar misbruikt. Ze is goed voor
honderd of tweehonderd gulden. Ik
doe saai rotwerk zeggen de kleine
profiteurs, en ze bedoelen bijv. kan
toorwerk.
En die vast-aangestelde man naast
hen, van beroep kantoorbediende?
Die zit er voor vrouw en kinderen.
Voorwaar een grote reden om de ne
derigste arbeid te verrichten. En
bovendien beseft een v olwassene
met zijn verantwoordelijkheidsge
voel, dat alles zo goed mogelijk moet
gebeuren omdat de samenleving in
haar geheel moet blijven voortbe
staan.
Zo niet de jonge profiteurs. Voor
hen is de maatschappij slechts een
pomp waaraan (helaas) gezwengeld
moet worden om onbereikbare din
gen bereikbaar te maken.
Het is een triest vooruitzicht te
bedenken, dat deze jeugd de maat
schappij gaat uitmaken.
Maar er is nog meer.
Over de eigen grenzen
Is het groene hout bereid zijn sta
tus van groen-hout te aanvaarden
of niet? Zo ja, dan behoort daarbij
de noodzakelijke beperking, een ze
kere zelftucht en discipline, die het
normaal vindt, dat nog vele dingen
onbereikbaar zijn. Het is nodig om
een zekere hardheid te gewinnen,
die later nodig zal blijken als de
maatschappij gebondenheid aan de
opdracht zal eisen waar ieder vol
wassen lid toe geroepen is.
Wat volwassenen doen, kunnen
en mogen de jongeren nog niet doen.
Ze kunnen het niet omdat ze ele
menten uit de volwassen-wereld bin
nen hun nog onvolwassenwereld
brengen en die dingen dus heel an
ders beleven.
Zie het terrein der ontspanning.
Op de pretjes van vele jonge men
sen, wordt door deze gepoogd het
stempel der volwassenheid te druk
ken, d.w.z. het moet laat worden,
en het moet ontbreken aan particu
lier initiatief. Men hangt bij elkaar
met een pick-up. De consumptiekeu
ze verraadt dat mee willen doen
met de volwassenheid eveneens.
Maar het heeft met volwassenheid
nochtans niets te maken. Het pretje
uit die wereld is veel meer een ont
spanning en een impuls tot nieuwe
arbeid tegelijk.
Het is een vrij zijn, „van" het da
gelijks werk en een vrijzijn „tot"
om eens andere menselijke moge
lijkheden een kans te geven, die zo
weinig gelegenheid krijgen aan bod
te komen.
Zo'n activiteit is ingepast in het
volwassen leven. Wat we van veel
jongelui meemaken is slechts een
vrijzijn van het opvullen van een
leegte met.niets. En ze veronder
stellen dan dat de grote mensen dat
ook doen.
Een gevaarlijke misvatting.
Wie volwassen wil worden moet in
de beperktheid van zijn nog onvol
wassen staat het leven zin kunnen
geven.
Steeds meer zal die wereld zinvol
moeten worden uitgebreid. Wat we
nu teveel zien is een oneerlijke po
ging de aantrekkelijke elementen,
verkeerd geïnterpreteerd binnen de
onvolwassenheid te halen.
Het groene hout zij gewaarschuwd
dit soort moderne vrije- en natuur
lijke levenskunst kweekt een gene
ratie die ongeschikt is het roer te
houden. jr 3
Jesus stond aan de oever
van het meer van Genezareth,
en de menigte drong op Hem j
aan om naar het woord Gods
te luisteren.
Hij zag twee scheepjes aan
de oever liggen; de vissers
waren er uit gegaan en spoel-
den hun netten.
Hij ging in een van de
scheepjes, dat van Simon, en j
vroeg hem of hij een kleiu 5
eindje van wal wou steken.
Hij ging toen zitten en be
gon vanuit het scheepje de
menigte te onderrichten.
LUCAS.
4de zondag na Pinksteren
wÊKtÊ&mB
ippi
M«I
St
ROMANO GUARDINI
teleurgesteld in pastoor Schneider
en bisschop Müller en wenden zich
verbitterd af. Dan is de weg nu
misschien: eerst Christus en via
Christus: Zijn kerk". Hij sprak over
zijn boek: „De Heer": „Dat boek is
uit voortdurende medidatie geboren
maar ook door mijn contact met de
studerende jeugd. Ik geloof te mo
gen zeggen, dat ik mijn jeugdige
vrienden nooit uit het oog verloren
heb".
Sommige van rijn boeken zün op
merkwaardige wijze ontstaan. Zo
gaf hjj enige jaren terug een reeks
voordrachten voor studenten. Ze
werden met veel bijval ontvangen;
zo zelfs, dat hjj af en toe door ap
plaus onderbroken werd. Van vele
kanten kreeg hU toen kritiek. Met
name werd hij ervan beschuldigd
alleen maar afbrekende kritiek te
geven op wat bestond en wanneer
hij enige positieve gedachten gaf
daii was hjj slechts vaag en zwe
vend. „Ais antwoord op die kritiek
heb ik ,,Das Ende der Neuzeit"
geschreven".
Zeer groot is zijn aandeel ge
weest in de Liturgische Vernieuwing
In 1920 voerde hij al de „Missa
Dialogata" in, plaatste hij het al
taar centraal in de kapel van het
jeugdcentrum; toen al heeft hij
tweemaal de paaswake gehouden
in de nacht van paaszaterdag op
zondag na de tweede keer werd
het als „nog niet opportuun" ver
boden
Tweemaal per week treedt Guar
ding nu nog op. Elke woensdagavond
geeft hij een openbare les in het
universiteitsgebouw en elke zondag
morgen preekt hij om elf uur in de
Ludwigskirche.
Romano Guardini links in gesprek met Gabriel Sink
ER ZULLEN WEINIG katho
lieke bladen en tijdschriften zijn
waarin men niet geregeld de
naam Guardini tegenkomt. Al
tientallen jaren gaat er een zeer
sterke invloed uit van deze
Duitse hoogleraar. Zijn boeken
worden graag en veel gelezen.
Hij woont in de Merzstrasze, in
een nieuwe wijk aan de overkant
van de Isar, waar het oorverdo
vende truck-lawaai (de Duitsers
weten er weg mee!) niet vermag
door te dringen. Merzstrazse 2 is
een vrij lelijke,, grote vierkante vil
la. Naast de brede eikenhouten
deur is een rijtje namen aange
bracht met elektrische belknoppen.
Een van de 7 namen was dr. Ro-
mona Guardini. Na het bekende
zoemen sprong de deur open. Ik be
steeg twee hoge^ frappen (Guardini
is 72 jaar, maar* kennelijk nog zeer
vitaal) en bij een tweede geopen
de deur stond een oude, zeer on
derdanige huishoudster me op te
wachten. Ze fluisterde, dat ik mijn
jas kon uit doen en ging me voor
naar de werkkamer van de pro
fessor. Guardini is klein van ge
stalte; hij heeft een fijn besneden
artistocratische kop met zeer leven
dige ogen. Zijn gélijs haar heeft bo
ven de oren neiging om tot eer
biedwaardige lokken uit te groeien.
Zijn bewegingen zijn snel en reso
luut. Zijn woorden onderstreept hij
met korte gebaren. Holland was
hem zeer dierbaar. Hij wist hoe
men In Holland zijn werken waar
deert. Ik noemde de namen van
twee „goede vrinden", prof. Brom
en prof. Buitendijk. En ik moest
vooral niet nalaten Gabriël Smit
allerhartelijkst te groeten.
Het spreekt vanzelf, dat het doel
van mijn bezoeken aan prof. Guar
dini niet was hem een interview af
te nemen. Maar de persoonlijke aan
gelegenheid, die hier nu niet ter za
ke doet, liet tijdens verschillende
gesprekken wel zoveel ruimte tot
het noteren van merkwaardige bij
zondere onderdelen, dat ik meende
er meer de aandacht voor te mo
gen vragen.
Heel zijn priesterleven heeft hij
in dienst gesteld van de jongeren.
Eerst was hij leraar in Mainz, daar
na ving hij aan met zijn jeugd-„be-
weging" vanuit het jeugdcentrum
Rothenfells am Main. Later do
ceerde hij in Bonn, Breslau en Ber
lijn en sinds enige jaren in Mün-
chen.
Voor 40 jaren was hij begonnen
aandacht te vragen voor het we
zenlijke van de kerk. Temidden van
de stromingen van materialisme en
liberalisme is de kerk de levende
waarachtige en zekere kern. De eer
ste werkelijkheid in het gelovig be
wustzijn moet de kerk wezen. „Met
hart en ziel heb ik getracht de jeugd
aan de kerk te binden. De kerk
moest weer de vaste bodem zijn
waarop je rustig en zeker voort kunt
gaan. En door de kerk ben ik tot
Christus gegaan". „Dit was onze
weg, toen", zei hij. „Maar ik meen,
dat nu zeer veel mensen door de
facade gehandicapt worden. Zij zijn
Het is kwarf voor zes in de avond
als zich de grootste gehoorzaal van
de universiteit snel gaat vullen. Om
6 uur zijn er zeker een 1000 mensen
Ze zitten in de collegebanken - ve
len staan in de paden en langs de
muren. Alle plaatsen zijn bezet en
nog steeds stromen mensen bin
nen door de acht ingangen. De
zaal loopt amfitheatersgewijs
op en langs drie muren zijn balus
trades. Om 10 over 6 komt Guar
dini binnen. Hij krijgt een applaus
in de vorm van een luid geklop op
de banken. Hij gaat voor de lesse
naar staan en begint te spreken.
Hij behandelde de val van de eerste
mensen in het paradijs. Hij zet
uiteen hoe de eerste zonde iouter
een zonde van de geest geweest is.
God had de mens vertrouwd hij
had de mens 't werk zijner han
den, de schepping toevertrouwd.
Maar de mens heeft God verraden
Dit hoofdstuk van de dogmatiek
wordt dan voor Guardini aanlei
ding om te spreken over 't ver
raad van deze tijd: de grote ont
waarding van alle waarden. Hij
toont aan hoe de „eer" zoek ge
raakt is in de menselijke ver
houdingen. En bij noemt de situ
atie ontmoedigend. Verraad is aan
de orde van de dag Twaalf
honderd mensen luisteren geboeid
Toch maakt Guardini 't hen niet ge
makkelijk. 't Komt voor, dat hij
plotseling zichzelf even onderbreekt.
Dan kijkt hij ernstig voor zich uit en
zegt a.h.w. harop peinzend: „Als
iemand van u nu zou willen protes
teren, op zou willen staan en mij in
de rede zou willen vallen, dan moet
zo iemand zichzelf ernstig onderzoe
ken, want dan ontbreekt er iets aan
zijn geloofsbewustzijn- Wat ik u voor
houd is de openbaring. De open
baring eist uw geloof" Maar er
staat niemand op. Men drinkt zijn
woorden in.
Hij staat daar als de wijze pro
feet, als 'n leraar, sprekend in op
dracht. Er komt niets van sen
satie aan te pas. Zij die luisteren
weten en ervaren, dat hij hun
geeft wat zij nodig hebben. En als
hij om kwart over zeven vraagt
nog even door te mogen gaan dan
wordt hem ondubbelzinnig beduid,
dat hij kan spreken zo lang hij wil.
Nog boeiender en verassen-
der was de ervaring zondagmor
gen in de Ludwigkirche. Daar
sprak hij over het derde gebod: de
zondagsheiliging. Hoe hij dit gebod
behandelde hoop ik in een afzonder
lijk artikel weer te geven. Zondag
na zondag, 't hele jaar door en
hoeveel jaren alweer! trekken
duizenden jonge mensen naar de
Ludwigskirche om de Mis door hem
gelezen mee te vieren en te luis
teren naar de preek voor hen- Im
mers dit verstaan ze.
Tijdens een van! de gesprekken
liet prof Guardini zich ontvallen;
„persoonlijk contact met de indivi
duele jonge mensen heb ik prak
tisch niet meer, Dat is passé
Maar ze willen wel naar mij luis
teren. En elke week opnieuw dank
ik God voor dit charisma."
Wie eenmaal begrepen heeft hoe
noodzakelijk zielzorg aangepast aan
de jongere generatie is laat dit
niet gauw los. Ik heb aan enkele
jonge mensen gevraagd hoe zij ston
den t.o.v. het persoonlijk contact
met professor Guardini. Hij zelf
meende: het contact is voorbij. Maar
zij zeiden „Allicht dat we hem ont
zien" Bovendien staat prof Guar
dini min of meer buiten het eigen
lijke universiteitsleven. De open
bare les eens per week verandert
daar niet veel aan. Hij neemt
geen examens meer af en neemt
evenmin aan andere universitaire
gebeurtenissen deel. Hij is thuis, stu
deert en publiceert. En het aantal
werken dat gestaag door zijn hand
blijft uitkomen, verschijnend bij de
hem zeer toegewijde Hans Walt-
mann is zoals deze laatste het uit
drukte verbijsterend
Intussen hoop ik, dat deze paar
regels extra mogen bijdragen dat
een of andere lezer naar de boek
handel stapt om zich eeh van de
vele mooie werken van Romano
Guardini aan te schaffen
P. WESSELING, CssR
DAT ZEI laatst een jongen tegen zijn
meisje, in hét portaal van de kerk na de
zondagsmis. Dan moet het wel erg goed
geweest zijn. Gewoonlijk hoor je minder
gunstige uitlatingen. En meestal wordt er
helemaal niets over de preek gezegd.
DE PREEK van Christus bij het meer
moet wel „steengoed" geweest zijn. Hij
wordt zo door de menigte omgeven dat
Hij niet meer weet waar Hij moet blijven
en bang moet zijn dat Hij hat water inge
duwd wordt. Dan gaat Hij maar vanuit
een boot spreken, vlak langs de oever.
Het moet wel een kostelijk geheel geweest
zijn. Zoveel mensen die „op Hem aandron
gen om het woord Gods te horen".
ER KOMEN nog elke zondag hele me
nigten mensen naar de kerk om het woord
Gods te horen. Maar de vraag is natuur
lijk wel of het- uit innerlijke aandrang is
bij de meesten. Er zullen wel veel andere
redenen zijn waarom ze komen. Pessimis
ten zeggen dat het bij de meesten zo is.
Maar dat hoef je natuurlijk niet per se
aan te nemen als je dat niet graag doet.
HOE HET OOK ZIJ, het is in ieder
geval Gods woord dat daar verkondigd
wordt. Het wordt gedaan door priesters in
Christus' plaats. Het is natuurlijk niet re
delijk om van deze priesters te verwachten
dat ze allemaal groot redenaarstalent heb
ben. Je mag wel van ze verwachten dat ze
eerlijk menen wat ze zeggen en dat ze er
zelf „achter staan". Maar dan blijft er
natuurlijk nog vaak veel over dat het
moeilijk maakt om naar deze preken te
luisteren. Ik hoef de bezwaren tegen veel
preken hier niet op te noemen. Je weet ze
zelf veel beter. Maar het Is in elk geval
Christus woord, dat gepreekt wordt. Hij
heeft niet alleen van grote en geniale pre
dikanten gezegd: „Wie u hoort, hoort Mij'
Hij heeft hét van alle priesters gezegd
DAAROM MOET JE altijd beginnen een
priester te beschouwen als Iemand die of
ficieel de opdracht heeft namens Christus
te spreken. En dus proberen ondanks
alle bezwaren uit zijn woorden te halen
wat de moeite van het overpeinzen waard
is. Een priester is niet zo maar een spre
ker, waar je wel of niet naar toe kunt
gaan. die je voor de radio aan of af kunt
zetten, naargelang je hem interessant of
vervelend vindt. Een priester heeft de op
dracht, de zending, de wijding om tot je
te spreken over Christus. Ieder ander kan
dat ook doen. Maar het woord van de
priester heeft altijd de meerwaarde van
zijn sacramentele zending
JE MOET ECHT beginnen met dit
te erkennen in iedere priester. Daarna
kun je met alle vrijmoedigheid en ook
met veel meer recht van spreken je wen
sen kenbaar maken over de wijze van zijn
preken. Je mag gerust zeggen wat je
er van vond. Je mag gerust zeggen wat
je „steengoed" en wat je „waardeloos"
vond. Je mag gerust zeggen waar je
graag eens meer over zou willen horen en
waar je wel eens nadere uitleg van zou
willen hebben
Natuurlijk zullen veel priesters
aanvankelijk stomverwonderd staan
omdat ze zoiets nog nooit meegemaakt
hebben. Bij velen van hen was de pro
fessor op het seminarie de laatste die ooit
lets van hun preken gezegd heeft. Veel
priesters hebben na hun wijding praktisch
geen enkel woord meer gehoord over
hun wijze van preken. Maar dat is een
kwestie van wennen. Op de duur zal het
de vreugde van hun leven zijn, dat er op
wat ze zeggen tenminste gereageerd
wordt.
WANT HET IS op de duur niet te har
den om elke zondag weer voor een menig
te absoluut niet reagerende mensengezich
ten te staan praten, zonder dat je ooif
merkt of het de moeite waard is geweest
dat je het gezegd hebt. Laat de priesters
merken dat je ze als priester nodig hebt,
ook in hun prediking. Dan zullen er steeds
meer goede preken komen. Zelfs steeds
meer „steengoeie".
Andere, knappere, of minstens
even knappe technici (merkwaardig,
om te kunnen profeteren moet je te
genwoordig technicus zijn) hebben
voorspeld, dat het niet lang meer zal
duren, of al het verkeer zal uit atoom
auto's, atoomschepen en vooral uit
atoomvliegtuigen bestaan. Gas, elek
triciteit, olie en kolen zullen dan vre
selijk ouderwets zijn; alle energie is
atoomenergie. Zelfs de meest aange
name energiebron onze maaltijd
zal door één enkel tabletje vervangen
kunnen worden. Onze vakantie zul
len we door gaan brengen op de maan,
op Mars,» of op andere hemellicha
men. Er zal een driedaagse werk
week komen. We zullen met één
uurtje in Parijs kunnen zijn. Er zal
dit en er zal dat, het een is al inte
ressanter dan het ander
Als je het voor het eerst hoort,
vind je het wel even leuk. Je wordt
wel even enthousiast. Het is bovendien
een aardige bezigheid, om er eens op
door je fantaseren. ,Je krijgt dan
K'--. i
j., f iP' V
is/ 't& i
soms van die interessante, onvoor
stelbare uitkomsten:
Een weekend van vier dagen,
waarin we dan even gaan zonnebaden
op Saturnus.
Op een vrije middag even naar
Parijs, als leeftocht hebben we een
aspirinebuisje met vitaminetabletjes
bij ons. (De broodzakjesfabriek is op
gedoekt).
Toch raak je gauw op dergelijke fan
tasiebeelden uitgekeken. Het is alle
maal nog zo ver weg. Het is nog niet
aan de orde en nog lang niet actueel
genoeg. Je wordt dergelijke fanta
sieën op een gegeven moment dan
ook beu.
Je zou tegen iedereen willen gaan zeg
gen, dat het je niet interesseert hoe
lang de levensduur van een klomp
beton kan zijn. Al die fantastische
ruimtevaartprognoses laten je koud.
Alle tokomstverwachtingen zijn
plotseling onzin geworden en al dat ge
fantaseer vind je nonsens.
Er blijft maar één moment: NU.
Wat interesseert het mij uiteinde
lijk, of er over -ijftig jaar atoom
auto's rijden. Of de mensen dan in-
plaats van broodzakjes, aspirinebuis
jes mee op picnic nemen.
Wat doet het rr.ii als ik weet, dat de
mensen over honderd jaar maar drie
cagen per week hoeven te werken;
als ik weet dat iedereen dan in het
~ezit is van een drie-dimensionaal
televisietoestel.
En wat kan het mij uiteindelijk
schelen, te weten dat de kathedraal
van Chartres het dan weer een eeuw
tje heeft uitgehouden, dat de toren
van Pisa twee centimeter schever
staat en dat Lourdes nog steeds een
druk bezocht pelgrimsoord is.
Het zijn allemaal slechts dingen die
mm of meer betrekkelijk zijn. Dingen
die in zekere zin zijn weg te denken
zonder het wezenlijke te schenden.'
Wat echter niet is weg te denken,
wat zeer reëel is en soms dan ook nog
zeer wel interesseert, is „het nu". En
dan vallen ons plots enkele regels
van een of andere Amerikaanse song
te binnen: Yesterday is history, to
morrouw still a mystery.
Meer herinneren we ons op dit mo
ment niet van die song. Dus alleen
maar, dat gisteren nu geschiedenis is
en dat morgen nu nog een mysterie
is. Dan houden we dus hetgeen wat
tussen die „history" en dat „mystery"
in ligt over. Het is weer dat ene mo
ment: NU.
Dat nu is belangrijk. Wat ik op dit
moment doe en moet doen en dat ik
dat goed doe. Dat ik dat moment uit
buit. Dat ik tracht uit te vinden, waar
uit mijn taak op dit moment bestaat.
Dat ik de moed opbreng om die taak
te aanvaarden en uit te voeren.
Denk nu niet, dat wij hiermee een
na-ons-de-zondvloed propageren. In
tegendeel, want wij leven in de over
tuiging, dat we door ons nu verant
woord te gebruiken zelf mede de toe
komst bepalen.
Alle namen die voorkomen in de ko
lom „grote mensen", zijn namen van
figuren, die het moment waarin zij
geleefd hebben op de juiste wijze heb
ben weten te gebruiken. Zij hebben
mede de huidige situatie bepaald.
Enkele weken geleden werd op de
ze pagina over Thomas Morus ge
schreven. Hij is zo iemand, die zijn
nu op dusdanige wijze gebruikte, dat
het geschiedenis werd.
Natuurlijk, het blijft ontzettend leuk
om van tijd tot tijd eens lekker weg
te fantaseren. Maar laten we eerst
proberen om te achterhalen, wat we
nu moeten doen.
Dat is belangrijk.
Dat blijft belangrjjk.
Langer dan twintig eeuwen.
Dat blijft tot in de eeuwigheid be
langrijk.
T. K