Leven
en wonen,
los I
van de aarde
HET BITTERE KRUID
n
de stad van morgen" leeft men
gerieflijker maar ook anders
Congreshal
^feer reliëf in flats
l
V
T
O
van Fransen en Italianen
O
mmmmm
Beroemde architecten
werken samen
symbool
van vrijheid
Internationaal project
ti
ZATERDAG 31 AUGUSTUS 1957
van Manga Minco
i—j
- begonnen worden. De gereedgeko-
f^en taunie ie J»™—Mnfe
'««"PW ,i.UenK«d.7. S* «SK
Interbau Berl
1957
Dan verhaalde mijn vader op
zangerige toon van de uit
tocht uit Egypte en wij aten
van het ongezuurde brood en
het bittere kruid, opdat wij
het nog zouden proeven tot
in lengte van dagen" (p. 92).
Het joodse drama uit de be
zettingstijd heeft reeds tot ver
scheidene belangrijke publikaties
aanleiding gegeven, waarvan er
enkele tot de beste literaire kunst
in onze taal moeten worden gere
kend. Zo b.v. was Pressers no
velle, De Nacht der Girondijnen,
sinds de boekenweek van dit jaar
terecht beroemd geworden, niet
alleen openbarend als menselijk
getuigenis maar tevens overtui
gend als kunstwerk van hoge
rang. Met omkering van de predi
katen zou men hetzelfde kunnen
zeggen van het onlangs versche
nen boekje van Marga Minco,
Het bittere kruid (Bert Bakker/
Daamen N.V., Ooievaarreeks)dit
werk is namelijk overtuigend als
„document humain" en tegelijk
openbarend als uiting van een
zeer bijzondere literaire kunst.
Verder hebben deze geschriften,
die beide reageren op aspectgn
van hetzelfde drama, niets ge
meen, doch vormen veeleer elkan
ders uiterste tegenstelling: het
eerste, explosief, de duisterste
roerselen van het gemoed genade
loos onthullend; het tweede, inge
houden van toon, ademend in een
sfeer van onschuld, verzadigd van
elegische smart.
Het behoeft geen betoog dat de
artistieke waarde van dergelijke
werkstukken niets heeft uit te staan
met stijlvertoon of enige literaire
uiterlijkheid; maar al valt hier de na
druk op een historische werkelijkheid
en het zuivere ethos, waarmee de
schrijvers hun ervaring hebben ver
werkt, dit betekent toch niet dat men
hun schrijfkunst zou mogen onder
schatten. In het geval van Marga
Minco benadert deze zozeer het na
tuurlijke, dat men bijna zou vergeten
over welke ongewone verworvenhe
den de schrijfster beschikken moet
om met een dergelijke sobere uit-
Dit op V-vormige steunen rustende
°üwwerk werd ontworpen door de
raziliaanse architect Oscar Nie
ter Filho. Het gebouw zweeft als
et Ware boven de grond. Doel van
de?e bouwmethode is, het gebouw
zijn wooncellen een eigen bestaan
6 geven, los van de omgeving en
daardoor meer georiënteerd op zich-
2elf. Niemeyer beoogt een kleine flat—
gemeenschap te maken. Daarvoor
d'ent dan ook de vijfde verdieping,
d'e door glaswanden verdeeld is in
aantal ruimten. De bewoners vin-
hier de meest verscheidene mo-
gehjkheden van ontspanning. Door
snellift is deze „cultuur-verdie-
INTERBAU BERLIN 1957 is de naam van de bouwtentoonstelling,
die als onderwerp de opbouw van de Hansawijk zal hebben. Zo
besloot de senaat van Berlijn in 1953.
Het volkomen verwoeste stadsdeel tussen het park Tiergarten en de
rivier de Spree, in het hartje van Berlijn, diende opgebouwd te wor
den, maab volgens geheel ander model dan het vooroorlogse, toen het
een wijk der gegoeide bourgeoisié was, met sombere binnenplaatsen,
waar nauwelijks voldoende lucht en licht toegang hadden. De woon-
capaciteit van 159 woningen moest verhoogd worden tot 1200. De
wensen van stedenbouwers dienden verwezenlijkt te worden in deze
wijk: licht en zon voor iedere woning, veel groen tussen de huizen
i.p-v. donkere achtererfjes; vrachtwagens moeten vrij kunnen rijden
zonder de bewoners het idee te geven in de omgeving van een vulkaan
hun woonplaats te hebben. Een wedstrijd werd uitgeschreven voor het
ontwerpen van deze nieuwe stadswijk. De hoogleraren Jobst en Kreuer
van de Technische Hogeschool in Berlijn wonnen de eerste prijs. Hun
ontwerp vormde het grondpatroon waarop „Die Stadt von Morgen"
gebouwd zou worden.
De Interbau Berlin 1957 is in al
haar veelzijdigheid uitermate in
structief voor eenieder, die direct
of indirect te maken heeft met de
diverse aspecten van het wonen
in de grote stad. Zowel de leek als
de vakman, de huismoeder als de
bouwingenieur worden door dit
bouwfestijn geboeid.
SIGI WOLF
DE CONGRESHAL, gebouwd door
de Amerikaanse architect Stubbins,
aan de rand van de Tiergarten, is
Duitslands meest merkwaardige
bouwwerk. liet is de bijdrage van de
Verenigde Staten aan de Interbau
Berlin 1957. Dit gebouw met zijn ty-,
pische dakconstructie zal niet alleen
een exponent zijn van de moderne
architectuur, maar meer nog een sym
bool van vrijheid en menselijke
waardigheid. Het wordt een ruimte
waar een ieder vrij het woord kan
voeren. De standplaats in de buurt
van de Brandenburger Tor, vlakbij
de sectorgrens is gekozen, opdat rui
de hereniging van Duitsland deze
vergaderplaats in de onmiddellijke
nabijheid staat van regeringsgebou
wen en ambassades.
bin
bio
Vo
direct te bereiken. Van hieruit
'eten de bewoners naar beneden
,0r de derde en vierde verdieping
1 baar boven vopr de zesde en ze-
ebde verdieping. De eerste en de
6ede verdieping kunnen bereikt
°rden via een trap vanaf de begane
^r°bd. De foto toont de oostelijke zij—
van het gebouw, waar de slaap-
abiers zich bevinden. Woonkamers
keukens liggen op het westen. De
^iderruirnte onder de V-vormige
euben bevat de verwarmingscen-
het warmwatersysteem, cen-
rale vuilnisbelt, en bewaarplaats
°0r fietsen en kinderwagens.
erwijl advocaten en economen
bezig waren gronden te onteige
nen en begrotingen op te ma
ken (voor dit project is 64 miljoen
D.M.. uitgetrokken) gingen stede
bouwkundigen verder met bet ont
wikkelen der plannen. Aan 63 voor
aanstaande architecten uit 17 landen
werd een uitnodiging gezonden deel
te nemen aan de opbouw van de
Hansaviertel Een gebied dal enkele
honderden meters verwijderd ligt van
de Brandenburger Tor de grens met
de oostsector. Per slot van rekening
moet West-Berlijn aan zijn reputatie
van „Schaufenster" voor het oosten
niets te kort doen. Bouwwerken van
de meest uiteenlopende modellen en
hoogten moesten zo gerangschikt wor
den, dat de eenheid van de Hansa
wijk niet verstoord zou worden. Men
vindt er wolkenkrabbers met zestien
en zeventien verdiepingen van Mul-
ler-Rehm (Did.), Baldessari (It.), V.
d. Broek en Bakema (Ned.) Hassen-
pflug (Did.) rijen van acht tot tien
etagewoningen van Gropius (Am.),
Vago (Fr.), Niemeyer (Braz.) en tal
van eengezinswoningen en bUnga-
lOWS. X 1
Er is zeer veel aandacht besteed
om het groen tot een integrerend
deel te maken van het geheel. De ga
zons zijn niet meer zoals dikwijls het
geval is, overgebleven ruimten, ca
mouflage of in het beste geval deco
ratie.
Ondanks het grote aantal woningen
en bouwwerken is er nu meer open
vlakte dan vroeger. In de oude Han
sawijk met zijn lelijke woonkazer
nes, sombere binnenplaatsen en ar
moedige voortuintjes bedroeg de ver
houding van bebouwde tot onbebouw
de vlakte 1:1,5. Nu bedraagt het 1:5,5.
tie is de Katholieke St.Ansgar-kerk
uitgevoerd, met 250 zitplaatsen, ge
bouwd door Kreuer.
Professor Kowalski is de ontwer
per van de kleurrijke Kruisweg, die
op een muur is aangebracht en be
staat uit 85 pleisterplaten in secco-
fresco gegchilderd.
Een speciaal ingericht paviljoen
geeft de bezoeker een inzicht hoe
„Die Stadt von Morgen" er zal uitzien.
Vele landen stuurden een inzending
w.o. Nederland met maquettes over
de Zuiderzee-werken en de zwaarst
door de oorlog getroffen steden van
ons land.
De opslaande vleugels van het dak
rusten als symbool van de vrijheid
op het platform van het gebouw. Het
dak schijnt door onzichtbare handen
boven het gebouw gehouden te wor
den. De uiteinden rusten op drie me
ter lange en zeven meter hoge, nauw
toelopende, gewapend betonnen zui
len. Men kan gemakkelijk door de
honderdtien meter lange bogen lo
pen, daar deze drie en een halve me
ter dik zijn. Noch pilaren, noch de
stalen kabels, die gedeeltelijk boven
het groot auditorium lopen, onder
steunen het overhangende gedeelte.
De grote vergaderzaal direct onder
het dak, met de 1250 zitplaatsen zal
ook dienen voor zittingen van de
Bundestag. Iedere plaats is door mid
del van koptelefoons met de „vier
talige" tolkencabine verbonden. Het
podium van deze 12 meter hoge,
raamloze ovale ruimte is zonder
veel moeite geschikt te maken voor
toneel- en concertuitvoeringen. Be
halve de zeven kleinere vergaderza
len bevat de benedenverdieping ook
nog een twee etages tellend restau
rant, een snackbar en een daktuin
met dansvloer. Aan de westzijde is
een tentoonstellingshal met een op
pervlakte van 1000m2 aangebracht.
Midden in het gebouw, vlak onder
het groot auditorium bevindt zich de
ontvangsthal met congresbureaus en
een postkantoor.
De buitenmuren zijn met kleurrijke
natuurstenen, de binnenmuren in een
prachtige combinatie van hout, pleis
terwerk bekleed. Terrazzo, linoleum
en tapijten bedekken de vloeren. Een
tuin met vijver zal dit bouwwerk
de finishing touch geven.
drukkingswijze zoveel te kunnen be
reiken. Men zou zeggen dat zij op
volmaakte wijze „de kunst van het
weglaten" beoefent, indien deze uit
drukking niet tot misverstand leidde.
Want hier is eigenlijk niets „wegge
laten"; alles wat er gezegd moest
worden, is gezegd. En toch is het
meeste, het ergste, niet gezegd, al
thans niet met woorden uitgedrukt.
Dat dit nochtans hier overal, op elke
bladzijde, aanwezig is, is het geheim
van haar kunst en maakt haar ver
haal in zijn beminnelijke eenvoud
aangrijpend en onvergetelijk. Zij
noemt het, met een zeer bescheiden
omschrijving, „een kleine kroniek",
een omschrijving die men vooral niet
ironisch moet opvatten, want ze past
volkomen in de visie van de schrijf
ster. Immers zij vertelt uitsluitend
over haar familie en haarzelf, welis
waar in verband met algemener ge
beurtenissen en bepaaldelijk met de
maatregelen die de bezetter tegen het
joodse volk ondernam, maar deze ge
beurtenissen enz. worden, terecht, als
bekend verondersteld, nergens ne
men zij enige aandacht van betekenis
in beslag; men wordt er hoogstens
met een terloopse aanduiding aan
herinnerd. Nergens treedt de schrijf
ster dan ook buiten de intieme wereld
van haar persoonlijke ervaringen,
buiten de sfeer van het familiale
milieu of, na het verlies van haar fa
milie, van haar onmiddellijke omge
ving in de onderduikerstij d. Aldus be
schrijft zij een episode uit haar leven
van jong meisje, af en toe teruggrij
pend op herinneringen uit haar vroe
gere jeugd, die telkens een licht wer
pen op gewoonten en gebruiken in
een gelukkig joods gezin, of ook wel
op de moeilijkheden die joodse kin
deren temidden van andere school
jeugd ondervinden. Het aangrijpende
van dit in zijn soberheid poëtische
verhaal ligt in het directe verband
van deze kleine, intieme wereld
de stelselmatige ontluistering, ver
nauwing, verminking, waaraan ze ten
prooi valt met het grote verschrik
kelijke drama dat zich daarbuiten af
speelt. Nergens is men veilig voor de
grijparmen van het door onwaardigen
ingestelde noodlot, maar men blijft in
zijn weerloosheid tegen die satanische
macht méns, bezig met de kleine
dingen die toch zo'n groot belang
kunnen hebben, omdat zij, als de
mortel tussen de stenen, de mensen
onderling samenbinden en het leven
kleur schenken.
Ik zei reeds dat alles, wat gezegd
moest worden, hier gezegd is. Maar dat
al het gebeurde, al die wreedheid
waaraan haar naaste familie ten offer
valt, geen klacht aan de schrijfster
ontlokt, is toch iets heel bijzonders.
Men vindt evenmin enige opmerking,
laat staan enig oordeel over de maat
regelen die de uiteindelijke liquide
ring der joden ten doel hebben. Geen
enkele verwensing, geen woord van
haat. Men krijgt zelfs niet de indruk
dat het de schrijfster moeite gekost
heeft elke uiting van wrok te onder
drukken. Dit alles heeft zij, blijkens
de natuurlijke toon van haar levens
echt verhaal, overwonnen. Geen ster
felijk mens echter is tot zulk een
voorbeeldig humane houding in staat,
zonder strijd, zonder zelfoverwinning
en diep begrip voor de wezenlijke le
venswaarden. Wat hier verder ook
van zij, deze volmaakte zelfbeheer
sing verhoogt niet weinig de schoon
heid van dit dichterlijke en elegische
proza, waarachter men een grote ziel
vermoedt. Men leze dus Het bittere
Kruid, en begrijpe dat de onmiddel
lijk treffende eenvoud van dit verhaal
niet in de eerste plaats het resultaat
is van een groot, natuurlijk talent,
maar evenzeer van louterende erva
ring, van diep inzicht én een schier
klassiek gevoel voor maat.
J. ROELAND VERMEER
Belangrijk bouwfestijn
NIEUWE EN OUDE KERKMUZIEK
m de bezoeker inzicht te geven
in de diverse bouwstadia, is
slechts een derde gedeelte ge
reedgemaakt. Een derde deel staat
in grove trekken, en met de rest van
de gebouwen moet nog zo goed als
Ptr /it t -ïm T iQcn men flats zijn ingericht door Finse,
"VALLEND op de Interbau 195 7, Zweedse, Franse en Duitse binnen
door zijn vele kleuren, zijn huisarchitecten. De laatste snufjes
lengte van 65 meter is het 8 ver- op het gebied van keukeninrichting,
unse architect Pierre Vago. hen wg vondsten toegepast van geluids-
sr°°t zonneterras op de bovenste ver- isolatie, huisvuilvernietiging, voor
lePing met aezelliae stoeltjes, tegel- het tochtvrij maken van woningen.
Vloer* 9 J I U El- zijn nieuwe typen van ruimten
er en grint nodigt de bewoner., uit geschapen> zoals gemeenscbappelij-
een rustpauze. Vago heeft wat ZOnterrassen en recreatieruim-
reliëf gebracht in de flats, door ten. Men zal er niet slechts gerief-
„7 x J, j„„ „„mini- liiker, maar ook anders wonen.
en plafondhoogte der aanslm nj^ Hansawijk duizenden
e vertrekken te vamren. nij tehuis zullen vinden, is ook aan
en9t soms extra hoge vensters aande schoolruimte gedacht. In de buurt
een maximum aan zon en lucht van een reeds aanwezige Middelbare
en school, is een twintig lokalen tel
ler
to t
v^eer
vlo
tend
b
die
9ev
de
(-7 lende 'lagere school gebouwd, die bin-
WP de foto zijn duidelijk zichtbaar ngn nJet al te lange tyd over een
twiee platforms, die de ingang vor- eigen sportterrein de beschikking zal
tot de kelders, waarin zich een hebben. Kleurrijke en weerbestendi
3ens bevinden. Een volautomati- gen eigen geheel afgesloten lees-
tnasserij staat ten dienste van tuin is gedacht.
bewoners. In decoratief staal-beton-construc-
b
sc he
de
Hoe meer kerkmuziek van onder
het stof der archieven bevrijd
wordt en d.m.v. klinkende werke
lijkheid van grammofoonopnamen
in ons onmiddellijk bereik komt
hoe meer kerkmuziek uit vervlogen
eeuwen ons via de Nederlandse
School, Romeinen, Venetianen of
Florentijnen toevloeit, hoe meer we
de schraalheid en dorheid gaan
heseffen die de ijswind van het
Calvinisme en Puritanisme door
deze noordelijke streken heeft ge
jaagd en de lichtvoetige Muze tot
een karkas heeft doen verstijven,
stijfheid en eenvormigheid die
zelfs nu nog de fysionomie van
vele bewoners der poldergewesten
als met een stigma tekent.
Met hoeveel terughoudendheid, zo
niet argwaan bijvoorbeeld is de laat
ste pauselijke encycliek over kerk
muziek in Holland niet ontvangen, zó
zelfs dat onze officiële kerkmuziek-
tijdschriften er slechts schroomvallig
over durfden te schrijven. En nü
weer, nu te Parijs het Intern. Kerk-
muziekfeest met grote luister is ge
vierd, nu nóg hult men zich daar bij
na in stilzwijgen.... En toch bete
kende het Parijse kerkmuziekfestijn
een royaal huldeblijk aan de kerk-
muzikale intenties van de Opperher
der.
Twee grammofoonopnamen door
ERATO (LDE 3023) verwezenlijkt en
zelfs met de Grand Prix du Disque
1956 en de Prix Madame René Coty
begiftigd, verstevigen ons in de me
ning, dat de milde hand die in ge
noemde encycliek ons toegestoken
wordt aangaande een milder gebruik
van muziekinstrumenten in dg kerk,
op historische gronden berust. Reeds
lang vóór dat het orgel zijn majes
teitelijke zetel onder de instrumenten
had ingenomen, werden vooral hout
en koperblazers te hulp geroepen om
de koorzang zowel te ondersteunen
als te variëren of te alterneren.
Reeds een kwarteeuw geleden werd
het beroemde „Gloria ad modum
tubae" van Dufay op de draaischijf
gebracht als een éclatant voorbeeld
van samengaan van (jongens-) stem
men met koperblazers. Nu dank zij
de plumeauvan muziekvorsers als
Charles v. d. Barren en H. Besseler
steeds meer manuscripten van deze
grote Nederlander van hun stoflaag
bevrijd worden, nu is het mogelijk
geworden een stem uit het graf weer
een levende taal te doen spreken en
de Missa sine nomine voor drie stem
men en drie trombones te veropen
baren. Het is de eerste van een serie
van zeven missen waarin Dufay, des
tijds geroemd als de cantor illustris-
simus Domini ducis burgondiae een
geslaagde poging doet om:
le. instrumenten met stemmen te
harmoniseren;
2e. eenheid te scheppen tussen de
delen onderling.
Ad primum merken we op, dat Du
fay voortbouwt op bestaande usances
of stijlprincipes, hetgeen hem geen
beletsel was om de souplesse der gre
goriaanse ritmiek hierop met veel
eigen fantasie toe te passen en de
veelal mystieke verrukking ervan te
behouden.
Ad secundum blijkt Dufay een ver
nieuwer, doordat hij d. m. v. een
tenor-motief een gouden draad door
heel dit meerstemmig stemmenweef-
sel weet te vlechten. Het is hiermee
als bij zijn motetten waarvan v. d.
Borren getuigt: „Subtiel en delicaat
ingelegd, als het ware in een reliek
schrijn, wordt de ornamentale figu
ratie derwijze uitgewerkt, dat uit haar
ineenstrengeling met de polyfone
bestanddelen, de wezenlijke spiritua
liteit van de inspiratie op het voor
plan treedt".
Hulde verder aan het Ensemble
Vocal o.l.v. Philippe Gaillard en de
drie Franse trombonisten, die hier
een verloren gewaande harmonie
hebben doen herleven!
De andere zijde van deze langspeel
plaat onthult de Missa Salve Regina
van Jean Langlais voor driestemmig
mannenkoor, volkszang, twee orgels
en een koperblazersensemble. Hier
gaat het dus om het werk van een
tijdgenoot César Francks derde
opvolger in de Sainte Clothilde te
Parijs dat in de Kerstnacht van
1955 in de Notre Dame werd uitge
voerd in tegenwoordigheid van kar
dinaal Feltin. Opnieuw worden we
hier geconfronteerd met kerkmuziek
waarin behalve het orgel ook andere
instrumenten met de koorzang sa
mengaan, in dit geval zelfs als
hecht fundament wórden aangewend
om de zang van de gemeenschap te
steunen. Want Langlais doet hier een
geslaagde poging om volkszang met
koorzang te verenigen en wel door
een ietwat cliché-matig gregorianise-
rende melodie te gebruiken. Men her
kent steeds in deze muziek de grote
organist-improvisator Jean Langlais
minder dan een in de geheimen
der meerstemmigheid doorgedrongen
componist. Steeds waar het orgel zijn
rechten herneemt in deze mis-com-
positie schijnt Langlais zich te willen
bevrijden uit een voor hem te strenge
binding. Laten we echter in afwach
ting van de eerste uitvoering hier te
lande door het St.-Catharinakoor te
Eindhoven ons hier beperken tot en
kele opmerkingen betreffende de uit
voering en opname. ERATO stond
hier voor een vrijwel onmogelijke op
gave. Hoe eerbiedwaardig de ruim
ten der Notre-Dame te Parijs zijn
mogen, voor geluidsvoortplanting zijn
zij een verschrikking, in het bijzonder
voor een gecompliceerd muzikaal
experiment als het samengaan van
koorzang - gemeenschapszang - orgel
en koperblazers. Er heerst daar een
gemiddelde nagalm van zegge en
schrijve vier seconden. Hoe nu tien
tallen meters van elkaar verspreide
uitvoeringsorganen als koor, volk en
orgel in één microfoon te concentre
ren? Veelal overheerst dan ook op
deze plaat het orgel en hoort men een
veelal diffuus gezoem van een me
nigte. Daarbij komt dat het koor: een
Schola van fraters uit het scholasti-
caat van paters van de H. Geest (te
Chevilly) aan de geringste vocale
eisen blijkt te voldoen, zodat er een
té grote tegenstelling met het supe
rieure orgelspel van Langlais ont
staat. In de Benedictus zakt het peil
van de koorzang tot het nauwelijks
verantwoorde. Tientallen Nederland
se kerkkoren zouden dit verbeterd
hebben.
Een weelde van bloeiende klank
veropenbaart een ERATO-LP plaat
(LDE 3031) met Italiaanse Concerti
uit de XVIe en XVIIe eeuw voor
koper- en houtblazers en strijkin
strumenten. T.g.o. het ongeculti
veerd dilettantisme van voornoemde
plaat horen we hier een even be
zielde als vakmatige, zelfs virtuoze
vertolking van muziek waarin de
trompet en de trombone een even
dominerende positie in het orkest
innemen als later het orgel of het
klavecimbel. Het meest valt in dit
bloeitijdperk der Italiaans-concer
tante muziek op dat juist de kerk
het geprivilegieerde domein is ge
weest van trompetten en trombones,
en gelijk vele gravures uit die tijd
onthullen nemen deze instrumenten
zelfs een even groot aandeel in de
muzikale bezetting als de koorstem-
men zelf! Hele scholen voor blaas
instrumenten ontwikkelen zich in
het XVIIIe eeuwse Venetië en de
fameuze componisten-koorleiders
der San Marco-basiliek aldaar pro
fiteren van de dubbele tegenover
elkandergeplaatste koortribunes
om dubbelkoren van stemmen zo
wel als koperblazers te inaugureren.
Wanneer we dan op deze plaat niet
minder dan vier Sinfonia's of Sonates
voor genoemde bezetting ten gehore
krijgen, ontmoeten we tegelijk een
viertal componisten die zelden of
nimmer op het repertoire verschij
nen. Het zijn Torelli, Jacchini, Al-
berti en Bononcini. Zij allen waren
fakkeldragers van het muziekleven
te Bologna. Na Rome, Venetië en
Florence was het Boloegn dat de mu
zikale heerschappij ging voeren. Want
het muziekleven in het 17e eeuwse
Italië is gelijk een estafetteloop, waar
in van stad tot stad de flambouw
in een gespannen wedloop werd over
gebracht. Namen als Corelli en Vi
valdi zijn als fakkeldragers in deze
Olympiade in ieder boek vereeuwigd.
Men speurt echter naar een naam als
Giuseeppe Jacchini, van wie alleen
maar bekend is dat hij cellist was in
het orkest der San Petronia-kathe-
draal te Bologna! Men staat weder
om althans in dit noordelijk land
- verbaasd over deze laatste mede
deling. We moeten er onmiddellijk
aan toevoegen dat de vader van de
grote Vivaldi violist was van het or
kest der San Marco-basiliek. dat kar
dinaal Ottoboni te Rome zijn eigen
orkest bezat waarvoor Corelli zijn
onvolprezen Kerstconcert schreef,
enz. Men kan er een boekdeel mee
vullen.
De Sinfonia's en Sonates welke we
nu op deze plaat kunnen beluisteren
en wel via de fonkelende klank
van het Ensemble instrumental Jean-
Marie Leclair onder even intelligente
als muzikale leiding van Jean Fr.
Paillard. zijn zogeheten concert-mu-
ziek. Zij veropenbaren echter stuk
voor stuk zulk een hemelbestormende
klankvreugde in de Allegro's en zulk
een bambinoachtige tederheid in de
Adagio's, dat men ze gaarne temidden
van een gloed van kaarsenvlammen
en fonkelingen van mozaïek of glas-
brandkleuren in onze kerken als
pompeus preludium of naspel zou
willen beluisteren.
MARIUS MONNIKENDAM.