1
DE ZONDAG
GUARDINI preekt voor jonge wensen
ZATERDAG 13 JULI 1957
t
I
- y :;J
Monniken
Naar de Kongo
T rappisten-stichtingen
„Our Lady of Victory
in Kenya
Bijeenkomst van het
Godsvolk
EN STICHTEN EEN
KLOOSTERWEZEN
IN OER-VORM
Afrikaanse roepingen?
Een nieuwe zending
Levensritme
Sabbat
Zondag
In gevaar
Uiting van christelijke
hoop
Zinvolle rust
■v;
Nabemerking
MONNIKEN trekken uit naar Afrika
m
Afrika is een land van zon en
ruimte. Zijn kinderen leven er
onbezorgd in de rijke natuur. Plot
seling is er een storm opgegaan
over dit immense land: er is pro
blematiek gerezen, en de duizenden
zwarten voelen instinctmatig de
belangstelling die er voor hen en
hun gebieden ontstaan is. Hun
leven blijft een kinderleven, maar
er komt een trek van bezorgdheid
en onbehaaglijkheid over dit spon
tane aanvaarden van de weidse
natuur. Als kind wil de Afrikaan
hebben en bezitten, grijpt hij alles
aan wat hem mooi en nuttig voor
komt. Maar aan niets kan bij het
hem gebodene toetsen, want hij
bezit niets als de grote natuur inet
zon en ruimte.
Innerlijk is er weinig of geen cul
tuur, geen gedachtenbezit. Al het
nieuwe en vreemde dat hem geboden
wordt, kan niet afgewogen worden te
gen datgene wat hij reeds heeft. Hij
is onvoorwaardelijk overgeleverd aan
degene die hem het eerste aantreft.
De KERK trekt op naar Afrika. On
ze H. Vader de Paus heeft zijn stem
nog zeer onlangs laten weerklinken
in een speciale Afrika-encycliek,
waarin hij dringend oproepj om op
te trekken, met man en macht, naar
het zwarte werelddeel: er is geen tijd
te verliezen. En ze rukken aan: paters
en broeders, zusters en verpleegsters,
kaj otters en doktoren, Christus en
zijn liefde brengend aan deze volkeren
die bij hun ontwaken geplaatst wor
den tegenover nieuwe, onbekende we
relden van materialisme, techniek,
communisme en de meest bizarre
sekten.
Ook de monniken gaan naar Afrika,
in steeds sneller opeenvolging. Is
Noord-Afrika in de eerste christen-
eeuwen niet de bakermat geweest van
het christelijke monachisme? Moet
nu de westerse Kerk aan het nieuwe
Afrika niet de vrucht van zijn eigen
monnikentraditie brengen? Alle as
pecten van het leven van Christus'
Bruid moeten aan Afrika geboden
worden. Naast het actieve aspect der
prediking en geloofsuitbreiding, van
het contact en de ter-kennis-bren
ging, moet de Afrikaanse Kerk te
vens in beschouwing en innerlijkheid
zelf 'die boodschap gaan beleven en
aldus metterdaad aan zijn kinderen
de schatten van het geloof meedelen.
Wij vlogen met de Sabena naar de
Kongo en landden in Elisabethville.
Enige dagen later waren we in een
communiteit waar ongeveer honderd
en twintig Afrikaanse monniken le
ven, samen met vijf of zes Europese
Benedictijnen. Het Sint-Benedictus-
klooster te Kansenia is een stichting
van de Benedictijnen van Sint-An-
dries, die het vicariaat van Elisa
bethville als missionarissen bedie
nen Een tiental jaren terug is pater
Charles van der Straeten op aanvra
ge van enige jonge Afrikanen, ermee
begonnen, hen in te leiden in het mo
nastieke leven volgens de regel van
Sint-Benedictus. Het resultaat is ge
weest een plotseling opbloeien van
het oude monnikendom, in zijn zui
vere oorspronkelijkheid, midden on
der deze jonge bekeerlingen van de
Kongo. Het groepje van tien groei
de steeds aan en bereikte nu reeds
het getal var, honderd en twintig. Ge
heel in overeenstemming met de re
gel van St.-Benedictus, beoefenen de
monniken van Kansenia naast hun
koorgebed (gedeeltelijk in een der ne
gertalen, sinds enige maanden ge
heel in het Frans) en hun lezing, ook
een vijfurige handenarbeid. Hun
voedsel 'is nagenoeg inheems, het ge
meenschappelijke leven (slaapzaal,
studiezaal) is er weer strikt doorge
voerd. We voelden ons hier „thuis
Diep getroffen werden we door de
spontane, kinderlijke godsvrucht van
deze negermonniken, de blijde, opge
wekte geest en de apostolische sfeer
die er ondanks de beslotenheid van
hun leven heerste. De contacten met
de monniken waren hartelijk en voor
ons, totale nieuwkomers in Afrika,
zeer instructief. Menig onderhoud
soms als een nachtelijk Nicodemus-
gesprek opende ons een ruimer
Monniktai rond de evenaar
zicht op hun eerlijke, kinderlijke
houding tegenover God en mede
mens, op dc simpele en doorzichtige
structuur van hun zieleleven. Maar
tevens moesten we constateren dat
alle mensen, zwart of blank, in de
grond dezelfde wezens zijn, schepse
len Gods met een gevallen en weer
strevende natuur, die wel willen maar
niet kunnen, die verlangen en telkens
weer tekort schieten, maar die toch
ondanks alies in Gods bevrijdende ge
nade mogen leven.
„Een der mooiste plekken van de
wereld", zo noemde men het Kivu-
meer. Inderdaad, we genoten toen we
eenmaal de tocht langs de westelijke
oever van het meer maakten. Aan
de zuidwestelijke punt van het meer
ligt een in aanbouw zijnd Trappistin-
nenklooster, met een vijftiental
Franse nonnen, een vijftal Kongolese
meisjes, en met dezelfde sfeer van
nieuwheid en authenticiteit als we in
Kansenia hadden aangetroffen. Van
uit „La Clarté-Dieu" reden we in een
kleine vrachtwagen naar de noord
westelijke punt van het Kivumeer,
bogen toen nog meer noordwestelijk
af om vijftig kilometer verder bij de
Mokoto-meren onze medebroeders
die vanuit Chimay (België) zijn ge
komen, te treffen. Deze communiteit
leeft in een paradijselijke omgeving,
bevriend met nijlpaarden van het
meer, druk doende met waterwer
ken aan te leggen en een klooster
voor de wachtende postulanten te
bouwen. Het interesseert de Afrika
nen blijkbaar, dat er naast de reeds
bestaande missionaris-figuur ook
monniken in hun land de kerk komen
brengen. Die interesse wordt vaak
een soort geboeidheid door de rijk
dom van dit stille, ingekeerde leven,
met als gevolg: men wil het zelf ook
proberen!
We moesten doorreizen. Frans Ka
meroen was te ver weg om daar de
stichting die vanuit Aiguebelle
(Frankrijk) tot stand kwam, te be
zoeken. Het zou overigens wel de
moeite waard geweest zijn de Afri
kaanse overste van deze pas zesja
rige communiteit te horen spreken
over zijn opvattingen van een Afri
kaans monnikendom. Doch Kenya
wachtte. Het wachtte reeds lang, en
mgr. Frederic Hall van Kisumu ook.
Eindelijk werd, na jarenlang pogen,
zijn hartewens vervuld. Toen we drie
oktober op het vliegveld van Entebbe
(Oeganda) landden, was het juist de
dag waarop de Spaanse Karmelietes
sen die mgr. Hall, evenals ons, in
1956 aangeworven had, plechtig in
haar slotklooster werden binnenge
leid. Het was de feestdag van de H.
Theresia van Lisieux, patrones van de
Missiën. Nu was het de beurt aan
ons om op onze nieuwe vestigings
plaats te worden geïnstalleerd.
Het boerderijtje te Songhor, de Ki-
bingay Farm, is maar klein. Het bij
behorende land, naar Afrikaanse
maatstaven en rekening houdend met
de bodemgesteldheid, eveneens. Een
ronde hut, van steen en met een rie
ten dak, is onze kapel. Een nieuw
aangeschoven huisje is slaapzaal.
De omgeving is prachtig en groots,
de bergen zijn hoog en ruig. We wo-
nen op 2000 meter hoogte. En, vooral
in de avonduren, zien wc op een af
stand van veertig tot vijftig kilome
ter. diep beneden ons. de lichtende
band van het grote Victoria-meer.
De plaats is omgedoopt tot „Our La
dy of Victory".
Er heerst stilte en eenzaamheid,
geen motoren van auto's of vlieg
tuigen, slechts het gekrijs van apen
of het roepen van de jakhals klinken
op in de koninklijke stilte. Hier gaan
we wonen. Tafels en stoelen werden
gekocht, matrassen vervaardigd, er
werd gemeten en gepast en toen ein
delijk (de Suez-kwestie was oorzaak
van vertraging) de gehele groep mon
niken uit Koningshoeven gearri
veerd was, begonnen we op 10 de
cember plechtig ons nieuwe Trap
pistenleven. Een Kongolees een
Nicodemus'bezoeker uit Kansenia
was met ons.
Vanaf het begin hadden we duide
lijk voor ogen: we zijn hier voor hen,
om hen de schatten van ons monas
tieke leven naar best vermogen over
te dragen. Om drie uur begint sinds
dien elke nacht de Trappistendag. De
klank van onze klok (een oude ploeg-
schijf) wordt onophoudelijk in de ber
gen gehoord. En zevenmaal daags
verzamelen we ons in de rustieke,
Afrikaanse hutkapel. Het gebed krijgt
er diepte, de universaliteit van het
heil spreekt een nieuwe taal, Afrika
nen mengen zich tussen de monniken:
ze buigen met ons, ze knielen met ons
urenlang volgen ze de vreemde cere
monies van de mannen die van ver
re kwameu. Er wordt gelezen en ge
studeerd rond de ene grote tafel die
we rijk zijn: boeken over God en de
Kerk, boeken over Afrika en over de
oude monniken. Vooral het boek van
God zelf, de bijbel, die hier een nieuwe
klankbodem vindt. Er wordt ook ge
werkt en gesjouwd. Het vee wordt
verzorgd, de weiden gezuiverd en
verbeterd, de keuken omgebouwd,
de watervoorziening uitgebreid, de
weg (een oprijlaan van tien kilome
ter!) geëffend, de was gedaan, enz.
AI dit bidden en werken bindt ons
zeer nauw samen, we leven in een
sfeer van openheid en onderlinge ka
meraadschap die alleen in een jonge
stichting mogelijk is, zoals ook de
Handelingen der Apostelen ons ver
halen van de liefde die in de jonge
Kerk heerste. De dagen vliegen voor
bij en we zijn gelukkig.
Alleen op de zondagen is de stilte
rond „Our Lady of Victory" voor
enige uren'verdwenen. Dan komen de
gelovigen van heinde en ver de li
turgie met de monniken meevieren.
Hun gezangen weerklinken tussen de
bergen als zij naar de kapel optrek
ken, die, tien minuten van het „kloos
ter" verwijderd,- speciaal voor de
zondagsdiensten is ingericht. Deze
bijeenkomsten hebben niets van een
formalistisch Mis-horen, van het
vlugge afwerken van een „plicht".
Het is voor deze mensen een echte
beleving. Na een of meer weken
pelgrimstocht in een heidense ,.Um-
welt" komen zij hongerig naar Chris
tus toe. Bij Hem putten zij kracht,
zij biechten (in de open lucht, onder
een boom) met een eerlijkheid en
openhartigheid die ons beschaamd
doen staan, en zij verlangen daarna
Christus in de Eucharistie te ontmoe
ten. Zij zingen de Mis samen met de
paters en broeders, zij luisteren naar
een kort woord dat hun in aanslui
ting op de liturgie (waarvan ze wel
de grote strekking, maar zo weinig
details begrijpen) in het Swahili wordt
toegesproken. Na de Mis duurt het nog
wel een of twee uur voordat zij allen
de terugweg naar huis aanvaarden.
Gesterkt gaan zij de urenlange weg
terug naar hun hut en hun werk. hun
heidense vrienden en familie. Hier
werkt Gods Geest op tastbare wijze.
Wij zijn ontroerd en putten, niet min
der dan onze zwarte vrienden, iede
re week moed uit deze spontane sa
menkomst van het volk Gods.
Aanpassing?
De vraag die wel zeer actueel is,
is de vraag naar de wenselijkheid of
eventueel de noodzaak van aanpas
sing. Reeds vóór ons vertrek dach
ten we hier over na, we spraken er
over met vele mensen die bredere
ervaring hebben, en nu schrom
pelt dit probleem sterk ineen. We
hebben in Afrika, tenminste in onze
gebieden, niet te maken met oude
cultuurvolkeren. We zijn niet in Chi
na, Japan. India of op Java, waar
bepaalde denkvormen en levensop
vattingen in eeuwenlang gebruik ge
rijpt en verdiept zijn. De mensen van
de streek waar wij leven hebben nog
zo weinig, zc hebben praktisch niets.
Wat men aan hen geeft, behoeft niet
aangepast te worden aan reeds be
staande vormen. Er zijn geen be
staande vormen, geen eigen denkwij
ze, geen oude tradities (of althans
zeer weinige) die van vader op zoon
worden overgeleverd. De cultuur is
minimaal. Zelfs op het gebied van
muziek en dans maakte de Kongo op
ons een veel rijkere indruk dan Ke
nya. Wij hebben dus bovenal te ge
ven, te geven op een aangepaste ma
nier weliswaar, d.i. ons geven moet
zich aanpassen aan hun kinderlijk-
eenvoudige mentaliteit, maar wat
we te geven hebben, zal grotendeels
onveranderd door hen aanvaard kun
nen worden.
In Kansenia gaf men de Kongo
lezen Sint-Benedictus in authentieke
vorm. En het gaat wonderlijk wel.
Aanpassing, als men het zo wil noe
men, zal er moeten zijn in zoverre
we Europese maatstaven enigs
zins laten varen in behuizing, voe
ding en kleding. Want hierin zullen
(trouwens ook in Europa!) armoede
en soberheid moeten gaan overheer
sen. Maar ook de innerlijke structuur
van het monnikendom en de grote
praktijken van het westerse mona
chisme kunnen, dunkt ons, onver
anderd aan de Afrikaanse Kerk wor
den doorgegeven.
bekeerlingen
Jongemannen melden zich aan:
seminaristen en eenvoudige jongens
die op een farm werken. Er zit ogen
schijnlijk toekomst in. Maar waar
schijnlijk zullen er nog moeilijke mo
menten volgen. De eentonigheid van
de monastieke dag, het verblijf op
een en dezelfde plaats zuilen moei
lijke opgaven voor de Afrikaan blij
ken te zijn. Maar bovenal zal de hem
blijkbaar aangeboren onstandvas
tigheid en onberekenbaarheid een
bron van ontgoocheling warden.
Moest de staf van een seminarie in
Kenya enige maanden terug tot haar
grote ontsteltenis niet constateren
dat de drie jongens (uit een groep
van veertig), die zij na zes jaar toe
gewijd werken klaar hadden gekre
gen voor het groot seminarie, binnen
twee maanden alle drie een andere
richting kozen, zonder verdere moti
vering of uitleg? Wij begrijpen zo
moeilijk wat het betekent niet in een
christelijke beschaving en in een eeu
wenoude cultuur te zijn opgegroeid.
Deze jonge Afrikanen die plotseling
met reuze-sprongen in een uitwendig
althans hoge beschaving en vernufti
ge techniek overstappen, zijn rinner-
lijk nog stuurloos en hopeloos onze
ker. Maar met geduld en liefde, en
hen nu reeds biedend al wat we heb
ben aan rijkdom in onze Kerk, mo
gen we verwachten dat er met Gods
zegen na generaties rijpe vruchten
zullen voortkomen uit dit sympathie
ke volk. Is Gods genade trouwens
niet machtig genoeg om alle mense
lijke beletselen te breken? Valt er
nu reeds in inheemse zusters- en broe
derscongregaties soms niet een won
derbare opgang te constateren .zodat
tientallen jongemensen onmiddellijk
kinderen van een afgodische en vol
gens blinde instincten levend ge
slacht, leven in de Godgewijde
staat?
Afrika wacht. Leken en priesters
trekken er heen. Zondag 9 juli voerde
de Raptim ook weer drie monniken
van Koninghoeven heen naar Kenya.
De bemanning van Our Lady of
Victory komt dan op elf monniken,
en samen met de twee reeds aanwe
zige Afrikanen op dertien. De eerste
opdracht luidt nu: zelf het simpele,
natuurstenen „monasterium" op te
trekken om daarin de vele wachten
den binnen te leiden die in dc een
zaamheid God willen ontmoeten en
de Kerk beieven. Wonend juist op de
evenaar, zuilen deze monniken trach
ten hun bijdrage te leveren in de
strijd om bet zwarte werelddeel. Het
„salus in medio terrae" komt hun
niet on verwezen lijk baar voor, daar
de Geest, ondanks alle menselijke
problemen en moeilijkheden, er reeds
zo tastbaar werkt. Bovendien zal de
kracht van de geest onverminderd
voortduren tot aan het einde der tij
den.
Abdij Koningshoeven.
PIUS DRIJVERS O.C.S.O.
In de Ludwigskirche te München
wordt-elke zondagmorgen om 11
uur door prof. dr. Romano Guardini
gepreekt. Al een half uur tevoren
stroomt de kerk vol met hoofdza
kelijk jonge mensen. Deze 72-jarige
priester is hun man. En dat menen
ze terecht. Guardini leest zelf de
mis; vlak vóór de mis is het altaar
zó in gereedheid gebracht, dat hij
naar de mensen toegekeerd staat.
Een student leest de oraties in het
Duits, evenals het epistel en het
Evangelie, terwijl dat aan het al
taar in het Latijn gebeurt.
Dan bestijgt Guardini de preek
stoel. Hij begint zonder afkondi
gingen van welke aard ook - met
de opmerking: „We moeten vandaag
dus het derde gebod behandelen.''
Hier volgt de preëk voorzover uit
enkele notities een reconstructie te
maken is.
Het probleem
De zondag is niet alleen een kwes
tie van de mens afzonderlijk, om
dat hij dat nodig heeft voor gods
dienstige houvast en voor zijn be
hoefte aan rust. maar het is ook een
zaak van de gemeenschap. De zon
dag wordt altijd bedreigd. Uit tech-
nisch-economisch oogpunt be
schouwd staat de zondag vele on
dernemers in de weg. Voor velen
bestaat de zondag al niet meer. En
nu is het maar de vraag of het
christelijk deel van de bevolking zijn
geloof belangrijk genoeg acht om de
grote ondernemers iot, wijziging van
hun zienswijze te dwingen.
Alles in heel de schepping be
weegt zich volgens ritmen. Ook ons
leven. Men zou het ritme van de
week een cultureel ritme kunnen
noemen. Het leven eist na een werk
week een dag van ontspanning. De
nacht telkens volgend op de dag is
niet genoeg tot herstel. De ene rust
dag per week is voor de gezondheid
van het lichaam, voor de soepelheid
van de geest en voor het evenwicht
van het hele leven noodzakelijk.
Dag des Heren
Door de Openbaring is deze rust
dag een dag des Heren geworden.
De geschiedenis daarvan wil ik u
in korte trekken weergeven.
De mens is als Gods evenbeeld
geschapen. Op de vraag waarin die
gelijkenis bestaat geeft de H. Schrift
geen theoretisch antwoord, maar
zegt: ..Daarin is de mens gelijkend
op God, dat hij over de wereld
heerst.'' Die heerschappij is niet
souverein; de mens heerst als stad
houder van God. De twee eerste
hoofdstukken van het Boek Genesis
die a.h.w. een leerdicht vormen, dat
niets heeft uit te staan met weten
schappelijke problemen omtrent het
ontstaan van de wereld, maar waar
in zuiver godsdienstige gedachten
worden ontwikkeld, zeggen in de
vorm van een beeld hoe God in zes
dagen het wè'rk van de schepping
heeft volbracht, maar de zevende
dag rustte. Zo zal ook de mens zes
dagen werken aan de schepping,
hem door God toevertrouwd, maar
de zevende dag rusten. Zo wortelt
dit levensritme in de fundamenten
van de schepping.
Na de val van de mens krijgt de
menselijke arbeid een ander karak
ter. In de klassieke oudheid zag men
in de arbeid alleen een vernederen
de last. De „eigenlijke" mens, de
vrije, werkte dan ook niet. Hij be
lastte zijn slaven met de arbeid, in
een poging zich zelf aan 'net men
selijk noodlot te onttrekken. De
christelijke mens denkt daar anders
over. Door de Openbaring beeft h;j
de zin van de arbeid ontdekt en
eert hij haar. De moderne mens
maakt van de arbeid een soort
godsdienst en ontneemt er het ele
ment van boete aan, een element
dat zij sinds de eerste zonde draagt:
boete voor de opstand van de eer
ste mens tegen de Heer der wereld.
De moderne mens verheerlijkt en
vergoddelijkt de arbeid en er is een
slavernij ontstaan erger dan die van
de antieke wereld. De laatste tien
tallen jaren hebben ons duidelijk
gemaakt wat totalitaire arbeidsinzet
betekent en hoe verderfelijk deze
opvatting van de arbeid is.
In het Boek Exodus lezen wij:
„Gedenk de sabbat, dat ge die hei
ligt. Zes dagen kunt ge werken en al
uw arbeid verrichten, maar de ze
vende dag is een sabbat voor Jah
weh, uw God; dan moogt ge geen
arbeid verrichten: gij zelf, noch uw
zoon of uw dochter, noch uw slaaf,
uw slavin of uw vee, noch de
vreemdeling die binnen uw poorten
woont. Want in zes dagen heeft Jah
weh hemel, aarde en zee gemaakt,
met al wat er in is; maar op de
zevende dag rustte Hij. Daarom
heeft Jaweh de sabbat gezegend en
hem voor heilig verklaard."
De sabbat is dus vóór alles de
rustdag. Zonder die dag wordt de
mens ontmenselijkt, ook al heeft hij
het nog zo ver gebracht. Vervolgens
is de sabbat de dag die de mens aar.
zijn waardigheid herinnert: dat hij
een schepsel van God is en Gods
evenbeeld. Tenslotte is het de dag
die hem bijzonder aan God doet
denken, waar hem dat door de vele
zorgen van het leven zo gemakke
lijk ontgaat.
Christus heeft voor ons een nieuw
bestaan verworven. Dit bestaat in de
deelneming aan zijn verhouding tot
de Vader.
De verlossingsdaad van Christus
is in de samenstelling van de week
merkbaar. De zondag vervangt de
sabbat, omdat op de zondag de ver
rijzenis van Christus gevierd en her
dacht wordt. Het moment van rust
is gebleven, maar daar is aan toege
voegd de gedachtenis aan Christus'
verrijzenis.
Door de Verlossing heeft ook de ar
beid een nieuw karakter gekregen.
Aan de arbeid wordt een nieuwe zin
toegevoegd. Door haar groeit de
mens dag na dag dwars door alle
lasten en moeiten heen naar het
beeld van Christus. En er is plaat.s
voor een nieuwe vreugde: de vreug
de om mee te mogen werken aan
een nieuwe aarde en een nieuwe he
mel.
De zondag is de dag waarop de
christen vrij is van de arbeid en dit
vrij zijn brengt hem het feit van
zijn verlossing in herinnering.
Daarom is de betekenis van deze
dag zo groot. Als de gelovige de
zondag niet meer zinvol beleeft, ver
dringt het vergankelijke zijn eeu-
wigheidsbewustzijn, dan is er in zijn
gedachten geen plaats meer voor
God en verliest hij ook het bewust
zijn van de diepste zin van zijn ei
gen bestaan. In het rumoer van alle
weekse dagen raken godsdienstige
gedachten zo gemakkelijk op de
achtergrond. De zondag zal hem tel
kens opnieuw de zo nodige herinne
ring geven. De ervaring toont aan
hoe ook de gelovige mens telkens
weer tracht de zondag op een of
andere manier tot een werkdag te
maken. En dit geldt allicht nog meer
voor de ongelovigen. Ondernemers
en zakenmensen, boeren en bedrijfs
leiders verklaren dat de produktie
ook de zondag nodig heeft. Talloze
technische diensten kunnen zondags
niet stilstaan. Maar dit alles wijst
op een grote kortzichtigheid. Het
natuurlijke levensritme kan er niet
buiten. Door voortgezette arbeid
gaat verloren wat men ooit de
„scheppende pauze" geqoemd heeft.
Maar achter deze onware opzet
staat bovendien nog de verderfelijke
opzet: het geloof-vijandige instinct
weet, dat de mens zijn godsdienstig
houvast verliest wanneer het zou
gelukken hem de zondag te ontne
men. Dan is de mens weerloos aan
economische en politieke machten
overgeleverd.
De laatste decennia is de aandacht
weer scherper gericht op wat we
noemen de „Eschata", de „Uiter
sten": zoals dood, verrijzenis oor
deel en eeuwigheid. Men ziet in dat
zij het hele leven moeten beïnvloe
den sterker dat de eeuwigheid nu
al in de tijd is aangevangen. Naar
de mate waarin de mens zich door
God laat trekken groeit in hem de
eeuwigheid. Al tijdens zijn aardse
leven groeit in hem de mens die hij
eenmaal aan gene kant van de dood;
zijn zal. „Of weet gii niet, dat wij
allen, die gedbopt zijn tot de ge
meenschap met Christus Jesus, ge
doopt zijn tot de gemeenschap met
Zijn dood? In die gemeenschap met
Zijn dood zijn we dus begraven met
Hem door het doopsel, opdat ook wij
een nieuw leven zouden leiden, zoals
Christus door de glorie van de Va
der uit de doden is opgewekt." (Rom
6, 3—4).
De christen draagt dus al de eeu
wigheid in zich. Dat geldt ook voor
de dag des Heren. De zondag wijst
terug en zegt: Christus is verrezen
en door Zijn Verrijzenis is de Ver
lossing voltooid. Hij wijst echter ook
vooruit en zegt: Door Christus' Ver
rijzenis ls het fundament gelegd van
onze verrijzenis en die van de we
reld. „Want ik houd het ervoor,"
zegt Sint-Paulus, „dat het lijden van
deze wereld niet kan opwegen te
gen de heerlijkheid die ons geopen
baard zal worden- Reikhalzend toch
smacht de schepping naar de open
baring der kinderen Gods. Want
de schepping is aan de verganke
lijkheid onderworpen, niet uit eigen
wil, doch door de wil van Hem,
die ze daaraan onderwierp; maar
toch met de hoop, dat ook de schep
ping zelf bevrijd zal worden van de
slavernij der vergankelijkheid, om
deelachtig te worden aan de vrij
heid der glorie van de kinderen
Gods." (Rom. 8, 18—21).
Zo wijst elke zondag naar het ko
mende, en geeft uitdrukking aan de
christelijke hoop.
Deze wereld bevindt zich niet
meer in de toestand van de historie,
maar in die van de eeuwgiheid.
De zondag is in zekere zin het sa
crament waardoor de mens deel
heeft aan Gods rust. De mens die
zondags niet werkt moet zich de
kunst verwerven te rusten. Rusten
wil niet zeggen: niets te doen heb
ben, zich vervelen. Men zal moeten
leren zich bezig te houden met een
goed boek, met verschillende uitin
gen op het gebied der kunst, met
aangenaam gezelschap, met vormen
van edele menswaardige ontspan
ning. Een blik op de werkelijkheid
leert ons echter hoe gemakkelijk be
paalde vormen van zgn. ontspanning
tot een „bedrijf' uitgroeien wanneer
hef de mens aan innerlijke rust ont
breekt.
De zondagsrust heeft naast de in
dividuele ook nog een sociale bete
kenis. Niet alleen het individu, ook
de gemeenschap moet rusten. Dit is
een groot probleem, waarvan de op
lossing steeds verder dreigt ferug
te wijken. Hoevelen weten niet be
ter te doen dan te vluchten in al
cohol of in tomeloos gedans of :n
een soort sport-bevlieging die elk
element van werkelijke rusf ver
woest. om nog niet te spreken van
het feit, dat de sport op de dag van
vandaag een ware industrie gewor
den is. Is er nog plaats voor mens
waardige rust nu.de algemene mo
torisering de laatste overblijfselen
van de „natuuri'-lijke vrede heeft
vernietigd??
Het leven van de moderne mens
heeft weinig diepgang. De mens van
nu verliest zich steeds meer in ma
chinale apparaturen waarvan zijn
wereld vervuld is. Door de hele we
reld vaart een totalitaire tendens,
niet alleen door de communistische,
ook door de vrije wereld; in deze
laatste heeft die tendens slechts een
ander karakter: denk aan de pers,
die de gedachten, de oordelen en de
opvattingen van het volk bepaalt,
denk aan de onvoorstelbare macht
van de film en de radio; denk aan
de steeds toenemende publiciteits-
pogingen om ook het strikt persoon
lijke leven bekend te maken en zo
te verstoren. De innerlijke kracht
om ondanks al deze invloeden toch
zichzelf te zijn en te handhaven
wordt steeds zwakker.
Een waarachtige dus niet van
goedkoop optimisme uitgaande
pedagogiek heeft de zware taak de
verloren waarden terug te winnen.
Maar daarvoor is het van grote be
tekenis ruimte te scheppen voor vrij
heid en rust, en daartoe is vóór alles
de zondag van belang. Eén dag per
week waarop de mens zichzelf her
vindt, waarin hij Gods grootheid
ontmoet waardoor de mens alleen
zijn vrijheid kan verwerven.
Tot zover de preek van Guardini,
door hem onlangs te München ge
houden. Deze uitwenking draagt
natuurlijk onmiskenbaar de sporen
van de wijze waarop de notities kon
den gemaakt worden. En zo komt de
preek er zwaar verminkt uit. Boven
dien ontbreekt hier de gestalte van
predikant met zijn levendige geba-
baren en met de vele nuances van
stemgeluid.. Maar ik kon niet aan
de bekoring weerstaan een schets te
geven van een preek (hij heeft zeker
niet minder gezegd, ik bedoel, dat
ik er~ niets aan toegevoegd heb)
gehouden voor een overvolle kerk
van jonge mensen. Hij maakt het z®
niet gemakkelijk. Hij geeft geen en
kel voorbeeld. Zijn zinconstructie is
soms vrij ingewikkeld. Hij neemt
hen au sérieux. Dit alles zo duidelijk
mogelijk te laten zien was slecht®
mijn bedoeling.
P. WESSELING C.ssK'^
m
in