Leven en wonen, los I van de aarde HET BITTERE KRUID n de stad van morgen" leeft men gerieflijker maar ook anders Congreshal ^feer reliëf in flats l V T O van Fransen en Italianen O mmmmm Beroemde architecten werken samen symbool van vrijheid Internationaal project ti ZATERDAG 31 AUGUSTUS 1957 van Manga Minco i—j - begonnen worden. De gereedgeko- f^en taunie ie J»™—Mnfe '««"PW ,i.UenK«d.7. S* «SK Interbau Berl 1957 Dan verhaalde mijn vader op zangerige toon van de uit tocht uit Egypte en wij aten van het ongezuurde brood en het bittere kruid, opdat wij het nog zouden proeven tot in lengte van dagen" (p. 92). Het joodse drama uit de be zettingstijd heeft reeds tot ver scheidene belangrijke publikaties aanleiding gegeven, waarvan er enkele tot de beste literaire kunst in onze taal moeten worden gere kend. Zo b.v. was Pressers no velle, De Nacht der Girondijnen, sinds de boekenweek van dit jaar terecht beroemd geworden, niet alleen openbarend als menselijk getuigenis maar tevens overtui gend als kunstwerk van hoge rang. Met omkering van de predi katen zou men hetzelfde kunnen zeggen van het onlangs versche nen boekje van Marga Minco, Het bittere kruid (Bert Bakker/ Daamen N.V., Ooievaarreeks)dit werk is namelijk overtuigend als „document humain" en tegelijk openbarend als uiting van een zeer bijzondere literaire kunst. Verder hebben deze geschriften, die beide reageren op aspectgn van hetzelfde drama, niets ge meen, doch vormen veeleer elkan ders uiterste tegenstelling: het eerste, explosief, de duisterste roerselen van het gemoed genade loos onthullend; het tweede, inge houden van toon, ademend in een sfeer van onschuld, verzadigd van elegische smart. Het behoeft geen betoog dat de artistieke waarde van dergelijke werkstukken niets heeft uit te staan met stijlvertoon of enige literaire uiterlijkheid; maar al valt hier de na druk op een historische werkelijkheid en het zuivere ethos, waarmee de schrijvers hun ervaring hebben ver werkt, dit betekent toch niet dat men hun schrijfkunst zou mogen onder schatten. In het geval van Marga Minco benadert deze zozeer het na tuurlijke, dat men bijna zou vergeten over welke ongewone verworvenhe den de schrijfster beschikken moet om met een dergelijke sobere uit- Dit op V-vormige steunen rustende °üwwerk werd ontworpen door de raziliaanse architect Oscar Nie ter Filho. Het gebouw zweeft als et Ware boven de grond. Doel van de?e bouwmethode is, het gebouw zijn wooncellen een eigen bestaan 6 geven, los van de omgeving en daardoor meer georiënteerd op zich- 2elf. Niemeyer beoogt een kleine flat— gemeenschap te maken. Daarvoor d'ent dan ook de vijfde verdieping, d'e door glaswanden verdeeld is in aantal ruimten. De bewoners vin- hier de meest verscheidene mo- gehjkheden van ontspanning. Door snellift is deze „cultuur-verdie- INTERBAU BERLIN 1957 is de naam van de bouwtentoonstelling, die als onderwerp de opbouw van de Hansawijk zal hebben. Zo besloot de senaat van Berlijn in 1953. Het volkomen verwoeste stadsdeel tussen het park Tiergarten en de rivier de Spree, in het hartje van Berlijn, diende opgebouwd te wor den, maab volgens geheel ander model dan het vooroorlogse, toen het een wijk der gegoeide bourgeoisié was, met sombere binnenplaatsen, waar nauwelijks voldoende lucht en licht toegang hadden. De woon- capaciteit van 159 woningen moest verhoogd worden tot 1200. De wensen van stedenbouwers dienden verwezenlijkt te worden in deze wijk: licht en zon voor iedere woning, veel groen tussen de huizen i.p-v. donkere achtererfjes; vrachtwagens moeten vrij kunnen rijden zonder de bewoners het idee te geven in de omgeving van een vulkaan hun woonplaats te hebben. Een wedstrijd werd uitgeschreven voor het ontwerpen van deze nieuwe stadswijk. De hoogleraren Jobst en Kreuer van de Technische Hogeschool in Berlijn wonnen de eerste prijs. Hun ontwerp vormde het grondpatroon waarop „Die Stadt von Morgen" gebouwd zou worden. De Interbau Berlin 1957 is in al haar veelzijdigheid uitermate in structief voor eenieder, die direct of indirect te maken heeft met de diverse aspecten van het wonen in de grote stad. Zowel de leek als de vakman, de huismoeder als de bouwingenieur worden door dit bouwfestijn geboeid. SIGI WOLF DE CONGRESHAL, gebouwd door de Amerikaanse architect Stubbins, aan de rand van de Tiergarten, is Duitslands meest merkwaardige bouwwerk. liet is de bijdrage van de Verenigde Staten aan de Interbau Berlin 1957. Dit gebouw met zijn ty-, pische dakconstructie zal niet alleen een exponent zijn van de moderne architectuur, maar meer nog een sym bool van vrijheid en menselijke waardigheid. Het wordt een ruimte waar een ieder vrij het woord kan voeren. De standplaats in de buurt van de Brandenburger Tor, vlakbij de sectorgrens is gekozen, opdat rui de hereniging van Duitsland deze vergaderplaats in de onmiddellijke nabijheid staat van regeringsgebou wen en ambassades. bin bio Vo direct te bereiken. Van hieruit 'eten de bewoners naar beneden ,0r de derde en vierde verdieping 1 baar boven vopr de zesde en ze- ebde verdieping. De eerste en de 6ede verdieping kunnen bereikt °rden via een trap vanaf de begane ^r°bd. De foto toont de oostelijke zij— van het gebouw, waar de slaap- abiers zich bevinden. Woonkamers keukens liggen op het westen. De ^iderruirnte onder de V-vormige euben bevat de verwarmingscen- het warmwatersysteem, cen- rale vuilnisbelt, en bewaarplaats °0r fietsen en kinderwagens. erwijl advocaten en economen bezig waren gronden te onteige nen en begrotingen op te ma ken (voor dit project is 64 miljoen D.M.. uitgetrokken) gingen stede bouwkundigen verder met bet ont wikkelen der plannen. Aan 63 voor aanstaande architecten uit 17 landen werd een uitnodiging gezonden deel te nemen aan de opbouw van de Hansaviertel Een gebied dal enkele honderden meters verwijderd ligt van de Brandenburger Tor de grens met de oostsector. Per slot van rekening moet West-Berlijn aan zijn reputatie van „Schaufenster" voor het oosten niets te kort doen. Bouwwerken van de meest uiteenlopende modellen en hoogten moesten zo gerangschikt wor den, dat de eenheid van de Hansa wijk niet verstoord zou worden. Men vindt er wolkenkrabbers met zestien en zeventien verdiepingen van Mul- ler-Rehm (Did.), Baldessari (It.), V. d. Broek en Bakema (Ned.) Hassen- pflug (Did.) rijen van acht tot tien etagewoningen van Gropius (Am.), Vago (Fr.), Niemeyer (Braz.) en tal van eengezinswoningen en bUnga- lOWS. X 1 Er is zeer veel aandacht besteed om het groen tot een integrerend deel te maken van het geheel. De ga zons zijn niet meer zoals dikwijls het geval is, overgebleven ruimten, ca mouflage of in het beste geval deco ratie. Ondanks het grote aantal woningen en bouwwerken is er nu meer open vlakte dan vroeger. In de oude Han sawijk met zijn lelijke woonkazer nes, sombere binnenplaatsen en ar moedige voortuintjes bedroeg de ver houding van bebouwde tot onbebouw de vlakte 1:1,5. Nu bedraagt het 1:5,5. tie is de Katholieke St.Ansgar-kerk uitgevoerd, met 250 zitplaatsen, ge bouwd door Kreuer. Professor Kowalski is de ontwer per van de kleurrijke Kruisweg, die op een muur is aangebracht en be staat uit 85 pleisterplaten in secco- fresco gegchilderd. Een speciaal ingericht paviljoen geeft de bezoeker een inzicht hoe „Die Stadt von Morgen" er zal uitzien. Vele landen stuurden een inzending w.o. Nederland met maquettes over de Zuiderzee-werken en de zwaarst door de oorlog getroffen steden van ons land. De opslaande vleugels van het dak rusten als symbool van de vrijheid op het platform van het gebouw. Het dak schijnt door onzichtbare handen boven het gebouw gehouden te wor den. De uiteinden rusten op drie me ter lange en zeven meter hoge, nauw toelopende, gewapend betonnen zui len. Men kan gemakkelijk door de honderdtien meter lange bogen lo pen, daar deze drie en een halve me ter dik zijn. Noch pilaren, noch de stalen kabels, die gedeeltelijk boven het groot auditorium lopen, onder steunen het overhangende gedeelte. De grote vergaderzaal direct onder het dak, met de 1250 zitplaatsen zal ook dienen voor zittingen van de Bundestag. Iedere plaats is door mid del van koptelefoons met de „vier talige" tolkencabine verbonden. Het podium van deze 12 meter hoge, raamloze ovale ruimte is zonder veel moeite geschikt te maken voor toneel- en concertuitvoeringen. Be halve de zeven kleinere vergaderza len bevat de benedenverdieping ook nog een twee etages tellend restau rant, een snackbar en een daktuin met dansvloer. Aan de westzijde is een tentoonstellingshal met een op pervlakte van 1000m2 aangebracht. Midden in het gebouw, vlak onder het groot auditorium bevindt zich de ontvangsthal met congresbureaus en een postkantoor. De buitenmuren zijn met kleurrijke natuurstenen, de binnenmuren in een prachtige combinatie van hout, pleis terwerk bekleed. Terrazzo, linoleum en tapijten bedekken de vloeren. Een tuin met vijver zal dit bouwwerk de finishing touch geven. drukkingswijze zoveel te kunnen be reiken. Men zou zeggen dat zij op volmaakte wijze „de kunst van het weglaten" beoefent, indien deze uit drukking niet tot misverstand leidde. Want hier is eigenlijk niets „wegge laten"; alles wat er gezegd moest worden, is gezegd. En toch is het meeste, het ergste, niet gezegd, al thans niet met woorden uitgedrukt. Dat dit nochtans hier overal, op elke bladzijde, aanwezig is, is het geheim van haar kunst en maakt haar ver haal in zijn beminnelijke eenvoud aangrijpend en onvergetelijk. Zij noemt het, met een zeer bescheiden omschrijving, „een kleine kroniek", een omschrijving die men vooral niet ironisch moet opvatten, want ze past volkomen in de visie van de schrijf ster. Immers zij vertelt uitsluitend over haar familie en haarzelf, welis waar in verband met algemener ge beurtenissen en bepaaldelijk met de maatregelen die de bezetter tegen het joodse volk ondernam, maar deze ge beurtenissen enz. worden, terecht, als bekend verondersteld, nergens ne men zij enige aandacht van betekenis in beslag; men wordt er hoogstens met een terloopse aanduiding aan herinnerd. Nergens treedt de schrijf ster dan ook buiten de intieme wereld van haar persoonlijke ervaringen, buiten de sfeer van het familiale milieu of, na het verlies van haar fa milie, van haar onmiddellijke omge ving in de onderduikerstij d. Aldus be schrijft zij een episode uit haar leven van jong meisje, af en toe teruggrij pend op herinneringen uit haar vroe gere jeugd, die telkens een licht wer pen op gewoonten en gebruiken in een gelukkig joods gezin, of ook wel op de moeilijkheden die joodse kin deren temidden van andere school jeugd ondervinden. Het aangrijpende van dit in zijn soberheid poëtische verhaal ligt in het directe verband van deze kleine, intieme wereld de stelselmatige ontluistering, ver nauwing, verminking, waaraan ze ten prooi valt met het grote verschrik kelijke drama dat zich daarbuiten af speelt. Nergens is men veilig voor de grijparmen van het door onwaardigen ingestelde noodlot, maar men blijft in zijn weerloosheid tegen die satanische macht méns, bezig met de kleine dingen die toch zo'n groot belang kunnen hebben, omdat zij, als de mortel tussen de stenen, de mensen onderling samenbinden en het leven kleur schenken. Ik zei reeds dat alles, wat gezegd moest worden, hier gezegd is. Maar dat al het gebeurde, al die wreedheid waaraan haar naaste familie ten offer valt, geen klacht aan de schrijfster ontlokt, is toch iets heel bijzonders. Men vindt evenmin enige opmerking, laat staan enig oordeel over de maat regelen die de uiteindelijke liquide ring der joden ten doel hebben. Geen enkele verwensing, geen woord van haat. Men krijgt zelfs niet de indruk dat het de schrijfster moeite gekost heeft elke uiting van wrok te onder drukken. Dit alles heeft zij, blijkens de natuurlijke toon van haar levens echt verhaal, overwonnen. Geen ster felijk mens echter is tot zulk een voorbeeldig humane houding in staat, zonder strijd, zonder zelfoverwinning en diep begrip voor de wezenlijke le venswaarden. Wat hier verder ook van zij, deze volmaakte zelfbeheer sing verhoogt niet weinig de schoon heid van dit dichterlijke en elegische proza, waarachter men een grote ziel vermoedt. Men leze dus Het bittere Kruid, en begrijpe dat de onmiddel lijk treffende eenvoud van dit verhaal niet in de eerste plaats het resultaat is van een groot, natuurlijk talent, maar evenzeer van louterende erva ring, van diep inzicht én een schier klassiek gevoel voor maat. J. ROELAND VERMEER Belangrijk bouwfestijn NIEUWE EN OUDE KERKMUZIEK m de bezoeker inzicht te geven in de diverse bouwstadia, is slechts een derde gedeelte ge reedgemaakt. Een derde deel staat in grove trekken, en met de rest van de gebouwen moet nog zo goed als Ptr /it t -ïm T iQcn men flats zijn ingericht door Finse, "VALLEND op de Interbau 195 7, Zweedse, Franse en Duitse binnen door zijn vele kleuren, zijn huisarchitecten. De laatste snufjes lengte van 65 meter is het 8 ver- op het gebied van keukeninrichting, unse architect Pierre Vago. hen wg vondsten toegepast van geluids- sr°°t zonneterras op de bovenste ver- isolatie, huisvuilvernietiging, voor lePing met aezelliae stoeltjes, tegel- het tochtvrij maken van woningen. Vloer* 9 J I U El- zijn nieuwe typen van ruimten er en grint nodigt de bewoner., uit geschapen> zoals gemeenscbappelij- een rustpauze. Vago heeft wat ZOnterrassen en recreatieruim- reliëf gebracht in de flats, door ten. Men zal er niet slechts gerief- „7 x J, j„„ „„mini- liiker, maar ook anders wonen. en plafondhoogte der aanslm nj^ Hansawijk duizenden e vertrekken te vamren. nij tehuis zullen vinden, is ook aan en9t soms extra hoge vensters aande schoolruimte gedacht. In de buurt een maximum aan zon en lucht van een reeds aanwezige Middelbare en school, is een twintig lokalen tel ler to t v^eer vlo tend b die 9ev de (-7 lende 'lagere school gebouwd, die bin- WP de foto zijn duidelijk zichtbaar ngn nJet al te lange tyd over een twiee platforms, die de ingang vor- eigen sportterrein de beschikking zal tot de kelders, waarin zich een hebben. Kleurrijke en weerbestendi 3ens bevinden. Een volautomati- gen eigen geheel afgesloten lees- tnasserij staat ten dienste van tuin is gedacht. bewoners. In decoratief staal-beton-construc- b sc he de Hoe meer kerkmuziek van onder het stof der archieven bevrijd wordt en d.m.v. klinkende werke lijkheid van grammofoonopnamen in ons onmiddellijk bereik komt hoe meer kerkmuziek uit vervlogen eeuwen ons via de Nederlandse School, Romeinen, Venetianen of Florentijnen toevloeit, hoe meer we de schraalheid en dorheid gaan heseffen die de ijswind van het Calvinisme en Puritanisme door deze noordelijke streken heeft ge jaagd en de lichtvoetige Muze tot een karkas heeft doen verstijven, stijfheid en eenvormigheid die zelfs nu nog de fysionomie van vele bewoners der poldergewesten als met een stigma tekent. Met hoeveel terughoudendheid, zo niet argwaan bijvoorbeeld is de laat ste pauselijke encycliek over kerk muziek in Holland niet ontvangen, zó zelfs dat onze officiële kerkmuziek- tijdschriften er slechts schroomvallig over durfden te schrijven. En nü weer, nu te Parijs het Intern. Kerk- muziekfeest met grote luister is ge vierd, nu nóg hult men zich daar bij na in stilzwijgen.... En toch bete kende het Parijse kerkmuziekfestijn een royaal huldeblijk aan de kerk- muzikale intenties van de Opperher der. Twee grammofoonopnamen door ERATO (LDE 3023) verwezenlijkt en zelfs met de Grand Prix du Disque 1956 en de Prix Madame René Coty begiftigd, verstevigen ons in de me ning, dat de milde hand die in ge noemde encycliek ons toegestoken wordt aangaande een milder gebruik van muziekinstrumenten in dg kerk, op historische gronden berust. Reeds lang vóór dat het orgel zijn majes teitelijke zetel onder de instrumenten had ingenomen, werden vooral hout en koperblazers te hulp geroepen om de koorzang zowel te ondersteunen als te variëren of te alterneren. Reeds een kwarteeuw geleden werd het beroemde „Gloria ad modum tubae" van Dufay op de draaischijf gebracht als een éclatant voorbeeld van samengaan van (jongens-) stem men met koperblazers. Nu dank zij de plumeauvan muziekvorsers als Charles v. d. Barren en H. Besseler steeds meer manuscripten van deze grote Nederlander van hun stoflaag bevrijd worden, nu is het mogelijk geworden een stem uit het graf weer een levende taal te doen spreken en de Missa sine nomine voor drie stem men en drie trombones te veropen baren. Het is de eerste van een serie van zeven missen waarin Dufay, des tijds geroemd als de cantor illustris- simus Domini ducis burgondiae een geslaagde poging doet om: le. instrumenten met stemmen te harmoniseren; 2e. eenheid te scheppen tussen de delen onderling. Ad primum merken we op, dat Du fay voortbouwt op bestaande usances of stijlprincipes, hetgeen hem geen beletsel was om de souplesse der gre goriaanse ritmiek hierop met veel eigen fantasie toe te passen en de veelal mystieke verrukking ervan te behouden. Ad secundum blijkt Dufay een ver nieuwer, doordat hij d. m. v. een tenor-motief een gouden draad door heel dit meerstemmig stemmenweef- sel weet te vlechten. Het is hiermee als bij zijn motetten waarvan v. d. Borren getuigt: „Subtiel en delicaat ingelegd, als het ware in een reliek schrijn, wordt de ornamentale figu ratie derwijze uitgewerkt, dat uit haar ineenstrengeling met de polyfone bestanddelen, de wezenlijke spiritua liteit van de inspiratie op het voor plan treedt". Hulde verder aan het Ensemble Vocal o.l.v. Philippe Gaillard en de drie Franse trombonisten, die hier een verloren gewaande harmonie hebben doen herleven! De andere zijde van deze langspeel plaat onthult de Missa Salve Regina van Jean Langlais voor driestemmig mannenkoor, volkszang, twee orgels en een koperblazersensemble. Hier gaat het dus om het werk van een tijdgenoot César Francks derde opvolger in de Sainte Clothilde te Parijs dat in de Kerstnacht van 1955 in de Notre Dame werd uitge voerd in tegenwoordigheid van kar dinaal Feltin. Opnieuw worden we hier geconfronteerd met kerkmuziek waarin behalve het orgel ook andere instrumenten met de koorzang sa mengaan, in dit geval zelfs als hecht fundament wórden aangewend om de zang van de gemeenschap te steunen. Want Langlais doet hier een geslaagde poging om volkszang met koorzang te verenigen en wel door een ietwat cliché-matig gregorianise- rende melodie te gebruiken. Men her kent steeds in deze muziek de grote organist-improvisator Jean Langlais minder dan een in de geheimen der meerstemmigheid doorgedrongen componist. Steeds waar het orgel zijn rechten herneemt in deze mis-com- positie schijnt Langlais zich te willen bevrijden uit een voor hem te strenge binding. Laten we echter in afwach ting van de eerste uitvoering hier te lande door het St.-Catharinakoor te Eindhoven ons hier beperken tot en kele opmerkingen betreffende de uit voering en opname. ERATO stond hier voor een vrijwel onmogelijke op gave. Hoe eerbiedwaardig de ruim ten der Notre-Dame te Parijs zijn mogen, voor geluidsvoortplanting zijn zij een verschrikking, in het bijzonder voor een gecompliceerd muzikaal experiment als het samengaan van koorzang - gemeenschapszang - orgel en koperblazers. Er heerst daar een gemiddelde nagalm van zegge en schrijve vier seconden. Hoe nu tien tallen meters van elkaar verspreide uitvoeringsorganen als koor, volk en orgel in één microfoon te concentre ren? Veelal overheerst dan ook op deze plaat het orgel en hoort men een veelal diffuus gezoem van een me nigte. Daarbij komt dat het koor: een Schola van fraters uit het scholasti- caat van paters van de H. Geest (te Chevilly) aan de geringste vocale eisen blijkt te voldoen, zodat er een té grote tegenstelling met het supe rieure orgelspel van Langlais ont staat. In de Benedictus zakt het peil van de koorzang tot het nauwelijks verantwoorde. Tientallen Nederland se kerkkoren zouden dit verbeterd hebben. Een weelde van bloeiende klank veropenbaart een ERATO-LP plaat (LDE 3031) met Italiaanse Concerti uit de XVIe en XVIIe eeuw voor koper- en houtblazers en strijkin strumenten. T.g.o. het ongeculti veerd dilettantisme van voornoemde plaat horen we hier een even be zielde als vakmatige, zelfs virtuoze vertolking van muziek waarin de trompet en de trombone een even dominerende positie in het orkest innemen als later het orgel of het klavecimbel. Het meest valt in dit bloeitijdperk der Italiaans-concer tante muziek op dat juist de kerk het geprivilegieerde domein is ge weest van trompetten en trombones, en gelijk vele gravures uit die tijd onthullen nemen deze instrumenten zelfs een even groot aandeel in de muzikale bezetting als de koorstem- men zelf! Hele scholen voor blaas instrumenten ontwikkelen zich in het XVIIIe eeuwse Venetië en de fameuze componisten-koorleiders der San Marco-basiliek aldaar pro fiteren van de dubbele tegenover elkandergeplaatste koortribunes om dubbelkoren van stemmen zo wel als koperblazers te inaugureren. Wanneer we dan op deze plaat niet minder dan vier Sinfonia's of Sonates voor genoemde bezetting ten gehore krijgen, ontmoeten we tegelijk een viertal componisten die zelden of nimmer op het repertoire verschij nen. Het zijn Torelli, Jacchini, Al- berti en Bononcini. Zij allen waren fakkeldragers van het muziekleven te Bologna. Na Rome, Venetië en Florence was het Boloegn dat de mu zikale heerschappij ging voeren. Want het muziekleven in het 17e eeuwse Italië is gelijk een estafetteloop, waar in van stad tot stad de flambouw in een gespannen wedloop werd over gebracht. Namen als Corelli en Vi valdi zijn als fakkeldragers in deze Olympiade in ieder boek vereeuwigd. Men speurt echter naar een naam als Giuseeppe Jacchini, van wie alleen maar bekend is dat hij cellist was in het orkest der San Petronia-kathe- draal te Bologna! Men staat weder om althans in dit noordelijk land - verbaasd over deze laatste mede deling. We moeten er onmiddellijk aan toevoegen dat de vader van de grote Vivaldi violist was van het or kest der San Marco-basiliek. dat kar dinaal Ottoboni te Rome zijn eigen orkest bezat waarvoor Corelli zijn onvolprezen Kerstconcert schreef, enz. Men kan er een boekdeel mee vullen. De Sinfonia's en Sonates welke we nu op deze plaat kunnen beluisteren en wel via de fonkelende klank van het Ensemble instrumental Jean- Marie Leclair onder even intelligente als muzikale leiding van Jean Fr. Paillard. zijn zogeheten concert-mu- ziek. Zij veropenbaren echter stuk voor stuk zulk een hemelbestormende klankvreugde in de Allegro's en zulk een bambinoachtige tederheid in de Adagio's, dat men ze gaarne temidden van een gloed van kaarsenvlammen en fonkelingen van mozaïek of glas- brandkleuren in onze kerken als pompeus preludium of naspel zou willen beluisteren. MARIUS MONNIKENDAM.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1957 | | pagina 7