Jaarlijkse tentoonstelling van Nederlandse grafici Jos Panhuysen „Kunst zij ons doel" De regenten van het oudemannenhuis" Actualiteiten V' D GERESTAUREERD van Frans Hals Artistieke J NIEUWE ROMAN van TENTOONSTELLING S. H. de Roos geëerd Bernard Haitink naar Los Angeles Dr. J. P. Hoefnagels Han Bolte redt oude luister VB "£N NEDERLAND staat de gra fische beeldende kunst er goed voor. De verenigingen „De Grafische" en de „Nederlandsche Vereniging van Grafici" komen nooit werk tekort om hun jaar lijkse tentoonstelling ruim, vol pittige afwisseling en boeiend te maken. Telkenjare ook ziet men er weer nieuwe namen onder hen wier werk bijzondere aandacht trekt en verrassende kwaliteiten toont. Techniek van Seghers Meesterschap van Kater I J"' Op het ogenblik is dit ook weer het geval op de tentoonstelling „De Gra fische" in het Stedelijk Museum van Amsterdam. Weliswaar heeft „De Gra fische" in voorgaande jaren soms in drukwekkender geëxposeerd dan thans. Maar dat was dan mede omdat het toen nog volop aan de gang zijnde experimenteerstadium destijds voor het eerst de volle en rijpe vruchten kon tonen die het heeft opgeleverd, verrassingen op stuk van materiaalbe- handeling en materiaalkeuze, verras singen op stuk van technische inven tiviteit die het grafische vak verruim de, schitterende resultaten van k.eur- toepassing. Men kan iets maar een maal voor de eerste keer vertonen. W ie nu nog deze zaken toepast en er is een reeds rijke traditie uit ont staan mist het voordeel van de verrassing bij het dingen naar de ver diende bewondering. Zo is er veel op de huidige expositie dat nu minder verrast en toch in geen enkel opzicht minder is dan wat de vorige exposities der Grafische zo indrukwekkend maakte. Als er nu nog verrassing Ln het spel is, dan is het om de veelbe lovende synthese die telkens gevonden wordt tussen de nieuwe vruchten van het experiment-van-gisteren en de oude, glansrijke tradities van het ver leden. Ik wilde overigens in het bijzonder wijzen op het accres dat dit jaar al evenmin ontbeert als de voorgaande jaren. Indien ik hiertoe de namen ver meld van Jan Bezemer, Jan Giessen, J. R. Mensinga, Chris van Voorst en Toon Wegner, dan wil ik niet bewe ren, dat al deze mij zojuist nog on bekende grafici bij de eerste kennis making reeds zulke opzienbarende en ondubbelzinnige openbaringen van kunstenaarschap zijn als dit b-v. een aantal jaren geleden Harry Disberg was (die overigens niet van deze ver eniging van grafici lid is), maar wel dat zij stuk voor stuk zeer knap in hun techniek zijn en als kunstenaar beduidende mogelijkheden vertonen. Ik moet daar overigens wel bij aan tekenen, dat zij geen van allen reeds toe zijn aan de oplossing van al hun problemen, dat sommigen van hen nog zwak zijn in het tekenen van moeilijke dingen zoals Giessen b.v. zodra hij met de menselijke figuur te maken krijgt maar daar staat al thans tegenover dat zij zich in elk geval interessante problemen stellen en zo ook niet verkeerd stellen. Om nog even bij de expositie te blij ven: onze aandacht werd ook getrok ken door de etsen van de bekende Utrechtse graficus Willem van Leus den, die beweerd heeft de techniek van Hercules Seghers te hebben her ontdekt. Deze bewering schijnt inder daad waarheid te bevatten, maar dan toch slechts de halve waarheid en naar ik zie niet de beste helft. Inder daad blijkt Van Leusden achter enige technische geheimen te zijn gekomen, die veel etswerk van Hercules Seghers gemaakt hebben tot een raadsel dat sedert eeuwen de kunsthistorici tever geefs pogen op te lossen. Het raadsel der negatieve afdruk en het kleur, raadsel. Van Leusden hanteert blijk baar deze Segherse duivelskunst als ware het in zijn handen slechts spel. Hij doet het knap en uiterst droog. En het is wel merkwaardig ziedaar wat zijn bewering aan waarheid toch nog tekort komt dat wat Seghers' etsen zo mysterieus, zo vol geheim zinnig tintelend leven en zulke won deren van kleur maakte, die van Van Leusden zo dor, drenzig en valsig-ge- kleurd doet worden. 'AN MENSINGA'S ets, genaamd „De Vertelling", die in voor dracht van thema en in techniek compositie en lichtverdeling bijzonder sterk aan etsen van Goya doet den ken, biedt ons de gelegenheid om van de expositie der „Grafische" als van zelf over te stappen op de expositie van Arie Kater in de kunstzaal van Magdalene Gothmann op de N. Z. Voorburgwal 284, ook ln Amsterdam. Arie Kater is nl. in al zijn tekenin gen nog iets sterker Goyesk dan Men singa in die éne. En naar het schijnt met meer recht. Want het is aan geen twijfel onderhevig of men weet niet meer welke artistieke expressie men authentiek zou mogen noemen als men het de aritstieke expressie van Arie Kater niet zou mogen doen. Hef Goy- eske in Katers tekeningen moet be rusten op een overeenkomst van Kater zelf met de grote Spanjaard. Hem i is»- ,r Wandel niet in water Een Goyeske aquarel, welke het meesterschap van uitkomen Kater sterk laat schijnt eenzelfde felle karakferiseer- kunst in zijn intense betrokkenheid op het doen en laten van alle mensen die hij ziet, te drijven tot ironie, satire, gemengd beurtelings met verbeten heid, fijne spot en pijn die zich laten lezen uit het lichtspel, dat ook in ver betenheid schel, in fijnheid zacht en zeer rijk, maar ook floersig, schrijnend, brandend kan zijn of onheilspellend, als vervuld van vrezen en angst met schaduwen of eerder vermoedens van sohaduwen die langzaam bewe gend het licht toesnoeren of voor zich uitschuiven. Groot meesterschap in snel en grijpend tekenen, in het licht- beschrijven met tonen van zwart en De najaarstentoonsfelling van het schilderkundig genootschap „Kunst zij ons doel" in het Huis van Looy te Haarlem draagt deze keer een bijzon der karakter, doordat aan S. H. de Roos, ter gelegenheid van zijn tach tigste verjaardag, een „Erezaal" werd aangeboden. Ruim veertig werkstuk ken leveren hier het bewijs, dat de meester-typograaf, de schepper van zovele fraaie lettervormen, de kunst zinnige verzorger van het boek, ook meester is in het tekenen van portret en landschap. De Roos toont zich als verbeelder van het natuurschoon een scherp waarnemer en kundig teke naar met veel zorg voor het detail en het vermogen al die uitvoerig gete kende onderdelen samen te voegen tot een harmonisch geheel, waarvan veel bekoring uitgaat. De portretten zijn niet minder serieus gedaan dan de landschappen, waarmee ze de nauw keurigheid in waarneming en weer gave gemeen hebben. Dat De Roos ook de „losse schets" wel in de vingers heeft, wordt door enkele studies naar kinderen en reisschetsen, o.a. uit Ita lië, wel bewezen. De overige exposanten 32 in ge tal brachten in totaal bijna hon derd werken bijeen, waarmede de ove rigens goede en aantrekkelijke ten toonstelling toch wel een tikje over laden is. Van de, in dit jaar over leden Tine Honig, Else Woutersen van Doesburgh, A. Grootens en G. Kerk hof wordt piëteitvol een enkel werk getoond, dat als typisch staal van hun kunnen mag worden aangemerkt. Vermelden we tenslotte, dat de nestor der vereniging, de tachtigjarige H. F. Boot, zich met een zelfportret van re cente datum weer de „Primus inter- pares" toont. v. d. W. wit, geven Katers hand een aanzienlijk fg vermogen tot het uitschrijven van g psychologie en psyche, tot het oproe- g pen van geheime en verborgen werke- M lijkheden die ieder wel ondergaat f§ maar die niemand ziet. Zijn meesterschap in het schilderen g is vooralsnog minder zeker. Men zou zijn olieverf-opbrengst minder stug en g regelmatig, minder „matelijk" ver- wachten na het zien van zijn tekenin- M gen, dan zij is. Men zou stellig ook g meer verdeling van kleur en vooral meer sprekende kleur verwachten dan zijn doeken te zien geven. Toch is zijn g schilderkunst niet onbeduidend. Hij g is nu eenmaal een kunstenaar, en die g herkent men aanstonds ook hierin. En g tenslotte hebben wij niet op voorhand g met omschreven verwachtingen te ko- jg men bij de schilder Kater. Hij zal zelt g weten wat hij wil. En wie niet te snel jg voorbijloopt, omdat hij de felheid mist g in de doeken die hem zojuist in de j tekeningen heeft aangeklampt, die vindt dan inderdaad wel geen felle, jg doch zeker een sterke Kater, een die g zichzelf onder tucht houdt en die als g met geruispassen bezig is in te drin- g gen in de geheimen van zijn vrees. K. S. ,E SCHIJNBAAR overbodige raadgeving, welke de titel vormt van Panhuysens nieuwste roman, krijgt pas zin wanneer men de betekenis heeft achterhaald die ■de hoofdfiguur daaraan geeft. Deze Maan Houthalen, sinds zijn jongelingstijd afvallig van het geloof en succesvol zakenman, verklaart aan zijn zuster, die de kloosterlijke staat verkozen heeft en haar leven lang „op vaste grond" is gegaan, dat hij zich veel meer door de omstandig heden heeft laten leiden. „Ik heb altijd in water gewandeld", zegt hij, met een verwijzing naar een onjuiste maar toch merkwaardige vertaling uit Rabelais; en verder: „Water heeft me altijd aangetrok ken en het is het enige waar ik bijna mijn hele leven bang voor ben geweest". Wellicht mag deze uitspraak (zo als de raadgeving) behalve letter lijk ook symbolisch worden opge vat. Blijkens het levensverhaal, dat hij aan zijn zuster doet, heeft Maan Houthalen namelijk de keu ze van zijn levensrichting en -staat nimmer zelf bepaald. Altijd waren het anderen die voor hem kozen of hem in een bepaalde situatie dwon gen. Dit geldt zowel van zijn econo mische studie als van zijn verhou ding, als student nog, met een jon ge weduwe; zowel van zijn tweede als van zijn eerste huwelijk. Een zon derlinge gedragslijn inderdaad bij een man die om zijn wilskracht ge vreesd en om zijn succes benijd wordt. Ofschoon materieel ten zeer ste geslaagd, is zijn leven op het sen timentele vlak volkomen mislukt, wellicht ook omdat hij zich zelden heeft kunnen hechten („moeder zei, dat ik geen hart heb"). Zijn stelling is, dat het leven geen zin heeft, dat men het zelf een zin moet geven en dat dit de enige zin is die het hebben kan. Zelf is hij in die zingeving niet geslaagd en daarom maakt hij er, zes weken na het lange gesprek met zijn zuster, door verdrinking een eind aan. Hiermede zitten wij middenin de problematiek, welke Jos Panhuysen sinds zijn opzienbarende vernieu wing als romanschrijver (Leven al leen is niet genoeg, 1954) zo fel bezighoudt en die hij vooral in dit boek op navrante wijze aan de orde stelt. Ja, ronduit gezegd, lijkt de probleemstelling wellicht onder invloed van Graham Greene hier enigszins topzwaar, en het ontgaat de aandachtige lezer dan ook niet, dat de schrijver zich aan composi torische kunstgrepen gewaagd heeft, die de overtuigingskracht van zijn werkelijkheids voorstelling in ge vaar brengen. Dat het schok kende levensverhaal van Maan Houthalen niet door hemzelf, maar door zijn zuster Leen, in het klooster: zuster Dymphnia, wordt verteld, is niet zo verwonderlijk. Voor deze techniek had de schrijver waarschijnlijk min of meer subtie le, psychologische redenen. Het ver haal komt dus niet uit de eerste hand, maar wordt door zuster Dym phnia gedurende zes achtereenvol gende avonden aan de waarde moeder oververteld. Doch die tech niek voerde tot (verre van gemak kelijke) consequenties, die de au teur uit de weg gegaan is, door zus ter Dymphnia over zichzelf te laten spreken in de derde persoon. Daar door werd deze figuur in een toneel rol gedwongen, die geen sterveling in dergelijke omstandigheden om evidente psychologische redenen op zich kan nemen, laat staan vol houden. Werkt dit op zichzelf reeds bevreemdend en storend, bepaald onwaarschijnlijk wordt de verhou ding, wanneer de kloosterzuster voor haar eigen overste de kamer gaat beschrijven, waar Maan en zij gezeten hebben: „Het was de kamer, waarin men in een klooster bezoek ontvangt, met een paar grote lelijke platen aan de muur. Een Heilig Hart en een portret van de paus. Enz. Het is duidelijk dat Panhuy sen zich ook aan de consequenties van zijn zelfgekozen, „plaatsver vangende" techniek niet heeft ge stoord. Ja, het is niet onwaarschijn lijk dat hij er in de drift van het schrijven niet eens aan heeft ge dacht. Wat dan weer pleit voor zijn verteltalent, dat inderdaad meesle pend is. Doch hierover aanstonds. De probleemstelling intussen doet enigszins topzwaar aan, doordat in het gesprek met zijn zuster de ar gumentatie van Maan Houthalen een enorm „contra" vormt, zonder noemenswaardig tegenwicht op het vlak waar dit een rol zou spelen. Want Houthalen erkent het voor treffelijke van de meeste katholi® ke voorschriften en organisatievot men; zij betekenen echter ni®'5 voor hem. De tegenwerpingen va® zuster Dymphnia zijn uiteri schaars, zwak en weinig overtul gend, zij blijft volkomen passief. is een dergelijke verhouding z®e| goed mogelijk en in de realÜel waarschijnlijk ook verkieslijk h°' ven elk dispuut. Toch vraagt men zich af, of eeI1 zuster en nog wel een kloosterling®^ wier broer haar kömt vertellen »a^ hij van plan is zelfmoord te PIe' gen, niet anders, niet heftiger reageren dan zuster Dymphn1., doet. Ook twijfelt men maar »J is weer heel iets anders of e® zelfmoordenaar zo lang tevoren met zoveel onrechtstreekse coh1 mentaar, zijn plan bekend maak mij dunkt dat dit uitsluitend in r°t mans geschiedt. Hier echter vor de reactie van Maans zuster op d>^ bekendmaking het geestelijk knoop punt van het drama, zijn religi®u ze achtergrond en betekenis. Leen Houthalen is destijds na®f het klooster gegaan uit roeping zeer zeker; maar die roeping wet haar duidelijk omdat zij vond d3„ haar broer, die toen reeds afdwa® de en van wie zij juist anders v^ wacht had, in zijn roeping teko® schoot. Tijdens het gesprek n® hem, negen en twintig jaar lat® wordt zij door twijfel bekoord, tvvU Een expressieve tekening van Arie Kater DR. EDUARD VAN BEINUM moet tussen zijn vele concerten in Los An geles enige dagen rust nemen en heeft zijn jonge collega Bernard Haitink uitgenodigd een aantal concerten met Yehudi Menuhin als solist over te ne men. Bernard Haitink heeft met toe stemming van de directie van de Ne. derlandse Radio Unie deze uitnodiging aanvaard en zal op 27 december a.s. per vliegtuig naar Los Angeles ver trekken. OP 1 JANUARI is het 25 jaar ge leden dat de Nijmeegse oogarts dr. J. P. A. Hoefnagels door het Hoogw. Episcopaat benoemd werd tot cura tor van de r.-k. Universiteit. Dr. Hoef nagels volgde vorig jaar Staatsraad Van Schalk op als president-curator. Vooral voor de totstandkoming van de medische faculteit heeft dr. Hoef. nagels zich grote verdiensten verwor- i ven. DE schilder-restaurateur Han Bolte, die sinds vijf jaar aan het Frans Halsmuseum verbon den is, heeft in die tijd belangrijke restauraties verricht, zonder dat daaraan ruchtbaarheid werd ge geven. Vijftig werken, die door de tand des tijds of andere oorzaken veel van hun luister hadden ingeboet en in som mige gevallen met ondergang werden bedreigd, heeft deze bekwame en kunstzinnige restaurateur tot nieuw leven gewekt. Nu de restauratie van „De regenten van het oudemannen huis", het wereldvermaarde doek, dat Hals schilderde in 1664, voltooid is, meende directeur Baard dat op de zo hoogst waardevolle arbeid van de veelal op de achtergrond blijvende res. taurateur eens het volle licht moest worden geworpen. Daartoe nodigde de heer Baard ons tot een rondgang in zijn museum langs verschillende wer ken, die door de heer Bolte zijn be handeld en we hebben daarbij kunnen constateren, dat de schilderijen van Jacob en Isaak van Ostade, Jacob van Ruisdael, Jan van Scorel en Gerard Terborgh om er slechts enkele te noemen thans in uitstekende staat verkeren. Het familieportret van Ter borgh, dat vóór de restauratie in een allesbehalve gunstige «taat verkeerde, was ons een openbaring. #H| men dit verhaal, met zijn ee „t o" etr ge, korte en nuchtere zin*1 (waarin men niettemin de Pr° g M ciestad Den Bosch herkent)' M zijn volkomen afwezigheid v'a(1 a' mosfeer, in één adem uit. blijven er bedenkingen van P .i.< logische aard en, op een ander g enige bezwaren inzake taalg® (er zijn banale fouten blijven Tenslotte stonden we dan voor de Regenten, de moeilijkste en omvang rijkste restauratie tot nu toe door Han Bolte verricht. Dit schilderij, wonder van kleureneenvoud, beeft ons nooit zó getroffen als nu, nu alle ongerech tigheden als bij toverslag lijken te zijn verdwenen en details, die voordien nauwelijks te zien waren, weer mee spreken in het grote geheel. De kleu ren vertonen zich weer in al hun kracht en frisheid en we kunnen weer volgen de weergaloze penseelstreek van de geniale meester, die Hals was. Dat een autoriteit als professor Core- mans uit Brussel dit resultaat heeft geprezen en met de wijze van restau reren zijn instemming heeft betuigd, kunnen we ons dam ook levendig voor stellen. g de vreemdheid der mensen kander, zelfs onder de s eenzelfde gezin, is hier nP.^ boeiend uitgewerkt, en cuim vens, van twee levens ih o®s H gen ook, die onverzoenbaar^ jp ff 2® Steunden in de 17e eeuw de vroede ten worden ondanks veel t ge- vaderen van de stad van Simt-Bavo zicht, omdat de genade van Frans Hals door het geven van op- g j00f hen onherroepelijk drachten en ook op andere wijze, in Men VQelt dat Jos Panhu: onze dagen hebben zijn meesterwer- voorgoed 8 ken de daadwerkelijke belangstelling deze p o v ..,aar< van het stadsbestuur, dat gelden be schikbaar stelt om ze zoveel mogelijk hun oorspronkelijke aanzien terug te geven en ze ook voor het nageslacht te bewaren. y. d, W- Jos Panhuysen fel aan de juistheid van haar kL ze. Dit brengt haar op een held»» tig idee. als zij bemerkt dat h® broer niet van zijn rampzalig P1 te weerhouden is. „Ik heb God gezegd", zo beke3 zij later aan de moeder overi „dat ik de bekoring van de tWw' wilde verdragen tot mijn dood, !olj dien mijn broer in Zijn genade 2 sterven". Het geval doet denken aan tl verwante, evenwel roekelozer °e- lofte van pastoor Callifer uit Gyr". nes toneelstuk „De Tuinschu» Deze had het liefste dat hij b® als onderpand gesteld voor de ding va., een dierbaar leven, m het liefste, dat hij bezat, was geloof. Jgf INDIEN PANHUYSEN overtuigt dan C ene, ligt dB aan zijn zwakkere compositie js aan zijn verteltalent, want d3' bezield i. zoals gezegd, me®5 „t pend. Dank zij dit ongewone t£1 .^t dat met de soberste middelen krijgt men een duidelijk beeld de hier opgeroepen gestalte^ toestanden, en beschouwt me0 niet geheel samengevoegde c°l sitorische naden tenslotte als zaak. Dank zij dit talent °o!< ..^i- die een literair werkstuk te» male ontsieren), men moet e' ^e' nen dat hier iets belangrijks ven werd. Een van de theJ»3 'etv steeds bij, Panhuysen terug ey in de uiterste tegenstell'0^ \e' twee naar den bloede verv/ap „-rr -beschut - ÜV VW»ö-- afd pen is en met dit merkvV3.^ f boek zijn laatste woord nog zegd heeft. J. ROELAND

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1957 | | pagina 4