Echt en net echt Clubs en patronaten op buitenspoor: Zijn we wel zo puur als we willen? Allemaal „nep" Saterdag 31 augustus 1957 Hoe ze kwamen J\iet alleen op de lippen Krachtproef Steeds in actie v°erde. iMMiMi „Ga maar lopen" Zomaar gewone jongens, niet gebonden aan een bepaalde me thodiek, wet of belofte. Duizend jongens uit alle windstreken. Zij Vormen de derde „poot" van de 'trie steunpeunten waar de Ka tholieke Jeugd Beweging op rust: patronaten en de vrije clubs. Eerst werken, dan praten HIJGEND stond de Volkswagen stil. Het was een onver biddelijk halt dat drie knapen in korte broekjes ons toeriepen. Hier hebben grijze haren, corpulente waardigheid en knoops gaten met Oranje Nassau niets te zeggen. Hier staat men aan de grenzen van het rijk van duizend jongens en men moet over goede papieren beschikken eer de witte slagboom opendraait. Dit rijk heet „Najoka" en het ligt tot en met vandaag in een paradijselijk stuk natuur van het landgoed „Eerde" in Ommen. Eén dag hebben wij „Najoka" meegemaakt, maar die ene dag is genoeg om te weten hoe puik die stemming is in dat kamp van jongens uit alle delen van Nederland. Aan de Avenida de José Antonio vlak bij de arena van Barcelona staat een fotograaf. Wie zichzelf bij hem laat fotograferen mag eerst een mooi torero.kostuum aantrekken. Hij krijgt nog een rode doek en een degen en kan dan in een vechthouding voor een opgezette stier poseren. Te gen de wand achter deze scène, is een opgewonden arenapubliek geschilderd. Met een dergelijke foto kun je ze thuis dan probe ren wijs te maken, dat je heel lapper zelf met de stier hebt ge. vochten. Je kunt er nog de meest zware verhalen rondwe. ven Ergens in een stoffig doosje ach ter in de onderste la van het af gedankte bureau' moet nog eenzelf de soort foto liggen. Men heeft er ons destijds in een of andere speeltuin als vliegenier gefoto grafeerd. In werkelijkheid hebben we amper in een vliegtuig gezeten Allemaal nep dus. Je laat dergelijke onwezenlijke nepfoto's niet eens meer maken. Zouden we persé als torero ver eerd willen worden, maar onze Ne derlandse vrienden zullen ons in die wrede hoedanigheid moeilijk vereren, dan kruipen we in het uiterste geval in de arena om ons te laten fotograferen. Alles is dan tenminste echt en waar en er wordt niemand tussen genomen. Wat we doen, wat we kopen, wat we eten, wat we zien en horen, we hebben alles het liefst zo echt mogelijk. Het woord puur ligt ons vooraan in de mond. Als we de middeleeuwse gotiek willen zien en kennen, nemen we geen genoegen met de schaarse po gingen, die op dit gebied in ons landje te vinden zijn. We binden ons sheltertje achterop en trappen naar Ohartres, Amiëns of Reims. Niet met de middeleeuwse intentie van een bedevaart, wij gaan alleen maar op weg om iets echts te zien. Onderweg voelen we ons dan mis schien toch nog een beetje als die middeleeuwse pelgrim. In jazzmuziek menen we iets van oprechtheid te beluisteren. Als we een foto maken mag het geen ordinair kiekje zijn, maar on ze eerste eis is dat hij „raak" is. We roken sigaretten die we kun nen proeven en vinden dit of dat merk te slap en als ons bier niet schuimt vinden we het geen echt bier meer. We voelen ons er nog eens zo lekker bij als er dan nog enkele professoren van naam komen be weren, dat het met die moderne jeugd heus nog wel meevalt en dat er nog wel iets anders met hen is te beginnen dan enkel rock 'n' roll. Ze zijn tenminste eerlijk en oprecht en je kunt van hen opaan. Als zoiets je onder ogen komt. voel je jezelf ineens veel sterker: .,Zie je wel, hier lees het zelf maar," en we gaan er eens goed bijzitten en presenteren zelfgenoeg zaam een sigaret. We voelen plots, dat we ook bij die jeugd horen, die jeugd die het zo goed meent. Wat die professor schrijft is waar vinden we. O.K., we hebben het spelletje prachtig gespeeld. Ze we ten nu tenminste- dat we niet graag ergens doekjes om winden. Maar heeft zoiets eigenlijk wel waarde, als we er zo zelfgenoeg zaam onder zijn, of worden. Is het niet veel gezonder om, als we een dergelijke publikatie lezen, onszelf af te vragen of dat wel juist is en of wij het persoonlijk ook wel precies zo menen. Of we zelf wel zo puur zijn als die Franse kathe draal. Of we zelf niet een gezapige saploze sigaret zijn- of een uitge werkt en verschaald glas bier. En als er een foto van ons gemaakt wordt staan we er dan niet op met een veel te mooi pakje en gri massen makend tegen een leven loze stier. Vroeger vonden wjj het altijd een beetje gek klinken, als er gespro ken werd over „een kerel uit één stuk," we zochten dan altijd- of we iemand kenden die uit meerdere stukken bestond. Nu we dit alles echter, al overpeinzend zo hebben neergeschreven, wordt het ons in eens veel duidelijker wat met die uitdrukking bedoeld wordt. Het betekent niet meer dan dat men zichzelf is en dus ,-echt" is. Dat er geen nepfoto's gemaakt kunnen worden. Dat dat woordje puur, niet slechts op de lippen ligt, maar in het hart leeft T. K. Even lezen, wat de subkamp-lei ding heeft te vertellen op het mededelingenbord. Het stuk schors, dat Jan in zijn hand heeft, gaat hij gebruiken voor een of ander stuk handwerk. „Een groep jongens uit Schijndel bleek vrijdagmorgen om 7 uur <d present te zijn. Zij waren met een veewagen 's nachts om 3 uur ver trokken. Een merkwaardige manier van zich verplaatsen hadden ook twee stoere knapen uit Hoensbroek. Zij kwamen -om kwart voor 12 hun subkamp binnenstuiven per luxe auto. Deze lieden hadden een lift gekregen vanaf Venlo tot ons Na- jokaterreln. Ze hadden onderweg veel lol gehad. Het biljartkrijt zal nog op de neus van een dezer lif ters." Uit het dagblad „Najoka" Kampkrant. „Hebben jullie geen last van het slechte weer?" „Slecht weer? Ja, 's nachts regent het, maar overdag is het mooi!" Het was de knaap bij al zijn bui tenactiviteiten en door het overbren gen van sommige werkzaamheden naar de vluchttenten ontgaan dat nu en dan de regen neerstraalde. Al koken ze dan niet voor zichzelf en al duiken de fourageurs in diepe gamellen, waarin het eten kant en klaar is aangevoerd, activiteiten heb ben de jongens genoeg. Er is een wandelrally, er is een kermis, er zijn demonstraties, er zijn kampvuren en spelen, er is een programma met tientallen facetten en alles vraagt teamwerk dat goed is voorbereid. Daar zijn ze dan ook mee bezig en aalmoezeniers en leiders doen van harte mee. hebben nu alvast in tenten ge- s'apen als eerste ervaring. En het is rrieteen al een krachtproef geworden, y*'ant het laatste weekend gingen tien den tenten in storm (windkracht 10) n regen aan flarden. Links en rechts f^elde de kamp telefoon: we kunnen e* niet meer houden! Maar de kamp- af Was paraat en onmiddellijk wer- ,C*n nieuwe tenten aangerukt en de- etl de grote vluchttenten dienst als gelijk onderkomen. "wee jaren organisatie zijn aan dit Periment voorafgegaan. Hoe goed Was bleek uit een telefoongesprek, een der jongens met zijn moeder De subkamp-fourageurs hebben het klaar gemaakte eten maar voor het opscheppen. „We krijgen meer dan we op kunnen," zei een van de jongens. °"Wiige dubs is al een streven merkbaar naar het dragen van uniformen. In Val- huiswaard zijn ze al zo ver: kaki hemd en. een vechtpetje. S-ïW lp;?: hoofdcommissaresse van de Gidisen- beweging, mr. F. Janssens, hoofd commissaris van de Verkenners, hoofdaalmoezenier A. Verhoevten en tal van leden van het hoofdkwartier uit Den Haag. Allen zijn ze er wel van overtuigd geworden, dat „Najo ka" ten volle is geslaagd. I Er is al vaak gezegd, dat men el kaar in het kamp het beste leert ken nen en dat is ook het geval met „Na joka". Opvallend is, dat een groepje Maastrichtenaren per fiets naar Om men is gekomen, om de reiskosten uit te sparen. Alle zuiniglheidsvoor- nemens blijken dan plotseling ver dwenen in de kampsfeer. Men heeft er winkels. Men. koopt. En dan gaat er een briefje naar huis: „Mijn geld is op." Zou iedereen zo verstandig zijn als die Maastrichtse vader, die aan zijn zoon schreef: „Verkoop je fiets maar en kom terugwandelen?" Want veel jongens hebben nog niet door, dat je geld maar éénmaal kunt uit geven. Dat leer je wel, wanneer je zoals in deze „Najoka" een zekere zelfstandigheid bezit en het ouderlijk bestedingsadvies ontbreekt. t>e geroutineerde kampeerder haalt misschien zijn neus voor op. „Ze ^órden gekampeerdMaar dan hij over het hoofd dat al die knapen weliswaar nu nog hun kostje g6kookt krijgen opgediend, maar dat 2iJ eerst dit experiment zullen moe- beleven om verder te gaan op ^et; buitenspoor. tVant verder zulleri ze gaan, de 3°ngens van de patronaten en de vrije cktbs, dat hebben wij nu wel begre- ^en- Er zullen kampeer- en bivak- sussen worden gegeven, zodat deze naPen al vroegtijdig de genoegens an het kampleven leren kennen en ater, als vaders van gezinnen, geen ttü®e linkerhanden hebben wanneer ft? Baan deelnemen aan het hand over land toenemend sociaal toerisme". De kwakzalver op de Najoka-kermis, die verkondigde, dat voor hein het tandartsen- conflict nooit had bestaan. Nu geviel het, dat we juist op ker misdag het kamp binnenwandelden. Ter stimulering van de stands en stuntjes had de leiding er een wed strijd van gemaakt. Ieder subkamp de namen ervan zijn geïnspireerd op pijl en boog („Mik Hoog") kreeg gekleurde bonnetjes en nu ging het er om, wie de meeste bezoekers wist te trekken uit andere subkampen, hetgeen door het verschil van de kleurtjes makkelijk te controleren was. De attracties waren dan ook won derlijk goed verzorgd. Twee aalmoe zeniers, een corpulente en een slanke zaten schrijlings op een hoog boven de grond bevestigde paal en sloegen elkaar met gevulde jutezakken. De massa won het ditmaal niet, doch on dervond zeer sterk de wet van de zwaartekracht. De Eindhovenaren hadden een tent met krachtmensen en lenigaards, el ders stroomde een miniatuurthea tertje leeg, hengelaars door geëlektri- seerd kippegaas kregen een dropje als prijs, tientallen attracties maakten van het veld een allergezelligst feest terrein. We troffen er alle prominenten van de jeugdorganisaties, die er maar te vinden waren: mej. mr. Twaalfhoven, Dit is maar een van de opvoedende ei genschappen van dit kamp. Er zijn er meer, teveel om op te noemen. Toch willen wij aan een daarvan niet voorbijgaan. De jongens leren hun aalmoezeniers beter kennen en meer waarderen. Als vanzelfsprekend gaan ze elke morgen naar de kapeltent om er de mis bij te wonen. En om half een schalt over het kamv een stem, die het „Engel des Heren" voorbidt met daarachter het gebed voor de vervolgden. „Najoka" levert een we zenlijke bijdrage voor de beleving van de godsdienst bij de opgroeiende jongens tussen de 12 en de 20. Men moet nu niet denken, dat de „Najoka" een jamboree in zakfor maat wil zijn. Het kamp is anders en de geest is anders. Een der grote tenten bevat een ten toonstelling van wat er in vele clubs is vervaardigd. Het zijn meestal een voudige, goedkope materialen, dik wijls afval, waarmee heel kunstzin nige voorwerpen worden gemaakt. Typerend is het „missietafereel" dat de jongens van de Rozenkransparo chie uit Rotterdam („De Provenier") Kees vindt even tijd, om wat aan zijn nieuwe karretje te prutsen; zijn „wolletje" ligt netjes opgemaakt in zijn slaaptent. hebben gemaakt. Men ziet er een stel wilden, gezeten rond een vuur waar boven een grote vleespot. In die pot een werelds (met een s) heer en aan de rand van het oerwoud enkele Do- minikanen, kennelijk op de uitkijk. Ra, ra, wat is de „Provenier" voor een parochie? In een andere tent hebben scheep vaartmaatschappijen via de Raad voor de Zeevaart een uitstekend museum met tal van scheepsmodel len (w.o. de „Oranje" en de „Willem Ruys") ingericht en het Bouwcen trum uit Rotterdam zond een aantal prima instructieve tableaus met knop- bediening om de jongens te tonen, hoe men een goede baan in de bouw vakken kan verwerven en wat de bouwnijverheid heeft te betekenen. Verblijdend was het te zien, hoe enorm veel belangstelling deze expo sitie trekt. Wil men de betekenis van dit kamp-experiment ten volle waarde ren, dan mogen wij niet nalaten even een terugblik te werpen op de groei van het patronaten- en vrije clubwerk dat nu 25 a 30 duizend leden telt. Naast de Verkenners en het Gilde „Jong Nederland" waren er jongens, die niet voelden voor het strakkere organisatieverband, maar die eenvou dig graag samen een spel deden of Een Eindhovense krachtmens op de Najoka-kermis tilt enorme gewichten. „Najoka" is nu ontegenzeglijk een succes. Iedereen is tevreden, tot zelfs de kritische beheerder van het kampterrein „Vakantie vreugd", de heer Verhoek, die ons bij het vertrek zeide: „Dit is een prima kamp met een prima leiding". Dat waren de laatste woorden die we hoorden toen we de slagboom van het rijk van duizend jongens passeer den. zijn zij, die de langste reis naar „Na joka" moesten maken: een kwartet M aastrichtenaars. een hobble uitleefden. Zo ontstonden plaatselijke of parochiële clubjes of groeiden ze uit het oude patr.onaats- verband. Tijdens enkele ogenblikken van rust ontstonden gesprekken over de problemen van de dag, over erva ringen in de arbeid of over schafttijd debatten. Leiders en aalmoezeniers werden erin betrokken. Het in opzet technische werk kreeg daardoor een ander karakter, het werd jeugdwerk in de bekende zin van het woord. Deze uitgroei leidde tot de gedachte aan een kamp, ziedaar de geboorte van „Najoka".

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1957 | | pagina 11