Hef lichf van de goddelijke waarheid verspreiden onder alle mensen 3auhaus-mappen EEN BOEKJE OPEN Actualiteiten i, fe 1 5ï 5^,*~«Kas; O té De drie internationale en bovencongregationele missieorganen v'«Sr IN AMSTERDAM DOEN Artistieke t J* J lil pRIESTER-TAflK bijna niet te everzien NAPRATEN IN HET PRENTEN KABINET te aVn ir leK Ü«V >n 14 ^ZATERDAG 19 OKTOBER 1957 4^fe%sÊ:, .3tl VB (Van onze missiologische medewerker), de h!f men vaak nog op op in °,gtVS van de wijze, waau- lïiene k op waarlijk alge- en ;n n in^eniationale manier menwerEeefSChappelljke sa" Wordt g de missionering ^eken ®es*eund> bleek de laatste twee i We* zeer frappant uit Linip gezonden stukjes in De lezershH ff -12 okt) en uit een °kt.) Tn ln Volkskrant (5 iti, datZfn<^ers bepleitten daar- eens tüfi f°ch eindelijk wel bSlrrdt'dat men over ^errein nc*ere en op hun eigen *aaiïihed° Verc^enstelijke werk- lerroiv, ere en op hun eigen diensteliike werk- gfegatTp en van de diverse Con- lingetl en soortgelijke instel- internationael een hulD w Pering ff?r^aan voor de missio- L°g diogeïiï1" .Zou het dan toch en in N j Z1l'n' dat katholie- ï.an het f r^and niet veten bestaan f"^staan van de drie die r, ^lissiegeriootschap- kf Sen°emdfCKeS ziin waarvoor pfn Pleidooi Inschrijvers een de f daarmee ,lelden' Zij kwa" Londen aan Werkelijk achter ven";0Pa5 b°ELs^aan' Uit nJpAUlGEN 0\t m,"S, Sleutelwoorden Gast-Othello T oulouse-Lautrec Keuze Compositie Jury s Creatief en vitaal ofl» 14 fi tof' zu« 0«' d" bij „O® hieï; .igef :r ld et r 1 -• - -,r v; b A \A.,f-. **>*3 ELF LANDEN in Afrika heb ben een katholieke gemeen schap, die meer dan tien procent van de bevolking uitmaakt: Urundi 49% Belgisch Kongo 34% Oeganda 26% Angola 25% Madagascar 21% Ruanda 20% Frans Togo 17% Tanganyika 13% Frans Kameroen 13% Brits Centraal Afrika11% Frans Equat. Afrika 11% Meer dan grote, absolute cij fers geeft bovenstaand lijstje een indruk van de aanzet- en in- groeimogelijkheden van de kerk in vele landen van Afrika. Ge brek aan priesters en gespecia liseerde krachten (waarvan el ders op deze pagina) dreigt ech ter op de noodzakelijke verdie ping en aansluiting op de hui dige ontwikkeling bij deze ka tholieke gemeenschappen fnui kend te werken. en moor uit Frans Soedan aan de zuidrand van de Sahara, rond Timboektoe Een Hausse-koopman uit de stad Brazzaville in Midden-Congo aan de kust. m m Midden-Congo aan de kust. r^'ike initiatie zijn de drie Pau- van U.re Pr„„ Uoortni ^hontT'é zijn d Kindsh atltirig v* ?ppen ÏQ" -■ ?pei<j van het Geloof, de H de üit„"',eid en a het Geloof, de H. Rotnp ei<3 en 8 H' AP°steI Petrus ^erPijaI.s de °vergenomen door nerin^Wilde oraJ6 iangzamerhand Uenff steun en om de missio- Plant? baP k,fVlenen' Het eerste - ntihg". C-fortweg ,de Voort- v;, algemeen doel ,J®engekomen gelden af ffaagt d^f- algemeen doel Qe Pleeof geiden herfn" Van bi«Il gevarieerde aan- GPtlPgsgebieden hnPpen uit missio" haipr, aP efri Vf 1950 had dit tuiri en gulden °pbrengst van 56 Rchf w.-.,.' Waarvan hpf na 13 jaar activeren tot belangstelling en steun aan de missionering en daarbij hun aandacht richten op de jeugd in die landen. Ruim 1600 wees- en kindertehuizen met meer dan 107.000 kinderen vormen in de missie in dit verband een missione- ringsonderdeel, dat onze jeugd wel bijzonder kan aanspreken. Hoewel in de meeste Nederlandse parochies een afdeling van de drie Pauselijke Genootschappen is opge richt, geeft het wel te denken, dat van de katholieken boven de leeftijd van de lagere school slechts 25 pet. lid is van de Voortplanting (die van zijn leden slechts f 1.30 per jaar als bijdrage vraagt), dat van deze vol wassenen niet meer dan 20 pet. lid is van het St.-Petrus Liefdewerk (dat f 1.- per jaar vraagt) en dat nog altjjd niet meer dan 60 pet. van de schoolgaande kinderen zich onder inspirerende leiding van ouders en onderwijzers! heeft aangesloten bij de Kindsheid (die slechts 30 et. vraagt). Uit deze onbevredigende situatie kan intussen, merkwaardig genoeg, wel zeer sprekend de algemeenheid van de drie Pauselijke Missiegenoot schappen blijken, want slechts 22,5 pet. van alle bijdragen die de Voort planting in 1955 aan z.g. „Neder landse" missioneringsgebieden uit keerde kon worden gedekt door de Nederlandse opbrengst voor dit Ge nootschap, zodat 77,5 pet van de gel delijke steun uit andere Janden kwam. En voor de Kindsheid bracht Nederland in dat jaar niet meer dan 30 pet. van het totaal bedrag op, dat aan z.g. „Nederlandse" missione ringsgebieden werd toegekend. DOODGEPRATE STIMULANS Intussen blijft het niet alleen in- -acflt mni'„ Waarvan het o.a. PUesteropiej^611 uitkeerde voor gebip,rt„- -nS in missione- ■p. 7"* UllOOlUllC" steun°ndering WfJÏ. kan in zoverre der aa* die s^,kken' omdat de e Seminaries het bijzon- 1 aar kft y?dat de in ecj.?'1 Uenootsn>'li^oen gulden' wel~ 4&r b«Tanged in f959 ™tvmg, hier J9gen konrle nie aan de vele der de Voortplant- voldoen' sprong 45nn n 104 el fng bij' Niet min- ries ®tudenten e^ 28e2mwnarieS -met eer, ,met 18 3nn klein-semina- biti belangriik ?tudenten zijn voor wi-fagen v2n het st °p 1 net St.-Petrus Liefde- èl8 "het IR," en 282 kle >ierk a Var Ske GeSltZen" Het' derde Pause- heid- Wil ,nSChap' dat van de Kinds- Peciaal de kinderen tot i Sara-vrouw uit het Tsaad-gebied in Frans Equatoriaal Afrika één an1neefr men als gemiddelde ideale verhouding aanhoudt gegeve 6 6r °P duizend katholieken, maken onderstaande men echt Weïllcht nog niet zo'n schokkende indruk Bedenkt vo0r b IT'i m genoemde Afrikaanse landen de afstanden de vort,- !r begrippen onvoorstelbaar groot zijn en Segpvo -xgen veelal uitermate moeilijk, dan krijgen de geven cijfers al reliëf. katho lieken 1.485.000 1.086.000 513.000 3.980.000 1.475.000 540.000 1.225.000 catechu menen eigen 487.000 152 150.000 121 137.000 40 670.000 307 77.000 181 145.000 27 470.000 44 priesters groot- land- bui- semi- c^te- tenl, naristen chisten 319 137 4.780 409 157 5.610 313 26 4.100 2162 343 21.180 378 110 3.900 309 37 2.150 617 100 Ruanaj.uruncii .Tanganyika Bet£S Cquat. Afrika OeggandKa°nso Het rt„ j i i-"0.uuu «U.UUO 44 617 100 50 0nf, steeds bijzonder grote aantal catechumenen, die een andpr-nCkt ^3n ettebjke jaren ontvangen en de snelle ver- nj_ ringen in de Afrikaanse samenleving plaatsen de wei- Ener Pr^es!-ers echter voor een nauwelijks te overziene taak. die Z1' S 'mir5ers de voortgaande toeneming van katholieken aj ?nc® der richt en inleiding zonder duizenden catechisten steprf te bouden zou zijn; en van de andere kant de en s gec°mpliceerder eisen van deze tijd, die voorbereiding nipi,°rient'atie Van de katholieken van jonge datum op de ziel verhoudingen vragen en dus een gespecialiseerde eizorg nodig maken. Tot soms veertig procent van de aan- ezige priesters zjjn daardoor aan de rechtstreekse ziel ig onttrokken. 1 Bovendien blijkt de inzet van buitenlandse priesters voor- inrt g^n°g onmisbaar- Het aantal groot seminaristen neemt noerdaad verheugend toe, maar kan de komende jaren de ehoefte aan priesters lang niet dekken. Onduldbaar is het aarom, dat veelal door gebrek aan middelen van het auselijke Genootschap voor de priesteropleiding, het St.- etrus Liefdewerk, de uitbouw van de seminarie-opleiding geremd wordt. teressant maar eerder nog hoogst be langrijk ons af te vragen, waar wel licht de oorzaken of verklaringen liggen, dat de Nederlandse katholie ken wèl groot gaan op het aandeel dat hun landgenoten als priester (4515), broeder (569), zuster (2707) of leek(152) aan de missionering bij dragen, maar dat zij van hieruit het kennelijk nog niet kunnen opbren gen om op te komen voor het aan deel, dat deze landgenoten-missiona rissen via de Pauselijke Missiege nootschappen aan financiële steun elk jaar ontvangen. Zou het kunnen zijn, dat het her haaldelijk heen 'zen naar onze „missieplicht" doodgeprate sti mulans is? Het woord „plicht" ligt ons tegenwoordig niet zo best meer. Wanneer onze thuisfront-bijdragen alleen daaruit zouden moeten voort komen. is het uitgangspunt en de grondslag van onze missie-aandacht, die dan weinig meer met werkelijke belangstelling te maken heeft, wel erg versmald. Bovendien is de uit drukking „missieplicht" een erg schrale aanduiding van onze diepe relaties met de missioneringsactivi- teiten van de Kerk, die wij zelf zijn. In dit verband is de jongste missie encycliek „Fidei donum" van Pasen 1957 een zeer verhelderend en veel zeggend document en appèl. Het woor „missieplicht" komt er name lijk niet in voor! Paus Pius XII vangt deze Afrika-encycliek aan met de woorden: „De gave van het geloof, waarmee God in onze zielen onvergelijkbare rijkdommen heeft gelegd, moet een reden zijn voor een onuitputtelijke dankbaarheid Dat geloof vormt hier op aarde de band van de Christusgemeenschap. Wat kunnen wij, in dankbaarheid voor die god delijke gave, behalve onze persoon lijke getrouwheid, beter de Heer aanbieden dan onze inzet om onder alle mensen het licht van de godde lijke waarheid te verspreiden?". Het is opmerkelijk, dat de Paus bij dit appèl,niet uitgaat van de be kende tekst „Gaat en onderwijst" en aan dit bevél van Christus een missieplicht voor elke katholiek vastkoppelt. (Bovendien onderschrijft de Paus het perspectief van dit inzet niet als de bekering van alle mensen, maar als de verspreiding van de waarheid onder alle mensen: straks komen we hier nader op te rug). Om tot een inzet voor de mis sionering te komen, doet Hij een beroep op de intensiteit van onze ge loofservaring. Willen wij op een of andere manier tot een persoonlijke belangstelling en betrokkenheid voor de missionering geraken, dan moet het niet slechts een gehoorzamen zijn aan een bevel, maar het gevolg van onze innerlijke rijkdom, die we vin den in het gelukkige bezit van de gave van ons geloof. ALARMERENDE SITUATIE Merkwaardig is vervolgens de wending die deze encycliek enkele regels verder neemt. Niet lang wijdt de Paus in diepe bespiegelingen uit over het karakter van de waarde van die gave van het geloof. Duide lijk heeft Hij de gave en rijkdom daarvan in enkele regels als uit gangspunt gesteld en meteen erna springt Hij over op een frappante en alarmerende schets van de con crete situatie in Afrika. „In feite ondergaan de meeste streken van Afrika een zo zware sociale, economische en politieke evolutie, dat hiervan voor het grootste gedeelte schijnt af te han gen hoe de toekomst zal worden. En men moet wel bedenken, dat een herhaaldelijke weerslag van 1t...inte^nati'>nale leven op plaat selijke situaties de meest verstan dige leiders niet altijd de gelegen heid laat. de etappes van die om wenteling zo te leiden ais voor het p)LepSim welzijn van die volken eigenlijk nodig zou zjjnHet voJdoeniJe het evangelie aan te kondigen en te proeïame- ren tn de sociale en politieke sa- menloop yan omstandigheden in ™za' men zeer spoedig een hPi'i éMte moeten vormen in net hart van een pas katholiek ge worden volk. Maar in welke ver houdingen zal het aantal misiona- rissen met moeten verveelvoudigd worden om hen in staat te stellen deze veeleisende vormingswerk- zaamheden te verwezenlijken Om deze veelvoudige opgaven te kunnen vervullen, hebben de bis schoppen niet alleen grotere hulp middelen nodig, maar ook en voor al medewerkers, die op de meest verschillende en daarom zo moei lijke taken zijn voorbereid. Zulke missionarissen kunnen niet impro viseren; dikwijls ontbreken zij nog en toch is hun taak dringend, als men het vertrouwen van de toe nemende groep leiders en voor mannen niet wil verliezen". Deze concrete situatie-tekening werkt de Paus nog verder uit en Hij wijst daarbij op het gevaar van een materialisme zonder God, op de ver warring van zoveel christelijke sek ten, op het communisme en een lou ter technische civilisatie. Pas na deze uiteenzetting van za ken, richt de encycliek zijn oproep tot alle katholieken, tot de bisschop pen en priesters in het bijzonder. Het komt er dus op neer. dat de Paus de levende inhoud van ons geloof duidelijk richt op de missione ring, niet als beginsel, maar heel precies in zijn concrete situatie. Ons geloof moet de Kerk in zijn bloei en gevarieerd leven in de landen met een gevestigde en ingeplante katho lieke gemeenschap omvatten, maar evenzeer in haar uitlopers in de mis sioneringsgebieden, Wij moeten niet alleen geloven in de Kerk als boven natuurlijk gegeven maar tegelijk in haar concrete bestaan, hier en in missioneringsgebieden. Dan krijgt een appèl op ons levende geloof ook een directe missioneringsinslag. Bo vendien menen wij, dat de Paus met deze Afrika-encycliek een voorbeeld stelt aan de missiepubliciteit: meer concreet, recht op de man af en de missionering tekenend in zijn kleine menselijke details maar evenzeer in de complexiteit van de huidige ont wikkelingen. KERK ONDER NIEUWE VOLKEN Nu weer teruggrijpend naar de ge citeerde beginzin van deze Afrika- encycliek, raken wij naar onze stel lige indruk een oorzaak voor de af zijdigheid van vele katholieken t.a.v. de missionering. Niet de bekering van alle mensen is het perspectief van de missione ring, maar de verspreiding van de waarheid onder alle mensen naar „het uiteindelijke doel van alle mis siewerk: het stevig en definitief op bouwen van de Kerk onder de nieu we volken", zoals Hij het elders in de encycliek omschrijft. Hier in ojis land blijven ook nog vele mensen te bekeren, maar dezen vinden reeds een gevestigde Kerk om zich heen. En dit ontbreekt nog juist in de mis sioneringsgebieden. In dit verband willen wij nog wijzen op een rede, die de Paus op 6 december .1953 uit sprak voor de katholieke Italiaanse rechtsgeleerden. Daarin benadrukte hij het betreurenswaardige maar on weerlegbare feit, dat niet alleen in het individuele menselijke verkeer, niet slechts tussen de groeperingen binnen één land, maar internatio naal de samenleving een religieuze verscheidenheid vertoont. De wereld is in een godsdienstig pluralisme verdeeld en dit hebben wij, katholie ken, uit christelijke verdraagzaam heid als feit te aanvaarden. Naar menselijke berekening kun nen wij veilig aannemen, dat de Kerk in landen als India. Japan, In donesië, ja in de meeste missione ringsgebieden een minderheidskerk zal blijven. Maar dit erkennen met hoeveel teleurstelling ook zal het doel van alle missionering, „het verspreiden van de waarheid onder alle mensen" of „de vestiging en in tegratie van de Kerk in alle landen" alleen maar zuiverder stellen. Dan kan het begrip vrijkomen voor zo vele missioneringsactiviteiten, die weinig of niets met bekering, maar als aandeel van de inbouw en in- groei van een katholieke groep men sen in een land, alles met missione ring hebben te maken. Op de 65 ka tholieke universiteitscolleges in In dia zijn van 32.000 studenten slechts 40 pet. katholiek en bij de overige hindoe- of moslimstudenten komt 't maar hoogst zelden tot een bekering. Toch verricht men via deze colleges zuiver missioneringswerk, omdat een kennismaking met de Kerk zonder dat er een bekering op volgt in de meeste gevallen wel leidt tot respect en wederzijdse verdraagzaamheid en dit de positie van de Kerk in India en de bekendheid in de hogere krin gen alleen maar ten goede zal ko men. Deze aspecten gelden voor zeer vele missioneringsactiviteiten. Als de missiepubliciteit in de concrete be schrijvingen het zuivere doel van de missionering meer gaat hanteren dan tot nu toe veelal het geval is, ge loven wij stellig, dat deze rijk ge varieerde publiciteit aan de sluime rende missiebelangstelling van vele katholieken meer levende inhoud kan geven. En wordt dit bereikt, dan kan het appèl op de morgen veer te vieren Missiezondag zeker op een daadwerkelijk begrip vooraf rekenen. Dan vindt het verlan gen van de Paus om ons allen aan te sluiten bij de Pauselijke Missiegenootschappen een mis sionair gericht geloof, dat con creet geladen is. A. J. Kramer DE TENTOONSTELLING der Bauhaus-mappen in het kleine, prettig ingerichte prentenkabinet van het Amsterdamse Stedelijk Museum doet ons op een speciale manier een der meest belangwek kende fasen van de ontwikkeling der moderne kunst herbeleven: de geschiedenis van het Bauhaus in Weimar. Ieder die maar enigszins is inge voerd in zaken van moderne kunst, weet dat het Bauhaus een centrum van vernieuwing en beweging was dat in zijn dagen minstens zo zwaar woog als' dat centrum, dat met betrekking tot de moderne kunst wel eens te zeer als het alleenzaligmakende werd en wordt voorgesteld: Parijs. Wie oppervlakkig heeft kennis ge nomen van de voornaamste program punten uit het beroemde Manifest dat Walter Gropius in 1919 als fundament aan het Bauhaus meegaf, kan licht de indruk hebben gekregen dat hij slechts te doen had met zoiets als een Cuy- persatelier. Het idee van de gemeen schapskunst en de bouwkunst, dat in dit program voorziet, Wekt bij eerste kennisneming verdenkingen van uto pisch teruggrijpen naar de middel eeuwen-ten-tij de-van-de-gotiek, no bel, maar onwezenlijk en naïef. Stel lig was de opzet van het Bauhaus sterk door een historisch niet geheel juist, doch ietwat romantisch ge ïnterpreteerd begrip van gotische „gemeenschapskunst" geïnspireerd; daarvan was al aanstonds ook de symboliek van Feiningers Bau- haus-vignet een symptoom, een hout snede die een kathedraal voorstelt, en van meet af als algemeen kenteken van het Bauhaus gebruikt werd. Feiningers vignet was echter ook symbool van de geenszins naïeve of onwezenlijke idee van het primaat schap van architectuur in de gemeen schap der materieel vormende kun sten: architectuur, plastiek en schil derkunst. Het Bauhaus rekende af met de individuele, ongebonden ex pressie. Functie en constructie waren de sleutelwoorden. In hun instelling op „de nieuwe bouw der toekomst, die alles in één gestalte zal zijn; architectuur en plas tiek en schilderkunst, die uit miljoe nen handen van handwerkslieden zal oprijzen als kristallen zinnebeeld van een nieuw geloof" (aldus Gropius in het slot van zijn manifest), was het „Staatliches Bauhaus" stellig veel minder utopisch dan Mondriaan het was in zijn verwachting van de ene kunst die het equivalent voor het le ven zou worden. Wat de rol van het handwerk, van de artisan betreft; men ging ervan uit, dat de klassen scheiding tussen artisan en kunste naar slechts een muur van hoogmoed was die snel diende te worden opge ruimd, maar in de praktijk bleken zij hiermee niet het monopolie van de middeleeuwse ambachtelijkheid ta openen: krachtiger dan welke bewe ging tot dan toe ook, richtte het Bau- DE NEGERTENOR Charles Hol land is door de Nederlandse Opera als gast geëngageerd om de titel rol te vertolken in Verdi's opera Othello. Zijn eerste gastvoorstelling zal plaats hebben in de Stadsschouw burg te Amsterdam op dinsdag 5 no vember, terwijl Den Haag deze op voering 7 november tegemoet kan zien. IN DE AFDELING Prentenkabi net van het Rijksmuseum wordt tot 15 december een tentoonstelling ge houden van lithografieën van Tou louse Lautrec en zijn tijdgenoten. Deze expositie wordt samengesteld uit het bezit van het Rijksprenten kabinet. Hans Melis, docent aan de vrije academie te Den Haag, zal als lei der gaan optreden van een nieuw te stichten afdeling in St.-John aan de „New Foundland Academy of art". De afdeling omvat in de eerste plaats het boetseren en beeldhouwen, maar ook de keramische sculptuur. De di recteur van de academie te St. John, de heer Reginald Shepherd, bezocht onlangs ons land en beeft zijn keuze op de heer Melis laten vallen. André Martens, de directeur-orga nist van de kerk O. L. Vrouw van Altijddurende Bijstand te Hengelo heeft een nieuwe Messa de Mariage voor knapenkoor met orgel gecom-1 poneerd. Aangezien het in de bedoe ling van de componist ligt, deze mis ook te laten uitvoeren in niet huwe lijksmissen, heeft hij er ook een Glo ria bij gemaakt. Binnenkort zal het koor van de O. L. Vrouwekerk voor deskundigen van de Gregoriusvereni- ging de nieuwe compositie voor het eerst uitvoeren. De minister van Onderwijs, Kun sten en Wetenschappen heeft voor de toekenning van reisbeurzen twee jury's ingesteld: voor de beoordeling van de ingezonden poëzie: Max Nord, Harriet Laurey en Jan Wit; voor de beoordeling van proza: Emmy van Lokhorst, Michel van der Plas en Alfred Kossmann. Meisjeskopje van Karl Schmidt-Rottluff. haus zich op de wereld van de tech niek, als een opgave gesteld door de tijd. Moest de muur tussen artisan en artiest worden geslecht, evenzeer moest de kloof tussen techniek en kunst worden gedempt. Alle invloed rijke hedendaagse scholen voor kunst nijverheid en industriële vormgeving hebben op dit stuk hun lichten aan het Bauhaus ontstoken. Wat daarbij vooral de roem van het Bauhaus mag heten, is de volstrekte afwezigheid van de steilheid die in figuren als Mondriaan zo moeilijk te verteren is. De veelgehoorde bewe ring, dat het Bauhaus uitsluitend „abstracte" kunst voorstond, wordt door de werkelijkheid niet gedekt. Integendeel: al wat er maar crea tief en vitaal was in het Europese kunstgebeuren werd in Bauhaus sa mengetrokken. Zo heeft naast Ra dinsky ook George Muche er als do cent een enorme invloed gehad, Mu che, die verklaarde dat hij „het opti sche midden" niel wilde verliezen, dat wat „zonder de camera obscura van het oog, zonder het beeld der din gen op het netvlies niet gevonden wordt". Zo hebben naast de Nederlandse „Stijlgroep" in de persoon vooral van Van Doesburg en de Russische suprematisten en constructivisten, ook de groepen „Der Blaue Reiter" en „Die Briicke" hun gewicht in de Bau- haus-schaal zien wegen. In het gezel schap der „Handwerkmeister" deze docenten wilden zich niet professor laten noemen en heetten hun leerlin gen van wie zij bij het besluit der stu die de „meesterproef" verlangden „Gesellen" merkt men eenzelfde veelzijdigheid op. Om de voornaamste te noemen: Feininger, Gerhard Marcks, Schlemmer, Klee, Kadinsky, Moholy-Nagy, Johannes Itten, Muche, Josef Albers en Herbert Bayer. Te vens valt op dat in dit gezelschap bij na uitsluitend kunstenaars van bij zonder groot formaat worden aange troffen, die vrijwel alle bovenaan op de ranglijst staan. Broedplaats De geschiedenis van het Bauhaus heeft van 1919 tot 1933 geduurd, al thans indien men afziet van verschil lende restauratiepogingen in Ameri ka, nadat Göring de sluiting had be volen van het sedert 1925 in Dassau residerende instituut, dat door dit heerschap beschouwd werd als „broedplaats van het cultuurbolsje wisme". Over het Bauhaus is heel wat ge schreven. Maar het is sommigen gaan opvallen dat daarbij maar weinig aan dacht is besteed aan de prestaties van het instituut op stuk van grafiek Toch heeft de grafiek er een grote rol gespeeld en heeft zij er tevens be slissende vernieuwings-impulsen ont vangen. Feininger, de trouwste „Formmeis- ter" hij was er werkzaam van '19 '33 leidde er een eigen drukkerij van het instituut. De grote drukker Carl Zaubitzer en ook de buitenge woon veelzijdige Moholy-Nagy speel den daar een grote rol; de laatste wees er de typografie nieuwe wegen. Otto Dorffner leidde er een boekbinderij. Beroemd genoeg zijn de invloedrij ke tekstuele publikaties van het Bau haus geworden, boeken van Kadins ky, Klee, Van Doesburg, El Lissitsky. Maar de eerste publikaties van het Bauhaus betroffen uitsluitend gra fiek. Zo verscheen al in '21 een map met 12 houtsneden van Feininger. In '22 en '23 volgden uitgaven van gra fiek van Kadinsky en Gerhard Marcks. De Amsterdamse tentoonstelling een uit dq. reeks die de laatste tijd door de wereld reist om eindelijk de verdiende belangstelling voor de Bau- hausgrafiek op te wekken bestrijkt echter niet deze publikaties. Het gaat hier over vier mappen grafiek waar van de uitgave einde 1921 ter hand werd genomen, en die hun ontstaan dankten aan een groots plan dat vijf mappen omvatte van grafische werk stukken niet enkel door de „Meister" zelf vervaardigd, maar door vrijwel alle Duitse en buitenlandse grafici van betekenis. Dit plan zelf was weer het gevolg van de précaire toestand der Bauhaus-financiën. Om daarin verlichting te brengen vond al in '21 in de Berlijnse zalen van „der Sturm" een verloting van kunstwerken plaats, die door de Formmeister zelf daartoe vervaardigd was. Men hoopte met de uitgave der geplande vijf mappen wat men noemt het Bauhaus „boven Jan" te doen geraken, en daar was te meer reden voor omdat alle medewer kenden bereid waren gevonden de op brengst van de verkoop voor dat doel af te staan. De afloop van de geschiedenis was echter anders. Daar de uitgave te lan ge tijd bovendien in het teken van de inflatie stond, was de opbrengst na genoeg nihil. Ook is de uitgave min der uitgebreid geworden dan voorzien was: het materiaal voor de vierde en de tweede map is tenslotte zodanig gedund moeten worden, dat het res tant tot een map verenigd is of, als men let op de nummering, dat men de uitgave van de 2e map geheel ach terwege heeft gelaten. De expositie der vier mappen toont, dat het artistieke en creatieve succes der uitgave omgekeerd evenredig was aan het financiële succes. KO SARNEEL. Compositie met kop en profil, van Kurt Schwitters.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1957 | | pagina 5