Hef lichf van de goddelijke waarheid
verspreiden onder alle mensen
3auhaus-mappen
EEN BOEKJE OPEN
Actualiteiten
i,
fe
1
5ï 5^,*~«Kas;
O
té
De drie internationale en
bovencongregationele missieorganen
v'«Sr
IN AMSTERDAM DOEN
Artistieke
t
J*
J
lil
pRIESTER-TAflK bijna niet te everzien
NAPRATEN
IN HET
PRENTEN
KABINET
te
aVn
ir leK
Ü«V
>n 14
^ZATERDAG 19 OKTOBER 1957
4^fe%sÊ:,
.3tl
VB
(Van onze missiologische
medewerker),
de h!f men vaak nog op
op in °,gtVS van de wijze, waau-
lïiene k op waarlijk alge-
en ;n n in^eniationale manier
menwerEeefSChappelljke sa"
Wordt g de missionering
^eken ®es*eund> bleek de laatste
twee i We* zeer frappant uit
Linip gezonden stukjes in De
lezershH ff -12 okt) en uit een
°kt.) Tn ln Volkskrant (5
iti, datZfn<^ers bepleitten daar-
eens tüfi f°ch eindelijk wel
bSlrrdt'dat men over
^errein nc*ere en op hun eigen
*aaiïihed° Verc^enstelijke werk-
lerroiv, ere en op hun eigen
diensteliike werk-
gfegatTp en van de diverse Con-
lingetl en soortgelijke instel-
internationael
een hulD w
Pering ff?r^aan voor de missio-
L°g diogeïiï1" .Zou het dan toch
en in N j Z1l'n' dat katholie-
ï.an het f r^and niet veten
bestaan
f"^staan van de drie
die r, ^lissiegeriootschap-
kf Sen°emdfCKeS ziin waarvoor
pfn Pleidooi Inschrijvers een
de f daarmee ,lelden' Zij kwa"
Londen aan Werkelijk achter
ven";0Pa5
b°ELs^aan'
Uit nJpAUlGEN
0\t
m,"S,
Sleutelwoorden
Gast-Othello
T oulouse-Lautrec
Keuze
Compositie
Jury s
Creatief en vitaal
ofl»
14 fi
tof'
zu«
0«'
d"
bij
„O®
hieï;
.igef
:r
ld et
r 1
-• - -,r
v;
b A
\A.,f-. **>*3
ELF LANDEN in Afrika heb
ben een katholieke gemeen
schap, die meer dan tien procent
van de bevolking uitmaakt:
Urundi 49%
Belgisch Kongo 34%
Oeganda 26%
Angola 25%
Madagascar 21%
Ruanda 20%
Frans Togo 17%
Tanganyika 13%
Frans Kameroen 13%
Brits Centraal Afrika11%
Frans Equat. Afrika 11%
Meer dan grote, absolute cij
fers geeft bovenstaand lijstje een
indruk van de aanzet- en in-
groeimogelijkheden van de kerk
in vele landen van Afrika. Ge
brek aan priesters en gespecia
liseerde krachten (waarvan el
ders op deze pagina) dreigt ech
ter op de noodzakelijke verdie
ping en aansluiting op de hui
dige ontwikkeling bij deze ka
tholieke gemeenschappen fnui
kend te werken.
en moor uit Frans Soedan aan de zuidrand van
de Sahara, rond Timboektoe
Een Hausse-koopman uit de stad Brazzaville in
Midden-Congo aan de kust.
m m Midden-Congo aan de kust.
r^'ike
initiatie
zijn de drie Pau-
van
U.re Pr„„
Uoortni ^hontT'é zijn d
Kindsh atltirig v* ?ppen ÏQ"
-■ ?pei<j van het Geloof, de H
de
üit„"',eid en a het Geloof, de H.
Rotnp ei<3 en 8 H' AP°steI Petrus
^erPijaI.s de °vergenomen door
nerin^Wilde oraJ6 iangzamerhand
Uenff steun en om de missio-
Plant? baP k,fVlenen' Het eerste
- ntihg". C-fortweg
,de Voort-
v;, algemeen doel
,J®engekomen gelden
af ffaagt d^f- algemeen doel
Qe Pleeof geiden
herfn" Van bi«Il gevarieerde aan-
GPtlPgsgebieden hnPpen uit missio"
haipr, aP efri Vf 1950 had dit
tuiri en gulden °pbrengst van 56
Rchf w.-.,.' Waarvan hpf na
13 jaar activeren tot belangstelling
en steun aan de missionering en
daarbij hun aandacht richten op de
jeugd in die landen. Ruim 1600
wees- en kindertehuizen met meer
dan 107.000 kinderen vormen in de
missie in dit verband een missione-
ringsonderdeel, dat onze jeugd wel
bijzonder kan aanspreken.
Hoewel in de meeste Nederlandse
parochies een afdeling van de drie
Pauselijke Genootschappen is opge
richt, geeft het wel te denken, dat
van de katholieken boven de leeftijd
van de lagere school slechts 25 pet.
lid is van de Voortplanting (die van
zijn leden slechts f 1.30 per jaar als
bijdrage vraagt), dat van deze vol
wassenen niet meer dan 20 pet. lid is
van het St.-Petrus Liefdewerk (dat
f 1.- per jaar vraagt) en dat nog
altjjd niet meer dan 60 pet. van de
schoolgaande kinderen zich onder
inspirerende leiding van ouders en
onderwijzers! heeft aangesloten
bij de Kindsheid (die slechts 30 et.
vraagt).
Uit deze onbevredigende situatie
kan intussen, merkwaardig genoeg,
wel zeer sprekend de algemeenheid
van de drie Pauselijke Missiegenoot
schappen blijken, want slechts 22,5
pet. van alle bijdragen die de Voort
planting in 1955 aan z.g. „Neder
landse" missioneringsgebieden uit
keerde kon worden gedekt door de
Nederlandse opbrengst voor dit Ge
nootschap, zodat 77,5 pet van de gel
delijke steun uit andere Janden
kwam. En voor de Kindsheid bracht
Nederland in dat jaar niet meer dan
30 pet. van het totaal bedrag op, dat
aan z.g. „Nederlandse" missione
ringsgebieden werd toegekend.
DOODGEPRATE STIMULANS
Intussen blijft het niet alleen in-
-acflt mni'„ Waarvan het o.a.
PUesteropiej^611 uitkeerde voor
gebip,rt„- -nS in missione-
■p. 7"* UllOOlUllC"
steun°ndering WfJÏ. kan in zoverre
der aa* die s^,kken' omdat de
e Seminaries het bijzon-
1 aar
kft y?dat de in
ecj.?'1 Uenootsn>'li^oen gulden' wel~
4&r b«Tanged in f959 ™tvmg,
hier J9gen konrle nie aan de vele
der de Voortplant- voldoen' sprong
45nn n 104 el fng bij' Niet min-
ries ®tudenten e^ 28e2mwnarieS -met
eer, ,met 18 3nn klein-semina-
biti belangriik ?tudenten zijn voor
wi-fagen v2n het st °p
1 net St.-Petrus Liefde-
èl8 "het IR," en 282 kle
>ierk a Var
Ske GeSltZen" Het' derde Pause-
heid- Wil ,nSChap' dat van de Kinds-
Peciaal de kinderen tot
i
Sara-vrouw uit het Tsaad-gebied in
Frans Equatoriaal Afrika
één an1neefr men als gemiddelde ideale verhouding aanhoudt
gegeve 6 6r °P duizend katholieken, maken onderstaande
men echt Weïllcht nog niet zo'n schokkende indruk Bedenkt
vo0r b IT'i m genoemde Afrikaanse landen de afstanden
de vort,- !r begrippen onvoorstelbaar groot zijn en
Segpvo -xgen veelal uitermate moeilijk, dan krijgen de
geven cijfers al reliëf.
katho
lieken
1.485.000
1.086.000
513.000
3.980.000
1.475.000
540.000
1.225.000
catechu
menen eigen
487.000 152
150.000 121
137.000 40
670.000 307
77.000 181
145.000 27
470.000 44
priesters groot-
land- bui- semi- c^te-
tenl, naristen chisten
319 137 4.780
409 157 5.610
313 26 4.100
2162 343 21.180
378 110 3.900
309 37 2.150
617 100
Ruanaj.uruncii
.Tanganyika
Bet£S Cquat. Afrika
OeggandKa°nso
Het rt„ j i i-"0.uuu «U.UUO 44 617 100 50
0nf, steeds bijzonder grote aantal catechumenen, die een
andpr-nCkt ^3n ettebjke jaren ontvangen en de snelle ver-
nj_ ringen in de Afrikaanse samenleving plaatsen de wei-
Ener Pr^es!-ers echter voor een nauwelijks te overziene taak.
die Z1' S 'mir5ers de voortgaande toeneming van katholieken
aj ?nc® der richt en inleiding zonder duizenden catechisten
steprf te bouden zou zijn; en van de andere kant de
en s gec°mpliceerder eisen van deze tijd, die voorbereiding
nipi,°rient'atie Van de katholieken van jonge datum op de
ziel verhoudingen vragen en dus een gespecialiseerde
eizorg nodig maken. Tot soms veertig procent van de aan-
ezige priesters zjjn daardoor aan de rechtstreekse ziel
ig onttrokken.
1 Bovendien blijkt de inzet van buitenlandse priesters voor-
inrt g^n°g onmisbaar- Het aantal groot seminaristen neemt
noerdaad verheugend toe, maar kan de komende jaren de
ehoefte aan priesters lang niet dekken. Onduldbaar is het
aarom, dat veelal door gebrek aan middelen van het
auselijke Genootschap voor de priesteropleiding, het St.-
etrus Liefdewerk, de uitbouw van de seminarie-opleiding
geremd wordt.
teressant maar eerder nog hoogst be
langrijk ons af te vragen, waar wel
licht de oorzaken of verklaringen
liggen, dat de Nederlandse katholie
ken wèl groot gaan op het aandeel
dat hun landgenoten als priester
(4515), broeder (569), zuster (2707)
of leek(152) aan de missionering bij
dragen, maar dat zij van hieruit het
kennelijk nog niet kunnen opbren
gen om op te komen voor het aan
deel, dat deze landgenoten-missiona
rissen via de Pauselijke Missiege
nootschappen aan financiële steun
elk jaar ontvangen.
Zou het kunnen zijn, dat het her
haaldelijk heen 'zen naar onze
„missieplicht" doodgeprate sti
mulans is? Het woord „plicht" ligt
ons tegenwoordig niet zo best meer.
Wanneer onze thuisfront-bijdragen
alleen daaruit zouden moeten voort
komen. is het uitgangspunt en de
grondslag van onze missie-aandacht,
die dan weinig meer met werkelijke
belangstelling te maken heeft, wel
erg versmald. Bovendien is de uit
drukking „missieplicht" een erg
schrale aanduiding van onze diepe
relaties met de missioneringsactivi-
teiten van de Kerk, die wij zelf zijn.
In dit verband is de jongste missie
encycliek „Fidei donum" van Pasen
1957 een zeer verhelderend en veel
zeggend document en appèl. Het
woor „missieplicht" komt er name
lijk niet in voor! Paus Pius XII
vangt deze Afrika-encycliek aan met
de woorden:
„De gave van het geloof, waarmee
God in onze zielen onvergelijkbare
rijkdommen heeft gelegd, moet een
reden zijn voor een onuitputtelijke
dankbaarheid Dat geloof vormt
hier op aarde de band van de
Christusgemeenschap. Wat kunnen
wij, in dankbaarheid voor die god
delijke gave, behalve onze persoon
lijke getrouwheid, beter de Heer
aanbieden dan onze inzet om onder
alle mensen het licht van de godde
lijke waarheid te verspreiden?".
Het is opmerkelijk, dat de Paus
bij dit appèl,niet uitgaat van de be
kende tekst „Gaat en onderwijst"
en aan dit bevél van Christus een
missieplicht voor elke katholiek
vastkoppelt. (Bovendien onderschrijft
de Paus het perspectief van dit inzet
niet als de bekering van alle mensen,
maar als de verspreiding van de
waarheid onder alle mensen:
straks komen we hier nader op te
rug). Om tot een inzet voor de mis
sionering te komen, doet Hij een
beroep op de intensiteit van onze ge
loofservaring. Willen wij op een of
andere manier tot een persoonlijke
belangstelling en betrokkenheid voor
de missionering geraken, dan moet
het niet slechts een gehoorzamen zijn
aan een bevel, maar het gevolg van
onze innerlijke rijkdom, die we vin
den in het gelukkige bezit van de
gave van ons geloof.
ALARMERENDE SITUATIE
Merkwaardig is vervolgens de
wending die deze encycliek enkele
regels verder neemt. Niet lang wijdt
de Paus in diepe bespiegelingen uit
over het karakter van de waarde
van die gave van het geloof. Duide
lijk heeft Hij de gave en rijkdom
daarvan in enkele regels als uit
gangspunt gesteld en meteen erna
springt Hij over op een frappante
en alarmerende schets van de con
crete situatie in Afrika.
„In feite ondergaan de meeste
streken van Afrika een zo zware
sociale, economische en politieke
evolutie, dat hiervan voor het
grootste gedeelte schijnt af te han
gen hoe de toekomst zal worden.
En men moet wel bedenken, dat
een herhaaldelijke weerslag van
1t...inte^nati'>nale leven op plaat
selijke situaties de meest verstan
dige leiders niet altijd de gelegen
heid laat. de etappes van die om
wenteling zo te leiden ais voor het
p)LepSim welzijn van die volken
eigenlijk nodig zou zjjnHet
voJdoeniJe het evangelie
aan te kondigen en te proeïame-
ren tn de sociale en politieke sa-
menloop yan omstandigheden in
™za' men zeer spoedig een
hPi'i éMte moeten vormen in
net hart van een pas katholiek ge
worden volk. Maar in welke ver
houdingen zal het aantal misiona-
rissen met moeten verveelvoudigd
worden om hen in staat te stellen
deze veeleisende vormingswerk-
zaamheden te verwezenlijken
Om deze veelvoudige opgaven te
kunnen vervullen, hebben de bis
schoppen niet alleen grotere hulp
middelen nodig, maar ook en voor
al medewerkers, die op de meest
verschillende en daarom zo moei
lijke taken zijn voorbereid. Zulke
missionarissen kunnen niet impro
viseren; dikwijls ontbreken zij nog
en toch is hun taak dringend, als
men het vertrouwen van de toe
nemende groep leiders en voor
mannen niet wil verliezen".
Deze concrete situatie-tekening
werkt de Paus nog verder uit en Hij
wijst daarbij op het gevaar van een
materialisme zonder God, op de ver
warring van zoveel christelijke sek
ten, op het communisme en een lou
ter technische civilisatie.
Pas na deze uiteenzetting van za
ken, richt de encycliek zijn oproep
tot alle katholieken, tot de bisschop
pen en priesters in het bijzonder.
Het komt er dus op neer. dat de
Paus de levende inhoud van ons
geloof duidelijk richt op de missione
ring, niet als beginsel, maar heel
precies in zijn concrete situatie. Ons
geloof moet de Kerk in zijn bloei en
gevarieerd leven in de landen met
een gevestigde en ingeplante katho
lieke gemeenschap omvatten, maar
evenzeer in haar uitlopers in de mis
sioneringsgebieden, Wij moeten niet
alleen geloven in de Kerk als boven
natuurlijk gegeven maar tegelijk in
haar concrete bestaan, hier en in
missioneringsgebieden. Dan krijgt
een appèl op ons levende geloof ook
een directe missioneringsinslag. Bo
vendien menen wij, dat de Paus met
deze Afrika-encycliek een voorbeeld
stelt aan de missiepubliciteit: meer
concreet, recht op de man af en de
missionering tekenend in zijn kleine
menselijke details maar evenzeer in
de complexiteit van de huidige ont
wikkelingen.
KERK ONDER NIEUWE VOLKEN
Nu weer teruggrijpend naar de ge
citeerde beginzin van deze Afrika-
encycliek, raken wij naar onze stel
lige indruk een oorzaak voor de af
zijdigheid van vele katholieken t.a.v.
de missionering.
Niet de bekering van alle mensen
is het perspectief van de missione
ring, maar de verspreiding van de
waarheid onder alle mensen naar
„het uiteindelijke doel van alle mis
siewerk: het stevig en definitief op
bouwen van de Kerk onder de nieu
we volken", zoals Hij het elders in
de encycliek omschrijft. Hier in ojis
land blijven ook nog vele mensen te
bekeren, maar dezen vinden reeds
een gevestigde Kerk om zich heen.
En dit ontbreekt nog juist in de mis
sioneringsgebieden. In dit verband
willen wij nog wijzen op een rede,
die de Paus op 6 december .1953 uit
sprak voor de katholieke Italiaanse
rechtsgeleerden. Daarin benadrukte
hij het betreurenswaardige maar on
weerlegbare feit, dat niet alleen in
het individuele menselijke verkeer,
niet slechts tussen de groeperingen
binnen één land, maar internatio
naal de samenleving een religieuze
verscheidenheid vertoont. De wereld
is in een godsdienstig pluralisme
verdeeld en dit hebben wij, katholie
ken, uit christelijke verdraagzaam
heid als feit te aanvaarden.
Naar menselijke berekening kun
nen wij veilig aannemen, dat de
Kerk in landen als India. Japan, In
donesië, ja in de meeste missione
ringsgebieden een minderheidskerk
zal blijven. Maar dit erkennen
met hoeveel teleurstelling ook zal
het doel van alle missionering, „het
verspreiden van de waarheid onder
alle mensen" of „de vestiging en in
tegratie van de Kerk in alle landen"
alleen maar zuiverder stellen. Dan
kan het begrip vrijkomen voor zo
vele missioneringsactiviteiten, die
weinig of niets met bekering, maar
als aandeel van de inbouw en in-
groei van een katholieke groep men
sen in een land, alles met missione
ring hebben te maken. Op de 65 ka
tholieke universiteitscolleges in In
dia zijn van 32.000 studenten slechts
40 pet. katholiek en bij de overige
hindoe- of moslimstudenten komt 't
maar hoogst zelden tot een bekering.
Toch verricht men via deze colleges
zuiver missioneringswerk, omdat een
kennismaking met de Kerk zonder
dat er een bekering op volgt in de
meeste gevallen wel leidt tot respect
en wederzijdse verdraagzaamheid en
dit de positie van de Kerk in India
en de bekendheid in de hogere krin
gen alleen maar ten goede zal ko
men. Deze aspecten gelden voor zeer
vele missioneringsactiviteiten. Als de
missiepubliciteit in de concrete be
schrijvingen het zuivere doel van de
missionering meer gaat hanteren
dan tot nu toe veelal het geval is, ge
loven wij stellig, dat deze rijk ge
varieerde publiciteit aan de sluime
rende missiebelangstelling van vele
katholieken meer levende inhoud
kan geven.
En wordt dit bereikt, dan kan
het appèl op de morgen veer te
vieren Missiezondag zeker op
een daadwerkelijk begrip vooraf
rekenen. Dan vindt het verlan
gen van de Paus om ons allen
aan te sluiten bij de Pauselijke
Missiegenootschappen een mis
sionair gericht geloof, dat con
creet geladen is.
A. J. Kramer
DE TENTOONSTELLING der
Bauhaus-mappen in het kleine,
prettig ingerichte prentenkabinet
van het Amsterdamse Stedelijk
Museum doet ons op een speciale
manier een der meest belangwek
kende fasen van de ontwikkeling
der moderne kunst herbeleven:
de geschiedenis van het Bauhaus
in Weimar.
Ieder die maar enigszins is inge
voerd in zaken van moderne kunst,
weet dat het Bauhaus een centrum
van vernieuwing en beweging was dat
in zijn dagen minstens zo zwaar woog
als' dat centrum, dat met betrekking
tot de moderne kunst wel eens te zeer
als het alleenzaligmakende werd en
wordt voorgesteld: Parijs.
Wie oppervlakkig heeft kennis ge
nomen van de voornaamste program
punten uit het beroemde Manifest dat
Walter Gropius in 1919 als fundament
aan het Bauhaus meegaf, kan licht de
indruk hebben gekregen dat hij slechts
te doen had met zoiets als een Cuy-
persatelier. Het idee van de gemeen
schapskunst en de bouwkunst, dat in
dit program voorziet, Wekt bij eerste
kennisneming verdenkingen van uto
pisch teruggrijpen naar de middel
eeuwen-ten-tij de-van-de-gotiek, no
bel, maar onwezenlijk en naïef. Stel
lig was de opzet van het Bauhaus
sterk door een historisch niet geheel
juist, doch ietwat romantisch ge
ïnterpreteerd begrip van gotische
„gemeenschapskunst" geïnspireerd;
daarvan was al aanstonds ook
de symboliek van Feiningers Bau-
haus-vignet een symptoom, een hout
snede die een kathedraal voorstelt, en
van meet af als algemeen kenteken
van het Bauhaus gebruikt werd.
Feiningers vignet was echter ook
symbool van de geenszins naïeve of
onwezenlijke idee van het primaat
schap van architectuur in de gemeen
schap der materieel vormende kun
sten: architectuur, plastiek en schil
derkunst. Het Bauhaus rekende af
met de individuele, ongebonden ex
pressie. Functie en constructie waren
de sleutelwoorden.
In hun instelling op „de nieuwe
bouw der toekomst, die alles in één
gestalte zal zijn; architectuur en plas
tiek en schilderkunst, die uit miljoe
nen handen van handwerkslieden zal
oprijzen als kristallen zinnebeeld van
een nieuw geloof" (aldus Gropius in
het slot van zijn manifest), was het
„Staatliches Bauhaus" stellig veel
minder utopisch dan Mondriaan het
was in zijn verwachting van de ene
kunst die het equivalent voor het le
ven zou worden. Wat de rol van het
handwerk, van de artisan betreft;
men ging ervan uit, dat de klassen
scheiding tussen artisan en kunste
naar slechts een muur van hoogmoed
was die snel diende te worden opge
ruimd, maar in de praktijk bleken zij
hiermee niet het monopolie van de
middeleeuwse ambachtelijkheid ta
openen: krachtiger dan welke bewe
ging tot dan toe ook, richtte het Bau-
DE NEGERTENOR Charles Hol
land is door de Nederlandse Opera
als gast geëngageerd om de titel
rol te vertolken in Verdi's opera
Othello. Zijn eerste gastvoorstelling
zal plaats hebben in de Stadsschouw
burg te Amsterdam op dinsdag 5 no
vember, terwijl Den Haag deze op
voering 7 november tegemoet kan
zien.
IN DE AFDELING Prentenkabi
net van het Rijksmuseum wordt tot
15 december een tentoonstelling ge
houden van lithografieën van Tou
louse Lautrec en zijn tijdgenoten.
Deze expositie wordt samengesteld
uit het bezit van het Rijksprenten
kabinet.
Hans Melis, docent aan de vrije
academie te Den Haag, zal als lei
der gaan optreden van een nieuw te
stichten afdeling in St.-John aan de
„New Foundland Academy of art".
De afdeling omvat in de eerste plaats
het boetseren en beeldhouwen, maar
ook de keramische sculptuur. De di
recteur van de academie te St. John,
de heer Reginald Shepherd, bezocht
onlangs ons land en beeft zijn keuze
op de heer Melis laten vallen.
André Martens, de directeur-orga
nist van de kerk O. L. Vrouw van
Altijddurende Bijstand te Hengelo
heeft een nieuwe Messa de Mariage
voor knapenkoor met orgel gecom-1
poneerd. Aangezien het in de bedoe
ling van de componist ligt, deze mis
ook te laten uitvoeren in niet huwe
lijksmissen, heeft hij er ook een Glo
ria bij gemaakt. Binnenkort zal het
koor van de O. L. Vrouwekerk voor
deskundigen van de Gregoriusvereni-
ging de nieuwe compositie voor het
eerst uitvoeren.
De minister van Onderwijs, Kun
sten en Wetenschappen heeft voor
de toekenning van reisbeurzen twee
jury's ingesteld: voor de beoordeling
van de ingezonden poëzie: Max Nord,
Harriet Laurey en Jan Wit; voor de
beoordeling van proza: Emmy van
Lokhorst, Michel van der Plas en
Alfred Kossmann.
Meisjeskopje van Karl Schmidt-Rottluff.
haus zich op de wereld van de tech
niek, als een opgave gesteld door de
tijd. Moest de muur tussen artisan en
artiest worden geslecht, evenzeer
moest de kloof tussen techniek en
kunst worden gedempt. Alle invloed
rijke hedendaagse scholen voor kunst
nijverheid en industriële vormgeving
hebben op dit stuk hun lichten aan
het Bauhaus ontstoken.
Wat daarbij vooral de roem van het
Bauhaus mag heten, is de volstrekte
afwezigheid van de steilheid die in
figuren als Mondriaan zo moeilijk te
verteren is. De veelgehoorde bewe
ring, dat het Bauhaus uitsluitend
„abstracte" kunst voorstond, wordt
door de werkelijkheid niet gedekt.
Integendeel: al wat er maar crea
tief en vitaal was in het Europese
kunstgebeuren werd in Bauhaus sa
mengetrokken. Zo heeft naast Ra
dinsky ook George Muche er als do
cent een enorme invloed gehad, Mu
che, die verklaarde dat hij „het opti
sche midden" niel wilde verliezen,
dat wat „zonder de camera obscura
van het oog, zonder het beeld der din
gen op het netvlies niet gevonden
wordt".
Zo hebben naast de Nederlandse
„Stijlgroep" in de persoon vooral
van Van Doesburg en de Russische
suprematisten en constructivisten, ook
de groepen „Der Blaue Reiter" en
„Die Briicke" hun gewicht in de Bau-
haus-schaal zien wegen. In het gezel
schap der „Handwerkmeister" deze
docenten wilden zich niet professor
laten noemen en heetten hun leerlin
gen van wie zij bij het besluit der stu
die de „meesterproef" verlangden
„Gesellen" merkt men eenzelfde
veelzijdigheid op. Om de voornaamste
te noemen: Feininger, Gerhard
Marcks, Schlemmer, Klee, Kadinsky,
Moholy-Nagy, Johannes Itten, Muche,
Josef Albers en Herbert Bayer. Te
vens valt op dat in dit gezelschap bij
na uitsluitend kunstenaars van bij
zonder groot formaat worden aange
troffen, die vrijwel alle bovenaan op
de ranglijst staan.
Broedplaats
De geschiedenis van het Bauhaus
heeft van 1919 tot 1933 geduurd, al
thans indien men afziet van verschil
lende restauratiepogingen in Ameri
ka, nadat Göring de sluiting had be
volen van het sedert 1925 in Dassau
residerende instituut, dat door dit
heerschap beschouwd werd als
„broedplaats van het cultuurbolsje
wisme".
Over het Bauhaus is heel wat ge
schreven. Maar het is sommigen gaan
opvallen dat daarbij maar weinig aan
dacht is besteed aan de prestaties van
het instituut op stuk van grafiek
Toch heeft de grafiek er een grote
rol gespeeld en heeft zij er tevens be
slissende vernieuwings-impulsen ont
vangen.
Feininger, de trouwste „Formmeis-
ter" hij was er werkzaam van '19
'33 leidde er een eigen drukkerij
van het instituut. De grote drukker
Carl Zaubitzer en ook de buitenge
woon veelzijdige Moholy-Nagy speel
den daar een grote rol; de laatste wees
er de typografie nieuwe wegen. Otto
Dorffner leidde er een boekbinderij.
Beroemd genoeg zijn de invloedrij
ke tekstuele publikaties van het Bau
haus geworden, boeken van Kadins
ky, Klee, Van Doesburg, El Lissitsky.
Maar de eerste publikaties van het
Bauhaus betroffen uitsluitend gra
fiek. Zo verscheen al in '21 een map
met 12 houtsneden van Feininger. In
'22 en '23 volgden uitgaven van gra
fiek van Kadinsky en Gerhard
Marcks.
De Amsterdamse tentoonstelling
een uit dq. reeks die de laatste tijd
door de wereld reist om eindelijk de
verdiende belangstelling voor de Bau-
hausgrafiek op te wekken bestrijkt
echter niet deze publikaties. Het gaat
hier over vier mappen grafiek waar
van de uitgave einde 1921 ter hand
werd genomen, en die hun ontstaan
dankten aan een groots plan dat vijf
mappen omvatte van grafische werk
stukken niet enkel door de „Meister"
zelf vervaardigd, maar door vrijwel
alle Duitse en buitenlandse grafici
van betekenis. Dit plan zelf was weer
het gevolg van de précaire toestand
der Bauhaus-financiën. Om daarin
verlichting te brengen vond al in '21
in de Berlijnse zalen van „der Sturm"
een verloting van kunstwerken plaats,
die door de Formmeister zelf daartoe
vervaardigd was. Men hoopte met
de uitgave der geplande vijf mappen
wat men noemt het Bauhaus „boven
Jan" te doen geraken, en daar was te
meer reden voor omdat alle medewer
kenden bereid waren gevonden de op
brengst van de verkoop voor dat doel
af te staan.
De afloop van de geschiedenis was
echter anders. Daar de uitgave te lan
ge tijd bovendien in het teken van de
inflatie stond, was de opbrengst na
genoeg nihil. Ook is de uitgave min
der uitgebreid geworden dan voorzien
was: het materiaal voor de vierde en
de tweede map is tenslotte zodanig
gedund moeten worden, dat het res
tant tot een map verenigd is of, als
men let op de nummering, dat men
de uitgave van de 2e map geheel ach
terwege heeft gelaten.
De expositie der vier mappen toont,
dat het artistieke en creatieve succes
der uitgave omgekeerd evenredig was
aan het financiële succes.
KO SARNEEL.
Compositie met kop en profil, van Kurt Schwitters.