1 DE ZONDAG GUARDINI preekt voor jonge wensen ZATERDAG 13 JULI 1957 t I - y :;J Monniken Naar de Kongo T rappisten-stichtingen „Our Lady of Victory in Kenya Bijeenkomst van het Godsvolk EN STICHTEN EEN KLOOSTERWEZEN IN OER-VORM Afrikaanse roepingen? Een nieuwe zending Levensritme Sabbat Zondag In gevaar Uiting van christelijke hoop Zinvolle rust ■v; Nabemerking MONNIKEN trekken uit naar Afrika m Afrika is een land van zon en ruimte. Zijn kinderen leven er onbezorgd in de rijke natuur. Plot seling is er een storm opgegaan over dit immense land: er is pro blematiek gerezen, en de duizenden zwarten voelen instinctmatig de belangstelling die er voor hen en hun gebieden ontstaan is. Hun leven blijft een kinderleven, maar er komt een trek van bezorgdheid en onbehaaglijkheid over dit spon tane aanvaarden van de weidse natuur. Als kind wil de Afrikaan hebben en bezitten, grijpt hij alles aan wat hem mooi en nuttig voor komt. Maar aan niets kan bij het hem gebodene toetsen, want hij bezit niets als de grote natuur inet zon en ruimte. Innerlijk is er weinig of geen cul tuur, geen gedachtenbezit. Al het nieuwe en vreemde dat hem geboden wordt, kan niet afgewogen worden te gen datgene wat hij reeds heeft. Hij is onvoorwaardelijk overgeleverd aan degene die hem het eerste aantreft. De KERK trekt op naar Afrika. On ze H. Vader de Paus heeft zijn stem nog zeer onlangs laten weerklinken in een speciale Afrika-encycliek, waarin hij dringend oproepj om op te trekken, met man en macht, naar het zwarte werelddeel: er is geen tijd te verliezen. En ze rukken aan: paters en broeders, zusters en verpleegsters, kaj otters en doktoren, Christus en zijn liefde brengend aan deze volkeren die bij hun ontwaken geplaatst wor den tegenover nieuwe, onbekende we relden van materialisme, techniek, communisme en de meest bizarre sekten. Ook de monniken gaan naar Afrika, in steeds sneller opeenvolging. Is Noord-Afrika in de eerste christen- eeuwen niet de bakermat geweest van het christelijke monachisme? Moet nu de westerse Kerk aan het nieuwe Afrika niet de vrucht van zijn eigen monnikentraditie brengen? Alle as pecten van het leven van Christus' Bruid moeten aan Afrika geboden worden. Naast het actieve aspect der prediking en geloofsuitbreiding, van het contact en de ter-kennis-bren ging, moet de Afrikaanse Kerk te vens in beschouwing en innerlijkheid zelf 'die boodschap gaan beleven en aldus metterdaad aan zijn kinderen de schatten van het geloof meedelen. Wij vlogen met de Sabena naar de Kongo en landden in Elisabethville. Enige dagen later waren we in een communiteit waar ongeveer honderd en twintig Afrikaanse monniken le ven, samen met vijf of zes Europese Benedictijnen. Het Sint-Benedictus- klooster te Kansenia is een stichting van de Benedictijnen van Sint-An- dries, die het vicariaat van Elisa bethville als missionarissen bedie nen Een tiental jaren terug is pater Charles van der Straeten op aanvra ge van enige jonge Afrikanen, ermee begonnen, hen in te leiden in het mo nastieke leven volgens de regel van Sint-Benedictus. Het resultaat is ge weest een plotseling opbloeien van het oude monnikendom, in zijn zui vere oorspronkelijkheid, midden on der deze jonge bekeerlingen van de Kongo. Het groepje van tien groei de steeds aan en bereikte nu reeds het getal var, honderd en twintig. Ge heel in overeenstemming met de re gel van St.-Benedictus, beoefenen de monniken van Kansenia naast hun koorgebed (gedeeltelijk in een der ne gertalen, sinds enige maanden ge heel in het Frans) en hun lezing, ook een vijfurige handenarbeid. Hun voedsel 'is nagenoeg inheems, het ge meenschappelijke leven (slaapzaal, studiezaal) is er weer strikt doorge voerd. We voelden ons hier „thuis Diep getroffen werden we door de spontane, kinderlijke godsvrucht van deze negermonniken, de blijde, opge wekte geest en de apostolische sfeer die er ondanks de beslotenheid van hun leven heerste. De contacten met de monniken waren hartelijk en voor ons, totale nieuwkomers in Afrika, zeer instructief. Menig onderhoud soms als een nachtelijk Nicodemus- gesprek opende ons een ruimer Monniktai rond de evenaar zicht op hun eerlijke, kinderlijke houding tegenover God en mede mens, op dc simpele en doorzichtige structuur van hun zieleleven. Maar tevens moesten we constateren dat alle mensen, zwart of blank, in de grond dezelfde wezens zijn, schepse len Gods met een gevallen en weer strevende natuur, die wel willen maar niet kunnen, die verlangen en telkens weer tekort schieten, maar die toch ondanks alies in Gods bevrijdende ge nade mogen leven. „Een der mooiste plekken van de wereld", zo noemde men het Kivu- meer. Inderdaad, we genoten toen we eenmaal de tocht langs de westelijke oever van het meer maakten. Aan de zuidwestelijke punt van het meer ligt een in aanbouw zijnd Trappistin- nenklooster, met een vijftiental Franse nonnen, een vijftal Kongolese meisjes, en met dezelfde sfeer van nieuwheid en authenticiteit als we in Kansenia hadden aangetroffen. Van uit „La Clarté-Dieu" reden we in een kleine vrachtwagen naar de noord westelijke punt van het Kivumeer, bogen toen nog meer noordwestelijk af om vijftig kilometer verder bij de Mokoto-meren onze medebroeders die vanuit Chimay (België) zijn ge komen, te treffen. Deze communiteit leeft in een paradijselijke omgeving, bevriend met nijlpaarden van het meer, druk doende met waterwer ken aan te leggen en een klooster voor de wachtende postulanten te bouwen. Het interesseert de Afrika nen blijkbaar, dat er naast de reeds bestaande missionaris-figuur ook monniken in hun land de kerk komen brengen. Die interesse wordt vaak een soort geboeidheid door de rijk dom van dit stille, ingekeerde leven, met als gevolg: men wil het zelf ook proberen! We moesten doorreizen. Frans Ka meroen was te ver weg om daar de stichting die vanuit Aiguebelle (Frankrijk) tot stand kwam, te be zoeken. Het zou overigens wel de moeite waard geweest zijn de Afri kaanse overste van deze pas zesja rige communiteit te horen spreken over zijn opvattingen van een Afri kaans monnikendom. Doch Kenya wachtte. Het wachtte reeds lang, en mgr. Frederic Hall van Kisumu ook. Eindelijk werd, na jarenlang pogen, zijn hartewens vervuld. Toen we drie oktober op het vliegveld van Entebbe (Oeganda) landden, was het juist de dag waarop de Spaanse Karmelietes sen die mgr. Hall, evenals ons, in 1956 aangeworven had, plechtig in haar slotklooster werden binnenge leid. Het was de feestdag van de H. Theresia van Lisieux, patrones van de Missiën. Nu was het de beurt aan ons om op onze nieuwe vestigings plaats te worden geïnstalleerd. Het boerderijtje te Songhor, de Ki- bingay Farm, is maar klein. Het bij behorende land, naar Afrikaanse maatstaven en rekening houdend met de bodemgesteldheid, eveneens. Een ronde hut, van steen en met een rie ten dak, is onze kapel. Een nieuw aangeschoven huisje is slaapzaal. De omgeving is prachtig en groots, de bergen zijn hoog en ruig. We wo- nen op 2000 meter hoogte. En, vooral in de avonduren, zien wc op een af stand van veertig tot vijftig kilome ter. diep beneden ons. de lichtende band van het grote Victoria-meer. De plaats is omgedoopt tot „Our La dy of Victory". Er heerst stilte en eenzaamheid, geen motoren van auto's of vlieg tuigen, slechts het gekrijs van apen of het roepen van de jakhals klinken op in de koninklijke stilte. Hier gaan we wonen. Tafels en stoelen werden gekocht, matrassen vervaardigd, er werd gemeten en gepast en toen ein delijk (de Suez-kwestie was oorzaak van vertraging) de gehele groep mon niken uit Koningshoeven gearri veerd was, begonnen we op 10 de cember plechtig ons nieuwe Trap pistenleven. Een Kongolees een Nicodemus'bezoeker uit Kansenia was met ons. Vanaf het begin hadden we duide lijk voor ogen: we zijn hier voor hen, om hen de schatten van ons monas tieke leven naar best vermogen over te dragen. Om drie uur begint sinds dien elke nacht de Trappistendag. De klank van onze klok (een oude ploeg- schijf) wordt onophoudelijk in de ber gen gehoord. En zevenmaal daags verzamelen we ons in de rustieke, Afrikaanse hutkapel. Het gebed krijgt er diepte, de universaliteit van het heil spreekt een nieuwe taal, Afrika nen mengen zich tussen de monniken: ze buigen met ons, ze knielen met ons urenlang volgen ze de vreemde cere monies van de mannen die van ver re kwameu. Er wordt gelezen en ge studeerd rond de ene grote tafel die we rijk zijn: boeken over God en de Kerk, boeken over Afrika en over de oude monniken. Vooral het boek van God zelf, de bijbel, die hier een nieuwe klankbodem vindt. Er wordt ook ge werkt en gesjouwd. Het vee wordt verzorgd, de weiden gezuiverd en verbeterd, de keuken omgebouwd, de watervoorziening uitgebreid, de weg (een oprijlaan van tien kilome ter!) geëffend, de was gedaan, enz. AI dit bidden en werken bindt ons zeer nauw samen, we leven in een sfeer van openheid en onderlinge ka meraadschap die alleen in een jonge stichting mogelijk is, zoals ook de Handelingen der Apostelen ons ver halen van de liefde die in de jonge Kerk heerste. De dagen vliegen voor bij en we zijn gelukkig. Alleen op de zondagen is de stilte rond „Our Lady of Victory" voor enige uren'verdwenen. Dan komen de gelovigen van heinde en ver de li turgie met de monniken meevieren. Hun gezangen weerklinken tussen de bergen als zij naar de kapel optrek ken, die, tien minuten van het „kloos ter" verwijderd,- speciaal voor de zondagsdiensten is ingericht. Deze bijeenkomsten hebben niets van een formalistisch Mis-horen, van het vlugge afwerken van een „plicht". Het is voor deze mensen een echte beleving. Na een of meer weken pelgrimstocht in een heidense ,.Um- welt" komen zij hongerig naar Chris tus toe. Bij Hem putten zij kracht, zij biechten (in de open lucht, onder een boom) met een eerlijkheid en openhartigheid die ons beschaamd doen staan, en zij verlangen daarna Christus in de Eucharistie te ontmoe ten. Zij zingen de Mis samen met de paters en broeders, zij luisteren naar een kort woord dat hun in aanslui ting op de liturgie (waarvan ze wel de grote strekking, maar zo weinig details begrijpen) in het Swahili wordt toegesproken. Na de Mis duurt het nog wel een of twee uur voordat zij allen de terugweg naar huis aanvaarden. Gesterkt gaan zij de urenlange weg terug naar hun hut en hun werk. hun heidense vrienden en familie. Hier werkt Gods Geest op tastbare wijze. Wij zijn ontroerd en putten, niet min der dan onze zwarte vrienden, iede re week moed uit deze spontane sa menkomst van het volk Gods. Aanpassing? De vraag die wel zeer actueel is, is de vraag naar de wenselijkheid of eventueel de noodzaak van aanpas sing. Reeds vóór ons vertrek dach ten we hier over na, we spraken er over met vele mensen die bredere ervaring hebben, en nu schrom pelt dit probleem sterk ineen. We hebben in Afrika, tenminste in onze gebieden, niet te maken met oude cultuurvolkeren. We zijn niet in Chi na, Japan. India of op Java, waar bepaalde denkvormen en levensop vattingen in eeuwenlang gebruik ge rijpt en verdiept zijn. De mensen van de streek waar wij leven hebben nog zo weinig, zc hebben praktisch niets. Wat men aan hen geeft, behoeft niet aangepast te worden aan reeds be staande vormen. Er zijn geen be staande vormen, geen eigen denkwij ze, geen oude tradities (of althans zeer weinige) die van vader op zoon worden overgeleverd. De cultuur is minimaal. Zelfs op het gebied van muziek en dans maakte de Kongo op ons een veel rijkere indruk dan Ke nya. Wij hebben dus bovenal te ge ven, te geven op een aangepaste ma nier weliswaar, d.i. ons geven moet zich aanpassen aan hun kinderlijk- eenvoudige mentaliteit, maar wat we te geven hebben, zal grotendeels onveranderd door hen aanvaard kun nen worden. In Kansenia gaf men de Kongo lezen Sint-Benedictus in authentieke vorm. En het gaat wonderlijk wel. Aanpassing, als men het zo wil noe men, zal er moeten zijn in zoverre we Europese maatstaven enigs zins laten varen in behuizing, voe ding en kleding. Want hierin zullen (trouwens ook in Europa!) armoede en soberheid moeten gaan overheer sen. Maar ook de innerlijke structuur van het monnikendom en de grote praktijken van het westerse mona chisme kunnen, dunkt ons, onver anderd aan de Afrikaanse Kerk wor den doorgegeven. bekeerlingen Jongemannen melden zich aan: seminaristen en eenvoudige jongens die op een farm werken. Er zit ogen schijnlijk toekomst in. Maar waar schijnlijk zullen er nog moeilijke mo menten volgen. De eentonigheid van de monastieke dag, het verblijf op een en dezelfde plaats zuilen moei lijke opgaven voor de Afrikaan blij ken te zijn. Maar bovenal zal de hem blijkbaar aangeboren onstandvas tigheid en onberekenbaarheid een bron van ontgoocheling warden. Moest de staf van een seminarie in Kenya enige maanden terug tot haar grote ontsteltenis niet constateren dat de drie jongens (uit een groep van veertig), die zij na zes jaar toe gewijd werken klaar hadden gekre gen voor het groot seminarie, binnen twee maanden alle drie een andere richting kozen, zonder verdere moti vering of uitleg? Wij begrijpen zo moeilijk wat het betekent niet in een christelijke beschaving en in een eeu wenoude cultuur te zijn opgegroeid. Deze jonge Afrikanen die plotseling met reuze-sprongen in een uitwendig althans hoge beschaving en vernufti ge techniek overstappen, zijn rinner- lijk nog stuurloos en hopeloos onze ker. Maar met geduld en liefde, en hen nu reeds biedend al wat we heb ben aan rijkdom in onze Kerk, mo gen we verwachten dat er met Gods zegen na generaties rijpe vruchten zullen voortkomen uit dit sympathie ke volk. Is Gods genade trouwens niet machtig genoeg om alle mense lijke beletselen te breken? Valt er nu reeds in inheemse zusters- en broe derscongregaties soms niet een won derbare opgang te constateren .zodat tientallen jongemensen onmiddellijk kinderen van een afgodische en vol gens blinde instincten levend ge slacht, leven in de Godgewijde staat? Afrika wacht. Leken en priesters trekken er heen. Zondag 9 juli voerde de Raptim ook weer drie monniken van Koninghoeven heen naar Kenya. De bemanning van Our Lady of Victory komt dan op elf monniken, en samen met de twee reeds aanwe zige Afrikanen op dertien. De eerste opdracht luidt nu: zelf het simpele, natuurstenen „monasterium" op te trekken om daarin de vele wachten den binnen te leiden die in dc een zaamheid God willen ontmoeten en de Kerk beieven. Wonend juist op de evenaar, zuilen deze monniken trach ten hun bijdrage te leveren in de strijd om bet zwarte werelddeel. Het „salus in medio terrae" komt hun niet on verwezen lijk baar voor, daar de Geest, ondanks alle menselijke problemen en moeilijkheden, er reeds zo tastbaar werkt. Bovendien zal de kracht van de geest onverminderd voortduren tot aan het einde der tij den. Abdij Koningshoeven. PIUS DRIJVERS O.C.S.O. In de Ludwigskirche te München wordt-elke zondagmorgen om 11 uur door prof. dr. Romano Guardini gepreekt. Al een half uur tevoren stroomt de kerk vol met hoofdza kelijk jonge mensen. Deze 72-jarige priester is hun man. En dat menen ze terecht. Guardini leest zelf de mis; vlak vóór de mis is het altaar zó in gereedheid gebracht, dat hij naar de mensen toegekeerd staat. Een student leest de oraties in het Duits, evenals het epistel en het Evangelie, terwijl dat aan het al taar in het Latijn gebeurt. Dan bestijgt Guardini de preek stoel. Hij begint zonder afkondi gingen van welke aard ook - met de opmerking: „We moeten vandaag dus het derde gebod behandelen.'' Hier volgt de preëk voorzover uit enkele notities een reconstructie te maken is. Het probleem De zondag is niet alleen een kwes tie van de mens afzonderlijk, om dat hij dat nodig heeft voor gods dienstige houvast en voor zijn be hoefte aan rust. maar het is ook een zaak van de gemeenschap. De zon dag wordt altijd bedreigd. Uit tech- nisch-economisch oogpunt be schouwd staat de zondag vele on dernemers in de weg. Voor velen bestaat de zondag al niet meer. En nu is het maar de vraag of het christelijk deel van de bevolking zijn geloof belangrijk genoeg acht om de grote ondernemers iot, wijziging van hun zienswijze te dwingen. Alles in heel de schepping be weegt zich volgens ritmen. Ook ons leven. Men zou het ritme van de week een cultureel ritme kunnen noemen. Het leven eist na een werk week een dag van ontspanning. De nacht telkens volgend op de dag is niet genoeg tot herstel. De ene rust dag per week is voor de gezondheid van het lichaam, voor de soepelheid van de geest en voor het evenwicht van het hele leven noodzakelijk. Dag des Heren Door de Openbaring is deze rust dag een dag des Heren geworden. De geschiedenis daarvan wil ik u in korte trekken weergeven. De mens is als Gods evenbeeld geschapen. Op de vraag waarin die gelijkenis bestaat geeft de H. Schrift geen theoretisch antwoord, maar zegt: ..Daarin is de mens gelijkend op God, dat hij over de wereld heerst.'' Die heerschappij is niet souverein; de mens heerst als stad houder van God. De twee eerste hoofdstukken van het Boek Genesis die a.h.w. een leerdicht vormen, dat niets heeft uit te staan met weten schappelijke problemen omtrent het ontstaan van de wereld, maar waar in zuiver godsdienstige gedachten worden ontwikkeld, zeggen in de vorm van een beeld hoe God in zes dagen het wè'rk van de schepping heeft volbracht, maar de zevende dag rustte. Zo zal ook de mens zes dagen werken aan de schepping, hem door God toevertrouwd, maar de zevende dag rusten. Zo wortelt dit levensritme in de fundamenten van de schepping. Na de val van de mens krijgt de menselijke arbeid een ander karak ter. In de klassieke oudheid zag men in de arbeid alleen een vernederen de last. De „eigenlijke" mens, de vrije, werkte dan ook niet. Hij be lastte zijn slaven met de arbeid, in een poging zich zelf aan 'net men selijk noodlot te onttrekken. De christelijke mens denkt daar anders over. Door de Openbaring beeft h;j de zin van de arbeid ontdekt en eert hij haar. De moderne mens maakt van de arbeid een soort godsdienst en ontneemt er het ele ment van boete aan, een element dat zij sinds de eerste zonde draagt: boete voor de opstand van de eer ste mens tegen de Heer der wereld. De moderne mens verheerlijkt en vergoddelijkt de arbeid en er is een slavernij ontstaan erger dan die van de antieke wereld. De laatste tien tallen jaren hebben ons duidelijk gemaakt wat totalitaire arbeidsinzet betekent en hoe verderfelijk deze opvatting van de arbeid is. In het Boek Exodus lezen wij: „Gedenk de sabbat, dat ge die hei ligt. Zes dagen kunt ge werken en al uw arbeid verrichten, maar de ze vende dag is een sabbat voor Jah weh, uw God; dan moogt ge geen arbeid verrichten: gij zelf, noch uw zoon of uw dochter, noch uw slaaf, uw slavin of uw vee, noch de vreemdeling die binnen uw poorten woont. Want in zes dagen heeft Jah weh hemel, aarde en zee gemaakt, met al wat er in is; maar op de zevende dag rustte Hij. Daarom heeft Jaweh de sabbat gezegend en hem voor heilig verklaard." De sabbat is dus vóór alles de rustdag. Zonder die dag wordt de mens ontmenselijkt, ook al heeft hij het nog zo ver gebracht. Vervolgens is de sabbat de dag die de mens aar. zijn waardigheid herinnert: dat hij een schepsel van God is en Gods evenbeeld. Tenslotte is het de dag die hem bijzonder aan God doet denken, waar hem dat door de vele zorgen van het leven zo gemakke lijk ontgaat. Christus heeft voor ons een nieuw bestaan verworven. Dit bestaat in de deelneming aan zijn verhouding tot de Vader. De verlossingsdaad van Christus is in de samenstelling van de week merkbaar. De zondag vervangt de sabbat, omdat op de zondag de ver rijzenis van Christus gevierd en her dacht wordt. Het moment van rust is gebleven, maar daar is aan toege voegd de gedachtenis aan Christus' verrijzenis. Door de Verlossing heeft ook de ar beid een nieuw karakter gekregen. Aan de arbeid wordt een nieuwe zin toegevoegd. Door haar groeit de mens dag na dag dwars door alle lasten en moeiten heen naar het beeld van Christus. En er is plaat.s voor een nieuwe vreugde: de vreug de om mee te mogen werken aan een nieuwe aarde en een nieuwe he mel. De zondag is de dag waarop de christen vrij is van de arbeid en dit vrij zijn brengt hem het feit van zijn verlossing in herinnering. Daarom is de betekenis van deze dag zo groot. Als de gelovige de zondag niet meer zinvol beleeft, ver dringt het vergankelijke zijn eeu- wigheidsbewustzijn, dan is er in zijn gedachten geen plaats meer voor God en verliest hij ook het bewust zijn van de diepste zin van zijn ei gen bestaan. In het rumoer van alle weekse dagen raken godsdienstige gedachten zo gemakkelijk op de achtergrond. De zondag zal hem tel kens opnieuw de zo nodige herinne ring geven. De ervaring toont aan hoe ook de gelovige mens telkens weer tracht de zondag op een of andere manier tot een werkdag te maken. En dit geldt allicht nog meer voor de ongelovigen. Ondernemers en zakenmensen, boeren en bedrijfs leiders verklaren dat de produktie ook de zondag nodig heeft. Talloze technische diensten kunnen zondags niet stilstaan. Maar dit alles wijst op een grote kortzichtigheid. Het natuurlijke levensritme kan er niet buiten. Door voortgezette arbeid gaat verloren wat men ooit de „scheppende pauze" geqoemd heeft. Maar achter deze onware opzet staat bovendien nog de verderfelijke opzet: het geloof-vijandige instinct weet, dat de mens zijn godsdienstig houvast verliest wanneer het zou gelukken hem de zondag te ontne men. Dan is de mens weerloos aan economische en politieke machten overgeleverd. De laatste decennia is de aandacht weer scherper gericht op wat we noemen de „Eschata", de „Uiter sten": zoals dood, verrijzenis oor deel en eeuwigheid. Men ziet in dat zij het hele leven moeten beïnvloe den sterker dat de eeuwigheid nu al in de tijd is aangevangen. Naar de mate waarin de mens zich door God laat trekken groeit in hem de eeuwigheid. Al tijdens zijn aardse leven groeit in hem de mens die hij eenmaal aan gene kant van de dood; zijn zal. „Of weet gii niet, dat wij allen, die gedbopt zijn tot de ge meenschap met Christus Jesus, ge doopt zijn tot de gemeenschap met Zijn dood? In die gemeenschap met Zijn dood zijn we dus begraven met Hem door het doopsel, opdat ook wij een nieuw leven zouden leiden, zoals Christus door de glorie van de Va der uit de doden is opgewekt." (Rom 6, 3—4). De christen draagt dus al de eeu wigheid in zich. Dat geldt ook voor de dag des Heren. De zondag wijst terug en zegt: Christus is verrezen en door Zijn Verrijzenis is de Ver lossing voltooid. Hij wijst echter ook vooruit en zegt: Door Christus' Ver rijzenis ls het fundament gelegd van onze verrijzenis en die van de we reld. „Want ik houd het ervoor," zegt Sint-Paulus, „dat het lijden van deze wereld niet kan opwegen te gen de heerlijkheid die ons geopen baard zal worden- Reikhalzend toch smacht de schepping naar de open baring der kinderen Gods. Want de schepping is aan de verganke lijkheid onderworpen, niet uit eigen wil, doch door de wil van Hem, die ze daaraan onderwierp; maar toch met de hoop, dat ook de schep ping zelf bevrijd zal worden van de slavernij der vergankelijkheid, om deelachtig te worden aan de vrij heid der glorie van de kinderen Gods." (Rom. 8, 18—21). Zo wijst elke zondag naar het ko mende, en geeft uitdrukking aan de christelijke hoop. Deze wereld bevindt zich niet meer in de toestand van de historie, maar in die van de eeuwgiheid. De zondag is in zekere zin het sa crament waardoor de mens deel heeft aan Gods rust. De mens die zondags niet werkt moet zich de kunst verwerven te rusten. Rusten wil niet zeggen: niets te doen heb ben, zich vervelen. Men zal moeten leren zich bezig te houden met een goed boek, met verschillende uitin gen op het gebied der kunst, met aangenaam gezelschap, met vormen van edele menswaardige ontspan ning. Een blik op de werkelijkheid leert ons echter hoe gemakkelijk be paalde vormen van zgn. ontspanning tot een „bedrijf' uitgroeien wanneer hef de mens aan innerlijke rust ont breekt. De zondagsrust heeft naast de in dividuele ook nog een sociale bete kenis. Niet alleen het individu, ook de gemeenschap moet rusten. Dit is een groot probleem, waarvan de op lossing steeds verder dreigt ferug te wijken. Hoevelen weten niet be ter te doen dan te vluchten in al cohol of in tomeloos gedans of :n een soort sport-bevlieging die elk element van werkelijke rusf ver woest. om nog niet te spreken van het feit, dat de sport op de dag van vandaag een ware industrie gewor den is. Is er nog plaats voor mens waardige rust nu.de algemene mo torisering de laatste overblijfselen van de „natuuri'-lijke vrede heeft vernietigd?? Het leven van de moderne mens heeft weinig diepgang. De mens van nu verliest zich steeds meer in ma chinale apparaturen waarvan zijn wereld vervuld is. Door de hele we reld vaart een totalitaire tendens, niet alleen door de communistische, ook door de vrije wereld; in deze laatste heeft die tendens slechts een ander karakter: denk aan de pers, die de gedachten, de oordelen en de opvattingen van het volk bepaalt, denk aan de onvoorstelbare macht van de film en de radio; denk aan de steeds toenemende publiciteits- pogingen om ook het strikt persoon lijke leven bekend te maken en zo te verstoren. De innerlijke kracht om ondanks al deze invloeden toch zichzelf te zijn en te handhaven wordt steeds zwakker. Een waarachtige dus niet van goedkoop optimisme uitgaande pedagogiek heeft de zware taak de verloren waarden terug te winnen. Maar daarvoor is het van grote be tekenis ruimte te scheppen voor vrij heid en rust, en daartoe is vóór alles de zondag van belang. Eén dag per week waarop de mens zichzelf her vindt, waarin hij Gods grootheid ontmoet waardoor de mens alleen zijn vrijheid kan verwerven. Tot zover de preek van Guardini, door hem onlangs te München ge houden. Deze uitwenking draagt natuurlijk onmiskenbaar de sporen van de wijze waarop de notities kon den gemaakt worden. En zo komt de preek er zwaar verminkt uit. Boven dien ontbreekt hier de gestalte van predikant met zijn levendige geba- baren en met de vele nuances van stemgeluid.. Maar ik kon niet aan de bekoring weerstaan een schets te geven van een preek (hij heeft zeker niet minder gezegd, ik bedoel, dat ik er~ niets aan toegevoegd heb) gehouden voor een overvolle kerk van jonge mensen. Hij maakt het z® niet gemakkelijk. Hij geeft geen en kel voorbeeld. Zijn zinconstructie is soms vrij ingewikkeld. Hij neemt hen au sérieux. Dit alles zo duidelijk mogelijk te laten zien was slecht® mijn bedoeling. P. WESSELING C.ssK'^ m in

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1957 | | pagina 8